Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening precario standplaatsen 2024 |
Citeertitel | Verordening precario standplaatsen 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening precario standplaatsen 2023.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 09-11-2023 | 2023, nummer 215 |
Onder de naam 'precariobelasting standplaatsen' wordt een belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond voor de openbare dienst bestemd, voor zover die voorwerpen van een standplaats deel uitmaken.
De precariobelasting standplaatsen wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven gemeentegrond voor de openbare dienst bestemd, dan wel degene te wiens behoeve deze voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond voor de openbare dienst bestemd, worden aangetroffen en aan wie op grond van artikel 2:10, dan wel artikel 5:18 of artikel 5:21d van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 standplaatsvergunning is verleend.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien het college een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarieven
De precariobelasting standplaatsen wordt geheven naar de maatstaven en tarieven in de tarieventabel opgenomen in de bijlage van deze verordening.
Artikel 5 Berekening van de precariobelasting standplaatsen
De precariobelasting standplaatsen wordt geheven voor de periode en naar het aantal volle vierkante meters van de oppervlakte waarvoor de vergunning is verleend met dien verstande dat:
De precariobelasting standplaatsen wordt geheven aan het einde van het kwartaal door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een factuur, nota of een ander document.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld, aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
Indien het aanwezig zijn van voorwerpen, bedoeld in artikel 2, in de loop van het kwartaal aanvangt, wordt de precariobelasting standplaatsen geheven over zoveel derde deel als na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht nog volle maanden overblijven, met dien verstande dat er minimaal een derde deel verschuldigd is.
Indien het aanwezig zijn van voorwerpen, bedoeld in artikel 2, in de loop van het kwartaal is beëindigd, wordt op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet ontheffing verleend over zoveel derde deel als na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle maanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de precariobelasting betaald:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 9 november 2023.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
A. Aboutaleb
Bijlage Tarieventabel als bedoeld in artikel 4 van de Verordening precario standplaatsen 2024
De genoemde tariefbedragen gelden voor voorwerpen die deel uitmaken van standplaatsen in de straten of straatgedeelten aangewezen onder letter a in een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld openbaar besluit van Aanwijzing straten of straatgedeelten tariefklassen II en III Precarioverordening standplaatsen. Voor standplaatsen in straten of straatgedeelten aangewezen onder letter b van dat besluit worden de tariefbedragen met een derde verhoogd. Voor standplaatsen in overige straten of straatgedeelten worden de tariefbedragen met een derde verlaagd.
Toelichting op de Verordening precario standplaatsen 2024
De precariobelasting is gebaseerd op artikel 228 van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 1995 (Staatsblad 1994, 762). Dit is de datum van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen (Stb. 1994, 419 en 420) (hierna: Wet materiële belastingbepalingen). In de Wet materiële belastingbepalingen is de precariobelasting aangeduid als ‘echte’ belasting. Bij de heffing van precariobelasting is wel altijd sprake van een direct aanwijsbare tegenprestatie van het college van B&W. Die gemeentelijke prestatie bestaat uit het bij wege van gunst toestaan dat iemand voorwerpen heeft onder, op of boven de grond welke in eigendom is van de gemeente.
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening, meer in het bijzonder de tarieventabel, voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.
Er is gekozen voor een omschrijving van het begrip ‘vergunning’. In verband met een doelmatige uitvoering wordt in de verordening namelijk zoveel mogelijk aangesloten bij een door het college van B&W verleende vergunning (zie artikel 3, tweede lid). Het gaat er dan om dat een door het college van B&W verleende toestemming om voorwerpen te hebben onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond in een gemeentelijke registratie is opgenomen.
Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan de gemeente een precariobelasting heffen ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De voorwerpen ter zake waarvan precariobelasting wordt geheven, zijn genoemd in de tarieventabel.
Veelal is voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond een vergunning vereist. Bij de heffing van precariobelasting wordt hierbij aangeknoopt. Wij hebben daarvoor gekozen in artikel 3, tweede lid. In artikel 1 is een definitie van vergunning opgenomen. Aansluiting bij een vergunningenbestand bevordert een doelmatige uitvoering van de heffing.
Ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet dient in de belastingverordening te worden vermeld wie de belastingplichtige is. In het eerste lid is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden. In de eerste zinsnede is aangesloten bij het belastbaar feit voor de precariobelasting, te weten het hebben van voorwerpen. Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat terzake van hetzelfde belastbare feit van twee belastingplichtigen, te weten degene die voorwerpen heeft en degene ten behoeve van wie de voorwerpen aanwezig zijn, precariobelasting zal worden geheven.
Indien het college van B&W een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, zal degene aan wie de vergunning is verleend in de meeste gevallen ook de voorwerpen ‘hebben’, dan wel zullen de voorwerpen ten behoeve van hem aanwezig zijn. Bij de heffing van precariobelasting zal de gemeente dan ook willen aansluiten bij het bestand vergunningverlening op grond van de APV. In verband hiermee hebben wij er in het tweede lid voor gekozen degene aan wie de vergunning is verleend als belastingplichtige aan te merken.
Artikel 4Maatstaf van heffing en belastingtarieven
Met betrekking tot de precariobelasting geldt tariefdifferentiatie naar straten of gebieden. Door de tarieven te koppelen aan bepaalde gebieden wordt de mate van nut of voordeel dat de gebruiker van een gemeentewerk heeft, tot uitdrukking gebracht.
Artikel 5Berekening van de precariobelasting standplaatsen
In deze bepaling wordt bepaald dat een gedeelte van een in de tarieventabel opgenomen lengte- of oppervlaktemaat voor een volle eenheid wordt aangemerkt. Voor gedeelten van de tijdseenheden maand, kwartaal of jaar bevatten artikel 1, artikel 6 lid, en artikel 8 een regeling.
Horizontale projectie van de voorwerpen betekent dat projectie van het voorwerp in een horizontaal vlak moet plaatsvinden en dat vervolgens van dat horizontale vlak de oppervlakte wordt bepaald. Bij andere dan rechthoekige voorwerpen kan het berekenen van de oppervlakte leiden tot ingewikkelde wiskundige berekeningen. In verband hiermee is in onderdeel c bepaald dat dan de oppervlakte van een denkbeeldig om het voorwerp geplaatste rechthoek in aanmerking wordt genomen.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl