Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2024 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening rioolheffing 2023.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 09-11-2023 | 2023, nummer 213 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Ingeval het perceel een onroerende zaak is, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat diegene op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Als voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in twaalf termijnen. De eerste termijn vervalt 31 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens 31 dagen later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 9 november 2023.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
A. Aboutaleb
Toelichting op de Verordening rioolheffing 2024
De verordening rioolheffing is gebaseerd op artikel 228a van de Gemeentewet. De rioolheffing heeft het karakter van een bestemmingsheffing waarmee kosten kunnen worden verhaald om maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater. Dit betekent dat het individuele profijt van de heffing door de gemeente niet meer hoeft te worden aangetoond.
De gemeente kan de kosten verhalen die ze maakt voor het nakomen van de zorgplichten uit de Wet milieubeheer en de Waterwet.
De voorzieningen waarvan de kosten kunnen worden verhaald sluiten aan bij de maatregelen die de gemeente in het kader van het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) onderneemt. Dit kunnen maatregelen met een collectief of individueel karakter zijn. Van belang is dat de gemeente aannemelijk kan maken dat de maatregelen van belang zijn voor het nakomen van de zorgplichten.
In artikel 228a van de Gemeentewet worden de verschillende zorgplichten van de gemeente op het terrein van water opgesomd. Het betreft de zorgplicht voor afvalwater en de zorgplicht voor hemel- en grondwater.
De opbrengsten van de rioolheffing dienen te worden aangewend voor de nakoming van deze zorgplichten. De reikwijdte van de verschillende zorgplichten is in de Waterwet en in de Wet milieubeheer vastgelegd.
Dat de gemeente de zorgplichten heeft, betekent niet dat de gemeente steeds aan zet is om alle problemen op te lossen.
Artikel 2Aard van de belasting
De rioolheffing is een directe belasting. Met de heffing worden kosten verhaald die de gemeente maakt voor uitvoering van de waterzorgplichten waaronder inzameling, transport en zuivering van afvalwater, inzameling en verwerking van hemelwater, en voorzieningen voor problemen met de grondwaterstand.
Artikel 3Belastbaar feit en belastingplicht
De belasting wordt geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel (eigenaren).
Het belastbare feit is het hebben van een directe of indirecte aansluiting op de riolering. Een fysieke aansluiting op het riool is geen vereiste om in de heffing betrokken te kunnen worden.
Nu de zorgplichten zijn verruimd naar het hemel- en grondwater zal de aard van de gemeentelijke voorzieningen ook wijzigen. De voorzieningen zullen meer op het publieke domein komen te liggen. Als de gemeente de grondwaterstand wil reguleren kan het drainageriool worden aangelegd op openbaar terrein. Alle omliggende percelen profiteren van het drainageriool, omdat het grondwater van hun perceel afvloeit richting het drainageriool. In de zin van de verordening hebben deze percelen een aansluiting op de gemeentelijke riolering, omdat er grondwater ter nadere verwerking wordt aangeboden aan de gemeente en de gemeente een voorziening ter beschikking stelt waar dat water daadwerkelijk wordt verwerkt. Een aansluiting in de zin van een buis is dus geen voorwaarde. Dat er vanaf het perceel water ter nadere verwerking door de gemeente wordt aangeboden is voldoende voor het hebben van een aansluiting.
Voor het bepalen van de genothebbende van het perceel wordt uitgegaan van de registratie in de basisregistratie kadaster (BRK). Als echter blijkt dat deze registratie op een of andere wijze niet juist is en degene die in de registratie staat niet een genothebbende is, dan gaat de daadwerkelijke feitelijke situatie voor.
Artikel 4Voorwerp van de belasting
Voor de objectafbakening van het perceel is voor onroerende zaken aangesloten bij de objectafbakening van de Wet WOZ. Voor de afbakening van roerende percelen is aangesloten bij de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.
Onderdeel a van lid 2 betreft de afbakening volgens Hoofdstuk III van de Wet WOZ. De onderdelen b tot en met e van lid 2 betreffen de afbakening van roerende zaken.
Voor roerende zaken zijn dezelfde regels gebruikt als voor de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (BRWBR). De omschrijving is wel ruimer dan bij de BRWBR. In de omschrijving is niet de voorwaarde uit artikel 221 Gemeentewet overgenomen dat de percelen permanent bewoond dienen te worden. Ook eigenaren en gebruikers van recreatieve roerende woon- en bedrijfsruimten profiteren van de aanwezigheid van de gemeentelijke watervoorzieningen en zijn daarom belastbaar. De afbakening voor roerende zaken is vergelijkbaar met de afbakening voor de Wet WOZ, maar onderscheidt zich door de toevoeging dat die duurzaam aan een plaats moet zijn gebonden. Het gaat om roerende zaken die drijven. Zaken op de grond zijn in de regel onroerend. Roerende zaken zijn vooral drijvende woon- of bedrijfsruimten. Met duurzaam aan een plaats gebonden wordt bedoeld het hebben van een vaste ligplaats. Een vaste ligplaats is er als een roerende zaak ten minste een jaar met niet meer dan incidentele onderbrekingen aanwezig is. De afbakening van roerende zaken heeft vergelijkbare stappen als de afbakening van onroerende zaken, maar voor roerende zaken is geen vergelijking te trekken met ongebouwde en gebouwde eigendommen.
De belasting geheven naar de waarde in het economische verkeer van het perceel. Voor het vaststellen van de waarde in het economische verkeer zijn bepalingen van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van toepassing.
Er is sprake van een gedifferentieerd tarief. Voor objecten met een waarde beneden € 50.000 wordt een verlaagd tarief toegepast van 20% van het basisbedrag. Voor niet woningen met een waarde hoger dan € 200.000 wordt basisbedrag verhoogd met een percentage.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl