Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2024 |
Citeertitel | Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2024 | bijlage 1 | 23-01-2024 | 2024, nummer 5 | ||
01-01-2024 | 31-01-2024 | nieuwe regeling | 09-11-2023 | 2023, nummer 204 |
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 september 2023
(raadsvoorstel nr. 23bb006273/23bo007286);
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, 216 en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid, en 7 van de Paspoortwet;
de heffing en invordering van de leges Publiekszaken Rotterdam bij verordening wordt geregeld;
Zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel worden onder de naam ‘leges Publiekszaken’ rechten geheven voor:
De leges Publiekszaken worden geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, een zegel, een nota of andere schriftuur, of een kennisgeving langs elektronische weg. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving of langs elektronische weg aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst, besluit of handeling wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst, besluit of handeling in die tarieventabel opgenomen bepaling.
Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:
Artikel 11 Overgangsbepalingen
De Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2023 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2024 hebben voorgedaan.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 9 november 2023.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
A. Aboutaleb
Bijlage 1 Tarieventabel als bedoeld in de artikelen 5, 9 en 10 van de Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2024, tarieven in €.
* In een aantal gevallen is sprake van rijkstarieven, die niet door de gemeenteraad worden vastgesteld. Daar waar uitsluitend de rijkstarieven mogen worden gehanteerd, maar deze voor 2024 op het moment van behandeling door de gemeenteraad nog niet zijn vastgesteld, en er geen sprake is van een college of raadsbevoegdheid, treden de tarieven in de plaats van de thans vermelde rijkstarieven 2023 (aangegeven met een *). In de communicatie met de belastingplichtigen zullen de correcte rijkstarieven voor 2024 worden gehanteerd.
Toelichting op de Verordening leges Publiekszaken Rotterdam 2024
De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument, is de grondslag artikel 7 van de Paspoortwet. Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges.
In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.
De Verordening leges Publiekszaken bestaat uit twee onderdelen, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.
Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Het bepaalde in artikel 7 tweede lid van de Paspoortwet stelt dat voor het verrichten van handelingen door de burgemeester van een gemeente ten behoeve van de aanvraag van een reisdocument rechten kunnen worden geheven. Voor die handelingen kunnen geen andere dan deze rechten worden geheven. Het tarief van de rechten kan verschillen al naar gelang de leeftijd van de aanvrager, het feit of deze in de Basisregistratie Personen als ingezetene is ingeschreven, de soort en de geldigheidsduur van het reisdocument en de snelheid van de uitreiking.
Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).
Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie wordt het standpunt ingenomen dat voor de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend is of degene te wiens behoeve die dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij die dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.
Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.
Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager, dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.
Ten slotte wordt opgemerkt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.
Bij het belastbaar feit voor de legesheffing gaat het altijd om een aanvraag. Er zijn bij de leges drie categorieën belastbare feiten te onderkennen, die in dit artikel zijn opgenomen en verder zijn uitgewerkt in de tarieventabel, namelijk:
De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Daarom is naast de in artikel 2 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit in de tarieventabel opgenomen. Dat is dan ook de reden dat in artikel 2 wordt gesproken van ‘een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel’. Omdat artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat het voorwerp van de belasting en het tarief moeten zijn vermeld in de belastingverordening, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening. Vandaar dat de woorden ‘daarbij behorende’ zijn gebruikt. In de tarieventabel en in de bij de verordening en de tarieventabel behorende bijlagen wordt dit eveneens uitdrukkelijk aangegeven.
De omschrijving van het belastbare feit is van belang voor de vraag of de materiële belastingschuld ontstaat en het tijdstip waarop die belastingschuld ontstaat.
In de verordening is gekozen voor de laatste formulering. Dit heeft als voordeel dat leges al verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag en dat niet bepalend is het moment waarop de vergunning wordt verleend. Ook is niet van belang of de vergunning wordt verleend of geweigerd.
De belastingverordening moet vermelden wie de belastingplichtige is (artikel 217 van de Gemeentewet). Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.
Vanuit de systematiek van de verordening ligt het voor de hand in eerste instantie de aanvrager in de heffing te betrekken. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, dan kan degene voor wie de aanvraag is gedaan als belastingplichtige aangemerkt worden. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat, zoals al eerder is geconstateerd, de aanvrager per definitie een belang heeft bij de dienstverlening of de handelingen.
In hogere wettelijke regelingen komen legesvrijstellingen voor. De legesverordening kan geen inbreuk maken op of bepaalde beperkingen opnemen met betrekking tot de bij wet verleende vrijstellingen. Wij hebben daarom in de onderdelen a en b een algemene formulering opgenomen die verwijst naar ‘wettelijke vrijstellingen’.
Artikel 5Maatstaf van heffing en belastingtarieven
Voor de maatstaven van heffing en tarieven wordt in dit artikel verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel die, zoals in de toelichting op artikel 2 reeds is opgemerkt, deel uitmaakt van de verordening.
Op grond van artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In de verordening is in beginsel gekozen voor de heffing op andere wijze, omdat deze wijze van heffing wordt gekenmerkt door een grote mate van vormvrijheid, wat goed aansluit bij het karakter van de heffing van leges.
Artikel 7Termijnen van betaling
In de praktijk zullen aanvragers van diensten waarvoor leges geheven worden dit digitaal doen. Kan de aanvraag onmiddellijk in behandeling worden genomen dan ligt het voor de hand dat de leges onmiddellijk worden betaald. Hierin voorziet het bepaalde in het eerste lid. Als de kennisgeving mondeling wordt gedaan, dan dient er betaald te worden op het moment van het doen van de kennisgeving. Vergelijkbaar met een aanvraag aan het loket is een online-aanvraag (het digitale loket), waarvoor het gewenst is dat deze direct wordt betaald, bijvoorbeeld door online betaling via de bank. Wordt de kennisgeving (bijvoorbeeld een nota) uitgereikt, dan dient er betaald te worden op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.
Wordt de kennisgeving toegezonden, dan is in het eerste lid, onderdeel b, bepaald dat binnen acht dagen betaald moet worden.
De dagtekening van de kennisgeving (bijvoorbeeld een stempelafdruk) is onder andere van belang voor de belastingplichtige in verband met de termijn waarbinnen hij bezwaar kan maken tegen het van hem gevorderde bedrag. Het tijdstip waarop uiterlijk betaald moet worden is van belang voor het eventueel in gang zetten van de dwanginvordering.
Deze bepaling is van belang voor het einde van betaaltermijnen. Als de laatste dag voor de betaling een algemeen erkende feestdag, zondag of zaterdag is, schuift deze laatste betaaldag door het bepaalde in het tweede lid niet op naar de eerstvolgende werkdag.
Er wordt in het geheel geen kwijtschelding van leges verleend. Reden hiervan is dat het heffen van leges als een betaling voor een bepaalde prestatie van de gemeente is aan te merken.
Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden
Bij wijzigingen in rijksregelgeving die gevolgen hebben voor de leges, kan de besluitvormingsprocedure voor belastingverordeningen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit) belemmerend werken. Ook kan het gewenst zijn een redactionele wijziging op korte termijn door te voeren. Om de gewenste flexibiliteit en de te betrachten spoed te bereiken, kan de raad de bevoegdheid tot vaststelling van de legesverordening aan het college van burgemeester en wethouders overdragen (delegeren). Artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet maakt dit mogelijk. Op grond van artikel 10 is het college bevoegd tot wijziging van de legesverordening:
De beperking tot de situaties waarin de centrale overheid de hoogte van de tarieven (mede) beïnvloedt betreft de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel:
hoofdstuk 5 Wet op de kansspelen.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl