Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem–gemeente Arnhem 2024 |
Citeertitel | Mandaatbesluit omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Arnhem 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | mandaatbesluit |
Dit mandaatbesluit vervangt het besluit uit 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 21-11-2023 | 3961222 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS EN DE BURGEMEESTER VAN ARNHEM;
- de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 tot gevolg heeft dat een aantal wetten vervalt en dat bevoegdheden worden opgenomen in de Omgevingswet;
- bevoegdheden uit deze wetten in het Mandaatbesluit ODRA van 2013 zijn gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Regio Arnhem;
- bedoeld besluit derhalve vervangen dient te worden;
gelet op de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen het Mandaatbesluit omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Arnhem 2024:
Artikel 5 Voorschriften, instructies en begrenzing
Het bestuursorgaan kan de directeur algemene instructies en instructies per geval geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Indien sprake is van ondermandatering, is de directeur gehouden deze instructies onverwijld aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.
Artikel 6 Informatieverstrekking
Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur worden geplaatst.
Artikel 8 Inwerkingtreding en overgangsrecht
Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit worden het ‘Mandaatbesluit ODRA 2013’ d.d. 26 februari 2013 inclusief nadien genomen wijzigingsbesluiten en het ‘Mandaatbesluit aanwijzing toezichthouders ODRA’ d.d. 8 april 2013 ingetrokken, met dien verstande dat de eerder genomen mandaatbesluiten van kracht blijven voorover het overgangsrecht van de Omgevingswet dit vereist.
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem–gemeente Arnhem 2024.
In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘Mandaat’ aangegeven welke bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Arnhem heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Regio Arnhem, waarbij een ‘X’ betekent dat de betreffende bevoegdheid is gemandateerd. In de kolom ‘begrenzing’ is, indien van toepassing, vermeld tot welke omvang de gemandateerde bevoegdheid is begrensd.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 21 november 2023.
Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
de secretaris, de burgemeester,
de burgemeester,
A. Marcouch
De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Om deze reden dient het mandaatbesluit uit 2013 (dat nadien een aantal maal is gewijzigd) te worden herijkt. Vanaf 1 januari gelden nieuwe rijks- en decentrale regels over de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet bundelt niet alleen regels uit verschillende wetten, maar brengt ook inhoudelijke en procedurele wijzigingen aan. Bovendien vindt een decentralisatieslag plaats. In plaats van het rijk wordt de gemeenteraad onder de Omgevingswet regelgever over bepaalde onderwerpen die nu nog in rijksregels zijn vastgelegd.
Het voorliggende mandaatbesluit is ruim opgesteld. Er is aan het besluit een ‘kruisjeslijst’ toegevoegd, waarbij volledige wet- en regelgeving wordt gemandateerd en uitsluitend expliciet wordt genoemd waar geen mandaat wordt verleend. Dit heeft als voordeel dat bij een wijziging van het takenpakket uitsluitend een wijziging in het werkprogramma nodig is. Daarbij worden de termijnen onder de Omgevingswet veelal korter. Een flexibeler mandaatbesluit voorkomt mogelijke overschrijding van deze termijnen, omdat er bij onduidelijkheid waar een taak belegd is, geen extra (mandaat)besluit door het college hoeft te worden genomen. Tevens beschikt iedere gemeente bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege over een set bruidsschatregels als onderdeel van het omgevingsplan. Bij de overgang van de bruidsschatregels naar eigen Omgevingsplanregels, zal steeds het mandaatbesluit door de colleges moeten worden geactualiseerd. Een breed mandaat scheelt veel besluitvorming door het college, omdat niet naar specifieke regelgeving wordt verwezen.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het werkprogramma altijd leidend blijft voor wat betreft de omvang van het takenpakket van de omgevingsdienst. Louter de grondslag voor het doen uitvoeren van de taken is gelegen in het mandaat. Een breder mandaat heeft nimmer een wijziging in het takenpakket van de omgevingsdienst als effect. Daarbij is het uitgangspunt dat de kruisjeslijst beleidsneutraal ten opzichte van het voorgaande mandaat is overgezet. Voor Arnhem is een kruisjeslijst nieuw, zodat de vorm er anders uitziet. Bij deze wijziging van het mandaatbesluit zijn gelijktijdig nieuwe taken die voorheen niet waren belegd bij ODRA gemandateerd (‘aangekruist’).
Het mandaatbesluit en bijbehorende kruisjeslijst is gezamenlijk, in samenwerking met Hekkelman Advocaten, door de zeven Gelderse Omgevingsdiensten ontwikkeld. Hierdoor is het mogelijk dat er bevoegdheden in het format zijn opgenomen, die niet van toepassing voor het desbetreffende bevoegd gezag zijn. Met nadruk wordt vermeld dat het een gezamenlijk format betreft en geen uniform inhoudelijk mandaat. Dit laatste is niet aan de orde: elke partner dient zelf te kunnen besluiten welk mandaat aan de omgevingsdienst wordt verstrekt. Daarin wordt niet getreden.
Dit artikel bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt.
Begrippen bestuursorgaan en Directeur
Niet de rechtspersoon zelf (bijvoorbeeld de gemeente) maar de afzonderlijke bestuursorganen (bijvoorbeeld de raad, het college of de burgemeester) zijn bevoegd tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Bestuursorganen kunnen alleen een gemeenschappelijke regeling treffen voor de overdracht c.q. mandatering van hun eigen taken. Zie artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen.
De omgevingsdiensten in het Gelders stelsel zijn zogeheten ‘collegeregelingen’. De gemeenschappelijke regeling van elke omgevingsdienst is getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. In het kader hiervan hebben deze deelnemers een aantal van hun bevoegdheden gemandateerd aan de directeur van de omgevingsdienst. In het format wordt ervan uitgegaan dat er één mandaatbesluit per deelnemer komt. Omdat tot nu toe alleen de mandaten van alle Gelderse gemeentelijke deelnemers zijn geïnventariseerd, wordt met ‘bestuursorgaan’ het college van burgemeester en wethouders van de betrokken deelnemende gemeente aangeduid als mandaatgevend orgaan.
In artikel 10:1 Awb wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De bevoegdheid in mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen (art. 10:7 Awb). Ook betekent dit dat bezwaar en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.
In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder mandaat tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een in mandaat genomen of te nemen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Volmacht is geregeld in artikel 3:60 e.v. Burgerlijk Wetboek. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten. Volmacht speelt een rol bij het optreden van een deelnemer als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Volmacht betreft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een deelnemer bij privaatrechtelijke rechtshandelingen.
In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder volmacht tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering van een in volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling.
In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht te spreken.
In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder machtiging begrepen de bevoegdheid tot het verrichten van de feitelijke handelingen welke niet onder de definitie van mandaat of volmacht vallen. Te denken valt aan het feitelijk handelen van de overheid bij de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken zoals wegonderhoud, of een informatieve brief welke niet noodzakelijk is in het kader van een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling. Hiermee worden er geen beoogde rechtsgevolgen in het leven geroepen.
Een zodanige machtiging is volgens het Algemeen mandaatbesluit alleen mogelijk bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan bijv. in het kader van een project (zie de schakelbepaling van artikel 2 Algemeen mandaatbesluit). De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van machtigingen.
In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over machtiging te spreken.
Lid 1 van dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb voor wat betreft volmacht. Door dit lid wordt duidelijk dat het Algemeen mandaatbesluit niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de deelnemers, maar van overeenkomstige toepassing is op het privaatrechtelijk handelen. Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat.
Lid 2 van dit artikel maakt duidelijk dat het bevoegde bestuursorgaan bij afzonderlijk besluit een mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen aan de omgevingsdienst. Alsdan is onderhavig mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing. Deze verlening van mandaat, volmacht of machtiging voor een bepaald geval dient schriftelijk te geschieden, nu de directeur van de omgevingsdienst niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art. 10:5 lid 2 Awb).
Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden
In dit artikel wordt het verband gelegd tussen de spelregels van het Algemeen mandaatbesluit en het bijbehorende mandaatregister (de ‘kruisjeslijst’). Het mandaatregister is het gedeelte dat in de praktijk zal worden gebruikt om te checken of de bevoegdheid aanwezig is en zo ja, of het daarmee samenhangende gebruik begrensd is (zie de laatste kolom ‘begrenzing’ van het mandaatregister). Ook naar buiten toe dient het mandaatregister als legitimatie.
Bij mandaatverlening gaat het om de bevoegdheid om een bestuursorgaan te mogen vertegenwoordigen. Een bestuursorgaan kan zowel een algemeen mandaat als een mandaat voor een specifiek geval verlenen (art. 10:5 Awb). Onderhavig Algemeen mandaatbesluit, de naam zegt het al, ziet op algemene mandaten. Een algemeen mandaat moet altijd schriftelijk worden verleend.
In casu gaat het om mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte. Met een dergelijke mandaatverlening komt de gemandateerde, de directeur van de omgevingsdienst, eigenlijk in een gezagsverhouding met de mandaatverlener terecht. Om die reden verbindt de wet hieraan de voorwaarde dat instemming vereist is van de mandaatontvanger en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt (art. 10:4 Awb). Deze instemming kan ook blijken uit de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.
Artikel 4 Ondermandaat en vervanging
Een mandaatverlener kan vooraf toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Hierop zijn dezelfde regels van toepassing als op een ‘primair’ mandaat (artikel 10:9 Awb).
Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de omgevingsdienst en treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Het is niet nodig om (onder)mandatering aan een plaatsvervanger apart te regelen. De plaatsvervanger valt immers vanzelf binnen de reikwijdte van het Algemeen mandaatbesluit, mits deze plaatsvervanger formeel schriftelijk als zodanig is aangewezen.
Artikel 5 Voorschriften, instructie en begrenzing
Lid 1 en 2 geven de grenzen aan voor het uitoefenen van een bevoegdheid, naast de wettelijke beperkingen krachtens artikel 10:3 Awb. Een correcte naleving hiervan voorkomt dat besluiten onbevoegd worden genomen. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt of worden de grenzen van het mandaat overschreden, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter mag een dergelijk bevoegdheidsgebrek ambtshalve constateren. Uit artikel 10:3 Awb volgt dat mandaatverlening niet toegestaan is, indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald of de aard van de bevoegdheid in verband met de zwaarte van de bevoegdheid en/of de positie van de gemandateerde zich tegen mandaatverlening verzet.
Lid 2 geeft aan dat aan de directeur algemene instructies en instructies per geval kunnen worden meegegeven. Aan de verlening van mandaat is inherent dat de mandaatgever bevoegd is aan de gemandateerde per individueel geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (art. 10:6 Awb).
De volgende algemene instructies zijn aan het mandaat aan de directeur meegegeven:
• Politiek en bestuurlijk gevoelige besluiten
Bij een politiek of bestuurlijk gevoelig besluit, wenst het bestuursorgaan dat de omgevingsdienst, voordat het besluit wordt genomen, overleg voert.
Het werkprogramma blijft in de basis leidend, wat betreft de omvang van het takenpakket van de omgevingsdienst. Louter de grondslag voor het doen uitvoeren van de taken is gelegen in het mandaat.
• Mandaat beslissing op bezwaar/beroep
Het is in beginsel mogelijk om mandaat te verlenen voor het nemen van een beslissing op bezwaar. In artikel 10:3 lid 3 Awb is bepaald dat géén mandaat kan worden verleend aan de persoon/functie die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Er moet dus worden geregeld dat er een functiescheiding is tussen de gemandateerde die het primaire besluit neemt en de gemandateerde die het besluit op bezwaar neemt. Hierbij wordt het besluit op bezwaar door een functie genomen die hiërarchisch hoger is, ten opzichte van de functie die het primaire besluit heeft genomen.
Artikel 6 Informatieverstrekking
Deze algemene instructie conform artikel 10:6 Awb is gericht tot de gemandateerde. Het artikel beperkt niet de omvang van de gemandateerde bevoegdheden en kan in die zin niet aan derden worden tegengeworpen, maar geeft wel aan in welke gevallen een gemandateerde in ieder geval vooraf gevraagd en ongevraagd informatie dient te verstrekken aan het bestuursorgaan.
In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat. Dit artikel is opgenomen gelet op artikel 10:10 Awb. Hierin is bepaald dat het mandaatbesluit moet vermelden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.
In dit artikel is aangegeven dat het Algemeen mandaatbesluit in werking treedt op de dag na bekendmaking. Tevens wordt aangegeven dat het huidige mandaatbesluit aan de directeur van de ODRA vervalt.
In de wetstoelichting bij de Awb staat dat een schriftelijk verleend algemeen mandaat een besluit van algemene strekking is dat overeenkomstig artikel 3:42 Awb bekend moet worden gemaakt. Dit betekent dat het bestuursorgaan moet zorgdragen voor een geschikte wijze van bekendmaking, bijvoorbeeld via een (elektronisch) gemeenteblad of in een huis-aan-huisblad.
Dit artikel bevat de naamaanduiding van het Algemeen mandaatbesluit.