Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leidschendam-Voorburg

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Leidschendam-Voorburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeidschendam-Voorburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Wet Bibob gemeente Leidschendam-Voorburg
CiteertitelBeleidsregel Wet Bibob gemeente Leidschendam-Voorburg 2023
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-202313-09-2023nieuwe regeling

12-09-2023

gmb-2023-502420

3426

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Leidschendam-Voorburg

Het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/ of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren naar de integriteit van de betrokkene en diens omgeving. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen bijvoorbeeld vergunningen of subsidies worden geweigerd of ingetrokken of kan de gemeente besluiten geen opdracht te verlenen aan een partij of geen vastgoedtransactie aan te gaan.

 

De Wet Bibob geeft de gemeente Leidschendam-Voorburg hierbij eigen beleidsruimte bij de besluitvorming over het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden.

 

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende dat de gemeente Leidschendam-Voorburg alleen zaken wilt doen met integere partijen;

 

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Omgevingswet (na inwerkingtreding), de Huisvestingswet, de (Algemene) plaatselijke verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de gemeentelijke Subsidieverordening(en), de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

 

Besluiten vast te stellen de “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Leidschendam-Voorburg 2023”.

Hoofdstuk 1: Algemeen

 

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze beleidsregel worden diverse begrippen en definities gebruikt. In deze beleidsregel zijn de definities zoals deze genoemd zijn in artikel 1.1 van de Wet Bibob van overeenkomstige toepassing.

 

Daarnaast worden in deze beleidsregel nog een aantal andere begrippen gebruikt.

 

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

    • b.

      advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

    • c.

      APV: Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Leidschendam-Voorburg;

    • d.

      beschikking: een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb;

    • e.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg ieder voor zover het hun publiek- als ook privaatrechtelijke bevoegdheden betreft;

    • f.

      Betrokkene(n): betrokkene zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2° van de wet;

    • g.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet door het bestuursorgaan;

    • h.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid, van de wet;

    • i.

      Bureau: het Landelijk Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • j.

      eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek over kan beschikken, zoals omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

    • k.

      eigen (Bibob) onderzoek: de wijze waarop de gemeente Leidschendam-Voorburg in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

    • l.

      overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

    • m.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Leidschendam-Voorburg;

    • n.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de wet;

    • o.

      vastgoedtransactie: een transactie zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

    • p.

      verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente Leidschendam-Voorburg een bestuurlijk en een financieel belang heeft;

    • q.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • r.

      Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

 

Artikel 2: Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1.

    Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb;

  • 2.

    Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

 

Artikel 3: Uitzonderingen op het toepassingsbereik

Uitvoering van het eigen onderzoek blijft achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

 

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

 

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wanneer de Wet Bibob door de gemeente wordt ingezet bij publiekrechtelijke beschikkingen. Het inzetten van de Wet Bibob start met het uitvoeren van het eigen onderzoek.

 

Artikel 4: toepassingsbereik bij aanvragen om een beschikking

  • 1.

    Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt door de gemeente een eigen onderzoek uitgevoerd:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet (Alcoholwetvergunning, met uitzondering van slijterijbedrijven);

    • b.

      artikel 3 Alcoholwet (paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet) waarbij de exploitatie van de horeca-activiteiten niet in eigen beheer plaatsvinden;

    • c.

      artikel 30a Alcoholwet (Bijschrijven leidinggevende op de Alcoholwetvergunning);

    • d.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat);

    • e.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Leidschendam-Voorburg (Exploitatievergunning openbare inrichting);

    • f.

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Leidschendam-Voorburg (Exploitatievergunning speelgelegenheid);

    • g.

      artikel 3:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Leidschendam-Voorburg (seksinrichting, escortbedrijf);

    • h.

      artikel 5:2 van de Huisvestingsverordening Leidschendam-Voorburg 2023 (vergunning omzetting, onttrekking, samenvoeging en woningsplitsing);

    • i.

      artikel 5:13 van de Huisvestingsverordening Leidschendam-Voorburg 2023 (Aanvragen verhuurvergunning opkoopbescherming);

    • j.

      omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo) als dit de vierde aanvraag betreft van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag;

    • k.

      artikel 2:41a leefklimaat van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Leidschendam-Voorburg (Flexibele brancheringsvergunning).

 

  • 2.

    Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt door de gemeente een eigen onderzoek gestart wanneer deze beschikking wordt aangevraagd om één of meerdere activiteiten uit te gaan voeren en/ of projecten te starten die zijn genoemd in Bijlage 1 van deze beleidsregel (risicocategorieën) of wanneer de locatie waarvoor de beschikking wordt aangevraagd is aangemerkt als risicogebied als genoemd in Bijlage 2 van deze beleidsregel:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Leidschendam-Voorburg (evenementenvergunning) voor zover het gaat om aanvragen voor evenementen die door of namens commerciële partijen worden georganiseerd dan wel (in omvang) op een bedrijfsmatige wijze georganiseerd worden.

 

  • 3.

    Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt een eigen onderzoek gestart naar aanleiding van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • d.

      informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd;

 

Artikel 5: toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

  • 1.

    De gemeente start een eigen onderzoek bij verleende beschikkingen indien:

    • a.

      sprake is van een melding als bedoeld in artikel 2:25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de activiteit(en) waar deze beschikking op ziet in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een in Bijlage 2 genoemd risicogebied;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • e.

      informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd;

 

  • 2.

    De gemeente kan een eigen onderzoek starten bij een verleende beschikking indien:

    • a.

      de verstrekte beschikking betrekking heeft op een activiteit en/of gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Leidschendam-Voorburg na de verstrekking van de beschikking, in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een in Bijlage 2 genoemd risicogebied.

 

Artikel 6: Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt plaats bij alle aanvragen om een subsidie ten behoeve van de opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare burgers, van betrokkenen waarmee in dit kader nog niet eerder een subsidierelatie is aangegaan.

 

  • 2.

    De gemeente start een eigen onderzoek met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds vastgestelde of verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening, indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de Bijlage 1 genoemde risicocategorieën en/of risicogebieden dan wel;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

 

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

 

 

Artikel 7: Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de Wet toe met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder 2o van de Wet waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is, indien:

    • a.

      het vastgoedobject gebruikt wordt of gebruikt gaat worden voor één of meerdere activiteiten die genoemd zijn in Bijlage 1 van deze beleidsregel en/ of het object gesitueerd is in een in Bijlage 2 bij deze beleidsregel genoemd risicogebied;

    • b.

      het een beeldbepalend vastgoedobject betreft;

    • c.

      sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente;

    • d.

      wanneer tevens sprake is van een aanvraag om beschikking genoemd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel;

    • e.

      uit eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • f.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • g.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

 

  • 2.

    De gemeente zal de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, zijn hieromtrent ontbindende voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.

 

  • 3.

    Het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe in de gevallen dat er informatie beschikbaar is, die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden. Deze gegevens kunnen worden ontvangen van het OM, het Bureau, c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet Bibob.

 

Artikel 8: Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1.

    De gemeente Leidschendam-Voorburg kan de Wet bibob in beginsel toepassen bij overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, indien:

    • a.

      de activiteiten behoren tot een als zodanig door de gemeente Leidschendam-Voorburg benoemde risicocategorie, zoals benoemd in bijlage 1; of

    • b.

      op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob (artikel 11 of 11a van de Wet bibob) of uit het Bibob-register en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet bibob (OM-tip) en/of informatie verkregen van één of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.

 

  • 2.

    In de aanbestedingsstukken:

    • a.

      wordt de mogelijkheid van onderzoek vermeld, in welk geval betrokkene gehouden is om een Bibob-vragenformulier in te vullen als daarom wordt verzocht en om eventuele nadere vragen te beantwoorden;

    • b.

      worden, in verband met toepassing van de wet en de gevolgen daarvan, alle ter zake doende uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen opgenomen;

    • c.

      wordt, in verband met toepassing van de wet, opgenomen dat een onderzoek zich erop richt of een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet zich voordoet en worden, indien aan de orde, de gevolgen daarvan omschreven, en

    • d.

      wordt als voorwaarde gesteld dat een onderaannemer niet zonder toestemming wordt gecontracteerd en wordt in het kader van die voorwaarde het recht voorbehouden om een eigen onderzoek te doen en aan het Bureau een advies te vragen.

 

  • 3.

    In de tekst van de overeenkomst, of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, die wordt aangegaan bij een procedure tot gunning van een overheidsopdracht:

    • a.

      worden voorwaarden opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst, indien zich een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet;

    • b.

      wordt een voorwaarde opgenomen op basis waarvan een onderaannemer met het oog op diens acceptatie, niet zonder toestemming kan worden gecontracteerd;

    • c.

      wordt een voorwaarde opgenomen op grond waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst indien door de betrokkene niet of niet volledig wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7a, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 12, derde lid, van de wet.

 

  • 4.

    Indien een Bibob-onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een procedure tot gunning van een overheidsopdracht, komt er geen gunningsbeslissing of daarmee beoogde overeenkomst tot stand zolang het onderzoek niet of niet volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

 

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

 

 

Artikel 9: Intrekken oude beleidsregel

  • 1.

    De beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur “Beleidslijn Bibob 2012”, vastgesteld op 30 oktober 2012, wordt ingetrokken.

 

Artikel 10: Invoeringsdatum

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag nadat het is bekendgemaakt in het Gemeenteblad.

 

 

 

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Leidschendam-Voorburg

2023”.

Aldus vastgesteld op 12 september 2023

R.J. Den Haan, M.W. Vroom

Secretaris, burgemeester

De burgemeester van Leidschendam-Voorburg,

M.W. Vroom

Toelichting

Doel van de wet Bibob voor de gemeente

De Wet Bibob geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een aanvrager van bijvoorbeeld een vergunning, subsidie of vastgoedtransactie met de gemeente te onderzoeken. Als gevaar dreigt dat een vergunning of subsidie wordt misbruikt voor criminele activiteiten of dat crimineel vermogen wordt geïnvesteerd, kan de gemeente de aanvraag weigeren, de afgegeven vergunning of subsidie intrekken of overheidsopdrachten of overeenkomsten ontbinden.

Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt of dat bijvoorbeeld een vergunning misbruikt wordt voor criminele activiteiten. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Alcoholwetvergunning screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager en de leidinggevenden. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

Doel van de beleidsregels

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Door het implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel medewerkers, inwoners, ondernemers en andere initiatiefnemers.

De beleidsregel is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan zal eerst gekeken worden of bij de kavelverkoop een Bibob-toets zal worden gestart. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst. Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/ betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert een andere partij is dan de gebruiker van het hotel die de Drank- en horecavergunning aanvraagt, of wanneer projecten in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers nog bekend zijn.

De kan- en zal- bepaling

In de Bibob beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen de zal- en kan- bepaling. De zal-bepaling houdt in dat de gemeente er op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidsregel dient nader te worden gemotiveerd. De zal-bepaling geeft een duidelijke lijn aan waardoor er geen willekeur ontstaat. Daarnaast heeft het een preventief karakter. Personen die een vergunning willen misbruiken voor criminele activiteiten zullen minder snel een vergunning aanvragen bij de gemeente wanneer zij zien dat de Wet Bibob actief toegepast wordt.

Niet alle toepassingsgebieden zijn in de gemeente even kwetsbaar voor criminaliteit. Het staat daarom niet in verhouding om bij alle aanvragen altijd een Bibob-toets te starten. Voor de toepassingsgebieden die onder de kan- bepaling vallen, geldt dat de gemeente in ieder geval de Wet Bibob toepast als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van een van de partners binnen het RIEC samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob.

Toelichting per toepassingsgebied

Om te bepalen hoe de Wet Bibob toegepast wordt per toepassingsgebied is gebruikt gemaakt van het Ondermijningsbeeld uit 2019 en het Bibob-model opgesteld door het RIEC. Deze beleidsregel is opgemaakt in samenwerking met omliggende gemeenten om zo het waterbedeffect te voorkomen en de Wet Bibob zo effectief mogelijk toe te kunnen passen. Daarnaast is gekeken naar Bibob beleidsregels van omliggende gemeenten. Uitgangspunt is om de Wet Bibob zo gericht mogelijk in te zetten.

Horeca & kansspelen

Verschillende elementen maken de horecabranche kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit [Regionaal informatie- en expertisecentrum Midden-Nederland, april 2022. Horeca en georganiseerde ondermijnende criminaliteit]:

• De sociale functie (bijvoorbeeld een ontmoetingsplek voor criminelen);

• Financiële kenmerken (bijvoorbeeld gebruik voor witwassen);

• Kwetsbaarheden rond wet- en regelgeving (denk aan vergunningsvrije horeca).

Speelgelegenheden zijn kwetsbaar voor witwassen en als ontmoetingsplek voor criminelen [CCV, geraadpleegd op 28-11-2022 via Kansspelen en illegaal gokken - Het CCV].

Seksinrichtingen

De prostitutiebranche is kwetsbaar voor mensenhandel [Comensha, geraadpleegd op 29-1102022 via Vormen van mensenhandel - CoMensha - Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel]. Daarnaast is deze branche kwetsbaar voor witwassen en drugshandel [WODC, 10 december 2021. De Nederlandse seksbranche. Een onderzoek naar omvang en aard, beleid, toezicht en handhaving].

Evenementen bij risicocategorieën

Uit onderzoek blijkt dat een deel van de vechtsportevenementen op verschillende wijze kwetsbaar is voor criminaliteit. Voorbeelden hiervan zijn financiering via illegaal gekregen geld en daarbij witwassen en (VIP-) bezoekers met criminele antecedenten [L. Loef en E. Lagendijk, 2015. Bad Boys network: Over de relatie tussen full contact vechtsport en criminaliteit. Politie & Wetenschap].

Criminele motorbendes, ook wel Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s), zijn hiërarchisch georganiseerde motorclubs die door hun leden gebruikt worden voor (de afscherming van) criminele en ondermijnende activiteiten [RIEC-LIEC, geraadpleegd op 18-01-2023 via Criminele motorbendes | Maatregelen en documenten | RIEC-LIEC Informatie- en Ex- pertisecentrum].

Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meerderheid van de leden van OMG’s een strafblad heeft. Wanneer zowel clubleden als clubleiders betrokken zijn bij crimineel gedrag, is dit een sterke aanwijzing een bepaalde outlaw motorclub gecategoriseerd kan worden als ‘criminele organisatie’.

Bouw & milieu bij risicocategorieën

Het is niet proportioneel om bij alle omgevingsvergunningen een Bibob-toets te starten. Hierbij staat het doel (voorkomen van misbruik), niet in verhouding met de lasten voor de organisatie en de aanvrager. We starten alleen standaard een Bibob-toets bij de in Bijlage 1 genoemde risicocategorieën, omdat deze categorieën worden gezien als het meest kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit.

Huisvesting

Op dit moment is de huisvestingsverordening binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg van toepassing op de vergunning omzetting, onttrekking, samenvoeging en woningsplitsing. Er vindt in principe geen Bibob-toets plaats bij woning(bouw)corporaties tenzij hier aanleiding toe bestaat.

Vastgoedtransacties

Vastgoedaankopen en -verkopen waarbij de gemeente partij is, zijn veelal klein van omvang en aard. Het betreffen met name groenstroken. Om de Wet Bibob zo doelmatig mogelijk toe te passen, is gekozen om de Bibob-toets toe te passen bij risicovolle transacties.

Overheidsopdrachten

De Wet Bibob geeft de gemeente een extra instrument om de integriteit van een inschrijver te beoordelen. Omdat de Aanbestedingswet hier ook mogelijkheden voor biedt, is gekozen voor een kan- bepaling.

Subsidies

Vanwege het diffuse karakter van subsidies en de relatief kleine bedragen, is gekozen om niet bij alle aanvragen standaard een Bibob-toets te doen. Gezien de landelijke ontwikkelingen binnen het zorgdomein is gekozen om de Bibob-toets bij subsidieaanvragen toe te passen

 

Bijlage 1 Risicocategorieën en risicogebieden

 

Risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten. De lijst met risicocategorieën is tot stand gekomen op basis van een verhoogd risico op misstanden bekend vanuit het samenwerkingsverband RIEC.

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent niet dat voor deze activiteiten ook een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, kan er ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden.

Risicocategorieën waarbij door de gemeente Leidschendam-Voorburg in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

 

  • .

    Hotels/pensions

  • .

    Omzetten/splitsen van woningen/panden voor kamerverhuur of realisatie van (meerdere) woonruimten

  • .

    Transformatie kantoorpanden (naar woningen en/of kamers)

  • .

    Recreatieparken en jachthavens

  • .

    Garageboxen/opslagruimtes

  • .

    Bedrijfsverzamelgebouwen;

  • .

    Darksstores

  • .

    Horecabedrijven

  • .

    Coffeeshops

  • .

    Shisha-lounges

  • .

    Smartshops/Headshops/Giftshops

  • .

    Prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, erotische massagesalons

  • .

    Sekswinkels

  • .

    Vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen)

  • .

    Ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen)

  • .

    OMG (Outlaw Motorcycle gangs)

  • .

    Speelautomatenhallen/Gamecenters

  • .

    Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • .

    Afvalrecyclingbedrijven

  • .

    Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

  • .

    Verhuur van transportmiddelen (auto’s, (bestel)bussen, deelvoertuigen)

  • .

    Sloopbedrijven/asbestverwijderingsbedrijven

  • .

    Autodemontagebedrijven

  • .

    Vuurwerkbranche

  • .

    Wellnesscentra/zonnestudio’s

  • .

    Kappers/Barbershops/Nagelstudio’s/Tattooshops

  • .

    Fitnessbedrijven/sportscholen

  • .

    Sporthallen/complexen

  • .

    Religieuze instellingen

  • .

    Scholen

  • .

    Energieproducenten (w.o. (mest)vergisters, windmolens, zonneparken, etc.)

  • .

    Zorgbureaus/zorgaanbieders (inclusief aanbieden van zorgwoningen)

  • .

    Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten;

  • .

    Verkoop van bedrijfskavels waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • .

    Verhuur gemeentelijke vastgoed waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • .

    Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Risicogebieden

De gemeente kan bepaalde gebieden aanwijzen waarbij het wenselijk is dat in dat gebied een eigen onderzoek wordt gestart indien sprake is van een aanvraag om een beschikking (of een verleende vergunning) of een vastgoedtransactie wordt aangegaan of een overheidsopdracht wordt gegund.

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, revitalisatie van gebieden, bepaalde gebieden waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten, en dergelijke.

Aangewezen risicogebieden:

Nader te bepalen door het college

 

Bijlage 2 Uitvoering van de Bibob-toets door de gemeente Leidschendam-Voorburg

 

1 Beoordeling door de gemeente

 

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Wanneer aan de reguliere eisen wordt voldaan, zal of kan de gemeente een Bibob-toets uitvoeren, zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van dit beleid.

  • 3.

    Wanneer er vermoedens zijn dat door de betrokkene(n) in een Bibob onderzoek valsheid in geschrifte is gepleegd, wordt door de gemeente een afweging gemaakt of het passend is hiervan aangifte te doen.

2 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door de gemeente.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij de gemeente bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die de gemeente volgens de wet Bibob kan raadplegen.

Concreet betekent dit in ieder geval:

  • .

    controle en analyse op het Bibob vragenformulieren inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

  • .

    de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente door betrokkene overlegde documenten of informatie;

  • .

    open bronnenonderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

  • .

    bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder L van het Besluit politiegegevens (al dan niet via het RIEC);

  • .

    opvragen van Justitiële gegevens op grond van de Wet Bibob (artikel 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens) over de volgende personen:

    • .

      de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet Bibob;

    • .

      degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • .

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • .

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • .

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • .

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

  • .

    de officier van justitie, een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, en die beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden, gevraagd worden of er aanleiding is om ten aanzien van deze betrokkene een eigen onderzoek te starten en eventueel daarna het Bureau Bibob om een advies te vragen;

  • .

    En indien hier aanleiding toe is:

    • .

      opvragen van Belastingdienst informatie (volgens de gestelde richtlijnen van de Belastingdienst, al dan niet via het RIEC) over de volgende personen;

      • .

        de betrokkene;

      • .

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • .

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • .

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • .

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

      • .

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

  • .

    opvragen artikel 11a bericht bij het Bureau over de volgende personen;

    • .

      de betrokkene;

    • .

      degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • .

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • .

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • .

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • .

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

    • .

      Justitiële gegevens opvragen ten aanzien van de volgende personen:

    • .

      de betrokkene;

    • .

      ondersteuning / advisering van het RIEC

  • 3.

    Ten aanzien van de financiering van het project/ activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

  • .

    bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

  • .

    wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

  • .

    bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) leningsovereenkomst overlegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

  • .

    bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig Identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer. Bij financiering door rechts- personen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (bestuurders en aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;

  • .

    wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

  • .

    wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente.

4. Wanneer het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet Bibob, kan advies worden gevraagd bij het Bureau (artikel 9 van de wet).

3 Informatieverstrekking door betrokkene

  • 1.

    Als de gemeente besluit om een Bibob-toets uit te voeren bij een aangevraagde beschikking, (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht moet betrokkene, naast de standaard aanvraagformulieren, ook het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragen- formulier volledig invullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij de gemeente indienen.

  • 2.

    Om een verleende beschikking te kunnen beoordelen, vult betrokkene het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in en levert deze bij de gemeente in.

  • 3.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder b (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de verleende vergunning;

  • 4.

    In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:

    • .

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • .

      de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • .

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • 5.

    In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

    • .

      de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • .

      de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • .

      de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 6.

    Er hoeft geen Bibob-vragenformulier ingediend te worden door betrokkene wanneer dit naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.

4 Ondersteuning door het Bureau

  • 1.

    Aanvullend op het eigen onderzoek zoals benoemd in artikel 3.2 van deze beleidsregels, kan een advies bij het Bureau worden aangevraagd als:

    • .

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • .

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

    • .

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

    • .

      de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob advies aan te vragen;

    • .

      het Bureau de gemeente adviseert om, ten aanzien van een betrokkene, advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet.

2. Een toetsing aan de wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt als uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten (zoals uitgewerkt in artikel 2 van deze bijlage). Het vragen van een advies aan het Bureau moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

3. De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning altijd toegestaan de aanvraag in te trekken.

4. De gemeente kan een ontvangen advies van het Bureau vijf jaar lang gebruiken bij een andere beslissing.

 

5 Adviestermijn van het Bureau

  • 1.

    Als de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt (op grond van artikel 31 van de wet Bibob) de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt op de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan de termijn zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de wet Bibob.

  • 2.

    Wanneer het Bureau het advies niet binnen de in artikel 15, lid 1 van de wet Bibob gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op (grond van artikel 15, derde lid van de wet Bibob), de termijn te verlengen. Deze verlenging is niet langer dan de termijn genoemd in artikel 15, lid 3 van de wet Bibob.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over een verlenging zoals hierboven bedoeld.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau zoals bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

6 Informatieplicht naar betrokkene

  • 1.

    De gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn (zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet Bibob).

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot:

    • .

      het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren,

    • .

      een eerder verleende beschikking in te trekken,

    • .

      om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden,

    • .

      niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden,

    • .

      of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om een kopie van het adviesrapport te ontvangen.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). Betrokkene ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt deze derde door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). De derde ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring.

 

7 Weigering/intrekking

  • 1.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld van de wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren, de verleende beschikking intrekken of extra voorwaarden stellen.

  • 2.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheids- opdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, de overeenkomst te ontbinden, op te schorten of extra voorwaarden te stellen.

  • 3.

    De gemeente zal in beginsel bij vastgoedtransacties overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

  • .

    er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

  • .

    er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

  • .

    er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

  • .

    er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

  • .

    In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aan- gegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

4. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

5. Als de gemeente van plan is negatief te beslissen op de aanvraag van de beschikking, inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, kan de betrokkene daartegen een zienswijze in te brengen.

6. Tegen een beslissing genomen door de gemeente op grond van de wet Bibob kan beroep en bezwaar worden ingediend.

8 Weigering/intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1.

    Wanneer een advies wordt gevraagd ten aanzien van een betrokkene, dan heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen de gemeente verleende vergunningen, die onder de reikwijdte van de wet vallen. Dat betekent dat in het geval dat de gemeente een negatief advies van het Bureau overneemt, in een keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2.

    Als een onderneming - van een betrokkene - die onder de reikwijdte van de wet Bibob valt ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is, zal direct tot sluiting worden overgegaan tenzij zwaarwegende belangen aanwezig zijn die sluiting niet rechtvaardigen.

9 Informatie-uitwisseling met andere gemeenten en/of rechtspersonen

  • 1.

    Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Bureau Bibob) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het Bibob-onderzoek, dan zal de gemeente hiervan melding zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de wet Bibob.

  • 2.

    De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de wet Bibob.

  • 3.

    De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de wet Bibob verstrekken aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.