Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening nadeelcompensatie Gouda |
Citeertitel | Verordening nadeelcompensatie Gouda |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 01-11-2023 | 7476 |
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 3. Heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag
Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen 2 weken te herstellen. Als het verzuim niet tijdig is hersteld, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 5. Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag.
Het bestuursorgaan kan de aanvraag niet in behandeling nemen indien deze niet overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4:2 Awb en 4:127 Awb is ingediend, niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 4 lid 2 van onderhavige verordening en van de geboden gelegenheid om de aanvraag aan te vullen niet tijdig of onvoldoende is gebruik gemaakt.
Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een deskundige c.q. wegens kennelijke ongegrondheid wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.
Artikel 7. Procedure deskundige
Alvorens de deskundige zijn definitieve advies opstelt, maakt hij een conceptadvies op.
Dit conceptadvies wordt uiterlijk zestien weken nadat de deskundige is aangewezen, aan de aanvrager, het bestuursorgaan en indien aan de orde de belanghebbende toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, deelt de deskundige de aanvrager en het bestuursorgaan gemotiveerd mede, waarom deze termijn overschreden wordt. Hij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbende zal worden toegezonden.
In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de deskundige binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken. De deskundige kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.
Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het bestuursorgaan kan daarvoor zekerheidstelling verlangen.
Artikel 10. Betalen schadevergoeding
Bij een gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag wordt de toegewezen schadevergoeding volledig betaald na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag. De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.
Deze verordening is van toepassing op schade die is ontstaan na de inwerkingtreding van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 1 november 2023
De raad van de gemeente voornoemd,
griffier
mr. drs. E.J. Karman-Moerman
voorzitter
mr. drs. P. Verhoeve
TOELICHTING BIJ VERORDENING NADEELCOMPENSATIE GOUDA
Met ingang van 1 januari 2024 is titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking getreden. Deze wetten vervangen meerdere afzonderlijke wettelijke en niet-wettelijke schadevergoedingsregelingen, zoals het stelsel van planschade ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening en het niet gecodificeerde stelsel van nadeelcompensatie op basis van het zogenaamde égalitébeginsel.
Titel 4.5 Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan aanvragen wegens (tijdelijke) winst- of inkomensderving, gederfde huurinkomsten of de waardevermindering van een onroerende zaak.
In afdeling 15.1 van de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.
Nadeelcompensatie is een overkoepelende term voor (schade)vergoeding welke, op aanvraag van de aanvrager, aan de orde is bij gevallen waarin een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico (onevenredig nadeel) en die de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.
De gemeente Gouda beschikt over een planschadeprocedureverordening. Dit is de door de raad in 2023 vastgestelde ‘Verordening fysieke leefomgeving Gouda’.
De Awb en de Ow bevatten dwingende bepalingen voor nadeelcompensatie. Na inwerkingtreding van de wijziging van de Awb en de Ow hebben de bestaande verordeningen over planschade en nadeelcompensatie (waarover de gemeente Gouda niet beschikte) hun werking verloren, behalve voor gevallen die vallen onder het overgangsrecht. Op die gevallen blijft het oude recht van toepassing en dus ook de “oude” verordening. Om die reden wordt de “oude” verordening ook nog niet ingetrokken.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Met bestuursorgaan wordt bedoeld de organen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, Awb.
Op gemeentelijk niveau gaat het om de gemeenteraad, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders. Deze bestuursorganen kunnen besluiten nemen die als schadeoorzaak kunnen worden aangemerkt.
Ten aanzien van het bevoegd gezag is voorts, voor zover het de gemeente betreft, in artikel 15.8 Ow bepaald dat als de aanvraag om schadevergoeding, zoals bedoeld in afdeling
15.1 Ow, betrekking heeft op een besluit van de gemeenteraad, als bestuursorgaan dat de schadevergoeding toekent als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, Awb, wordt aangemerkt het college van burgemeester en wethouders.
Een bestuursorgaan kan de bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag, zoals bedoeld in afdeling 15.1 Ow, om schadevergoeding overdragen aan een ander bestuursorgaan. Ten aanzien hiervan kunnen regels bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld.
Binnen het stelsel van nadeelcompensatie wordt voor het schadebegrip aansluiting gezocht bij artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Schade betreft alleen materiële schade (schade die direct in geld kan worden uitgedrukt) en kan bestaan uit brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak.
Voorts dient binnen het stelsel van nadeelcompensatie deze schade te zijn veroorzaakt door een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.
De schade dient voorts in een voldoende causaal verband te kunnen worden gebracht met de schadeoorzaak. Hiernaast dient de schade boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico (abnormale last) van de benadeelde uit te stijgen en de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar te treffen (speciale last).
Bij fysieke schade (aan roerende en onroerende zaken) kan nadeelcompensatie niet aan de orde zijn. In de rechtspraktijk wordt fysieke schade, vanuit de gedachte dat fysieke schade steeds behoort te worden voorkomen, in de regel binnen het civiele recht afgewikkeld, op basis van artikel 6:162 BW. Immers, kan dergelijke schade uiteindelijk feitelijk niet worden voorkomen, dan wordt deze niet aangemerkt als schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een publieke taak of bevoegdheid maar als schade als gevolg van onrechtmatig handelen (van bijvoorbeeld de aannemer of de opdrachtgever).
Als een bijzondere schadevergoedingsregeling, waarop deze verordening niet van toepassing is, geldt bijvoorbeeld de ‘Verlegverordening kabels en leidingen Gouda 2008’ van de gemeente Gouda.
Dit artikel spreekt verder voor zich en behoeft verder geen nadere toelichting.
Artikel 3 Heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag
Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal € 500,-. Artikel 4:128 Awb bepaalt verder dat het heffen van een recht alleen mogelijk is “bij wettelijk voorschrift”. Het recht bedraagt € 300,-. Voor dit bedrag is gekozen omdat het een voortzetting is van het recht dat voorheen geheven werd in het kader van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Bij de gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag wordt dit betaalde recht volledig conform artikel 4:129 Awb terugbetaald.
Artikel 4 De aanvraag om schadevergoeding
In artikel 4:2 Awb is een opsomming opgenomen van een aantal eisen waaraan een aanvraag minimaal moet voldoen. Een aanvulling op deze eisen is opgenomen in artikel 4:127 Awb.
In aanvulling op de wettelijk opgesomde eisen zijn, mede gezien de aard van de materie, een aantal gegevens noodzakelijk om tot een beslissing op de aanvraag te kunnen komen. Voor zover het winst- of inkomstenderving betreft, dienen bij de beoordeling van de aanvraag de gerealiseerde omzetten en de jaarrekening over het jaar waarin de schade is geleden, alsmede de gerealiseerde omzetten en de jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden te worden betrokken. Verder wordt met dit artikel geregeld dat een onvolledige aanvraag niet in behandeling wordt genomen.
Artikel 5 Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag
Het bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de aanvraag niet volledig is ingediend conform de eisen van artikel 4:127 Awb. Daarnaast kan het bestuursorgaan besluiten een aanvraag af te wijzen bijvoorbeeld omdat het kennelijk ongegrond is.
Een aanvraag kan worden aangemerkt als ‘kennelijk ongegrond’, indien zonder uitgebreid inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de aanvraag niet voor toewijzing in aanmerking komt, bijvoorbeeld indien sprake is van een harde juridische belemmering, zoals het ontbreken van een belang, een premature aanvraag of een “verjaarde” schadeoorzaak.
Absoluut lage schades worden als bagatelschade aangemerkt en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Voor particulieren geldt een absolute minimale ondergrens van
€ 500,- en voor ondernemers geldt een absolute minimale ondergrens van € 1.000,-.
Artikel 6-7 De deskundige en Procedure deskundige
Indien de aanvraag niet op een vereenvoudigde wijze wordt afgewikkeld en/of de beoordeling van nadeelcompensatieaanvraag bijzondere deskundigheid vereist, kan het bestuursorgaan één of meerdere deskundigen benoemen om de aanvraag te beoordelen en het bestuursorgaan te adviseren over de wijze van afwikkeling van de aanvraag.
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling over het voornemen van het bestuursorgaan om advies in te winnen bij een deskundige c.q. een adviescommissie schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de deskundige dan wel één of meerdere leden van de adviescommissie bij het bestuursorgaan indienen. Een verzoek tot wraking dient betrekking te hebben op feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden.
Deze artikelen regelen, in aanvulling op afdeling 3.3. Awb, hoe de afhandeling van de aanvraag verloopt wanneer een deskundige en/of deskundigen worden benoemd.
Van belang is dat de te benoemen deskundige(n) geen onderdeel uitmaakt/uitmaken van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van de gemeente Gouda. Daarnaast maakt de deskundige geen deel uit van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie.
De bij de beoordeling gehanteerde uitgangspunten en criteria en de overwegingen en uitkomsten van de beoordeling van de deskundige worden vastgelegd in een adviesrapport.
Dit rapport wordt, nadat partijen, inclusief meegebrachte deskundigen, ook in de gelegenheid zijn gesteld om een mondelinge toelichting te geven, eerst in concept toegezonden aan alle betrokken partijen. De partijen worden in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het rapport te reageren. De deskundige beoordeelt deze schriftelijke reactie en brengt vervolgens een definitief adviesrapport uit. Het definitieve adviesrapport wordt ook aan alle betrokken partijen gezonden.
Ten behoeve van het door de deskundige uit te voeren onderzoek, is de deskundige bevoegd om bij het bestuursorgaan en de aanvrager nadere informatie op te vragen die de deskundige noodzakelijk acht voor een goede en zorgvuldige beoordeling. Tevens kan de deskundige een plaatsopneming houden. Indien de deskundige dit noodzakelijk acht voor een goede beoordeling van het verzoek, kan hij - nadat hij voorafgaand toestemming heeft gekregen van de gemeente - externe deskundigheid inroepen; bijvoorbeeld in het kader van geluid-, geur, of trillingsonderzoek.
Artikel 8 Beslissing op de aanvraag
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel regelt dat in uitzonderlijke situaties, die gekenmerkt worden door een gecompliceerd karakter van de aanvraag om vergoeding, uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid een voorschot kan worden gegeven.
Uitgangspunt bij de beoordeling van gestelde (tijdelijke) inkomstenderving is dat aanvragen om schadevergoeding worden ingediend nadat het schadejaar financieel is afgesloten, door middel van een jaarrekening en winst- en verliesrekening. De jaarrekening en de winst- en verliesrekening is noodzakelijk voor het beoordelen van de aard en omvang van de schade, zoals het vaststellen van de brutowinstmarge, het controleren van de omzetgegevens en het bepalen van eventuele kostenbesparingen of extra gemaakte kosten.
Het is niet uitgesloten dat in sommige gevallen de aard en omvang van de schade zodanig van invloed is op de financiële bedrijfsvoering dat het afwachten van de afsluiting van het boekjaar niet mogelijk is zonder in aanmerkelijke financiële problemen te geraken. Hierdoor kunnen betalingsproblemen ontstaan, zoals met betrekking tot het betalen van de BTW, huren, lonen en salarissen etc.
Deze voorschotregeling is bedoeld om dergelijke ingrijpende financiële problemen (zoals een faillissement) te voorkomen.
De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie, waardoor reeds in het schadejaar een voorlopige beslissing kan worden genomen over het al dan niet verstrekken van een voorschot. De aanvrager dient te onderbouwen dat sprake is van een spoedeisend belang.
Het verlenen van een voorschot is gebaseerd op artikel 4:95 Awb.
Indien een voorschot wordt uitgekeerd, betekent dit niet op voorhand dat per definitie een recht op schadevergoeding ontstaat. De beoordeling van het recht op schadevergoeding geschiedt bij de reguliere behandeling van de aanvraag om schadevergoeding.
De gemeente Gouda kan zich laten adviseren door de deskundige over de vraag of er recht bestaat op een voorschot en zo ja, hoe groot dit voorschot dient te zijn.
De aanvrager dient voorts schriftelijk te garanderen, al dan niet met zekerheidsstelling, dat indien achteraf het voorschot geheel of gedeeltelijk onverschuldigd betaald blijkt te zijn, dit onverschuldigd bedrag wordt terugbetaald aan de gemeente. Het toekennen van een voorschot leidt niet tot het erkennen van aanspraak op een vergoeding zoals bedoeld in deze verordening.
De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, wordt geregeld in artikel 4:87 Awb.
Artikel 10 – 11 Betalen schadevergoeding - Reikwijdte
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
De ‘Verordening nadeelcompensatie Gouda’ treedt, wat betreft de planschadeprocedure in de plaats van ‘Afdeling 5.3 Planschade’ van de ‘Verordening fysieke leefomgeving Gouda’ van de gemeente Gouda. Deze laatste verordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken en wordt dus nog niet ingetrokken.
Het planschaderecht conform de Wet ruimtelijke ordening zal vanwege het ruime overgangsrecht nog jarenlang van toepassing zijn op inkomende verzoeken om schadevergoeding. Op grond van dit overgangsrecht blijft het “oude recht” – de huidige planschadeprocedureverordening (Afdeling 5.3 Planschade van de Verordening fysieke leefomgeving Gouda) daaronder nadrukkelijk begrepen – nog geruime tijd van toepassing op de afhandeling van schadeverzoeken.
Bij schade die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door een bestemmingsplan dat nog als ontwerp ter inzage is gelegd vóór de inwerkingtreding van de Ow, blijft het oude planschaderecht tot 5 jaar ná het van kracht worden van dat plan van toepassing (artikel 4.19 lid 2 Invoeringswet). Ook bij schade veroorzaakt door een afwijkingsvergunning die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van de Ow, blijft het oude recht tot 5 jaar ná de vaststelling van dat besluit van toepassing (artikel 4.18 lid 2 Invoeringswet).
Verder is ook een “reguliere” omgevingsvergunning die ná inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt verleend op grond van een ten tijde van de inwerkingtreding van die wet geldend bestemmingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of beheersverordening niet aan te merken als een schadeveroorzakend besluit van de nieuwe wet (artikel 22.13 lid 1 Ow, geconsolideerde versie 4 juni 2021).
De eerste “indirecte schadeoorzaken” waarop de nieuwe regeling van toepassing is, zullen “afwijkingsvergunningen” (BOPA’s) zijn die na de inwerkingtreding van de Ow zijn aangevraagd en een stuk later de “reguliere” omgevingsvergunningen die op basis van een nieuw omgevingsplan zijn verleend. Dit kan dus jaren ná de inwerkingtreding van de Ow zijn. Een omgevingsplan kan wel een schadeoorzaak zijn voor “directe schade”, zodat bij dit soort schades de nieuwe schaderegeling eerder kan worden toegepast. In artikel
15.1 Ow wordt namelijk het omgevingsplan expliciet als schadeoorzaak genoemd, maar door de werking van de artikelen 15.3 en 15.4 Ow gaat het wat betreft het omgevingsplan alleen om directe schade. Indirecte schade wordt in de systematiek van de Ow nadrukkelijk gekoppeld aan de omgevingsvergunning, dan wel de melding of de start van de activiteit.
In de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hierna: Wns) is het overgangsrecht opgenomen voor nadeelcompensatiezaken op grond van titel 4.5 Awb. Dit gaat om nadeelcompensatie als gevolg van andere schadeoorzaken dan die genoemd zijn in de Ow. Het overgangsrecht voor deze algemene nadeelcompensatiezaken is opgenomen in artikel IV van de Wns, waarin het volgende is bepaald:
Indien het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip ook van toepassing op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit.
De nieuwe wet geldt derhalve alleen voor de nieuwe gevallen. Het tijdstip waarop het schadeveroorzakende besluit bekend is gemaakt of de schadeveroorzakende handeling is verricht (vóór of na inwerkingtreding van de Wns), is bepalend voor de vraag of het oude recht of het nieuwe recht van toepassing is.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.