Organisatie | Oldenzaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VTH-Beleid fysieke leefomgeving Oldenzaal |
Citeertitel | VTH-beleid fysieke leefomgeving Oldenzaal |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-11-2023 | nieuwe regeling | 20-11-2018 |
Voor u ligt het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving fysieke leefomgeving Oldenzaal (VTH-beleid fysieke leefomgeving Oldenzaal). Dit beleid richt zich op vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van de fysieke leefomgeving van de gemeente Oldenzaal. Daaronder vallen de taken op het gebied van bouwen, ruimtelijke ordening, milieu, Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten. Dit beleidsplan vervangt het in 2014 vastgestelde beleidsplan “Handhavingsbeleid Fysieke Leefomgeving 2015-2018”.
In dit plan worden beleidsmatige keuzes gemaakt over de taken die de gemeente de komende jaren uitvoert en wordt inzicht gegeven in de middelen die de gemeente inzet om naleving van regels te bereiken en te bevorderen.
De algemene VTH-doelstelling sluit aan bij het VTH-beleid Twente (waarin het beleid is opgenomen voor de milieutaken die de omgevingsdienst Twente uitvoert) en het maatschappelijk doel van de Omgevingswet en luidt als volgt:
“Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op de naleving en het handhaven van regels om, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang:
Bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.”
Dit algemene doel wordt, overeenkomstig de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht, in dit beleid nader uitgewerkt voor de volgende onderdelen:
Ook hiervoor wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het VTH-beleid Twente.
In dit VTH-beleidsplan fysieke leefomgeving Oldenzaal gestelde prioriteiten worden jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Ook wordt er een jaarverslag met evaluatie gepresenteerd. Op basis van deze jaarlijkse evaluaties kan het beleid en de prioriteiten worden bijgesteld.
Een belangrijk kader voor dit plan wordt, naast de geldende wet- en regelgeving gevormd door het Coalitieakkoord 2018-2022, de Structuurvisie en andere reeds vastgestelde c.q. met deze nota van te stellen beleidsdocumenten.
Met de komst van de Omgevingswet (verwachte inwerkingtreding 2021) wordt getracht een goede balans te vinden tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’ is hierbij het motto. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijke regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. Met de introductie van deze wet wordt ook een nieuwe werkwijze van de overheid gestimuleerd. Daarbij wordt het steeds belangrijker tijdig te starten met het integraal kijken naar alle ruimtelijke ontwikkelingen met de daarbij behorende ruimtelijke vraagstukken. Steeds meer verschuift de rol van een besluitvormende naar een faciliterende co-creërende rol. Daarmee ontstaat er een nieuwe balans tussen overheid, maatschappelijk middenveld en de private sector, gekenmerkt door samenwerken in (nieuwe) netwerken. Dit gaat gepaard met privatisering, deregulering en verschuiving van verantwoordelijkheden
In het VTH-beleidsplan fysieke leefomgeving Oldenzaal wat nu voorligt wordt een start gemaakt met deze veranderende rol en wordt een start gemaakt met het meer integraal benaderen van alle VTH- taken. Dit in aanloop naar de Omgevingswet.
1.1 Kaders voor vergunningverlening toezicht en handhaving.
Voor u ligt het Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving fysieke leefomgeving Oldenzaal (VTH-beleidsplan fysieke leefomgeving Oldenzaal). In dit beleidsplan wordt het beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving voor de komende periode beschreven. Hieronder vallen de vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken die voortvloeien uit de wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten. Dit beleidsplan vervangt het in 2014 vastgestelde beleid ‘handhavingsbeleid Fysieke Leefomgeving 2015-2018’.
Voor het onderdeel milieu is1 afzonderlijk VTH-beleid Twente vastgesteld.
Verschillende wetswijzigingen volgen elkaar snel op. De Wet verbetering Vergunningverlening Toezicht en Handhaving, de Wet private kwaliteitsborging voor het bouwen en de Omgevingswet vragen opnieuw om invulling te geven aan de veranderende maatschappij. Met het VTH beleidsplan fysieke leefomgeving Oldenzaal legt het college en de burgemeester de basis voor de programmatische en integrale uitvoering van de wettelijke taken.
Met het vaststellen van dit beleid wordt de uitvoering van de VTH-taken geactualiseerd en afgestemd op de nieuwe uitvoeringssituatie. Het beleid heeft merendeels een sterk operationeel karakter. Het is gericht op uitvoeringsbeleid en maakt keuzes hoe de gemeente de aspecten, in het kader van wet en regelgeving, uitvoert. Er moeten in relatie hiermee (bestuurlijke) keuzes worden gemaakt voor een nadere prioritering van taken. Deze prioritering en keuzes worden toegelicht in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving.
Het VTH-beleid is gebaseerd op verschillende uitgangspunten zoals:
Nieuw in dit beleidsplan is het onderdeel vergunningen (en meldingen). Dit is een nieuwe verplichting vanuit de wet VTH. Ook nieuw is de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht, waarbij onder andere kwaliteitscriteria en kwaliteitsdoelen zijn vastgesteld. Verder is nieuw dat de uitvoering van een aantal belangrijke (milieu)taken door omgevingsdiensten moet worden gedaan. De gemeente Oldenzaal maakt onderdeel uit van de omgevingsdienst Twente (ODT) en deze wordt op 1 januari 2019 operationeel. Voor de taken die de ODT uitvoert is/wordt afzonderlijk en uniform VTH-beleid vastgesteld.
1.2 Bevorderen van de naleving is keuze maken
De gemeente heeft de taak om de fysieke leefomgeving veilig, gezond, aantrekkelijk en duurzaam te houden. Om dit te realiseren zijn wetten opgesteld waaraan gebruikers van de leefomgeving zich dienen te houden. De belangrijkste daarvan zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Woningwet, de Monumentenwet, de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), de Drank- en Horecawet en de op deze wetten gebaseerde Algemene Maatregelen van Bestuur zoals het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 en Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen. Daarnaast heeft de gemeente eigen beleidskaders die regels geven over hoe de leefomgeving wel en niet mag worden gebruikt. Het beleid van de gemeente is onder andere vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de bouwverordening, de bestemmingsplannen, structuurvisie, het welstandsbeleid, Erfgoedverordening en het milieubeleid.
De regels die in deze wetten en beleidsdocumenten zijn vastgelegd richten zich op de gebruikers van de leefomgeving. Zij worden geacht al deze regels na te leven. Dit gaat niet altijd vanzelf. Regels zijn soms onbekend, te complex om direct te begrijpen of vragen investeringen van betrokkene om na te volgen. Van de gemeenten wordt daarom verwacht dat zij, als (mede)uitvoerder van de wetten en makers van het beleid een inspanning leveren om naleving van de regels te stimuleren. De gemeente kan echter nooit alles vooraf toetsen of controleren en zo alle risico’s van niet-naleving neutraliseren. Dat kost te veel tijd en geld. Ook de overlast die toezicht en handhaving voor de gebruikers oplevert stelt grenzen aan de wijze waarop en de mate waarin naleving wordt gestimuleerd. De gemeente moet dus keuzes maken met betrekking tot hoe men de beschikbare mensen en middelen het beste denkt te kunnen inzetten.
Keuzes maken houdt in dat men de risico’s van niet-naleving tegen elkaar afweegt en vervolgens bepaalt welke risico’s meer en minder aanvaardbaar zijn. Op basis hiervan kunnen prioriteiten worden gesteld die bij vergunningverlening, het toezicht en handhaving door de gemeentelijke organisatie worden gehanteerd. Welke mate van risico’s aanvaardbaar zijn en daarmee welke prioriteiten worden gesteld is een bestuurlijke keuze. In dit beleidsplan zijn voor de komende beleidsperiode deze keuzes vastgelegd. De keuzes die zijn gemaakt geven een prioriteit aan de rechtmatigheid en richten zich vervolgens op de mate van impact van de niet-naleving.
1.3 Het VTH-beleidsplan als formeel document.
Het opstellen van dit beleidsplan is primair ingegeven door het feit dat de meest recente beleidskaders, vastgelegd in het Handhavingsbeleid Fysieke Leefomgeving 2015-2018, ruim 4 jaar oud zijn. Sindsdien zijn er diverse ontwikkelingen geweest die het werkveld van vergunningverlening, toezicht en handhaving ingrijpend hebben veranderd of nog zullen veranderen:
De ingevoerde VTH wet die onder andere veel hogere eisen stelt aan de kwaliteit van uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), met daaraan verbonden het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Deze vraagt van de overheid een professionele, integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving. Het transparant formuleren en uitvoeren van vergunningen, toezicht en handhavingsbeleid is daarbij een belangrijke opgave.
De verschillende ontwikkelingen die gezamenlijk het VTH-werkveld ingrijpend hebben veranderd maken het stellen van (nieuwe) prioriteiten extra noodzakelijk. De vergunningverleners, toezichthou-ders en handhavers van de gemeente maken dagelijks keuzes die voor een steeds groter deel niet meer worden gedekt door de oorspronkelijke bestuurlijke vastgestelde kaders. Het VTH-beleidsplan fysieke leefomgeving Oldenzaal moet hierin verandering brengen.
Daarnaast wordt met deze nota invulling gegeven aan een aantal criteria die landelijk aan VTH-organisaties worden gesteld. Deze criteria zijn deels in het Besluit omgevingsrecht (Bor) vastgelegd. Op grond van artikel 7.2, eerste lid, Bor stelt het bestuursorgaan uitvoerings- en handhavingsbeleid vast, met daarin aan zichzelf gestelde doelen. De eisen zijn breder uitgewerkt in de Kwaliteitscriteria versie 2.1. Daarin staat de dubbele cyclus van beleidsvorming en van uitvoering, de Big -8 Cyclus.
De Big-8 is een dubbele plan-do-check-act cyclus waarbij beleid en uitvoering met elkaar verbonden worden. De bovenste regelkring betreft beleidskeuzen, strategie, het opstellen van een programma en beleidsevaluatie. De onderste regelkring betreft het uitvoeringsprogramma en de professionele werkwijze, uitvoering en monitoring. Zowel in dit beleidsplan, maar ook in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt deze cyclus en werkwijze binnen beleid en uitvoering uitgewerkt en wordt toegelicht hoe Oldenzaal hiermee omgaat. Daarmee wordt invulling/uitvoering gegeven aan de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht.
Dit beleidsplan gaat in principe over alle VTH-taken met betrekking tot de fysieke leefomgeving die volgens de wet en het gemeentelijke beleid aan de gemeente zijn opgedragen. Zoals eerder gesteld gaan de uitgangspunten die met dit beleidsplan worden vastgesteld niet over aan welke regels gebruikers van leefomgeving zich dienen te houden, maar over de prioriteiten die de gemeente stelt bij het uitvoeren van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving en hoe deze prioriteiten tot stand komen. Het VTH-beleid is daarmee alleen kader stellend voor de gemeente Oldenzaal zelf als bevoegd gezag. Daarnaast kent de gemeente ook ambities om, zonder terug te vallen op dwingende regels, haar inwoners te stimuleren de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Deze stimulatie richt zich vooral op het ‘verder gaan dan de normen waaraan wordt getoetst’. Deze uitwerking van de beleidsdoelstelling en de ambities hierin worden onderbouwd in het uitvoeringsprogramma.
In dit hoofdstuk worden de missie en visie van de gemeente Oldenzaal beschreven die leidend zijn voor het VTH-beleid. Een goed VTH-beleid begint met besef van de vraagstukken die we met het beleid willen sturen. De risico’s die de veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid van de Oldenzaalse leefomgeving bedreigen vormen de kern van deze uitdaging waarvoor de gemeente als uitvoerder van het VTH-beleid staat.
2.1 Gebiedsbeschrijving en probleemanalyse
Oldenzaal is een unieke Twentse gemeente. Binnen de gemeente Oldenzaal kennen we één kern, de stad Oldenzaal.
Het gemeentelijk profiel van Oldenzaal per 1 januari 2018 ziet er, globaal, als volgt uit
| |
A B C evenementen > 150 pp6 | |
De gemeente kan worden onderverdeeld in een aantal type gebieden, die ieder hun eigen kenmerken hebben, te weten:
Een analyse op basis van het profiel van de gemeente is opgenomen in bijlage 2. Een globaal overzicht van de door de gemeente onderscheiden VTH-taken fysieke leefomgeving is opgenomen in bijlage 3. Deze worden jaarlijks op actualiteit gescreend bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma.
De veelzijdigheid van Oldenzaal vraagt een passend VTH-beleid. De Oldenzaalse aanpak laat zich goed omschrijven als een combinatie van een gebiedsgerichte en een persoonsgerichte aanpak waarbij rekening wordt houdend met, voor de gebiedsgerichte aanpak, de type gebieden en bijbehorende kenmerken die Oldenzaal uniek maken. Binnen de persoonsgerichte aanpak ligt de nadruk meer op het individu als ook de verschillende doelgroepen. In het uitvoeringsprogramma wordt dit uitgewerkt en in de risicoanalyse verwerkt.
Hieronder staan de missie en visie beschreven ten aanzien van de VTH-taken die door de gemeente zelf worden uitgevoerd. Daarbij wordt aangesloten bij het VTH-beleid Twente.
Met het vaststellen van dit beleid willen we de volgende missie uitwerken:
Een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving.
In de gemeente Oldenzaal wordt er gewerkt aan optimale bescherming en duurzame benutting van de fysieke leefomgeving; veilig wonen, werken en leven. Kwaliteit staat centraal in ons werken. Professionele medewerkers maken hierbij het verschil. Ze zijn deskundig, weten wat er speelt en zijn uitstekend bereikbaar en benaderbaar. We werken continu aan de verbetering van de dienstverlening, waarbij we aansluiten bij de dienstverleningsprincipes van de Omgevingswet (snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent).
Naast de onder 1.1.2 genoemde uitgangspunten is ons beleid gebaseerd op het volgende:
De gemeente beseft dat vergunningverlening, toezicht en handhaven iets is dat als onprettig kan worden ervaren. De aanvraag van een vergunning is niet vrijblijvend, controles zorgen soms voor overlast en handhaving wordt al ongewenst ervaren. De gemeente voert deze activiteiten uit omdat zij haar inwoners, instellingen en bedrijven een veilige, gezonde en duurzame leef-, woon, en werkomgeving wil bieden. Het is echter onmogelijk om in onze samenleving alle risico’s uit te sluiten. Het absoluut voorkomen van risico’s door vergunningverlening of toezicht en handhaving is dus niet voor 100% mogelijk. Er zullen prioriteiten moeten worden gesteld.
Bij de keuzes die worden gemaakt en de prioriteiten die worden gesteld staat de inschatting van het risico voor de leefomgeving centraal. Risico is daarbij de kans dat niet-naleving tot ongewenste effecten leidt en schade voor de leefomgeving oplevert (kans x effect). Hoe groter de kans op niet-naleving en schade voor de leefomgeving hoe meer de gemeente zal sturen op naleving.
Om de risico’s te kunnen inschatten wordt ambtelijk jaarlijks een risicoanalyse uitgevoerd, in ieder geval voor toezicht en handhaving. De risicoanalyse vormt de basis voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Voor de jaarlijkse risicoanalyse wordt gebruik gemaakt van een risicoanalysemodel dat transparant is en zo mogelijk aansluit op hetgeen in de regio wordt toegepast. Per taakveld worden de wettelijke taken door de teams in beeld gebracht. Vervolgens wordt per taak het negatieve effect bepaald. Het negatieve effect dat het niet uitvoeren van een taak kan hebben, is bepaald aan de hand van de aspecten:
Er is gekozen voor alleen deze aspecten omdat deze het beste aansluiten bij de visie en deze het meest objectief zijn.
De keuze voor deze aanpak van de VTH-taken betekent tevens:
De gegevens van de risicoanalyse worden elk jaar gebruikt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma worden voor het betreffende jaar de prioriteiten bepaald. Voor wat betreft de milieutaken in ODT verband wordt de risicoanalyse geactualiseerd. Aansluitend daarop wordt ook de risicoanalyse voor de achterblijvende gemeentelijke taken geactualiseerd en vóór 1 januari 2021 ingevoerd.
Steeds meer zal deze systematiek ook doorontwikkeld kunnen worden voor het onderdeel vergunningen (toetsingsniveau afhankelijk van risico’s). Binnen het jaarlijkse uitvoeringsprogramma kan dit uitgewerkt worden.
Oldenzaal ziet het beheersen van de risico’s die de leefomgeving bedreigen als gedragssturing. Er wordt geprobeerd het gedrag van gebruikers van de fysieke leefomgeving te beïnvloeden zodat zij zich aan de verschillende geldende regels houden. Binnen het VTH-beleid staan diverse instrumenten ter beschikking om gedrag te beïnvloeden en naleving af te dwingen. De in te zetten instrumenten zijn daarbij breder dan alleen vergunningverlening, de controles en de juridische dwangmiddelen die kunnen worden ingezet in het geval een overtreding wordt geconstateerd. Ook bij het opstellen van regels en de voorlichting daarover liggen kansen om de gebruikers van de leefomgeving het gewenste gedrag te laten vertonen. Een schematisch overzicht van mogelijke instrumenten waarmee Oldenzaal werkt is weergegeven in het volgende figuur:
De volgende uitgangspunten zijn hierover vastgesteld:
Oldenzaal gaat ervan uit dat het overgrote deel van de gebruikers van de leefomgeving uit zichzelf bereid is de verschillende normen na te leven. De benadering van de doelgroep is daarom gebaseerd op het vertrouwen in hun goede bedoelingen. Niet-naleving wordt daarbij in eerste instantie gezien als een gevolg van onbekendheid met de regels en/of obstakels bij naleving.
Oldenzaal neemt de gebruikers en hun bedoelingen serieus, maar verwacht ook een eigen verantwoordelijkheid. Daarbij geldt dat hoe professioneler de gebruiker is hoe meer er wordt verwacht van zijn eigen professionaliteit en verantwoordelijkheid voor de naleving van de regels, hoe strikter Oldenzaal zal optreden bij het toetsen aan deze regels.
2.5 Streefniveaus naleefgedrag
Wil de gemeente de capaciteit voor vergunningverlening, toezicht en handhaving zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten, dan is het van belang dat het risico niveau van niet-naleving dat de gemeente durft en kan accepteren bekend is. Een middel daarbij is het bepalen van streefniveaus, voor de verschillende categorieën. Welk niveau wil Oldenzaal bereiken met de vergunningverlening, toezicht en handhaving en op welk niveau moet het naleefgedrag van gebruikers van de fysieke leefomgeving zich bevinden. De benoeming en monitoring van deze streefniveaus is juist bedoeld om de VTH inspanningen beter te kunnen richten op de beheersing van de risico’s die daar binnen Oldenzaal het meest om vragen. Binnen het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt dit uitgewerkt.
De gemeente Oldenzaal werkt niet alleen aan een veilige en gezonde leefomgeving. Een deel van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Twente (ODT), de Veiligheidsregio Twente en het Waterschap Vechtstromen. Deze samenwerkingen zijn veelal gebaseerd op een opdrachtgever-, opdrachtnemer- relatie. Uitvoeringspartners hebben ook eigen wettelijke bevoegdheden en taken. Samenwerking bestaat bij die taken onder andere uit het voor elkaar uitvoeren van een ‘signaaltoezicht’. Door regelmatig overleg en afstemming op bestuurlijk en ambtelijk niveau bouwt Oldenzaal voortdurend aan de relatie en onderlinge verbanden met deze partners. Afspraken over procedures en verantwoordelijkheden wordt zo nodig vastgelegd in (dienstverlening) overeenkomsten. In overleg met de uitvoeringspartners worden dan jaarlijkse werkprogramma’s opgesteld, zodat Oldenzaal ook hier kan sturen op prioriteiten. De gemeente moet, mede door wetgeving, stijgende kwaliteitseisen en strakkere financiële kaders steeds meer regionaal samenwerken bij de uitvoering van de VTH-taken. Dit betekent dan ook dat de autonomie van de gemeente om zelf het VTH-beleid te bepalen de komende jaren naar verwachting verder zal afnemen.
Op 1 januari 2019 gaat de Omgevingsdienst Twente (ODT) van start. De ODT gaat voor de Twentse gemeenten en de provincie Overijssel de Wabo gerelateerde milieutaken uitvoeren op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke verplichting om in ieder geval de zogenaamde basistaken te laten uitvoeren door een omgevingsdienst. Onder de basistaken (BTP) wordt verstaan: de vergunningen, het toezicht en de handhaving van de omgevingsvergunningen milieu, meldingen activiteiten besluit milieubeheer en de beschikkingen in het kader van de Wet bodembescherming. (art. 7.1 Bor) In Twente is dit BTP uitgebreid tot het milieu brede takenpakket7. Daarvoor is een uniform VTH-beleid Twente vastgesteld.
De Veiligheidsregio Twente is een regionaal samenwerkingsverband tussen hulpdiensten en de veertien Twentse gemeenten. Het doel van deze Gemeenschappelijke regeling is het behartigen van de belangen van de aangesloten gemeenten op het terrein van de brandweer, geneeskundige hulpverleningsorganisatie en de rampenbestrijding, met daarnaast het realiseren van een gecoördineerde inzet van organisaties, instellingen en diensten die bij zware ongevallen en rampen zijn betrokken.
Onderdeel van de Veiligheidsregio is de brandweer. Dit betekent dat voor een deel van het proces voor de vergunningverlening een beroep wordt gedaan op dit samenwerkingsverband. Het gaat hierbij om advies in het voortraject. Voor toezichtcontroles kan een beroep worden gedaan op dit samenwerkingsverband.
De Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht om regels te stellen voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de VTH-taken op het gebied van de Wabo. De gemeenteraad heeft deze verordening op 19 december 2016 vastgesteld.
In de verordening is een verplichting opgenomen om voor wat betreft de zogenaamde basistaken (die door de ODT moeten worden uitgevoerd) te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1 van KPMG. Voor wat betreft de overige Wabo-taken (“betrokken wetten”), geldt “alleen” een zorgplicht met de kwaliteitscriteria als principe uitgangspunt. Het gaat daarbij om het principe van “comply or explain” (pas toe of leg uit) waarbij afwijkingen worden gemotiveerd. Daarover vindt horizontale verantwoording plaats aan de raad en interbestuurlijk toezicht van de provincie op afstand. Over de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de APV-taken die niet Wabo-gerelateerd zijn en de bijzondere wetten zegt de verordening niets. Ook in die gevallen wordt aansluiting gezocht bij de doelen uit de verordening en vindt verantwoording plaats aan de raad door middel van het uitvoeringsprogramma en het jaarverslag.
Op basis van de Verordening moeten zowel voor de vergunningverlening, toezicht en uitvoering van de basistaken als de betrokken wetten doelen worden uitgewerkt op de navolgende onderwerpen:
Zoals onder 2.6.2 al is vermeld, is dit uitgewerkt in het VTH-beleid Twente voor wat betreft de taken die door de ODT worden uitgevoerd.
Voor de taken die bij de gemeente blijven vindt de uitwerking van deze doelen plaats in hoofdstuk 3.
De Omgevingswet is in juli 2015 aangenomen door de Tweede Kamer en de verwachting is dat de wet in 2021 in werking treedt. Deze wet is niet alleen nieuw maar betekent ook een cultuurverandering en een andere manier van werken.
De Omgevingswet integreert een groot aantal wetten en AMvB’s in het fysieke domein om zo meer integraal te kunnen werken, kosten te reduceren en procedures te bekorten of overbodig te maken. De Omgevingswet is een zogenaamde ‘Kaderwet’, wat betekent dat veel zaken nog uitgewerkt moeten worden in besluiten (AMvB’s). De verwachting is dat door het vergunningsvrij maken van veel activiteiten de toezicht- en handhavingslast zal toenemen.
3. Doelen vergunningen, toezicht en handhaving
In dit hoofdstuk staat het algemene doel van VTH en worden de doelen volgens de vastgestelde Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht beschreven en uitgewerkt. Een nadere uitwerking en aanscherping van taken vindt plaats in het uitvoeringsprogramma.
De algemene VTH-doelstelling sluit aan bij het VTH-beleid Twente en het maatschappelijk doel van de Omgevingswet en luidt als volgt:
“Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op de naleving en het handhaven van regels om, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang:
Bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.”
Dit algemene doel wordt, overeenkomstig de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht, nader uitgewerkt voor de volgende onderdelen:
Ook hiervoor wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het VTH-beleid Twente.
De uitvoeringskwaliteit is de mate waarin een product voldoet aan de juridische en organisatorische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur) en bijdraagt aan de omgevingsdoelen, de inhoudelijke kwaliteit, te weten:
Fysieke veiligheid: Bij veiligheid praten we over het borgen van de veiligheid in de brede zin van het woord. Bouwveiligheid, brandveiligheid, maar ook milieu gerelateerde veiligheid. Waar mogelijk wordt ruimte geboden aan eigen verantwoordelijkheid. Doen zij dat niet, dan wordt opgetreden. Op gebied van veiligheid worden geen concessies gedaan.
Omgevingskwaliteit: de kwaliteit van de omgeving gaat over belevings-, gebruiks-, en toekomstwaarde. Dit heeft te maken met welstand maar ook een prettige leefomgeving voor inwoners en bedrijven. Dit betekent dat geprobeerd wordt hinder, overlast en ergernissen zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan geluidsoverlast, parkeeroverlast, dumpen van afval en bodemverontreiniging.
Voor wat betreft “gezondheid” merken wij op dat deze taak met name bij de GGD ligt en het sociale domein. Wel vindt waar nodig en mogelijk uitwisseling van kennis en het delen van informatie plaats.
Daarnaast zijn de volgende onderdelen belangrijk voor de uitvoeringskwaliteit:
De doelen die aan de uitvoeringskwaliteit hangen zijn hierna op hoofdlijnen uitgewerkt.
Een nadere uitwerking vindt plaats in het uitvoeringsprogramma. Dit is een groeiproces en de verantwoording vindt plaats in het jaarverslag.
Hierbij gaat het om de manier waarop in communicatie, snelheid en service de gemeente Oldenzaal met haar inwoners, bedrijven en instellingen omgaat.
3.1.2.1 Beleidsdoelen dienstverlening
De gemeente Oldenzaal wil een hoogstaande dienstverlening leveren. Daaronder verstaat zij een dienstverlening die klantgericht, vriendelijk, tijdig en kwalitatief goed is. Hiervoor heeft de gemeente servicenormen. Deze normen worden gehaald.
In het jaarlijks uitvoeringsprogramma worden deze doelen nader uitgewerkt.
Het in hoofdstuk 3 beschreven doel van het VTH-beleid houdt in: “Bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies”. Het bereiken en in stand houden hiervan is niet vanzelfsprekend. De gemeente Oldenzaal gaat uit van vertrouwen en rekent in eerste instantie op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners, bedrijven en instellingen. In praktijk is dit echter niet altijd voldoende. Oldenzaal is van mening dat voorkomen beter is dan genezen.
Dit hoofdstuk beschrijft de strategieën voor vergunningen, toezicht en handhaving. De wettelijke grondslagen van een nieuw stelsel voor vergunningen, toezicht en handhaving zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wabo. De preventiestrategie is een overkoepelende strategie en vormt samen met de overige strategieën het kader voor het gezamenlijke VTH-beleid.
Bij preventie gaat het om het voorkomen van aantasting van de leefomgeving of ontstaan van risico’s door het geven van voorlichting, zorgdragen voor een heldere communicatie over de kaders waar inwoners, bedrijven en instellingen zich aan moeten houden.
Veel schade aan de fysieke leefomgeving kan worden voorkomen door het vroegtijdig helder te maken welke kaders en regels er gelden. Dit vereist een goede en gerichte voorlichting en communicatie richting inwoners, bedrijven en instellingen en, in algemene zin, belanghebbenden. Het vroegtijdig betrekken en waar mogelijk samenwerken met partners is belangrijk. Het vraagt een integrale behandeling van aanvragen, overtredingen, klachten en overige maatschappelijke vraagstukken en daarbij ook nog oog te hebben voor de preventieve werking van beleidsmaatregelen op andere beleidsvelden dan waar de aanvraag, klacht, overtreding of vraag betrekking op heeft.
Expliciet wordt ingezet op preventie vanuit een goede voorlichting, communicatie en overleg. Uitgangspunt daarbij is dat de meeste initiatiefnemers en aanvragers bereid zijn te voldoen aan de gestelde regels en kaders. Oldenzaal houdt er rekening mee dat naleefgedrag wordt beïnvloed door de volgende factoren:
In de contacten over VTH-aangelegenheden staat een klantgerichte, pragmatische en oplossingsgerichte benadering van initiatiefnemers en aanvragers centraal. Daarbij geldt als beperking: voor zover dat binnen de gestelde wettelijke en gemeentelijke kaders mogelijk is. Uitgangspunt is een klantvriendelijke en klantgerichte benadering waarbij binnen de vigerende kaders steeds gezocht wordt naar een passende oplossing. Daarbij is ook aandacht voor mogelijke bemiddeling (mediation).
In het omgevingsrecht wordt onder vergunningverlening verstaan het beoordelen en toetsen van aanvragen aan de geldende wet, en regelgeving. Uiteindelijk moet dit resulteren in een kwalitatief goed besluit, eventueel onder voorwaarden en met voorschriften, binnen de hiervoor geldende procedure tijd.
Vergunningen leveren een bijdrage aan het reguleren, verbeteren en handhaven van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Voor het bepalen van de kwaliteit van de leefomgeving worden de verschillende belangen rondom vergunningen tussen de voorgenomen activiteiten enerzijds en de gevolgen voor de fysieke leefomgeving anderzijds zorgvuldig afgewogen. Onderdeel van het nieuwe stelsel voor vergunningen, toezicht en handhaving is het formuleren van een strategie voor de uitvoering, de vergunningenstrategie. Oldenzaal kiest ervoor om hierbij wederom zoveel mogelijk aan te sluiten bij het VTH-beleid Twente. Het speelveld van de vergunningenstrategie wordt schematisch weergegeven, waarbij 4 kwadranten worden gebruikt.
Samengevat komt het erop neer dat hoe groter de technisch-inhoudelijke complexiteit, hoe zorgvuldiger en specifieker de toetsing dient plaats te vinden. En hoe groter de sociaal-maatschappelijke complexiteit, hoe zorgvuldiger het proces dient plaats te vinden (afstemming, overleg etc). Vergunningen en meldingen waarbij het niet naleven van de voorschriften leidt (of kan leiden) tot grote schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid, de veiligheid en natuur worden intensiever behandeld dan aanvragen waarbij dat minder het geval is.
Deze gekozen vergunningenstrategie is algemeen van opzet en biedt kaders en uitgangspunten voor het taakveld vergunningen en biedt ruimte voor keuzemomenten hierin. Daarnaast verkleint een gedegen uitvoering het risico op bezwaar en beroep en op uitvoeringsproblemen bij toezicht en/of handhaving. Daarnaast wordt bij de behandeling van vergunningaanvragen, meldingen en ontheffingen de volgende aspecten in acht genomen: omgevingsgerichtheid, transparantie, differentiatie, professionaliteit en samenwerking. Met de toepassing van deze vergunningenstrategie is het instrument vergunningverlening maximaal in te zetten voor het bereiken van bestuurlijke ambities en beleidsdoelen voor de omgeving. Waar het gaat om de overgedragen milieutaken is een gerichte samenwerking met de ODT noodzakelijk. Uitgangspunt hierbij is dat met een efficiënte werkwijze een kwalitatief hoogwaardig product wordt geleverd.
In het uitvoeringsprogramma dat jaarlijks wordt gemaakt zal de uitwerking van de vergunningenstrategie worden opgenomen. Het hierboven toegevoegde schema waarin de 4 kwadranten benoemd zijn is hierbij uitgangspunt. Zoals vermeld is het onderdeel vergunningen nieuw in dit beleidsplan. Dit houdt in dat de uitwerking in het uitvoeringsprogramma voor wat betreft dit onderdeel het jaar 2019 zal gelden als een overgangsjaar. Vanaf 2020 wordt de vergunningenstrategie als vast onderdeel opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
Onder toezicht wordt verstaan de uitvoering van controles en het, naar aanleiding van een klacht of melding, beoordelen of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Toezicht is bedoeld om te zorgen dat regels worden nageleefd zonder inzet van verdere handhavingsmiddelen; anders gezegd: onder toezicht wordt verstaan het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd.
Er zijn twee hoofdvormen van toezicht te onderscheiden, namelijk preventief toezicht en repressief toezicht.
Daarnaast omvat het toezicht een breed scala aan activiteiten, bij preventief toezicht zal dat vaak worden uitgevoerd in de rol van voorlichting, meedenken en adviseren, bij repressief toezicht worden deze rollen uitgebreid met controleren.
Toezicht heeft dus een preventieve werking, zorgt ervoor dat regels beter worden nageleefd en is nodig voor het opsporen van overtredingen. We benadrukken daarbij dat elke controle een momentopname is en het risico bestaat dat niet alles wordt gecontroleerd of geconstateerd.
Toezicht gebeurt op basis van een risicoanalyse (zie paragraaf 2.3) waarbij de gemeente Oldenzaal haar toezichtcapaciteit zo efficiënt en effectief mogelijk inzet en waardoor het (geplande) toezicht plaats vindt op basis van vooraf gemaakte keuzes. Daarnaast dienen zich ook ongewone voorvallen of klachten aan waarbij niet gepland toezicht noodzakelijk is.
De gemeente Oldenzaal wil “slim en samen” integraal toezicht uitoefenen, waarbij voldoende kwaliteit van de controles is gewaarborgd en waarbij de klant centraal staat. Dit wordt vormgegeven door middel van “gecoördineerd toezicht” onder regie van de casemanager/teamleider handhaving. Dat betekent dat per situatie wordt gekozen voor de meest efficiënte en klantvriendelijke werkwijze, gelet op de mogelijkheden en beperkingen binnen de gemeente Oldenzaal.
Gecoördineerd toezicht (onder regie van de casemanager of teamleider) betekent:
Daarbij wordt het volgende in acht genomen:
Kanttekening hierbij is de samenwerking met de omgevingsdienst Twente waar het milieutoezicht per 1 januari 2019 wordt ondergebracht. Als integraal toezicht wordt opgepakt tussen bijvoorbeeld bouwen en milieu is er veel afstemming nodig om dat het om verschillende organisaties gaat.
Ook hierbij wordt nogmaals het belang onderstreept om een, zoveel mogelijk, eenduidig uniform VTH beleid vast te stellen.
Frequentie, soort en wijze van toezicht
De gemeente Oldenzaal koppelt de frequentie en wijze van toezicht aan de prioriteit die aan een bepaalde handhavingstaak wordt toegekend. Hoe hoger de prioriteit, hoe actiever en diepgaander het toezicht. Daar waar sprake is van geen of weinig risico, wordt minder (diepgaand) gecontroleerd, steekproefsgewijs gecontroleerd of alleen op basis van het zogenaamde “piepsysteem” (meldingen/incidenten/signalen). Dat laatste is vooral gebaseerd op vertrouwen in het naleefgedrag en gebeurt uit oogpunt van efficiëntie en klantgerichtheid (verminderen toezichtlast).
In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s wordt dit uitgewerkt voor de verschillende taakvelden. De mate van diepgang van de controles wordt bepaald door het mogelijke risico dat aan een bepaalde activiteit verbonden is. Veiligheid en gezondheid staan voorop. Daarbij wordt echter ook uitgegaan van de verantwoordelijkheid van de burgers en bedrijven zelf.
Daarnaast zet de gemeente Oldenzaal met het VTH-beleid in op een slimmere en meer integrale aanpak van de risico’s die de fysieke leefomgeving kunnen bedreigen. Dit is een ontwikkelproces waarbij de gemeente structureler en directer van haar interventies en de effecten op het naleefgedrag wil leren. Een van de uitdagingen hierbij is door keuzes van typen toezicht en combinaties hiervan een doelmatige en doeltreffende werkwijze vast te stellen voor de uitvoering van deze taken. Bij de realisatie en vaststelling van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden deze keuzes toegelicht.
4.4 Naleving, handhaving(sanctie) en gedogen
De gemeente moet een nalevingsstrategie vaststellen. Hierin worden de noodzakelijke afspraken opgenomen over de manier waarop we vorm geven aan de handhaving. Om hieraan een goede uitvoering te geven wordt (opnieuw8) aangesloten bij de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS). De LHS is een beleidskader voor de bestuursrechtelijk en strafrechtelijk handhaving. Het doel van deze strategie is uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend optreden bij overtredingen, in vergelijkbare situaties verglijkbare keuzes maken en interventies kiezen en toepassen op eenduidige wijze. Door het implementeren van de LHS betekent dat de handhavende instanties in Nederland op eenzelfde manier optreden bij geconstateerde overtredingen op het gebied van de Wabo.
Met het overnemen en invoeren van de LHS wordt aangesloten bij de landelijke ontwikkelingen op het gebied van de kwaliteitscriteria op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-kwaliteitscriteria) voor Wabo bevoegde overheden.
De gemeente Oldenzaal erkent dat belang, mede gelet op de wettelijke verplichtingen en de samenwerking met o.a. de ODT. De gemeente Oldenzaal past dan ook de landelijke handhavingsstrategie toe voor de gehele fysieke leefomgeving. In bijlage 4 is de LHS opgenomen.
De overheid, waaronder de gemeente zelf, heeft een voorbeeldfunctie en daarvoor wordt geen uitzondering gemaakt. Bij overtredingen van overheden volgt inhoudelijk dezelfde reactie als op overtredingen van inwoners, bedrijven en instellingen, in de procedure wordt transparant en openbaar gehandeld ten behoeve van een democratische controle.
In Oldenzaal wordt, overeenkomstig bestendig beleid, waar mogelijk gekozen voor een last onder dwangsom en niet voor een last onder bestuursdwang, omdat dit het meest klantvriendelijk en efficient is. Op het gebied van APV/bijzondere wetten wordt waar mogelijk gekozen voor “lik op stuk” (de bestuurlijke strafbeschikking). Het huidige beleid wordt voortgezet om geen gebruik te maken van het instrument, “bestuurlijke boete”, gelet op de daaraan gekoppelde administratieve lasten en de beperkte toepasbaarheid van dit instrument.
Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat bij een afwijking/overtreding dient te worden onderzocht of sprake is van een rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 5:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij een rechtvaardigingsgrond (“overmacht”) heeft het college geen recht/bevoegdheid handhavend op te treden. Verder wordt in de jurisprudentie vorm en inhoud gegeven aan de “beginselplicht” tot handhaven. Daarbij is bepaald dat in bepaalde situaties zelfs moet worden afgezien van handhaving.
Voor wat betreft het onderdeel ‘bouwen’ wordt als kanttekening opgemerkt dat de dagelijkse praktijk soms afwijkt van de theorie. Daarnaast kent elk gebied zijn lokale aandachtsgebieden (deze worden in het uitvoeringsprogramma genoemd). De praktijk is weerbarstiger zit vol verassingen. Bij vrijwel elke controle kan wel een afwijking worden geconstateerd. Daarvoor zijn doorgaans verschillende redenen voor te aan te geven. Voor Oldenzaal heeft handhaving geen prioriteit als er sprake is van een gelijkwaardige oplossing. Daarbij dient echter wel te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Omdat de praktijk zich niet tot in detail laat beschrijven en een opsomming nooit volledig is , dient in dergelijke gevallen nadere afstemming plaats te vinden tussen medewerkers toezicht/handhaving onderling en, indien nodig, ook met vergunningverleners. Als er sprake is van een gelijkwaardige oplossing, dan wordt in principe volstaan met een aantekening in het dossier en eventueel een vrij-waringsbrief. De belangen van derden blijven gewaarborgd, nu belanghebbenden altijd de mogelijkheid houden een verzoek tot handhaving in te dienen.
Er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar waarin het opleggen van sancties niet gewenst is. In dat geval kan een overtreding gedoogd worden.
‘Er kunnen omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘gedogen in Nederland’ bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afzienbare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.”
Oldenzaal volgt, overeenkomstig de LHS, het landelijke kader voor gedogen voor overtredingen op het gebied van de gehele fysieke leefomgeving.
Kort samengevat komt het hierop neer:
4.4.3 Handhavingsverzoeken en meldingen
Oldenzaal ontvangt regelmatig handhavingsverzoeken, meldingen en/of signalen van burgers en bedrijven. Het college vindt het belangrijk dat inwoners betrokken zijn en blijven bij een gezond, veilig, en leefbaar Oldenzaal. Handhavingsverzoeken, meldingen en signalen worden tijdig en zorgvuldig behandeld. Daarbij wordt duidelijk gecommuniceerd wat men van de gemeente wel of niet kan verwachten. In principe wordt binnen de wettelijke termijn een beslissing genomen op een officieel handhavingsverzoek. Voor meldingen/signalen wordt gestreefd naar een eerste contact binnen 5 werkdagen. Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen tenzij de veiligheid of gezondheid in het geding is.
Bij de behandeling van handhavingsverzoeken, meldingen of signalen is de gemeente transparant, betrokken en onpartijdig. Geconstateerde overtredingen worden opgepakt en handhavingstrajecten worden gestart volgens de LHS. Registratie vindt plaats.
In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden keuzes gemaakt in het tijdig en zorgvuldig behandelen van handhavingsverzoeken waarbij prioriteit wordt gelegd bij de uitgangspunten van veiligheid en gezondheid.
Vanzelfsprekend wordt ook van de inwoners, bedrijven en instellingen verwacht dat zij hun eigen verantwoordelijkheid nemen en bij hinder of overlast onderling geprobeerd wordt hiervoor een bevredigende oplossing te vinden.
5. Kaders voor uitvoering`(kwaliteitsborging) en voorlichting
Als inwoners, instellingen en bedrijven weten waaraan zijn moeten voldoen en ook weten wat de gemeente van hen verwacht, dan kunnen veel misverstanden bij voorbaat worden vermeden.
Kortom, voor een goede uitvoering van het VTH-beleid en het daaruit voortvloeiende jaarlijkse uitvoeringsprogramma is een goede uitvoeringsorganisatie onontbeerlijk. Dit betekent dat de gemeente bij de inrichting van haar organisatie rekening moet houden en voorwaarden moet scheppen om een goede borging van een effectieve en efficiënte uitvoering mogelijk te maken en tevens kan voldoen aan de eisen zoals gesteld in de kwaliteitscriteria 2.1.
Om deze kwaliteit te borgen worden voor een goede uitvoering de volgende instrumenten ingezet:
5.2 Communicatie en voorlichting
Het coalitie akkoord gaat uit van een grote verantwoordelijkheid van inwoners, bedrijven en instellingen. In de ambitie van het college komt dit ook naar voren waarbij zij de intentie uitspreken en iedereen uitnodigen om samen te werken aan de ontwikkeling van de stad in al haar facetten. Om initiatieven en ideeën de ruimte te geven moet de gemeente Odenzaal het lef hebben om los te laten.
Dit duidt op het streven naar spontane naleving van regels en daarmee het bewerkstelligen van gewenst gedrag. Om dit te bewerkstellingen zullen de communicatie en voorlichting een vooruitgeschoven rol moeten krijgen. Vaak is onwetendheid en onbekendheid met de regels de oorzaak van niet naleving van die regels.
Kennis van wet- en regelgeving is belangrijk als er geen ‘persoonlijk belang’ is om regels vanzelf na te leven. Een goed naleefgedrag kan dan vaak alleen worden bereikt als men op de hoogte is van deze wet- en regelgeving maar ook het belang daarvan onderschrijft. Dit is ook van belang voor de legitimiteit oftewel ‘bestaansrecht’ van de overheid en draagt bij aan de geloopwaardigheid daarvan.
Daarbij is het van belang, dat communicatie op de juiste moment plaatsvindt en aansluit bij de doelgroep. Ook moet een afweging worden gemaakt wanneer welke communicatiemiddelen het beste kunnen worden ingezet. Buiten de formele communicatie momenten, voortvloeiend uit de Algemene wet bestuursrecht, wordt daar waar mogelijk ook gecommuniceerd op de volgende momenten:
Waar mogelijk en gewenst vindt gerichte doelgroep-communicatie plaats
5.3 Samenwerken met andere organisaties
In het kader van efficiëntie, klantvriendelijkheid en wet en regelgeving zal steeds meer samen worden gewerkt met andere handhavende instanties die actief zijn op het grondgebied van de gemeente.
Daarbij kan de samenwerking inhouden:
In de uitvoering van VTH-taken dient samenwerking met andere organisaties binnen de bestaande mogelijkheden een duidelijke plaats te krijgen. Dit wordt uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma.
In algemene zin is het moeilijk om de effectiviteit van inspanningen meetbaar te maken. Dit geldt, in deze context, even zeer voor het meetbaar maken van de effectiviteit van handhavingsinspanningen, maar ook de effectiviteit van voorlichting en communicatie. Om toch na te kunnen gaan of de beleidsdoelen en de hieruit voortvloeiende werkzaamheden zijn uitgevoerd en deze inspanningen zijn gehaald is het belangrijk dat er monitoring en registratie plaatsvindt. Onder monitoring wordt verstaan: het systematisch verzamelen, analyseren, gebruiken en communiceren van informatie over de voortgang van een project of activiteit. De betekenis van registratie spreekt voor zich. Getallen zeggen op zich niet zoveel over de effectiviteit van de inspanningen, maar ze maken het proces wel inzichtelijk.
Daarnaast worden niet enkel de individuele cijfers beoordeeld, maar vooral de verhoudingen tussen deze cijfers en de ontwikkelingen over een lange periode geven een beeld en een uitkomst. In het jaarverslag worden de gemaakte keuzes vanuit het uitvoeringsprogramma (cijfermatig) toegelicht en worden de resultaten van het afgelopen jaar vastgelegd. Voor de monitoring en registratie wordt gebruik gemaakt van de beschikbare geautomatiseerde systemen.
In het jaarverslag wordt het jaarprogramma zoals vastgelegd in het uitvoeringsprogramma geëvalueerd en wordt verantwoording afgelegd over de uitvoering van het VTH-beleid. Naast de inhoudelijke verslaglegging geeft het jaarverslag ook een beoordeling van de organisatie en worden nieuwe ontwikkelingen benoemd die aanleiding kunnen geven tot het bijstellen van het VTH-beleid. De ontwikkelingen waarbij aan moeten worden gedacht zijn bijvoorbeeld wijzigingen in wet- en regelgeving, wijzigingen van taken, bestuurlijke- en ambtelijke visies en ambities. Het jaarslag wordt ter informatie aan de gemeenteraad aangeboden en opgestuurd naar de provincie in het kader van interbestuurlijk toezicht.
Bijlage 1 – Takenpakket ODT variant 4 milieu breed (bijlage in bedrijfsplan)
Vergunningverlening/meldingen (alle inrichtingen):
Handhaving (alle inrichtingen):
Toezicht en handhaving bodemsaneringen (ook niet inrichtinggebonden):
Specialisme Externe Veiligheid (wabo gerelateerd)
Specialisme Afval (inrichting en niet-inrichtinggebonden)
Specialisme Afvalwater (indirecte lozingen):
Specialisme Bodem, bouwstoffen en water
Specialisme Geluid (wabo gerelateerd):
Specialisme Luchtkwaliteit (lucht en geur)(wabo gerelateerd):
Specialisme Asbest (inrichting en niet-inrichting gebonden:
Ketentoezicht (inrichting en niet-inrichting gebonden):
Specialistisch Advies brandweer/veiligheidsregio m.b.t.:
Facultatieve taken (niet volledig):
Bijlage 2 – Analyse naar profiel gemeente Oldenzaal per 1 januari 2018
Oldenzaal is een unieke Twentse gemeente. Binnen de gemeente Oldenzaal kennen we één kern, de stad Oldenzaal. Het gemeentelijk profiel van Oldenzaal per 1 januari 2018 ziet er, globaal, als volgt uit
De gemeente kan worden onderverdeeld in een aantal type gebieden, die ieder hun eigen kenmerken hebben, te weten:
Volgens de toezichthouders speelt/spelen per gebied met name de volgende problematiek c.q. mogelijke risico’s een rol. Bij de jaarlijkse risicoanalyses wordt daarmee rekening gehouden.
De volgende zaken spelen in alle gebieden:
Bijlage 3 – Globaal overzizcht gemeentelijke VTH-taken fysieke leefomgeving
Er bestaat geen totaaloverzicht van alle gemeentelijke taken op het gebied van toezicht/handhaving en vergunningverlening fysieke leefomgeving. Er zijn vele, vele landelijke wetten en natuurlijk ook gemeentelijke wetgeving (verordeningen). Zonder volledig te kunnen zijn volgt hieronder een globaal overzicht van de taken.
Globaal overzicht (meest relevante) vergunningtaken:
Globaal overzicht (meest relevante) toezichts- en handhavingstaken:
Milieu (hetgeen niet behoort tot het Takenpakket ODT variant 4 milieu breed)
Globaal overzicht (meest relevante) vergunningtaken:
Globaal overzicht (meest relevante) toezichts- en handhavingstaken:
Globaal overzicht (meest relevante) vergunningtaken:
Globaal overzicht (meest relevante) toezichts- en handhavingstaken:
De structuurvisie (raadsbesluit d.d. 10 maart 2014, nr. 409) geeft ruimte voor ondernemerschap en zelfrealisatie en wil ontwikkelaars/initiatiefnemers verleiden om samen met de gemeente te bouwen aan de toekomst van Oldenzaal Het Coalitieprogramma 2018-2022 “Verbinden door los te laten” gaat uit van “we doen het samen”. Uitgangspunt is dat je in Oldenzaal samen met je familie en vrienden fijn kunt wonen, werken en leven. In het programma is bepaald dat we samenwerken aan de ontwikkeling van onze stad in al haar facetten. Om goed te kunnen samenwerken is wederzijds vertrouwen een voorwaarde. We doen wat we zeggen en zeggen wat we doen. Iedereen moet zich overal in Oldenzaal veilig voelen. Daar zijn we samen verantwoordelijk voor.