Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

Notitie toezicht en handhaving kinderopvang en afwegingsmodel toezicht en handhaving kinderopvang gemeente Hilvarenbeek 2018.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie toezicht en handhaving kinderopvang en afwegingsmodel toezicht en handhaving kinderopvang gemeente Hilvarenbeek 2018.
CiteertitelNotitie toezicht en handhaving kinderopvang en afwegingsmodel toezicht en handhaving kinderopvang gemeente Hilvarenbeek
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerptoezicht en handhaving kinderopvang

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

art. 4:811 AWB

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-09-2018bestaande regeling

28-08-2018

gmb-2023-500056

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie toezicht en handhaving kinderopvang en afwegingsmodel toezicht en handhaving kinderopvang gemeente Hilvarenbeek 2018.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 augustus 2018

Afdeling Ruimte, team Veiligheid, Toezicht en Handhaving

1. Inleiding

 

Op 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in werking getreden. In deze wet worden regels gesteld met betrekking tot financiering van kinderopvang en worden er regels gesteld met betrekking tot de kwaliteitcriteria waar een kinderopvangcentrum aan moet voldoen. Het waarborgen van de kwaliteit van de kinderopvang is in beginsel een verantwoordelijkheid voor de ondernemers.

Op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek (hierna: college) verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang in Hilvarenbeek. Hiervoor wijst het college ambtenaren aan als toezichthouder.

Op gebied van toezicht en handhaving werkt de gemeente Hilvarenbeek samen met de GGD Hart voor Brabant. De GGD bezit de meeste expertise en kennis met betrekking tot kindercentra en de controleaspecten die van belang zijn op basis van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De GGD voert in opdracht van de gemeente Hilvarenbeek de controles uit bij de kindercentra in Hilvarenbeek. Vanuit de GGD wordt er een toezichthouder ingezet die de aanwezige kindercentra en gastouders controleert. Tijdens een controlebezoek kan de toezichthouder van de GGD bepaalde overtredingen constateren. Het heeft vervolgens de bevoegdheid om te bepalen of er wordt overgegaan tot handhaving.

Notitie toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang 2006

In oktober 2006 heeft het college van Hilvarenbeek de notitie toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang in Hilvarenbeek vastgesteld. Door de veranderende landelijke regelgeving is ook het lokale handhavingsbeleid aan verandering onderhevig.

Notitie toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang 2013

In 2013 is deze notitie geactualiseerd met de toevoeging van het afwegingsmodel toezicht en handhaving. Dit afwegingsmodel was van belang om adequaat te kunnen handhaven. De notitie geeft de kinderopvangorganisaties in de gemeente Hilvarenbeek en andere betrokkenen inzicht in de wijze waarop de toezichts- en handhavingstaak met betrekking tot de kwaliteit van de kinderopvang wordt uitgevoerd door de toezichthouder van de GGD en het college van Hilvarenbeek.

Onderhavige notitie betreft een actualisering van de notitie uit 2013.

1.1 Leeswijzer

In deze nota wordt achtereenvolgend het volgende behandeld. Hoofdstuk 2 geeft informatie over de wettelijke van toepassing zijnde regels. In hoofdstuk 3 worden de taken en verantwoordelijkheden voor de gemeente Hilvarenbeek beschreven met betrekking tot melding en registratie, toezicht en handhaving en het opstellen van het jaarverslag. Als bijlage bij deze notitie is het afwegingsmodel toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen gevoegd wat tevens onderdeel uitmaakt van deze notitie en het handhavingsbeleid op kindercentra in Hilvarenbeek.

2. Wettelijk kader

 

Mede gezien een aantal ernstige voorvallen in het land is een goede kinderopvang en peuterspeelzalen van groot belang. Het gaat immers om de zorg van jonge kinderen die een veilige basis moeten krijgen om een goede toekomst op te bouwen. Op de kindercentra en peuterspeelzalen worden de jonge kinderen gestimuleerd om zichzelf te ontwikkelen en zo in de toekomst goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Daarom zijn hiervoor belangrijke regels vastgesteld in de Wet kinderopvang en Kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko).

2.1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

De Wko regelt naast de financiering van de kinderopvang, de grote lijnen voor het verlenen van toestemming tot exploitatie, het toezicht en de handhaving (kwaliteitseisen) met betrekking tot de kinderopvang en de gastouderopvang. Ook staat hierin al een aantal kwaliteitseisen benoemd, zoals de VOG-eisen, de oudercommissie en het plaatsen van informatie op de website van de houder.

De Wko stelt de eis aan de instelling voor kinderopvang dat de houder zorg draagt voor een vorm van kinderopvang die een bijdrage levert aan een goede en gezonde ontwikkeling van de kinderen in een veilige omgeving. In de wet is benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het bieden van een goede kwaliteit in beginsel bij de ondernemers in deze sector ligt. In de Wko is uiteengezet waar een houder van een dergelijke instelling aan moet voldoen. Zoals gezegd is de gemeente verantwoordelijk voor het daadwerkelijke toezicht en handhaving op de naleving van de kwaliteitsregels in de kinderopvang (KDV), de Buitenschoolse opvang (BSO) en de gastouderopvang. Daarnaast is de gemeente via de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de basisvoorwaarden bij voorschoolse educatie. De regels voor de uitvoering van het toezicht en handhaving zijn opgenomen in de Regeling Wet Kinderopvang.

Het uitvoeren van de handhavingstaak door de gemeente is dus wettelijk vastgelegd en ter uitvoering is via het Gemeentefonds budget door het rijk beschikbaar gesteld.

Onder kinderopvang wordt verstaan: het bedrijfsmatig en anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Kinderopvang heeft tot doel om kinderen tussen de 0 en 13 op te vangen. De kindercentra worden onderverdeeld in verschillende vormen. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de verschillende vormen met daarbij een toelichting:

  • Kinderdagverblijven (KDV)/dagopvang: Deze bieden opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar;

  • Buitenschoolse opvang(BSO): Dit is opvang van kinderen van 4 t/m 12 jaar voor en na schooltijd en in de vakanties;

  • Gastouderopvang: Dit is een kleinschaligere vorm van opvang en dit kan zowel dagopvang als naschoolse opvang betreffen. Een gastouder vangt maximaal 6 kinderen tegelijkertijd op. De opvang vindt plaats op het woonadres van de gastouder of de vraagouder;

  • Gastouderbureau: Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt

  • Ouderparticipatieopvang: Hierbij worden kinderen door ten minste 1 van de ouders van de opgevangen kinderen opgevangen. Dit is geen betaalde vorm van opvang. Op deze vorm van opvang zijn de kwaliteitseisen uit de Wko van toepassing uitgezonderd de eisen voor gekwalificeerd personeel en de oudercommissie;

2.2 Besluit kwaliteit kinderopvang en de Regeling kwaliteit kinderopvang

Kinderopvanginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en het aanbod van de opvang. Daarom hebben de aanbieders en de afnemers in de kinderopvang de globale eisen die de Wko stelt aan de branche, vertaald in nadere kwaliteitseisen. Het gevolg hiervan is dat er een tweetal convenanten is vastgesteld waarin de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk is vastgelegd. Deze normen heeft de overheid overgenomen en vastgelegd in beleidsregels en deze toetsbaar uitgewerkt voor de GGD. Hierbij te denken aan voorschriften omtrent kwaliteit en zorgplicht gastouderbureau, risico-inventarisatie, aantal op te vangen kinderen, inhoud pedagogisch beleidsplan, deskundigheid, meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, eisen aan ruimtes.

2.3 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Dit besluit (AMvB) regelt het gebruik en de inhoud van de registers, de verantwoordelijkheid van o.a. het college daarbij en de eisen die aan houders worden gesteld ten behoeven van aanvraag tot exploitatie en het doorgeven van wijzigingen van geregistreerde gegevens.

2.4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

In dit besluit (AMvB) zijn de kwaliteitseisen met betrekking tot voorschoolse educatie opgenomen.

2.5 Regeling wet kinderopvang

Deze regeling regelt naast de tegemoetkoming door gemeente en UWV voor kinderopvang en kinderopvang in het buitenland:

  • de specifieke deskundigheidseisen (inclusief EHBO) voor beroepskrachten, gastouders en beroepskrachten voorschoolse educatie;

  • de eisen aan de administratie van kindercentra en gastouderbureaus;

  • eisen t.a.v. het gemeentelijk jaarverslag.

2.6 Algemene wet bestuursrecht

Voor zover niet in de Wko zelf geregeld, kan voor het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens de Wko gestelde regelgeving teruggegrepen worden op de Awb. Ook de subsidiebepalingen (bijvoorbeeld voor het verlagen van een subsidie) zijn te vinden in de Awb.

2.7 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang

De beleidsregels met betrekking tot de werkwijze van een toezichthouder zijn vastgesteld om zoveel mogelijk uniform toezicht te kunnen houden op de kinderopvang. Per vorm van opvang zijn specifieke kaders gesteld waarmee een toezichthouder moet werken. Deze kaders zijn opgesteld door de GGD in opdracht van het ministerie van sociale zaken en de VNG.

In deze beleidsregels is vastgesteld naar welke aspecten de toezichthouder kijkt bij een controle en op basis hiervan wordt bekeken op welke wijze de kinderopvang onderzocht wordt. Aan de hand van deze kaders kan een toezichthouder een oordeel geven of aan de basiskwaliteitseisen van de opvang wordt voldaan.

Er zijn toetsingskaders opgesteld voor de volgende opvangvormen:

  • Dagopvang

  • BSO

  • Gastouderbureau

  • Gastouders

  • Voorschoolse educatie

Elk domein kent verschillende voorwaarden en criteria waarop wordt getoetst.

 

 

 

 

2.8 Veranderingen in het toezicht vanaf 2018

Vanaf 1 januari 2018 gaat de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang in. Op 1 januari 2018 treedt tevens de Wet harmonisatie peuterspeelzalen in werking, waardoor peuterspeelzalen vanaf dat moment kinderdagverblijf worden.

In 2018 ligt het accent van het toezicht op:

  • De wijzigingen en vernieuwingen in de Wet Kinderopvang;

  • De dialoog tussen houder en toezichthouder;

  • Het voortzetten van ‘Streng aan de Poort’.

Het zwaartepunt van het toezicht op de kwaliteitseisen verschuift hiermee van het beoordelen

van randvoorwaarden (wat en waarmee) naar het beoordelen van de praktijk op basis van het beleid (zoals pedagogisch en veiligheids- en gezondheid beleid) van de houder (hoe en waarom). De toezichthouder dient meer oog te hebben voor het proces waarmee volgens de houder verantwoorde kinderopvang tot stand komt. De toezichthouder besteedt meer aandacht aan voorwaarden en omstandigheden waarbinnen beleid tot stand komt en wordt uitgevoerd. Dit betekent, dat de toezichthouder toetst op welke manier de houder de medewerkers toerust op kwaliteit, en of de medewerkers daarin voldoende worden begeleid en geëquipeerd. Ook toetst de toezichthouder bij het beoordelen van de praktijk meer op het handelen door en het gedrag van de medewerkers als afgeleide van het beleid van de houder.

Er zijn geen overgangstermijnen in de Wet Kinderopvang opgenomen. Dit betekent dat houders vanaf 1 januari getoetst worden op de nieuwe regelgeving en hieraan moeten voldoen. Er zijn vanuit het ministerie geen financiële middelen beschikbaar gesteld om op alle nieuwe kwaliteitseisen te toetsen.

Met ingang van 1 januari 2018 zijn alle peuterspeelzalen automatisch omgezet naar kinderdagverblijf indien dat in 2017 nog niet gebeurd is. De peuterspeelzalen moeten dan voldoen aan alle wettelijke kwaliteitseisen welke gelden voor kinderdagverblijven.

Om deze automatische omzetting definitief te maken is er in het eerste kwartaal van 2018 een onderzoek voor registratie uitgevoerd naast het jaarlijks onderzoek. Er wordt een aparte rapportage opgemaakt. Voor deze extra onderzoeken voor registratie wordt vijf uur begroot.

Wet- en regelgeving 2017

Wet- en regelgeving 2018

Aanpassing i.v.m. Wet IKK en Wet Harmonisatie

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Citeertitel: Wet kinderopvang

Wet

Aanpassing van artikelen 1.1, 1.46, 1.47, 1.47a, 1.49, 1.50, 1.50b, 1.51, 1.56, 1.56b

De artikelen gerelateerd aan peuterspeelzalen vervallen

Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (2012)

Algemene Maatregel van Bestuur

Citeertitel: Besluit kwaliteit kinderopvang

Algemene Maatregel van Bestuur

Betreft nieuw besluit dagopvang en buitenschoolse opvang

 

Citeertitel: Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Algemene Maatregel van Bestuur

Betreft aangepast besluit van 2012

 

De artikelen gerelateerd aan peuterspeelzalen vervallen

 

Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Citeertitel: Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Ministeriele regeling

 

Artikelen 2 tot en met 10 en de bijlage m.b.t. kwaliteitseisen kindercentra vervallen in de regeling en worden opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang

 

De artikelen gerelateerd aan peuterspeelzalen vervallen

Regeling Wet kinderopvang

Citeertitel: Regeling wet kinderopvang

Opleidingseisen beroepskrachten, pedagogisch beleidsmedewerkers, kwalificatie EHBO, andere regels stagiaires en vrijwilligers m.b.t. kindercentra toegevoegd

 

Besluit 20 maart 2015 tot aanwijzing van EHBO certificaten gastouderopvang en opname in het register EHBO certificaten gastouderopvang is ingetrokken

Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Citeertitel gewijzigd: Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

 

De Landelijke Registers Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk (LRKP)

naam gewijzigd: Het Landelijk Register Kinderopvang

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Citeertitel is ongewijzigd

Aanpassing aantal artikelen

Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen

Citeertitel gewijzigd: Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang.

Aanpassing aantal artikelen m.b.t. de peuterspeelzalen

In het bijgevoegde Afwegingsmodel zijn de nieuwe en/of gewijzigde eisen uit de Wko geldend vanaf 2018 verwerkt.

  • Harmonisatie: peuterspeelzaal is een kinderdagverblijf geworden

  • Wet IKK: aanpassing voorschriften in Wko en onderliggende regelgeving

  • Tweede voertaal op een voorziening voor buitenschoolse opvang

  • Het overzicht volgt zoveel mogelijk de opzet van het modelrapport

  • De administratie eisen aan kinderopvang zijn toegevoegd

De personenregistratie met betrekking tot de verklaring omtrent het gedrag is alvast opgenomen in het afwegingsoverzicht. Deze registratie is echter nog niet van kracht. Tot die tijd blijft de in 2017 gehanteerde afwegingsoverzicht met betrekking dat de verklaring omtrent het gedrag van toepassing.

De bestuurlijke boete voor het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder toestemming van het college dan wel het overtreden van een opgelegd exploitatieverbod is ten opzichte van het vorige Afwegingsoverzicht verhoogd naar € 20.500. De reden hiervoor is dat deze boete zo overeenkomt met de strafrechtelijke sanctie die op grond van de Wet economische Delicten voor deze overtreding opgelegd kan worden (geldboete 4e categorie). Dat maakt de motivering voor dit boetebedrag gemakkelijker.

De boete voor het schenden van de medewerkersplicht is verhoogd naar 4.100,-.

3. Taken gemeente Hilvarenbeek

 

In kader van de Wko heeft de gemeente Hilvarenbeek een aantal taken toebedeeld gekregen. In het navolgende worden de volgende taken nader toegelicht:

  • Melding en registratie van gegevens

  • Toezicht

  • Handhaving

  • Jaarverslag

3.1 Melding en registratie van gegevens

Het is de taak van de gemeente om zorg te dragen voor een actuele registratie van de KDV’s, BSO’s, gastouderbureaus en gastouders. Dit dient verwerkt te worden in het LRKP.

Wanneer iemand het voornemen heeft om een kindercentrum of gastouderopvang in exploitatie te nemen moet de desbetreffende persoon hiervan een melding doen aan het college. Het college houdt een register bij van de gemelde kindercentra en gastouders. De kindercentra moeten uiteraard voldoen aan de vereisten uit de Wko.

3.1.1 Wijzigingen van gegevens of verwijdering uit het register

De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau is verplicht om wijzigingen in de gegevens uit het register aan het college door te geven. De houder krijgt vervolgens een schriftelijke bevestiging van deze wijziging. Wanneer de gegevens uit het register niet overeenkomen met de werkelijke situatie dan heeft het college de mogelijkheid om zelfstandig wijzigingen door te voeren.

De mogelijkheid bestaat ook om een kindercentrum of gastouderbureau te verwijderen uit het register. Dit kan naar aanleiding van een verzoek van de houder of als handhavingsinstrument nadat is geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de Wko.

3.1.2 Niet gemelde kinderopvang

Het niet melden van een kindercentrum betreft een economisch delict. Actieve handhaving van niet-gemelde kindercentra is echter geen taak van de GGD-toezichthouder. De gemeente kan de GGD wel opdracht geven tot het uitvoeren van een vooronderzoek om te bezien of er sprake is van kinderopvang of gastouderbureau. Er moeten dan wel signalen zichtbaar zijn dat er een kindercentrum wordt geëxploiteerd.

3.2 Toezicht

De gemeente houdt toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen uit de Wko. In de Wko is bepaald dat het toezicht op de naleving feitelijk is ondergebracht bij de GGD. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder. Hij kan deze taak in zijn organisatie verder mandateren. Voor de gemeente Hilvarenbeek is het ondergebracht bij de GGD Hart voor Brabant. In de Wko is tevens bepaald dat de kosten voortvloeiende uit toezicht en handhaving voor rekening van de gemeente zijn.

De toezichthouder is belast met het beoordelen van de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen aan de hand van de landelijke toetsingskaders. De toezichthouder voert verder ook overleg met de betrokken partijen en rapporteert naar de gemeente over de kwaliteit van de opvang.

3.2.1 Vormen van onderzoek

De toezichthouder voert in de praktijk de volgende vormen van onderzoek uit:

Degene die voornemens is om een nieuw kindercentrum of gastouderopvang in exploitatie te nemen dient dit te melden bij het college. Binnen 10 weken na deze melding onderzoekt de toezichthouder van de GGD of de exploitatie van het kindercentrum of het gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden overeenkomstig de kwaliteitseisen uit de Wko. Voordat er een inspectie is geweest mag het kindercentrum of gastouderopvang niet in exploitatie worden genomen.

Op grond van artikel 1.62 lid 2 Wko onderzoekt de toezichthouder van de GGD jaarlijks of de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau plaatsvindt in overeenstemming met de wettelijke kwaliteitseisen.

De toezichthouder heeft tevens de mogelijkheid incidenteel onderzoek uit te voeren, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten of van een geconstateerde overtreding bij het jaarlijks onderzoek.

Indien de kinderdagverblijven door de gemeente gesubsidieerde voorschoolse educatie aanbieden dan wordt het toetsingskader voorschoolse educatie aanvullend beoordeeld. De locaties waarbij dit aan de orde is worden uit het Landelijk Register Kinderopvang gehaald.

Risico gestuurd toezicht

Reguliere onderzoeken naar de kwaliteit van de kinderopvang wordt in de praktijk risico gestuurd ingezet. De GGD Hart voor Brabant is gaan werken met zogenaamde risicoprofielen die elk afzonderlijk kindercentra krijgt toebedeeld. Alle locaties voor kinderopvang worden jaarlijks bezocht en de vorm en de mate van inspectie wordt bepaald aan de hand van het risicoprofiel dat het kindercentra heeft gekregen. Het doel van het hanteren van risicoprofielen is op uniforme wijze per locatie de kans kunnen inschatten of een houder verantwoorde kinderopvang blijft bieden.

In de praktijk worden de volgende profielen gehanteerd met de daarbij behorende inspectieactiviteit:

  • Risicoprofiel groen

  • Dit is een beperkte onaangekondigde inspectie waarin op locatie alleen de volgende domeinen geïnspecteerd worden: pedagogische praktijk (op een deel van de groepen), (steekproef) beroepskwalificaties, (steekproef) verklaringen omtrent gedrag, beroepskracht-kind-ratio- en groepsgrootte (op een deel van de groepen). Daarnaast eenmalig aandacht in 2018 voor nieuwe / gewijzigde regelgeving ondanks dat deze niet behoort tot de minimale inspectieactiviteit:

  • pedagogisch beleidsplan alleen op de nieuwe aspecten;

  • stagiaires (alleen toetsen wanneer van toepassing);

  • veiligheid en gezondheid (1 uur tijd aanbesteden).

  • Toezicht is thema gewijs en praktijkgericht

  • Risicoprofiel geel

  • Dit een beperkte onaangekondigde inspectie waarin de kernzaken worden geïnspecteerd met daarnaast eventueel een aanvulling met gele/ oranje indicatoren uit het risicoprofiel en de onopgeloste zaken uit het voorgaande rapport.

  • Risicoprofiel oranje

  • Dit is een uitgebreide (on) aangekondigde inspectie waarbij alle domeinen aan bod komen. Er is veel ruimte om, afhankelijk van de soort tekortkomingen, nogmaals een korte inspectie uit te voeren.

  • Risicoprofiel rood

  • Dit is een uitgebreide (on) aangekondigde inspectie waarbij alle domeinen aan bod komen. Er is tijd om uitgebreider te inspecteren en om vaker per jaar langs te gaan.

Het aantal uren dat aan een inspectie wordt besteed is afhankelijk van het risicoprofiel.

Geen risicoprofiel

Bij net gestarte locaties is het nog niet mogelijk om een volledig risicoprofiel te maken, noch is het hier gewenst om bepaalde zaken niet te toetsen. Daarom wordt gedurende de eerste twee jaar na de start van exploitatie een regulier onderzoek op alle toetsbare voorwaarden uitgevoerd. Op basis van het reguliere onderzoek in het tweede jaar wordt het eerste risicoprofiel opgesteld.

3.2.2 Inspectierapport

De toezichthouder legt de bevindingen van het onderzoek vast in een inspectierapport (1.63 Wko). Het inspectierapport bevat ook altijd een advies van de toezichthouder om al dan niet handhavend op te treden. Per domein is beschreven wat de context is waaraan het kindercentra niet voldoet. De houder van het kindercentrum krijgt vervolgens nog de gelegenheid om zienswijzen naar voren te brengen over het rapport en naar aanleiding van de constateringen. Deze wordt opgenomen in het inspectierapport wat in definitieve versie aan het college wordt gezonden. Wanneer de toezichthouder constateert dat een kinderopvangorganisatie een bepaling uit de wet overtreedt, dan heeft het college de bevoegdheid om handhavend op te treden.

3.2.3 Overleg en overreding

De VNG heeft het initiatief genomen om overleg en overreding verder te ontwikkelingen bij het toezicht op kindercentra. Overleg houdt een gesprek in tussen de toezichthouder en de houder om een geconstateerde overtreding op te lossen. Overreding houdt in, het beïnvloeden van de houder door de toezichthouder om iets te doen (oplossen van een geconstateerde overtreding, de houder overtuigen de tekortkoming op te lossen). Overleg en overreding omvatten zogezegd díe acties van de toezichthouder waarin deze, binnen de termijn voor het opstellen van het inspectierapport, probeert de houder de geconstateerde overtreding(en) alsnog te laten oplossen.

Het doel van overleg en overreding is, overtredingen vroegtijdig en op informele wijze oplossen met de houder. Hierdoor kan de kwaliteit van de opvang worden bevorderd en kan handhaving in sommige gevallen voorkomen worden. Het is de professionele afweging van de toezichthouder om te bepalen of overleg en overreding mogelijk is.

In principe is overleg en overreding toe te passen bij elke vorm van inspectie met uitzondering van het nader onderzoek, omdat hierbij sprake is van een herinspectie op overtredingen van een vorige inspectie. Overleg en overreding vallen binnen de gebruikelijk inspectie-uren. In een incidentele situatie kan het voorkomen dat, na overleg met de gemeente, extra uren in rekening worden gebracht. Overleg en overreding kunnen alleen plaatsvinden in de ‘conceptfase’. Met ‘conceptfase’ wordt bedoeld: het moment tussen het inspectiebezoek en de hoor- en wederhoor. Ondanks dat er overleg en overreding plaatsvindt, wordt wel direct na het inspectiebezoek een conceptrapport opgesteld en verstuurd naar de houder. Het uitwerken van het conceptrapport wordt niet uitgesteld omdat dit te veel vertraging teweeg zou brengen.

In het conceptrapport geeft de toezichthouder in de ‘Beschouwing’ een nadere uitleg over het inzetten van overleg en overreding. In het definitieve rapport wordt dit aangevuld met de resultaten in ‘Advies aan de gemeente’.

3.4 Handhaving

Het inspectierapport van de GGD is leidend om al dan niet over te gaan tot handhavend optreden. In het inspectierapport is een advies opgenomen. De gemeente Hilvarenbeek volgt dit advies in principe op tenzij er redenen zijn, bijvoorbeeld een ingediende zienswijze, om anders te doen besluiten. Wanneer het advies van de GGD is om te handhaven dan zal het college een handhavingstraject opstarten.

Bij de handhaving hanteren wij het bijgevoegde ‘afwegingsmodel handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Hilvarenbeek’. Dit model is gebaseerd op een standaardmodel van de VNG en beschrijft welke stappen moeten worden genomen en welke sancties mogelijk kunnen worden opgelegd na constatering van een overtreding. Per geval zal ook rekening worden gehouden met verzachtende of verzwarende omstandigheden bij het oordeel om te gaan handhaven. Met behulp van dit afwegingsmodel wordt voor zowel houders, toezichthouders als de gemeente duidelijk hoe het handhavingsproces met betrekking tot de Wko verloopt en hoe gehandeld moet worden.

De reden dat we kiezen voor het afwegingsmodel van de VNG is dat het een volledig beeld geeft van de mogelijkheden die we hebben om handhavend op te treden en welke stappen ondernomen moeten worden in het handhavingstraject. Het afwegingsmodel geeft compleet weer wat voor prioriteit een bepaalde overtreding heeft gekregen, overtreding van welke bepaling het betreft en hoe gehandhaafd kan worden met welke instrumenten en welke termijn aangehouden kan worden. Het werken overeenkomstig dit afwegingsmodel leidt tot voorkoming van willekeur en zorgvuldiger optreden door de gemeente bij het toezicht en handhaving op kinderopvang.

3.4.1 Sancties

De ernst van een overtreding bepaalt de keuze voor een bepaald sanctie-instrument, de termijn waarbinnen de houder van een kindercentrum of gastouderbureau maatregelen moet treffen en de termijn waarbinnen de toezichthouder een herinspectie bij het kindercentrum of gastouderopvang uitvoert. In gevallen waarbij de overtreding niet ernstig is zal de houder eerst een waarschuwingsbrief ontvangen.

Indien de houders geen maatregelen treffen na ontvangst van een waarschuwingsbrief kan het college overgaan tot het treffen van wettelijk vastgestelde maatregelen om naleving te bewerkstellingen. Binnen de handhaving bestaat de mogelijkheid om zowel herstellende als bestraffende sancties op te leggen. De mogelijkheid bestaat om beide vormen van sancties tegelijkertijd op te leggen.

Het college van Hilvarenbeek beschikt over de volgende instrumenten:

Herstellend

  • Waarschuwing

  • Aanwijzing (artikel 1.65 Wko)

  • Last onder bestuursdwang (125 Gemeentewet)

  • Last onder dwangsom (artikel 125 Gemeentewet juncto artikel 5:32 lid 1 Algemene wet bestuursrecht

  • Exploitatieverbod (artikel 1.66 Wko)

  • Verwijdering uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk.

Bestraffend

  • Bestuurlijke boete

De toezichthouder van de GGD heeft daarnaast op basis van artikel 1.65 lid 3 Wko de bevoegdheid om een schriftelijk bevel te geven.

Wanneer de GGD het inspectierapport met het advies ‘handhaven’ aan de gemeente Hilvarenbeek toezendt wordt de taak van de GGD overgedragen aan de gemeente. Zoals gezegd ligt de bevoegdheid om op te treden bij het college. Het college heeft de bevoegdheid aan de afdelingsmanager van de afdeling Ruimte gemandateerd om tevens schriftelijke aanwijzingen uit te vaardigen.

Strafrechtelijke mogelijkheden

Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid dat er strafrechtelijk wordt gehandhaafd bij kinderopvangcentra. Hierbij is te denken aan valsheid in geschrifte, schending van de verplichting om gegevens te verstrekken, specifieke overtreding met betrekking tot het openbare gezag en bepaalde misdrijven tegen het openbaar gezag. De bevoegdheden op dit vlak liggen bij opsporingsambtenaren, het Openbaar Ministerie en de politie. Zie artikel 225 t/m 227b, 447c en 44d van het Wetboek van strafrecht en de artikelen 179 t/m 182 en 184 van het Wetboek van strafrecht.

Bij recidive treedt strafverzwaring op. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

3.4.2 Handhavingmodules

Per vorm van kinderopvang is een handhavingmodule opgesteld, die door de toezichthouder van de GGD wordt gebruikt bij de inspectie en die uiteindelijk wordt gebruikt bij de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. De kwaliteitsaspecten zijn in het afwegingsmodel Handhaving en Kinderopvang gemeente Hilvarenbeek nader gespecificeerd naar verschillende onderwerpen en voorwaarden.

3.4.2.1 Herstellend traject

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 3.

    Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5.

    Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

  • 6.

    Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

3.4.2.2 Bestraffend traject

  • 1.

    Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij:

    • a.

      overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

    • b.

      exploitatie zonder toestemming van het college burgemeester en wethouders;

    • c.

      niet onverwijld melden van wijzigen aan het college van burgemeester en wethouders van in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;

    • d.

      overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.

  • 2.

    Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage kan het college een bestuurlijke boete opleggen.

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

3.5 Jaarverslag

Op grond van artikel 1.67 Wko is het college verplicht om jaarlijks, voor 1 juli, het jaarverslag kinderopvang aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Welzijn (OCW) en aan de Gemeenteraad voor te leggen. De minister van OCW houdt toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken door het college. In het jaarverslag wordt inzicht gegeven in:

  • De uitgevoerde onderzoeken door de toezichthouder;

  • De situaties die aanleiding hebben gegeven tot een incidenteel onderzoek;

  • De wijze waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd;

  • De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken;

  • De wijze van handhaving.

 

Bijlage 1  

Algemene toelichting

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

  • 3.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

  • 1.

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1).

  • 2.

    Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit registers kinderopvang.

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet registreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteit is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).

 

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hilvarenbeek is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

  • 1.

    Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’ altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt.

  • 2.

    Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

  • 3.

    Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan legt het college eveneens een boete op.

  • 4.

    Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.

 

Bijlage 2  

 

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau in de zin van de wet

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van B en W

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

bso, kdv artikel 1.1 lid 1 Wko

bso artikel 1 onder c

kdv artikel 1 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

 

€ 20.500,-

(boete 4e categorie1)

 

GASTOUDERBUREAU

 

 

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

 

artikel 1.1 lid 1 Wko

 

 

 

GASTOUDEROPVANG

 

 

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder.

 

artikel 1.1 lid 1 Wko

 

 

 

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

 

 

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang.

 

artikel 1.45 lid 3 Wko

 

Het college bepaalt de ingangsdatum van de toestemming tot exploitatie.

 

artikel 1.46 lid 2 Wko

 

 

 

 

 

Onverwijld melden wijziging aan het college

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen.

 

artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

 

Hoog

€ 2000,-

 

Naleving Kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

 

 

Prioritering en boetebedrag aangegeven bij nadere regel volgend uit deze artikelen

 

 

GASTOUDERBUREAU

 

 

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de

werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

 

artikelen 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 en 2 Wko

 

 

 

GASTOUDEROPVANG

 

 

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

 

 

 

 

 

 

 

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2

 

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

€ 8.000,-

GASTOUDERBUREAU

 

 

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang

 

 

 

 

 

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. emotionele veiligheid;

b. persoonlijke vaardigheden;

c. sociale vaardigheid;

d. waarden en normen.

 

bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikelen 2 en 3 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 3000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige kwaliteitseisen.

 

bso artikel 12 lid 2b, c, d en e, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 2b, c, d en e, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

 

 

 

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de

a. emotionele veiligheid;

b. persoonlijke en sociale competenties;

d. waarden en normen.

 

artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

€ 3000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de overige kwaliteitseisen die aan een voorziening voor gastouderopvang worden gesteld, waaronder de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen.

 

artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

 

 

 

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 3000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

 

artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1

 

Gemiddeld

€ 3000,-

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld.

 

artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

€ 1000,-

 

 

 

 

Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie3

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen.

 

artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Hoog

 

€ 2000

 

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig.

 

artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

 

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

 

artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

 

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.

 

artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

artikel 10c Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1500,-

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

 

artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Gemiddeld

€ 3000,-

niet aanwezig

€ 1000,-

niet actueel

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Gemiddeld

€ 1000,-

 

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

 

artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1000,-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag / personenregister4

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Verklaring omtrent gedrag (VOG)

in bezit zijn van VOG

VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd

VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Hoog

€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden

Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

De houder of voorgenomen houder en de personen die werkzaam zijn of zullen zijn op de kinderopvangvoorziening en waar kinderen worden opgevangen staan, voor zover het natuurlijke personen betreft, ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

Dit geldt eveneens voor personen van 18 jaar of ouder die structureel aanwezig zijn op het opvangadres of huisgenoot zijn van de gastouder.

 

Hoog

 

€ 4.000,-

per ontbrekende inschrijving

 

€ 2.000,-

per ontbrekende koppeling

 

2. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht.

Hoog

€ 4000,-

 

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

De inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

 

bso, kdv artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 9a lid 1 en 2, 9b, 9c Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 6 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 7 lid 1, en 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang

 

Hoog

€ 4.000,-

geen (juiste) beroepskwalificatie

 

€ 2.000,-

Geen (juiste) EHBO kwalificatie

 

 

 

GASTOUDEROPVANG

Getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

Gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

 

artikel 1.56b 1 en 2 Wko

artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang

 

Hoog

€ 3000,-

Ad 1

 

€ 2.000,-

Ad 2

 

Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma

 

artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 4.000,-

geen juiste kwalificatie

 

Inrichting administratie beroepskwalificatie, getuigschrift, certificaat

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Per voorziening is er een overzicht van alle werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

 

bso, kdvartikel 1.53 Wko, artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1500,-

GASTOUDERBUREAU

Kopieën van getuigschriften en/of EVC bewijsstukken en certificaten Eerste hulp aan kinderen van gastouders

 

artikel 13 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

€ 1500,-

 

 

Opvang in groepen / Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang).

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 1.1 Wko; artikel 18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikelen 1 en 9 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

 

€ 4.000,-

 

 

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang).

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 2.000,-

per kind teveel

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang).

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 2.000,-

per ontbrekende toestemming

 

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.5

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 10 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 2.000,-

per kind teveel

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

de mentor is een beroepskracht van het kind;

bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (buitenschoolse opvang);

de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang);

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1500,-

KINDERDAGVERBLIJF

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko; artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

€ 2.000,-

 

 

 

Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar.

Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

€ 1500,-

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

€ 1.500,-

GASTOUDEROPVANG

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar).

De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

 

artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

€ 2.000,-

 

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een

stamgroep (dagopvang);

in een basisgroep (buitenschoolse opvang);

in een combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 1, 2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

 

€ 5.000,-

per ontbrekende beroepskracht

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

 

 

 

Minder beroepskrachten inzetten

Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is wordt dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 2500,-

 

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Gebruik Nederlandse taal als voertaal.

Friese taal of een streektaal kan naast de Nederlandse taal mede als voertaal gebruikt worden.

Eisen indien een andere taal mede als voertaal gebruikt wordt.

 

artikel 1.55 Wko

 

Hoog

€ 4.000,-

 

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 2 en 1.51 Wko;

bso artikel 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Hoog

€ 8.000,-

ontbreken

beleid

 

€ 4.000,-

niet ernaar handelen

 

 

De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 2 en 1.51 Wko

bso artikel 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 4.000,-

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

Continu proces

Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang

Plan van aanpak

Omgaan met risico’s,

Inzichtelijk voor medewerkers en ouders

Achterwacht

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1, 1.50 lid 2 en 1.51 Wko

bso artikel 13 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 2000,-

De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de dagopvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 8 Regeling Wet kinderopvang

 

 

€ 2000,-

 

 

 

 

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

De houder (bemiddelingsmedewerker) inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaats vindt.

De houder stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid betreft de actuele situatie

De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

 

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko;

artikel 7 lid 1, 2 en 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11 lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

 

€ 8000,-

geen inventarisatie

 

€ 4000,-

>1 jaar,

niet actueel

 

€ 2000,-

per niet beschreven thema

 

De houder (bemiddelingsmedewerker) stelt jaarlijks samen met de gastouder een plan van aanpak op.

 

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko;

artikel 7 lid 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

€ 8000,-

 

Bij elke voorziening voor gastouderopvang is een originele en door de bemiddelingsmedewerker en gastouder ondertekende versie van de risico-inventarisatie aanwezig.

 

artikel 11 lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

€ 3000,-

 

 

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid.

 

artikelen 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 1.56b lid 1 Wko; artikel 7 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

€ 1000,-

per gastouder die er niet naar handelt

 

 

 

GASTOUDEROPVANG

De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen

Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig.

 

artikel 1.56b lid 1 Wko, artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11 lid 1, 2 en 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

€ 2.000,-

Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

Achterwachtregeling

Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig

Achterwacht is gedurende de opvanguren telefonisch bereikbaar

 

artikel 12 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

€ 1000,-

 

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens.

 

bso, gob, kdv artikel 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko;

bso, kdv artikel 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

gob artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

€ 8000,-

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

 

bso, gob, kdv artikelen 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

 

 

€ 2000,-

 

 

 

 

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn

veilig,

toegankelijk en

passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

bso artikel 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 10 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 2.000,-

 

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 2.000,-

3-3.5m² te weinig

 

€ 3.000,-

< 3m² te weinig

 

Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 1.000,-

2-2.5m² te weinig

en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m² te weinig

 

KINDERDAGVERBLIJF

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Gemiddeld

 

2.000,-

per ontbrekende ruimte; 3-3.5 m² te weinig;

 

3.000,-

< 3 m² te weinig

 

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 2.500,-

 

 

Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagverblijf.

Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagverblijf, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

€ 1.000,-

2-2.5m² te weinig en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m² te weinig

 

 

 

Woning

GASTOUDEROPVANG

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimte- en slaapruimte afgestemd op het aantal kinderen;

De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 15 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

 

€ 1.000,-

 

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 lid 1 onder d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

€ 1500,-

 

 

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 1 Wko

gob artikel 1.54a, 1.56 lid 6c Wko

 

Gemiddeld

€ 1000,-

De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko

gob artikel 1.54a lid 2, 3 Wko

 

 

 

GASTOUDERBUREAU

De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.

 

artikelen 1.5 lid 4, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 2 Wko; artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 4b Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1000,-

 

Oudercommissie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen

Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij: - de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid; en de aspecten waarop adviesrecht bestaat

 

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 1 en 2 Wko

 

Gemiddeld

€ 2500,-

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRKP heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld.

 

bso, gob, kdv artikelen 1.58 lid 3 en 1.59 lid 1 Wko

 

 

 

Samenstelling oudercommissie

 

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 Wko

 

Laag

€ 500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

 

bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Klachten en geschillen

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Aansluiting bij Geschillencommissie

De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57c lid 1 en 2 Wko; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

 

Laag

 

€ 1.500,-

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 1 en 2 Wko

 

€ 1.500,-

geen informatie

 

€ 1.000,-

informatie niet volledig

Openbaar Jaarverslag klachten ouders

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 4, 5, 6, 7, 8 en 9 Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang

 

 

€ 1.500,-

geen jaarverslag

of te laat

Houder handelt overeenkomstig de regeling

Klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 3 Wko

 

 

€ 500,-

 

 

Inrichting administratie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften.

 

bso, gob, kdv artikel 11 lid 1 Regeling Wet kinderopvang

bso, kdv artikel 11 lid 2 Regeling Wet kinderopvang

gob artikel 11 lid 3 Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

 

€ 1500,-

per ontbrekend stuk bij een kindercentrum

 

€ 1000,-

per voorziening voor gastouderopvang

GASTOUDERBUREAU

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders

 

artikel 1.56 Wko; artikel 11 lid 3 Regeling Wet kinderopvang

 

Hoog

€ 1500,-

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder

 

artikel 1.56 lid 4 Wko; artikel 11 lid 3 onder c Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1.000,-

per voorziening voor gastouderopvang

 

 

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

 

artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

 

 

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

 

artikelen 1.49 lid 3 onder a, 1.55 en 1.56 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

 

€ 2.000,-

per niet beoordeelde voorziening

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:

dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken

een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder.

een koppelingsgesprek voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder

dat ieder opvangadres minstens twee maal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken.

jaarlijks mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders en legt deze schriftelijk vast. (art 1.56 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 9 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11a lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)

 

artikelen 1.49 lid 3 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

€ 1.250,-

per voorschrift

 

 

 

 

Zorgplicht gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

 

artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

€ 2.000,-

per gastouder met < 16 uur

Gastouderbureau is telefonisch goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder.

 

Artikel 11b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Hoog

€ 1.250,-

 

Overige voorschriften welke niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht

 

artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko

 

Hoog

 

€ 4.100,-

(boete tweede categorie)

Niet opvolgen aanwijzing / bevel

 

artikel 1.72 lid 1 Wko

 

 

€ 4.000,-

 

Niet opvolgen exploitatieverbod

 

artikel 1.72 lid 1 Wko

 

 

€ 20.500,-

(boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

 

artikel 1.72 lid 1 Wko

 

 

€ 4.000,-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


1

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.

2

In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.

3

De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd. Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

4

De onder punt 1 genoemde VOG en bijbehorend boetebedrag vervalt zodra het personenregister in gebruik wordt genomen. Vanaf dat moment is punt 2 van kracht. De wetgever maakt in een publicatie het wettelijk kader bekend en de datum in gebruik name. Het gaat dan om de inschrijving in het personenregister en de tijdige koppeling van de persoon aan de houder en niet meer om het in het bezit hebben van een verklaring omtrent het gedrag die aan de vereisten voldoet.

5

Voorschrift met verwijzing naar bijlage 1 is zowel van toepassing voor een bso als voor een kdv.