Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024
CiteertitelVerordening precariobelasting 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening precariobelasting 2023.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-2023nieuwe regeling

13-11-2023

gmb-2023-499621

D23.1143908

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024

De raad van de gemeente Wageningen;

 

Gelezen:

het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 12 september 2023;

 

gelet op:

artikel 228 van de Gemeentewet

 

Besluit

________________________________________

 

De Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024 vast te stellen.

 

________________________________________

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024

Artikel 1 - Definities

  • 1.

    Voor de toepassing van de tarieventabel wordt verstaan onder:

    • -

      een jaar: een kalenderjaar;

    • -

      een maand: een kalendermaand;

    • -

      een week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

    • -

      een dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

    • -

      een niet-commerciële activiteit: een voor iedereen toegankelijk gebeuren, georganiseerd zonder winstoogmerk.

    • -

      voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) objecten;

    • -

      vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

    • -

      bouwmaterialen: een loods, keet, container, steiger, stelling, heikar of heistelling, kraan, betonmolen, asfaltketel, trechter, afschutting, stut, schoor, paal, aankondiging en- of bouwbord, of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken;

    • -

      bouwplaatsen: geheel van voorwerpen dat zich bevindt op een locatie waar civieltechnische werken of bouwwerken worden uitgevoerd welke met hekken omheind is;

    • -

      bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

  • 2.

    Gedeelten van de genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend.

Artikel 2 - Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'precariobelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2.

    Ter zake van het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond is niet de onderhavige verordening maar de Verordening precariobelasting kabels en leidingen van toepassing.

Artikel 3 - Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 - Vrijstellingen

De belasting, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt niet geheven ter zake van:

  • a.

    voorwerpen of werken ten behoeve van eigendommen, welke bij de gemeente of haar instellingen in gebruik zijn, tenzij deze zijn verhuurd of in exploitatie zijn gegeven aan derden;

  • b.

    ten behoeve van het publiek aangebrachte brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen en niet tot reclame dienende aanwijzingen;

  • c.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de ANWB en van andere vergelijkbare instellingen;

  • d.

    voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • e.

    voorwerpen of werken, welke noodzakelijk zijn ter uitoefening van de publiekrechtelijke taak door het rijk of door lagere overheden aangebracht of geplaatst;

  • f.

    borden boven openbare gemeentegrond aangebracht tot verhuur of verkoop van onroerende zaken, in het geval deze borden aan het te verhuren/verkopen object zijn bevestigd;

  • g.

    leidingen, masten en schotels c.a., welke dienen voor de doorgifte of versterking van antenne-signalen;

  • h.

    goten, bloembakken, regenpijpen, balkons, spionnen en dergelijke;

  • i.

    voorwerpen, uitsluitend gebezigd ten dienste van niet-commerciële doeleinden, gedurende een periode van maximaal twee weken;

  • j.

    halteborden, abri's, rijwielstallingen en dergelijke ten dienste van openbare vervoersdiensten;

  • k.

    feestverlichting of dergelijke voorwerpen, uitsluitend gebezigd in verband met evenementen ter opluistering van plaatselijke feesten of nationale feestdagen;

  • l.

    verwijzingsborden door de winkeliers in de Hoogstraatpromenade.

Artikel 5 – Heffingsgrondslag en tarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 – Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Bij voorwerpen op of boven gemeentegrond wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte welke door de voorwerpen wordt overdekt, tenzij anders bepaald.

  • 2.

    Bij voorwerpen onder gemeentegrond wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de gemeente een (deel)vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de vergunde oppervlakte en de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vierde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 4.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of week tarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 6.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 - Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar-overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 - Wijze van heffing

  • 1.

    De jaarlijkse belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De niet-jaarlijkse belasting wordt geheven door middel van een gedagtekende nota of een ander schriftelijk stuk, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld. Het verschuldigde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de nota of ander schriftelijk stuk aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 9 - Ontstaan van de belastingplicht en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

Artikel 10 - Betalingstermijn

  • 1.

    De aanslag of nota c.a. dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet of de nota.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 - Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening precariobelasting 2023 van 8 november 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening precariobelasting 2024.

________________________________________

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 november 2023,

de voorzitter,

de griffier,

Bijlage 1 T A R I E V E N T A B E L (BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PRECARIOBELASTING 2024)

 

NUMMER

OMSCHRIJVING

EENHEID

BEDRAG

00.

Algemeen tarief

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel een tarief is opgenomen, met dien verstande dat het minimumtarief bedraagt

 

€ 19,14

00.01

 

per m2 per dag

met een maximum van

€ 1,55

€ 155,90

00.02

 

per m2 per week

met een maximum van

€ 4,74

€ 806,53

00.03

 

per m2 per maand

met een maximum van

€ 10,93

€ 2.544,22

10

Terrassen

Voor het hebben van banken, tafels, tochtschermen e.d.

 

 

10.01

Voor de reguliere horeca-inrichtingen zoals cafés, restaurants en studentensociëteiten

per m2 per maand

€ 4,22

10.02

Voor winkelondersteunende horeca-inrichtingen (d.w.z. horeca-inrichtingen die slechts tijdens de winkelopeningstijden een terras in gebruik hebben zoals bakkerijen, broodjeszaken e.d.)

per m2 per maand

€ 2,19

11.00

Standplaatsen

Voor het innemen van een door de gemeente aangewezen dan wel gedoogde vaste of tijdelijke standplaats (behoudens tijdens weekmarkten) bedraagt het tarief:

 

 

11.01

Vaste (jaar)standplaatsvergunningen en vaste (jaar-) vergunningen voor venten vanuit voertuigen (per m2/per jaar)

Gedurende 1 dag per week.

Gedurende 2 dagen per week

Gedurende 3 dagen per week

Gedurende 4 dagen per week

Gedurende 5 dagen per week

Gedurende 6 dagen per week

Gedurende 7 dagen per week

 

 

 

 

 

 

€ 19,06

€ 35,96

€ 50,23

€ 61,34

€ 70,74

€ 75,50

€ 78,62

11.02

Tijdelijke standplaatsvergunningen en tijdelijke vergunningen voor venten vanuit voertuigen

Voor 1 dag

Gedurende 1 maand

Gedurende 2 maanden

Gedurende 3 maanden

Langer dan 3 maanden

 

 

per m2

 

 

 

 

 

 

vermeerderd met

voor elke volgende maand.

 

 

 

€ 1,55

€ 23,31

€ 38,47

€ 46,22

€ 46,22

 

€ 3,66

20.

Bouwmaterialen e.d.

 

 

20.01

Bouwmaterialen zoals een loods, keet, steiger, stelling, heikar of heistelling, kraan, betonmolen, asfaltketel, trechter, afschutting, stut, schoor, paal, aankondiging en- of bouwbord, of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken andere dan die genoemd onder 2.2 en 2.3

 

per m2 per dag

per m2 per week

per m2 per maand

per m2 per jaar

€ 0,20

€ 1,39

€ 5,55

€ 66,58

20.02

Containers

per m2 per week

per m2 per maand

€ 1,55

€ 6,22

20.03

Schuttingen en hekwerken

per m2 per week

per m2 per maand

per m2 per jaar

€ 0,44

€ 1,75

€ 21,03

30.

Automaten

 

 

30.01

Voor een automatisch weeg- verkoop- of ander toestel

per stuk per jaar

€ 15,42

40.

Aankondigingen

 

 

40.01

Reclame of andere aankondiging, zonder kunstverlichting

per stuk per jaar

€ 15,42

40.02

Reclame of andere aankondiging, met kunstverlichting

per stuk per jaar

€ 30,77

40.03

Driehoeksborden

per bord, per 2 weken

€ 4,72

40.04

Evenementen - / aankondigingsborden

per bord, per 3 weken

€ 72,89

50.

Diverse voorwerpen

 

 

50.01

Voor een demonstratiewagen, -tent, showtent,

podium of dergelijke

per m2 per dag

€ 3,84

50.02

Voor een demonstratiewagen, -tent, showtent,

podium of dergelijke

per m2 per week

€ 15,39

50.03

Opslagtank voor stookolie, benzine of dergelijke, niet behorende tot een benzinepompinstallatie voor zover bovengronds gelegen

 

Voor een ondergrondse tank

 

per 1.000 liter inhoud per jaar

met een minimum van

per 1.000 liter inhoud per jaar

met een minimum van

 

€ 7,71

 

€ 38,20

 

€ 11,54

 

€ 60,77

 

Toelichting op de verordening precariobelasting 2024

 

  • A.

    Algemeen

De verordening precariobelasting is gebaseerd op artikel 228 van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 1995 (Staatsblad 1994, 162). De verordening bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de te belasten voorwerpen en de tarieven.

 

  • B.

    Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 – Definities

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening, meer in het bijzonder de tarieventabel, voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

 

Artikel 2 – Belastbaar feit

Een voorwerp moet zich onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeente grond bevinden. Dit houdt in dat de grond in eigendom moet zijn van de gemeente ( HR 17 februari 1932, WvhR mr. 12414; Hof Den Haag 25 oktober 1973, nr. 91/1973, BNB 1974/214 (Gorinchem)). Grond is voor de openbare dienst bestemd, indien die grond kan worden gebruikt tot algemeen nut en in beginsel een ieder bij die grond belang kan hebben (Hof Amsterdam 2 maart 1990, nr. 4211/88, Belastingblad 1991, blz. 43, BNB 1991/70 (Amsterdam). Voorbeelden hiervan zijn een uithangbord dat aan de gevel van een winkel hangt boven gemeentegrond, fietsrekken of verkoopautomaten die op de stoep staan.

 

Artikel 3 – Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene, van wie, dan wel ten behoeve van wie de in artikel 2 lid 1 bedoelde voorwerpen aanwezig zijn. Indien een gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, zal degene aan wie de vergunning is verleend (of dienst rechtsopvolger) als belastingplichtige aangemerkt worden.

 

Artikel 4 – Vrijstellingen

In artikel 4 zijn een aantal vrijstellingen opgenomen. Deze vrijstellingen zijn afhankelijk van het gemeentelijk beleid. Wij zullen hieronder niet ingaan op de afzonderlijke vrijstellingen.

 

Artikel 5 – Heffingsgrondslag en tarief

Voor de maatstaf en tarieven is verwezen naar de tarieventabel. Hierin is opgenomen voor welke voorwerpen de gemeente een precariobelasting heft en met welk tarief.

 

Artikel 6 – Berekening van de precariobelasting

Eerste en tweede lid 

In het eerste en tweede lid wordt bepaald dat de precariobelasting wordt berekend naar de oppervlakte van de voorwerpen.Derde lid In het derde lid wordt bepaald dat voor de berekening van de precariobelasting ervan wordt uitgegaan dat de voorwerpen gedurende de gehele vergunningperiode worden gehouden. Indien de voorwerpen niet de gehele vergunningperiode aanwezig zijn, bestaat er aanspraak op ontheffing. De artikelen 244 (ambtshalve) of 242 (op verzoek) van de Gemeentewet zijn van toepassing. Het gaat bij de precariobelasting immers om de feitelijke aanwezigheid van voorwerpen.

 

Vierde lid

In de tarieventabel zijn voor eenzelfde belastbaar feit soms tarieven per dag, per week, per maand of per jaar opgenomen. Sommige tarieven zijn niet evenredig opgebouwd (bijvoorbeeld het algemeen tarief in de tarieventabel). In het vierde lid is aangegeven dat de precariobelasting wordt berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

 

Vijfde lid

In het vijfde lid is opgenomen - in afwijking van het bepaalde in artikel 1- dat als er geen dagtarief is opgenomen een gedeelte van een week wordt gelijkgesteld met een week. Als er geen dag- of week tarief is opgenomen wordt een gedeelte van de maand gelijkgesteld met een maand. Als de voorwerpen een kortere periode dan een week of een maand aanwezig zouden zijn, zouden deze niet geheven kunnen worden. Dit lid zorgt ervoor dat periodes gelijkgesteld worden zodat voorwerpen die korter aanwezig zijn ook geheven kunnen worden, ondanks dat er geen dag- of weektarief is opgenomen in de tarieventabel. 

 

Zesde lid

In het zesde lid is een regeling getroffen als het belastingtijdvak niet samen valt met een dag, week, maand of jaar. Als bijvoorbeeld het belastingtijdvak een periode van achttien dagen is, kent de tarieventabel voor die periode geen tarief. Er geldt bijvoorbeeld wel een tarief per dag of per week. deze tarieven gelden dan per dag of per week van het belastingtijdvak van achttien dagen. Dus: tweemaal het weektarief en viermaal het dagtarief ervan uitgaande dat er sprake is van evenredige tarieven. Bij onevenredige tarieven kan driemaal het weektarief voordeliger zijn voor de belastingplichtige (zie vierde lid). Het tarief dient bij onevenredige tarieven berekend te worden op de meest voordelige wijze.

 

Artikel 7 – Belastingtijdvak

Eerste lid 

In beginsel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor de vergunning is verleend. Indien de geldigheidsduur van de vergunning over het kalenderjaar heengaat, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. In elk kalenderjaar waarop de vergunning betrekking heeft, wordt dan een aanslag precariobelasting opgelegd over de periode gedurende welke de voorwerpen in dat jaar aanwezig zijn/waren.

 

Artikel 8 – Wijze van heffing

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze. In deze verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.

Artikel 9 – Ontstaan van de belastingplicht en heffing naar tijdsgelang

De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het tijdvak, tenzij de belastingplicht later aanvangt. In geval een jaartarief geldt kan op grond van het tweede en derde lid de exacte omvang van de schuld worden vastgesteld.

 

Artikel 10 – Betalingstermijn

Het artikel voorziet niet in betalingstermijnen. De betalingstermijn van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 is van toepassing.

 

Artikel 11 – Kwijtschelding

Geen toelichting

 

Artikel 12 – Inwerkingtreding en citeertitel 

Geen toelichting