Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem – gemeente Rheden 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem – gemeente Rheden 2024
CiteertitelMandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Rheden 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

12-10-2023

gmb-2023-499406

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem – gemeente Rheden 2024

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 8 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem, afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

overwegende dat het gewenst is om het mandaatbesluit vanwege de komst van de Omgevingswet aan te passen;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen: Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem - gemeente Rheden 2024 (Mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem - gemeente Rheden 2024)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders en of de burgemeester van de gemeente Rheden.

  • b.

    Directeur: de directeur van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 25 van de Gemeenschappelijke regeling.

  • c.

    Gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem.

  • d.

    Lijst van bevoegdheden: het als bijlage bij dit mandaatbesluit behorende overzicht, waarop het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden zijn gemandateerd.

  • e.

    Machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten die niet vallen onder de definitie van mandaat als bedoeld in sub f van dit artikel of volmacht als bedoeld in sub j van dit artikel.

  • f.

    Mandaat: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten alsmede de ondertekening.

  • g.

    Omgevingsdienst: Omgevingsdienst Regio Arnhem.

  • h.

    Ondermandaat: de figuur dat de gemandateerde op zijn beurt mandaat verleent aan een ander.

  • i.

    Plaatsvervangend directeur: degene die op grond van de dan geldende Vervangingsregeling directeur Omgevingsdienst Regio Arnhem is aangewezen om de directeur te vervangen bij diens verhindering of ontstentenis.

  • j.

    Volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering daarvan te verrichten.

Artikel 2 Schakelbepaling

  • 1.

    Hetgeen in dit besluit is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging, tenzij de aard van de desbetreffende bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2.

    Op bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten, volmachten en machtigingen is het bepaalde in dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

  • 1.

    Het bestuursorgaan verleent, voor zover het bevoegd is, mandaat aan de directeur tot het uitoefenen van de (categorieën van) bevoegdheden in de lijst van bevoegdheden.

  • 2.

    In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in lid 1, is de directeur tevens bevoegd tot het verrichten van de daartoe noodzakelijke feitelijke handelingen.

  • 3.

    De directeur stemt in met de gemandateerde bevoegdheden. Instemming geschiedt schriftelijk.

Artikel 4 Ondermandaat en vervanging

  • 1.

    De directeur kan ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid ondermandaat verlenen aan degenen die werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid of, indien door het bestuursorgaan toegestaan, aan derden. In dat laatste geval dient degene aan wie ondermandaat is verleend, alsmede degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is, schriftelijk met de verlening van het ondermandaat in te stemmen.

  • 2.

    Op het ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van het vorige lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In de gevallen waarin de plaatsvervangend directeur de directeur vervangt wegens verhindering of ontstentenis, beschikt deze krachtens dit besluit over dezelfde bevoegdheden als de directeur.

Artikel 5 Voorschriften, instructies en begrenzing

  • 1.

    De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van de ter zake voor het bestuursorgaan geldende wettelijke regelingen en beleidsregels.

  • 2.

    De directeur mag enkel van het mandaat gebruikmaken, indien het bestuursorgaan de gemandateerde bevoegdheid als af te nemen product in de dienstverleningsovereenkomst, werkprogramma en/of maat- en meerwerkopdracht heeft opgenomen.

  • 3.

    Instructies en begrenzing van de gemandateerde bevoegdheden kunnen, behalve in zijn algemeenheid als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel en/of in bijbehorende bijlage ‘mandaatregister’ in de kolom ‘begrenzing’, door het bestuursorgaan per geval aan de directeur worden gegeven.

  • 4.

    Indien instructies per geval worden gegeven, geschiedt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 5.

    De volgende algemene instructies zijn van toepassing op de uitoefening van het mandaat:

    • a.

      Een in mandaat te nemen besluit mag niet worden genomen als uit overleg met de portefeuillehouder blijkt dat:

      • i.

        de te nemen beslissing wijkt af van bestaand beleid, richtlijnen of voorschriften;

      • ii.

        uit de te nemen beslissing kunnen niet voorziene financiële of andere belangrijke consequenties voortvloeien;

      • iii.

        tijdens de voorbereiding van het besluit komt naar voren dat de te nemen beslissing bestuurlijk of maatschappelijk gevoelig ligt. Onder bestuurlijk of maatschappelijk gevoelige beslissingen worden in ieder geval verstaan beslissingen over grootschalige evenementen;

      • iv.

        het betreft een stuk, gericht aan de Kroon, ministers, staatssecretarissen, de Raad van State, de Nationale ombudsman, de commissaris van de Koning en Gedeputeerde Staten, dat geen routinematig karakter heeft.

    • b.

      Indien een besluit op bezwaar betreft, is geen mandaat verleend aan de functionaris die het primaire besluit heeft genomen.

  • 6.

    Indien sprake is van ondermandatering, is de directeur gehouden geldende instructies onverwijld aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.

Artikel 6 Informatieverstrekking

  • 1.

    De directeur draagt ervoor zorg dat het bestuursorgaan tijdig in kennis wordt gesteld van krachtens mandaat te nemen besluiten, waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      advies nodig is van anderen dan de omgevingsdienst of onder hem ressorterende medewerkers, en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de omgevingsdienst dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

  • 2.

    In dat geval lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 3.

    Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

  • 4.

    Inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven.

Artikel 7 Ondertekening

  • 1.

    Bij de uitoefening van een mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: ‘Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden of van de burgemeester van de gemeente Rheden (naam directeur), directeur Omgevingsdienst Regio Arnhem’.

  • 2.

    Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur worden geplaatst.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Het mandaatbesluit treedt in werking op 1 januari 2024 onder gelijktijdige intrekking van het Algemeen mandaatbesluit ODRA – gemeente Rheden 2019, met dien verstande dat besluiten door de directeur namens het college van burgemeester en wethouders en/of de burgemeester van de gemeente Rheden genomen besluiten op basis van het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem - gemeente Rheden 2019 van kracht blijven en met dien verstande dat de eerder genomen mandaatbesluiten van kracht blijven voorzover het overgangsrecht van de Omgevingswet dit vereist.

  • 2.

    Het besluit wordt aangehaald als ‘Mandaatbesluit Omgevingsdienst Regio Arnhem – gemeente Rheden 2024’.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 12 oktober 2023.

Het college voornoemd,

burgemeester.

secretaris.

Bijlage lijst van bevoegdheden

 

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘Mandaat’ aangegeven welke bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Regio Arnhem, waarbij een ‘X’ betekent dat de betreffende bevoegdheid is gemandateerd. In de kolom ‘begrenzing’ is, indien van toepassing, vermeld tot welke omvang de gemandateerde bevoegdheid is begrensd.

 

Nr.

Algemene omschrijving te mandateren bevoegdheid

Nadere toelichting

Grondslag

Mandaat

Begrenzing

  • 1.

     

Het op grond van of krachtens de Omgevingswet beslissen op aanvragen omgevingsvergunning, het opleggen van maatwerkvoorschriften, het opleggen van gedoogplichten, het nemen van een beschikking gelijkwaardige maatregel, het geven van advies met instemming, het nemen van een besluit bijzondere omstandigheden, en het reageren op een melding.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het maken van een passende beoordeling.

Hieronder moet ook onder meer het intrekken, wijzigen, reviseren of actualiseren van de betreffende besluiten worden verstaan.

Onder een besluit bijzondere omstandigheden wordt verstaan: besluiten op grond van hoofdstuk 2 en 19 van de Ow.

Hoofdstuk 2, 4, 5, 10, 16, 17 en 19 Ow.

X

  • 2.

Het nemen van besluiten of het verrichten van handelingen op grond van of krachtens de Algemene wet bestuursrecht, voor zover die nodig zijn voor het uitoefenen van een bevoegdheid op grond van elders in dit mandaatbesluit gemandateerde bevoegdheden.

X

  • 3.

     

Beslissen op een verzoek om nadeelcompensatie.

Titel 4.5 Awb en afd. 15.1 Ow.

  • 4.

Bestuursrechtelijke handhavingstaak:

  • a.

    het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, met inbegrip van het verzamelen en registreren van gegevens die hiervoor van belang zijn. Hieronder valt ook de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders;

  • b.

    het behandelen van klachten over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow; en

  • c.

    het opleggen en ten uitvoer leggen van een bestuurlijke sanctie vanwege enig handelen of nalaten in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Ow alsmede het invorderen van een verbeurde dwangsom.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten.

Dit betreft zowel het toezicht op vergunningvoorschriften als toezicht op informatie- en meldingspichten en algemene regels.

Art. 125 Gemeentewet jo art. 18.1 Ow (en overige artikelen in afd. 18.1 Ow) en Awb (o.a. h.5 Awb).

X

  • 5.

Besluiten tot het namens de gemeente of het gemeentebestuur voeren van een rechtsgeding of een administratief beroepsprocedure, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.

Art. 160 lid 1 onder e en f Gemeentewet en art. 5.1 Ow.

X

  • 6.

Het registreren en verwerken van gegevens of documenten in (verplichte) registers of applicaties.

Het registreren, verwerken en/of monitoren van geluidsemissies, van verkeers- en milieudata, bodeminformatie en data met betrekking tot klimaatadaptatie.

Waaronder in ieder geval:

het Register externe veiligheidsrisico’s en het geluidregister.

o.a. § 10.8.1 Omgevingsbesluit en §11.11 besluit kwaliteit leefomgeving.

X

  • 7.

Besluiten tot het aanwijzen van toezichthouders belast met het toezicht op de naleving bij of krachtens de wetten zoals opgenomen in dit mandaatregister.

Artikel 18.6 en 18.7 Ow jo hoofdstuk 5 Algemene wet Bestuursrecht.

X

  • 8.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet milieubeheer.

X

  • 9.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

  • 10.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 11.

     

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet open overheid.

X

  • 12.

     

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet BAG.

  • 13.

     

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Huisvestingswet.

  • 14.

     

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Leegstandswet.

15.

Het besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep en eventuele voorlopige voorzieningszaken inzake aanvragen als bedoeld in hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Het afdoen van verzoeken van rechten van betrokkene.

Art. 15 t/m 21 Algemene verordening gegevensbescherming.

X