Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelMaatregelenverordening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatregelenverordening Wet werk en bijstand
Externe bijlagenAlgemene toelichting Artikelsgewijze toelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Voor het eerst vastgesteld bij raadsbesluit van 29 september 2005

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, art. 18

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-05-201301-01-201301-05-2015art. 11, 12, 13, 14a

24-04-2013

Gemeenteblad, 2013, 44

GR 13.3603464
21-12-201201-01-201201-01-2013artikel 19

28-11-2012

Gemeenteblad, 2012, 126

GR 12.3352068
01-01-201201-01-2012nieuw hoofdstuk 5a, art. 19a en 19b

25-01-2012

Gemeenteblad, 2012, 13

GR 11.2888407
01-01-200501-01-2012nieuwe regeling

24-09-2004

Gemeenteblad, 2004, 84

Rb 187

Tekst van de regeling

Intitulé

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Groningen uit 2004;

 

Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet : de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      algemene bijstand : de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

    • c.

      bijzondere bijstand : de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

    • d.

      bijstand : algemene en bijzondere bijstand;

    • e.

      bijstandsnorm : de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

    • f.

      maatregel : het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

    • g.

      maatregel voor

    • h.

      onbepaalde duur : de maatregel wordt opgelegd totdat de belanghebbende de tekortkoming heeft hersteld;

    • i.

      benadelingsbedrag : het netto-bedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • j.

      belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin;

    • k.

      het college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen.

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie

    werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaarvóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jarennadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Een maatregel wordt voor bepaalde duur dan wel voor onbepaalde duur opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan driemaanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt heroverwogen.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Artikel 8 Recidive

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging of een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie, wordt de duur van de maatregel verdubbeld. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 2.

    In afwijking van het voorgaande lid wordt het percentage van de maatregel verdubbeld als de relevante feiten en omstandigheden van het individuele geval daartoe aanleiding geven.

  • 3.

    Indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het eerste besluit waarbij een maatregel is opgelegd, voor de derde of volgende maal schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging of een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie, kan het college een maatregel opleggen voor onbepaalde duur.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan in bijzondere gevallen een maatregel worden opgelegd van honderd procent voor onbepaalde duur.

Hoofdstuk 2 Niet nakomen van de plicht tot arbeidsinschakeling

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      het in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet;

    • b.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren.

  • 4.

    Vierde categorie:

    het niet gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet.

  • 5.

    Vijfde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintigprocent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie;

    • e.

      honderdprocent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vijfde categorie.

  • 2.

    Er wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ten aanzien van een verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 9, eerste categorie, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van dezelfde verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3.

    Er kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ten aanzien van een verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 9, tweede categorie en derde categorie sub a, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van dezelfde verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11, 12 en 13 Vervallen

 

Hoofdstuk 4 Maatregel in verband met andere gedragingen dan schending van de inlichtingen- dan wel arbeidsverplichtingen

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: tien procentvan de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: twintig procentvan de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: veertig procentvan de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 14a Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete
  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 14 wordt, indien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de start van de verrekening.

  • 2.

    Artikel 3 van de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive is met betrekking tot de maatregel, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Niet tonen van een identificatiebewijs

Indien een belanghebbende op verzoek niet een identiteitsbewijs kan tonen als bedoeld in artikel 17 derde en vierde lid van de wet, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet, een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2 tweede lid.

Artikel 16 Niet nakomen van aanvullende verplichtingen

Indien aan een belanghebbende een of meer aanvullende verplichtingen als bedoeld in paragraaf 6.3 van de wet zijn opgelegd en deze niet of in onvoldoende mate worden nagekomen, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 17 Niet verlenen van de gevraagde medewerking

Indien een belanghebbende niet de gevraagde medewerking heeft verleend die nodig is voor de uitvoering van de wet bedoeld in artikel 17 tweede lid van de wet, wordt na toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand onverminderd artikel 2, tweede lid.

Artikel 18 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt de maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij verbaal geweld: twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij discriminatie: vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij zaakgericht fysiek geweld: vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij intimidatie: honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • e.

      bij mensgericht fysiek geweld: honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

Hoofdstuk 5 Handhaving

Artikel 19 Handhavingsbeleid

Het college biedt jaarlijks een handhavingsplan aan de raad aan met daarin het te voeren beleid op gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de raad.

Hoofdstuk 5a Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012
Artikel 19a Niet nakomen aanvullende verplichtingen

Onder ‘aanvullende verplichtingen’ als bedoeld in artikel 16 van deze verordening wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan:

  • 1.

    de verplichting om mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet.

  • 2.

    de verplichting voor personen tot 27 jaar om gedurende vier weken na de melding voldoende te zoeken naar mogelijkheden voor werk of scholing als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid van de wet.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 20 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 29 september 2004.

 

De voorzitter,

 

 

 

J. Wallage.

 

De griffier,

D.H. Vrieling.               

Algemene toelichting

 

Algemene toelichting

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikelsgewijze toelichting