Organisatie | Waterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2016.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-11-2023 | nieuwe regeling | 12-06-2023 | 207-76 |
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Waterland,
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen voor het innemen van een standplaats binnen de gemeente Waterland;
gelet op artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.44 van de Verordening fysieke leefomgeving Waterland 2021;
Artikel 9 Aanvraag toetsen aan weigeringsgrond
Het innemen van een standplaats wordt geacht niet in strijd te zijn met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, indien de aanvrager beschikt over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 11 Vrije standplaatsen
Wanneer conform de in artikel 10 van deze beleidsregels bepaalde procedure geen aanvraag wordt ingediend dan wel na het volgen van deze procedure geen vergunning wordt verleend voor een standplaats wordt deze standplaats aangemerkt als vrije standplaats. Op de website van de gemeente Waterland wordt een overzicht gepubliceerd van de vrije standplaatsen.
Artikel 13 Looptijd vergunning
Een vergunning voor een vaste standplaats of seizoenstandplaats kan worden verleend voor een periode van maximaal 20 jaar.
Artikel 15 Vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders verbinden aan de vergunning in ieder geval de volgende voorschriften:
als er door het gebruik van de vergunning verontreiniging van de omgeving ontstaat, moet dit door de standplaatshouder binnen 2 uur na het sluiten van de verkoopinrichting (bezem)schoon zijn. Als het terrein na afloop door de gemeente moet worden schoongemaakt worden de kosten hiervan op basis van nacalculatie bij de standplaatshouder in rekening gebracht;
Een krachtens artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening Waterland 2010 verleende vergunning, geldt (ook) als vergunning verleend overeenkomstig de beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2016. Burgemeester en wethouders kunnen deze vergunning ambtshalve vervangen door een vergunning overeenkomstig de onderhavige beleidsregels. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
Aanvragen om een standplaatsvergunning die zijn ingediend voor het van kracht worden van deze beleidsregels, maar waarop nog niet is beschikt of die nog niet onherroepelijk zijn bij het van kracht worden daarvan, kunnen worden afgehandeld volgens de Beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2016.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 12 juni 2023.
drs. E.G.H. Dijk MPM
gemeentesecretaris/algemeen directeur
drs. M.C. van der Weele
burgemeester
Met meer gegadigden dan te vergeven vergunningen is er sprake van een schaarse vergunning. Dat betekent dat er aan potentiële standplaatshouders de kans moet worden geboden om mee te dingen naar de beschikbare vergunningen. In deze bijlage is de selectie via een vergelijkende toets als verdeelprocedure uiteengezet. Reden daarvoor is dat met die procedure het best invulling gegeven kan worden aan de beleidsdoelstellingen van burgemeester en wethouders.
Voor elk criterium wordt door de beoordelingscommissie op basis van onderstaande tabel punten toegekend.
Aanvragers kunnen per criterium maximaal 10 punten halen. Om in aanmerking te komen voor een vergunning dient op elk criterium minimaal 5 punten gehaald te worden.
Op basis van de uitkomsten van de weging stellen burgemeester en wethouders een rangorde op. De rangorde wordt bepaald op basis van het aantal verkregen punten. De aanvrager met de meeste punten eindigt op de hoogste plaats.
Als de beste aanvragen in totaliteit gelijk worden beoordeeld, wint de aanvrager met de hoogste beoordeling op criterium 1. Mocht er dan nog steeds sprake zijn van een gelijke beoordeling, dan wint de aanvrager met de hoogste beoordeling op criterium 2 enz.
Burgemeester en wethouders achten een vergunning voor het hebben van een standplaats, hoe eenvoudig ook, noodzakelijk en evenredig. De vergunning dient om te voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord en overlast wordt tegengegaan. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld: geluidsoverlast, stankoverlast, verkeershinder en overlast door zwerfafval. De vergunning is persoonsgebonden. Op het vergunningstelsel is de Dienstenrichtlijn van toepassing. Dat geldt ook als de standplaats wordt gebruikt voor de verkoop van goederen. Die activiteit vormt voor de toepassing van de Dienstenrichtlijn namelijk een ‘dienst’.
Er kan sprake zijn van een schaarse vergunning, waardoor de vergunning niet voor onbepaalde tijd kan worden verleend en de selectie- en vergunningprocedure aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen.
Op grond van artikel 4:81, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Daarnaast geldt naar vaste jurisprudentie dat het gelijkheidsbeginsel een consistent en doordacht bestuursbeleid vergt. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en daarom een algemene gedragslijn volgt bij zijn optreden in individuele vergelijkbare gevallen (Zie bijvoorbeeld ABRvS 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3256 & ABRvS 6 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2934).
Met deze beleidsregels versterken burgemeester en wethouders de aan het rechtszekerheids- en het gelijkheidsbeginsel ontleende bedoeling om inzicht te geven in de criteria die zullen worden gehanteerd bij het verlenen van een vergunning voor het innemen van een standplaats.
Artikel 3 & 4 Vaste standplaatsen en seizoenstandplaatsen
In het Nederlands recht geldt een rechtsnorm die ertoe strekt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen door het bestuur op enigerlei wijze aan (potentiële) gegadigden ruimte moet worden geboden om naar de beschikbare vergunning(en) mee te dingen. Deze verplichting vloeit voort uit het gelijkheidsbeginsel, dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen. (ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927). Van schaarse rechten is sprake als de som van de omvang van de aanvragen het aantal beschikbare publieke rechten overtreft (ABRvS 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1013).
Voor het innemen van een vaste standplaats of een seizoenstandplaats geldt een territoriale beperking, daarnaast geldt er per locatie een maximumaantal standplaatsen dat mag worden ingenomen. Ten grondslag aan die beperkingen liggen redenen van openbare orde en stedelijke en rurale ruimtelijke ordening (ordentelijk omspringen met schaarse grond). De primaire achterliggende gedachte bij het vaststellen van standplaatsenbeleid is immers dat er niet zomaar overal ambulante handel mag plaatsvinden, maar dat daarvoor plaatsen worden aangewezen.
Artikel 5 Bekendmaking te vergeven vergunning
Op basis van de huidige jurisprudentie volgt het bestuur, om gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid, ook wel de transparantieverplichting genoemd, moet verzekeren over de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria. Het bestuur moet hierover tijdig voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure duidelijkheid scheppen, door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen. Zie met name ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2927 & ABRvS 20 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3918.
Met dit artikel wordt voldaan aan de burgemeester en wethouders rustende verplichting ten aanzien van de bekendmaking van de beschikbaarheid van een schaarse vergunning.
Artikel 8 Ontvankelijkheid aanvraag
De ontvangen aanvraag worden beoordeeld op volledigheid, dus op de aanwezigheid van alle in artikel 7 genoemde bescheiden en bewijsstukken.
De aanvrager wiens aanvraag niet volledig was op grond van artikel 4:5, eerste lid en onder c, van de Awb, wordt in de gelegenheid gesteld om binnen een periode van 2 weken de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens. Als de aanvraag niet binnen de gestelde termijn is aangevuld met de ontbrekende gegevens, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Dat laatste geldt ook voor de aanvraag die na het aanvraagtijdvak is ingediend, behalve als er in het aanvraagtijdvak geen aanvraag is ingediend of de uitkomst van de selectieprocedure zodanig is dat er een vrije standplaats ontstaat.
Artikel 9 Aanvraag toetsen aan weigeringsgrond
Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van: de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. De vergunning kan ook geweigerd worden in de gevallen genoemd in artikel 3.44 tweede en derde lid van de verordening.
Met artikel 9 wordt invulling gegeven aan de in voornoemde artikelen genoemde weigeringsgronden, deze houden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende verband met de uit de verordening toepasselijke weigeringsgronden (zie daarover ABRvS 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3867).
Wanneer er tegen de aanvraag geen grond voor weigering bestaat, komt deze in aanmerking voor deelname aan de verdeelprocedure zoals beschreven staat in artikel 10. Diegenen van wie de aanvraag in aanmerking komen voor de procedure uit artikel 10 worden daarvan schriftelijk of per e-mail op de hoogte gebracht.
Met meer gegadigden dan te vergeven vergunningen is er sprake van een schaarse vergunning. Dat betekent dat er aan potentiële standplaatshouders de kans moet worden geboden om mee te dingen naar de beschikbare vergunningen. In bijlage II is de selectie via een vergelijkende toets als verdeelprocedure uiteengezet. Reden daarvoor is dat met die procedure het best invulling gegeven kan worden aan de beleidsdoelstellingen van burgemeester en wethouders.
Als gedurende de looptijd van de verleende vergunningen een of meer standplaatsen vrijkomen dan wordt dezelfde verdelingsprocedure toegepast.
Artikel 11 Vrije standplaatsen
Het kan zijn dat er meerdere gegadigden zijn voor een activiteit, maar dat er slechts één of helemaal geen gegadigden zijn voor een vergunning terwijl er wel nog vergunningen te verdelen zijn. In dat geval achten burgemeester en wethouders het gepast om ervoor te kiezen om de aanvragen dan op volgorde van binnenkomst af te handelen. Om te borgen dat iedere aanvragenkans heeft op een vergunning, wordt wel een lijst van nog te verdelen vergunningen op de website van de gemeente Waterland geplaatst.
Artikel 12 Beslissing op de aanvraag
In het geval de verdeelprocedure toegepast, is de uitslag van deze procedure leidend bij de beslissing om een vergunning toe te kennen. Daarmee wordt recht gedaan aan de uitkomst van een transparante verdeelprocedure. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen, waardoor burgemeester en wethouders niet tot vergunningverlening kan worden overgegaan. Een vergunning wordt dan geweigerd. Als niet tot vergunningverlening kan worden overgegaan, zal de verdeelprocedure opnieuw uitgevoerd moeten worden met de overgebleven aanvragen.
Artikel 13 Looptijd vergunning
Bij het bepalen van de looptijd van de vergunning dient de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor te worden meegenomen (zie ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1588). Bij het bepalen van de maximale looptijd is enige aansluiting gevonden bij de terugverdientijd voor investeringen in de ambulante handel. De terugverdientijd in het kader van gedane investeringen, ligt rond de 20 jaar.
Als dus een aanvraag voor vaste standplaats of seizoenstandplaats wordt ingediend, kan deze voor maximaal 20 jaar worden verleend. Uiteraard kan de vergunning ook voor een kortere periode verleend worden als dat de wens is van de aanvrager. Dat zal dan moeten blijken uit het door de aanvrager ingediende aanvraagformulier.
Artikel 14 Innemen standplaats
Voor het innemen innemen van een standplaats is aangesloten bij de openingstijden voor een winkel op grond van artikel 2, eerste lid, onder c Winkeltijdenwet.
Een dagstandplaats is een standplaats voor de duur van maximaal een dag. De dagstandplaats is gelijk aan de tijdelijke standplaats zoals dat was opgenomen in de beleidsregels uit 2016. De gedachte achter dit artikel is, dat er partijen zijn die graag een standplaats willen innemen op een locatie die niet als zodanig is aangewezen. Denk bijvoorbeeld aan het geval dat een standplaats wordt ingenomen bij een evenement. Ook een dergelijke standplaats kan schaars zijn. Dit artikel voorziet in een procedure daarvoor, dat in overeenstemming is met rechtspraak van de hoogste bestuursrechters.
Als er een aanvraag voor een dagstandplaats wordt ingediend, wordt dat onverwijld bekend gemaakt door burgemeester en wethouders. In de bekendmaking wordt aangegeven binnen welke termijn geïnteresseerden voor diezelfde plek en dag een aanvraag kunnen indienen voor een dagstandplaats. Komt er een nog een aanvraag binnen, dan wordt de verdeelprocedure van artikel 10 toegepast. Komt er geen extra aanvraag binnen, dan kan de aanvraag op de reguliere wijze worden afgehandeld.
Alle vergunningen die voor inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn verleend, worden na inwerkintreding van deze beleidsregels verlengt voor een periode van maximaal 20 jaar.
De voorschriften en beperkingen aan deze vergunningen kunnen ambtshalve worden gewijzigd, zodat zij in overeenstemming worden gebracht met deze beleidsregels.
Op grond van de Algemene plaatselijke verordening Waterland 2010 is aan een aantal standplaatshouders een vergunning voor meerdere keren achtereen voor vijf jaren verleend. Ten tijde van het verlenen van die vergunningen was toen nog niet bekend, dat er sprake was van een schaarse vergunning. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat standplaatshouders met een vijf-jarenvergunning, tot in lengte van dagen kunnen profiteren van die voorsprong. Het is daarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders onredelijk om die vergunningen bij inwerkingtreding van deze beleidsregels in te trekken. Daarom kiezen burgemeester en wethouders ervoor om ook die vergunningen bij inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels te verlengen voor maximaal 20 jaar. In bijzondere gevallen kan met toepassing van artikel 4:84 Awb een andere termijn worden vastgesteld.
Er kunnen zich gevallen voordoen, waarbij de vergunning in het eerste jaar eindigt op het moment dat deze beleidsregels inwerkingtreden, terwijl de vergunninghouder op basis van de Beleidsregels standplaatsen gemeente Waterland 2016 er op mocht vertrouwen dat hij in aanmerking kwam voor een vijfjarenvergunning. In die gevallen is het naar het oordeel van burgemeester en wethouders onredelijk om de vergunninghouder te laten deelnemen aan een verdeelprocedure. In dit geval kan een vergunninghouder aanspraak maken op een vergunning voor de duur van maximaal 20 jaar daar wordt voldaan aan de van toepassing zijnde regels uit onderhavige beleidsregels.