Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Purmerend

Beleidsregels bijtincidenten honden Purmerend - 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePurmerend
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijtincidenten honden Purmerend - 2023
CiteertitelBeleidsregels bijtincidenten honden Purmerend - 2023
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2021
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-2023nieuwe regeling

20-07-2023

gmb-2023-495401

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijtincidenten honden Purmerend - 2023

De burgemeester van Purmerend,

gelet op artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2021 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit

vast te stellen de volgende

 

Beleidsregels bijtincidenten honden Purmerend – 2023

 

Inhoudsopgave

  • -

    Voorwoord

  • 1.

    Definities

  • 2.

    Reikwijdte

  • 3.

    Soorten bijtincidenten en omstandigheden

  • 4.

    Handhavingsmatrix (bijt)incidenten

  • 5.

    Bestuursrechtelijke maatregelen

  • 6.

    Strafrechtelijk traject bij bijtincidenten

  • 7.

    Uitzonderingen

  • 8.

    Overgangsbepalingen en slotbepalingen

Voorwoord

In de gemeente Purmerend vinden met enige regelmaat bijtincidenten plaats waarbij personen of dieren zoals honden en katten worden gebeten of ernstig verwond raken door een hond. De honden die bijtincidenten veroorzaken zijn veelal niet bekend bij de politie of handhaving. Het bijtincident dat volgt komt ogenschijnlijk uit het niets, maar wordt veroorzaakt door een situatie of omstandigheid die als een “trigger” werkt bij de betreffende hond. Deze bijtdrempel verschilt per hondenras. De jarenlange fokprogramma’s spelen bij de verschillende hondenrassen een rol. De hondenrassen zijn jarenlang gericht gefokt om het lichaam en ras aan te passen voor een specifieke taak. Hier is ook ongewenst gedrag aan gekoppeld, waardoor de bijtdrempel bij de ene hond een stuk lager kan liggen dan bij honden van andere hondenrassen.

 

Op grond van artikel 2:59 van de Apv is de burgemeester bevoegd om aan de eigenaar of houder van een gevaarlijke of hinderlijke hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod voor de hond op te leggen. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de bestuursrechtelijke maatregelen, zoals de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang. Deze bestuursrechtelijke maatregelen hebben tot doel om herhaling van de overtreding te voorkomen of sterk te verminderen. Deze beleidsregels geven inzicht hoe er wordt opgetreden tegen de verschillende soorten bijtincidenten. In deze beleidsregels wordt gecategoriseerd weergegeven welke maatregel, onder de gegeven omstandigheden, door de burgemeester kan worden toegepast.

 

De noodzaak tot deze beleidsregels blijkt, naast de landelijke problematiek door het groot aantal bijtincidenten, ook uit de impact die bijtincidenten op personen en dieren kunnen hebben. Bijtincidenten kunnen naast materiële schade zoals kosten voor medische zorg, beschadigde kleding of goederen, ook immateriële schade veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn psychische, emotionele en geestelijke schade die zich uiten in angstgevoelens. Door het vaststellen van deze beleidsregels zal een uniforme afhandeling van bijtincidenten ontstaan, waarbij voor eenieder duidelijk is welke maatregelen kunnen worden toegepast.

Artikel 1 - Definities

In deze beleidsregels wordt het volgende verstaan onder:

 

  • -

    Apv: Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2021;

  • -

    Bijtincident: de situatie waarbij een hond door bijten schade heeft aangericht. Hierbij kan sprake zijn van een licht, ernstig of zeer ernstig bijtincident;

  • -

    Gevaarlijk: de hond wordt gevaarlijk geacht, in de zin van artikel 2:59, lid 1 van de Apv, als een hond een ernstig of een zeer ernstig bijtincident heeft veroorzaakt of als er meerdere bijtincidenten hebben plaatsgevonden;

  • -

    Hinderlijk: de hond wordt hinderlijk geacht, in de zin van artikel 2:59, lid 1 van de Apv, als een hond een persoon, hond of ander dier bijt, verwondt of op andere wijze lastigvalt, maar er geen sprake is van ernstig letsel;

  • -

    Kortaanlijnen: de hond aanlijnen met een deugdelijke lijn die niet langer is dan 1,5 meter gemeten vanaf de hand tot aan de halsband;

  • -

    Muilkorf: een muilkorf die is vervaardigd van stevig kunststof, stevig leer of van beide stoffen. De muilkorf is door middel van een stevige leren riem rond de hals van de hond aangebracht op zo'n manier dat verwijdering zonder tussenkomst van een mens niet mogelijk is. De muilkorf is zodanig ingericht dat de hond geen mens of dier kan bijten. De afgesloten ruimte binnen de muilkorf geeft de hond de mogelijkheid tot een geringe opening van zijn of haar bek en er zijn geen scherpe delen binnen de muilkorf aanwezig.

Artikel 2 – Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op de bevoegdheid om een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen als bedoeld in de Apv en de bestuursrechtelijke handhaving van deze geboden. De strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures blijven in deze beleidsregels buiten beschouwing. De burgemeester is door deze beleidsregels niet beperkt in zijn lichte bevelsbevoegdheid uit artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet.

Artikel 3.1 - Soorten bijtincidenten en omstandigheden

In deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten bijtincidenten.

 

  • -

    Licht bijtincident: van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er bij het slachtoffer sprake is van gering letsel (oppervlakkige tot lichte verwondingen zoals: een kneuzing, bijtpuntjes in de huid of in de kleding) en/of kortdurende pijn en niet dringend (dier)geneeskundige behandeling noodzakelijk is, uitgezonderd de standaard medische behandeling van personen middels een tetanusprik.

  • -

    Ernstig bijtincident: van een ernstig bijtincident is sprake:

    • 1.

      wanneer een hond een ander dier of persoon bijt of aanvalt, waarbij er bij het slachtoffer sprake is van meer dan gering letsel (ernstige verwondingen tot zeer ernstige verwondingen zoals: weefselverlies en/of langdurig permanent functieverlies) en (dier)geneeskundige behandeling hiervan noodzakelijk is of;

    • 2.

      wanneer een hond een persoon, hond of ander dier zodanig vastbijt en er sprake is van prooi-schudden en/of het niet willen loslaten, ook niet bij dwang of;

    • 3.

      wanneer binnen een periode van twee jaar opnieuw een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt.

  • -

    Zeer ernstig bijtincident: van een zeer ernstig bijtincident is sprake wanneer een hond een ander dier of persoon bijt of aanvalt, waarbij een persoon zwaar lichamelijk letsel (als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht) heeft opgelopen of is overleden, dan wel een ander dier blijvend letsel heeft opgelopen of is overleden.

Artikel 3.2 - Beoordeling bijtincident

Bij de weging van de ernst van een bijtincident worden alle feiten en/of omstandigheden van dat bijtincident omtrent de hond, de houder/eigenaar van de hond en het slachtoffer meegewogen. In de beoordeling kan een constateringsrapportage van een deskundig dierarts worden meegewogen. De buitengewoon opsporingsambtenaren zullen op basis van hun constateringen een advies uitbrengen, waarna de burgemeester een besluit zal nemen over de ernst van het bijtincident.

Artikel 3.3 – Verzwarende omstandigheden

Naast de ernst van het (bijt)incident kan ook sprake zijn van verzwarende omstandigheden, waardoor zwaardere bestuursrechtelijke maatregelen noodzakelijk zijn om herhaling te voorkomen en om de openbare orde en veiligheid te herstellen. De burgemeester hanteert in die gevallen, waarin sprake is van verzwarende omstandigheden, in ieder geval een bestuurlijke maatregel die bij het eerstvolgende bijtincident toegepast zou worden. Zo wordt bijvoorbeeld bij een licht bijtincident geen maatregel uit de eerste kolom van een licht bijtincident gekozen, maar uit de tweede kolom van een licht bijtincident.

 

Hieronder staan de belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarend. Deze opsomming is niet uitputtend bedoeld.

 

  • -

    Uit het gedrag van de eigenaar of houder blijkt dat hij of zij onvoldoende verantwoordelijkheid neemt om bijtincidenten te voorkomen. Hiervan kan sprake zijn als de eigenaar of houder van de hond het incident bagatelliseert. Hierdoor ontstaat een gerechtvaardigde vrees voor herhaling;

  • -

    De eigenaar of houder onvoldoende maatregelen neemt om uitbreken van de hond vanuit de woning of op de daarbij behorende erven te voorkomen;

  • -

    Ernstige twijfel bestaat of de eigenaar of houder van de hond in staat is om de hond in zijn of haar macht te houden;

  • -

    De eigenaar of houder de hond heeft aangezet tot bijten.

Artikel 4.1 – Handhavingsmatrix (bijt)incidenten

Bijtincidenten kunnen naar aanleiding van veel verschillende omstandigheden tot stand komen. Deze omstandigheden spelen daarom ook een grote rol bij de beoordeling voor de toepassing van een geschikte en daarbij passende maatregel. In de hieronder weergegeven handhavingsmatrix voor (bijt)incidenten (figuur 1) is een overzicht gecreëerd van de maatregelen, welke in beginsel per constatering en per type (bijt)incident kunnen worden toegepast. Indien in de kolom meerdere maatregelen staan beschreven, dan dient er een afweging gemaakt te worden voor het meest geschikte middel.

 

Figuur 1

1e (bijt)incident

2e (bijt)incident binnen vijf jaar na het voorgaande bijtincident

3e (bijt)incident binnen vijf jaar na het voorgaande bijtincident

4e en volgende (bijt)incidenten binnen vijf jaar na het voorgaande bijtincident

Hinderlijk gedrag

  • -

    Waarschuwingsbrief

  • -

    Aanlijngebod

  • -

    Aanlijn- en muilkorfgebod

  • -

    Aanlijn- en muilkorfgebod

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

Licht bijtincident

  • -

    Waarschuwingsbrief

  • -

    Aanlijn- en muilkorfgebod

  • -

    Aanlijn- en muilkorfgebod,

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder dwangsom 

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

  • -

    Last onder bestuursdwang (tijdelijke) inbeslagname van de hond

Ernstig bijtincident

  • -

    Aanlijn- en muilkorfgebod

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

  • -

     

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

  • -

    Last onder bestuursdwang (tijdelijke) inbeslagname van hond

  • -

    Last onder bestuursdwang (tijdelijke) inbeslagname van de hond

  • -

    Overdracht dossier aan de politie

Zeer ernstig bijtincident

  • -

    Aanlijn- en muilkorfgebod

  • -

    Overdracht dossier aan de politie

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

  • -

    Overdracht dossier aan de politie

  • -

    Last onder bestuursdwang (tijdelijke) inbeslagname hond

  • -

    Overdracht dossier aan de politie

  • -

    Overdracht dossier aan de politie

Niet naleven opgelegde gebod zonder (bijt)incident

  • -

    Bestuurlijke boete

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder dwangsom (verhoging)

  • -

    Last onder bestuursdwang tot inbeslagname van de hond voor een gedragstest/risico-assessment

Artikel 4.2 – Toepassing handhavingsmatrix bij meerdere bijtincidenten

In de praktijk is het mogelijk dat bij herhaling, zoals een tweede of derde bijtincident door dezelfde hond, verschil is tussen de ernst van het nieuwste bijtincident en de ernst van het voorgaande bijtincident. In het geval dat het voorgaande bijtincident ernstiger was dan het nieuwe bijtincident dan is het, indien gemotiveerd, mogelijk om de volgende maatregel toe te passen bij het meest ernstige geconstateerde bijtincident. Indien het voorgaande bijtincident minder ernstig was, dan kan de handhavingstabel worden gevolgd van het nieuwe ernstigere bijtincident.

Artikel 5.1 – Bestuursrechtelijke maatregelen

De burgemeester heeft verschillende mogelijkheden om handhavend op te treden tegen bijtincidenten in de gemeente. In artikel 4.1 is een handhavingsmatrix opgenomen van maatregelen die kunnen volgen bij de verschillende soorten bijtincidenten. Aangezien bijtincidenten door omstandigheden veel van elkaar kunnen verschillen is het belangrijk om evenredige en dus passende maatregelen in te zetten om herhaling te voorkomen en de openbare orde en veiligheid te herstellen.

Artikel 5.2 - Waarschuwing

In beginsel volgt bij een eerste constatering van hinderlijk gedrag of een licht bijtincident een schriftelijke waarschuwing tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod. Tegen een waarschuwingsbrief staat geen bezwaar en beroep open. Dit omdat een waarschuwing geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer er sprake is van een ernstig of zeer ernstig bijtincident zal in beginsel, gezien de ernst van de overtreding, geen waarschuwing worden opgelegd.

Artikel 5.3 – Aanlijngebod en aanlijn- en muilkorfgebod

Op grond van artikel 2:59, lid 1 Apv is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod wanneer het gedrag van de hond gevaarlijk of hinderlijk wordt geacht. Deze geboden dienen te worden nageleefd wanneer de hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander. De loslopende hond dient op grond van artikel 2:59a Apv ook een muilkorf te dragen op eigen terrein als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod aan de hond heeft opgelegd of als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk. De gevaarlijke hond mag wel zonder muilkorf op eigen terrein lopen als:

 

  • a.

    op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

  • b.

    het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

  • c.

    het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 5.3.1. – Duur en heroverweging aanlijn- en muilkorfgebod

  • 1.

    Een aanlijn- en/of muilkorfgebod wordt opgelegd voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Na 1 jaar na het opleggen van een aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod kan worden gekeken of het opgelegde aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod kan worden opgeheven. Dit is mogelijk naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek tot opheffing van de eigenaar of houder en/of wanneer de hond binnen het afgelopen jaar geen gevaarlijk of hinder gedrag heeft vertoond.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond waar een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. Onder deze handelingen valt bijvoorbeeld het laten onderzoeken van de hond door een gecertificeerde instelling. Wanneer uit de gedragsrapportage blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt voor omgeving kan het opgelegde gebod worden opgeheven. Ook een bewijsstuk van een succesvol afgeronde training die de eigenaar/houder of de hond hebben gevolgd kan tot heroverweging leiden.

Artikel 5.4 - Bestuurlijke boete

Op grond van artikel 154b, lid 4 van de Gemeentewet kan de burgemeester besluiten om een bestuurlijke boete op te leggen indien niet wordt voldaan aan het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod. In het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte staat de hoogte van de bestuurlijke boete opgenomen. Uitgangspunt voor toepassing van de bestuurlijke boete is dat deze maatregel wordt gekozen bij het niet naleven van het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod, zonder dat daar een bijtincident bij heeft plaatsgevonden.

Artikel 5.5 - Last onder dwangsom

Indien niet voldaan wordt aan het aanlijngebod of het aanlijn- en muilkorfgebod, dan kan worden besloten om aan de eigenaar of houder van de hond een last onder dwangsom op te leggen. Hierin zal de last gericht zijn op het naleven van het opgelegde gebod. Voor het opleggen van een last onder dwangsom kunnen verschillende beweegredenen ten grondslag liggen. Dit kan bijvoorbeeld ernstige vrees voor recidive van het niet-naleven van het gebod betreffen. Om naleving te bereiken wordt de hoogte van het bedrag afgestemd met de uitvoeringskosten voor het beëindigen, beëindigd houden of voorkomen van de overtreding en de toevoeging van een financiële prikkel. Om deze reden zal er in beginsel een éénmalige dwangsom van € 500,- worden opgelegd als het opgelegde aanlijngebod of het aanlijn- en muilkorfgebod niet wordt nageleefd.

Artikel 5.6 - Gedragstest en risico-assessment

  • 1.

    In opdracht van de eigenaar of houder kan de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Een gedragstest is een beperkt onderzoek waarbij de bijtende hond op verschillende onderdelen (op vrijwillige basis) wordt getest op afwijkend gedrag en waarbij een inschatting wordt gemaakt op recidive. Daarnaast dient een gedragstest altijd te worden afgenomen door een gedragskeurmeester benoemd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied.

  • 2.

    Indien de burgemeester het noodzakelijk acht voor de beoordeling van het gedrag van de hond, kan de burgemeester opdracht geven voor om een risico-assessment te laten uitvoeren. Een risico-assessment is een breed en uitgebreid onderzoek naar het gedrag van de hond en het recidivegevaar, welke uitgevoerd wordt door het Risk-assessmentteam van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht. Het afnemen van een risico-assessment geschiedt middels een last onder bestuursdwang en een tijdelijke inbeslagname van de hond.

  • 3.

    De kosten voor het laten uitvoeren van een gedragstest/risico-assessment zijn voor rekening van eigenaar of houder van de hond.

Artikel 5.7 - Houd- en gebiedsverbod

  • 1.

    Indien het gedrag van de hond verband houdt met een specifieke plaats, dan kan de burgemeester ter voorkoming van overlast of schade aan personen, andere honden of dieren deze plaats aanwijzen als locatie waar de eigenaar of houder niet met de hond mag komen.

  • 2.

    De burgemeester kan besluiten dat de specifieke plaats slechts mag worden betreden wanneer de hond kort is aangelijnd en voorzien is van een muilkorf.

Artikel 5.8 - Afstand doen of inbeslagname

  • 1.

    Als de eigenaar of houder van een hond, die door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk, in strijd handelt met het aanlijn- en/of muilkorfgebod of een houd- en/of gebiedsverbod en de hond vervolgens een nieuw bijtincident veroorzaakt, dan kan aan de eigenaar of houder van de hond gevraagd worden om afstand te doen van de hond.

  • 2.

    De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht als de in lid 1 genoemde situatie zich heeft voorgedaan, de eigenaar of houder niet vrijwillig afstand doet van de hond en de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is.

  • 3.

    Bij het in lid 2 omschreven beslag van de hond kan in opdracht van de burgemeester een risico-assessment worden afgenomen bij de hond, conform hetgeen is bepaald onder artikel 5.6, lid 2 van deze beleidsregels.

  • 4.

    Wanneer uit het uitgevoerde risico-assessment, als bedoeld in lid 3, blijkt dat de hond niet kan worden teruggeplaatst dan wordt gekeken of de hond elders kan worden herplaatst.

  • 5.

    De kosten van vervoer, verblijf en risico-assessment komen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

Artikel 6 – Uitzonderingen (hardheidsclausule)

  • 1.

    De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregels gelet op het te beschermen belang leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald.

  • 2.

    De burgemeester kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van deze beleidsregels en overgaan tot het toepassen van (spoed)bestuursdwang op grond van artikel 5:31, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht of directe inbeslagname van de hond op grond van artikel 172, lid 3 Gemeentewet.

Artikel 7.1 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Honden die gevaarlijk of hinderlijk zijn verklaard, voordat deze beleidsregels in werking zijn getreden, blijven beschouwd worden als hinderlijke of gevaarlijke honden.

  • 2.

    Waarschuwingen en beschikkingen die tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod zijn opgelegd, voordat deze beleidsregels in werking zijn getreden, blijven van kracht.

  • 3.

    Herstelsancties die zijn opgelegd, voordat deze beleidsregels in werking zijn getreden, blijven onverkort van kracht.

  • 4.

    Voor het intrekken van een eerder opgelegde maatregel geldt de mogelijkheid van artikel 5.3.1. van deze beleidsregels.

Artikel 7.2 - Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels bijtincidenten honden Purmerend - 2023’;

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking hiervan.

Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 20 juli 2023

Purmerend,

de burgemeester.