Organisatie | Rozendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening 2023 gemeente Rozendaal |
Citeertitel | Financiële verordening 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening d.d. 26 maart 2019.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 28-03-2023 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Het college biedt voor 15 juli aan de raad de Kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de op te stellen begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming (uitgangspunten).
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage
Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Niet uit de balans blijkende verplichtingen
Overwegende dat de verplichtingen die voortvloeien uit meerjarige contracten deel uitmaken van de lasten in de meerjarenbegroting en de balans een overzicht van alle activa en passiva bevat, neemt het college onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen, verplichtingen op die niet op één of andere wijze uit de meerjarenbegroting dan wel balans blijken met een belang groter dan € 10.000.
Artikel 10. Budgetoverheveling
Budgetten die in enig jaar niet besteed zijn maar waarvan het wenselijk is dat de bijbehorende activiteiten alsnog worden uitgevoerd mogen door het college in het volgende begrotingsjaar worden besteed mits deze passen in het afgesproken beleid met de raad. Deze budgetten worden door het college specifiek tot uitdrukking gebracht bij de bestemming van het rekeningresultaat van het betreffende jaar waarop het budget betrekking heeft.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid
Artikel 15. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden, voor zover van toepassing, de volgende kosten en opbrengsten betrokken:
Artikel 16. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Periodiek, in ieder geval voor riolering en voor de overige kaptitaalgoederen wanneer daar qua (financieel) belang aanleiding voor is, biedt het college geactualiseerde beheerplannen ter vaststelling door de raad aan.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast neemt het college in elk geval ook de op grond van stellige uitspraken van de commissie BBV in de kadernota rechtmatigheid verplichte onderwerpen op.
Artikel 24. Verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en nader te bepalen bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 3 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De financiële verordening d.d. 26 maart 2019 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treed.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Gemeenteraad van Rozendaal d.d. 28 maart 2023,
de griffier,
K.M. Schaap
de voorzitter,
drs. E. Weststeijn-Vermaat
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 11
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 7.500 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:
In artikel 5 lid 1 is, zoals gebruikelijk bij gemeenten, opgenomen dat de raad autoriseert op programmaniveau wat voor de accountant dan leidend is voor het oordeel over begrotingsrechtmatigheid. Overigns biedt het college bij de prigramma’s inzicht in de onderliggende budgetten per taakveld. In artikel 6 lid 2 is opgenomen dat afwijkingen > € 5.000 op het niveau van het taakveld in de tussenrapportage worden opgenomen.
Bij de vormgeving van dit artikel is zowel gedacht aan een grensbedrag als aan een percentage om te voorkomen dat ook heel kleine afwijkingen in de rapportage moeten worden opgenomen. Uiteindelijk is gekozen voor een grensbedrag van > € 5.000 wat voor de het merendeel van de programma’s werkbaar is. In verhouding is € 5.000 bij het programma Sociaal Domein relatief laag. De bedoeling is dat de raad in staat is enigszins gevoel en zicht te houden op het verloop van de budgetten door het jaar heen.
Dit artikel heeft tot doel het college in staat te stellen snel te handelen in situaties waarbij het niet lukt vooraf toestemming aan de raad te vragen. Bijbehorende uitgaven tot € 10.000 worden dan achteraf alsnog ter goedkeuring voorgelegd.
Rechtmatigheid is een breed begrip. De rechtmatigheidsverantwoording door het college is beperkt tot de ‘financiële rechtmatigheid’. De Commissie BBV die verantwoordelijk is voor de landelijke richtlijnen voor de rechtmatigheidsverantwoording, legt in de kadernota rechtmatigheid uit wat dit precies betekent. De commissie BBV geeft aan dat de rechtmatigheidsverantwoording specifiek betrekking heeft op de volgende criteria:
In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).
In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.
Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens).
Vanwege de hoge weerstandsratio en het door de jaren heen relatief lage bedrag aan dubieuze debiteuren is in dit artikel opgenomen dat er pas een afzonderlijke voorziening wegens oninbaarheid van debiteuren wordt gevormd bij een totaal aan dubieze debiteuren groter dan € 35.000 (1% van begrotingstotaal).
In artikel 14 van het BBV staat welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In dit artikel is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd. In verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording heeft de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en jaarstukken een grotere rol gekregen.
De commissie BBV doet hierover een aantal stellige uitspraken:
Aanvullend moeten burgemeester en wethouders in de paragraaf bedrijfsvoering een nadere toelichting geven op alle afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen voor zover deze de in artikel 11 genoemde rapportagegrens overschrijden.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 28 maart 2023