Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoeksche Waard

Parkeerverordening 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoeksche Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening 2023
CiteertitelParkeerverordening Hoeksche Waard 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-2023nieuwe regeling

15-06-2023

gmb-2023-494797

Z/23/190669

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening 2023

De raad van de gemeente Hoeksche Waard

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 april 2023 met Zaaknummer Z/23/190669;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende Parkeerverordening 2023

 

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adres: het adres zoals dat bekend staat in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG);

  • b.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone;

  • c.

    eigen parkeervoorziening:

  • Onder een eigen parkeervoorziening wordt verstaan:

    • 1.

      een parkeerplaats op eigen terrein, of;

    • 2.

      een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op de openbare weg en/of een parkeerplaats, of;

    • 3.

      een garage(box)- huur of koop – op/bij het terrein of in de garage van een complex;

  • waarvan in de omgevingsvergunning, splitsingsakte, het ter plaatse geldende bestemmingsplan of omgevingsplan, het besluit gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor de bewoner die woonachtig is of het bedrijf dat gevestigd is op het betreffende adres.

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • f.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • g.

    parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • h.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    zelfstandige woning: woning die een eigen toegang heeft, voorzien is van een keuken, douche en toilet en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, als bedoeld in art. 7:234 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een woning waarvan met een notariële akte wordt aangetoond dat sprake is van een zelfstandige woning.

AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2  

  • 1.

    Het college kan weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college kan de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3  

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het aanvragen, verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van parkeervergunningen.

  • 3.

    Het college kan in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn uitsluitend de volgende soorten vergunningen verlenen:

    • a.

      parkeervergunning voor de bewoner in dat gebied (bewonersvergunning);

    • b.

      parkeervergunning voor degene die een beroep of bedrijf uitoefent in dat gebied (bedrijfsvergunning);

  • 4.

    Met betrekking tot het bepaalde in lid 3 kan het college in het belang van een goede verdeling van de beschikbare ruimte per gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn nadere regels stellen ten aanzien van:

    • a.

      het verstrekken van de soort vergunning;

    • b.

      het toewijzen van specifieke weggedeelten voor parkeren;

    • c.

      beschikbaarheid van alternatieve parkeermogelijkheden;

    • d.

      het tijdstip waarop de vergunning van kracht is;

Artikel 4  

Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

Artikel 5  

  • 1.

    Het college weigert een parkeervergunning indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Het college weigert een parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, derde lid sub a en b indien de aanvrager beschikt, zou kunnen beschikken over een eigen parkeervoorziening.

  • 3.

    Het college weigert een parkeervergunning indien:

    • reeds zoveel parkeervergunningen zijn verleend dat de beschikbare parkeerruimte (belanghebbendenplaatsen) naar het oordeel van het college gedurende een te groot gedeelte van de tijd volledig bezet is.

  • 4.

    Indien de aanvraag wordt geweigerd op grond van genoemd in artikel 3 kan de aanvrager op een wachtlijst worden geplaatst.

Artikel 6  

  • 1.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 3, derde lid wordt voor bepaalde tijd verleend en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

  • 2.

    Een vergunning wordt verleend in de vorm van een aan de bewoner van een gebied te verstrekken parkeerkaart die gedurende een door het college vast te stellen duur is te gebruiken op belanghebbendenplaatsen. De vergunning wordt voor ten hoogste 5 jaar verleend en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt.

Artikel 7  

Het college kan een vergunning intrekken:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 8  

Het college kan een vergunning wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • c.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 9  

Het college kan ten gunste van de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 10  

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

Artikel 11  

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendenplaats;

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

     

AFDELING IV. STRAFBEPALING

Artikel 12  

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

 

AFDELING V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13  

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de politie ZHZ en de medewerkers handhaving van de gemeente Hoeksche Waard belast.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening de door het college aangewezen personen belast.

Artikel 14  

  • 1.

    Deze verordening treedt inwerking op 1 september 2023.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Hoeksche Waard 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 15 juni 2023.

de griffier,

…………….

de voorzitter,

…………..

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

AFDELING I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

 

Artikel 1

 

d. houder

In de definitie van het begrip houder komt het begrip ‘motorrijtuig’ voor. Dit is gedaan, omdat in de WVW 1994 bepaald is dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, spreekt daarentegen over motorvoertuigen. Dit is op zich verwarrend, maar materieel gezien komen de definities van beide begrippen goeddeels overeen.

 

e. motorvoertuigen

De werking van deze verordening is beperkt tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: ‘alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen’. Een brommobiel is in het RVV 1990 (art. 1) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een ‘gewone’ automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel.

 

Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening ook van toepassing te verklaren op brommobielen.

 

f. parkeren

In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.

 

AFDELING II PLAATSEN VOOR VERGUNNIGNGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

 

Artikel 2

Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij het college neergelegd.

De aanwijzing van belanghebbendengebieden is in principe alleen mogelijk voor gebieden waar een redelijke mate van parkeerdruk aanwezig is.

 

Artikel 3

Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden. Het college kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de parkeervergunning. Hierbij kan worden gedacht aan het stellen van indieningsvereisten voor het aanvragen van een parkeervergunning.

 

In het derde lid worden verschillende categorieën belanghebbenden genoemd die in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning. In de verordening zijn 2 categorieën opgenomen: bewoners en bedrijven.

 

Artikel 4

De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen. In de verordening is een beslistermijn van vier weken opgenomen. Normaal gesproken moet een parkeervergunning binnen vier weken kunnen worden verstrekt. Mocht dit in een enkel geval onverhoopt niet lukken, dan kan deze termijn worden verlengd met vier weken.

 

Artikel 7 en 8

In de aanhef van deze artikelen wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning 'kan’ intrekken of wijzigen. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.

 

Artikel 11

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering.

 

Artikel 12

Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen.

Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop de zwaarste strafsanctie te stellen. Er is daarom gekozen voor een geldboete van de eerste categorie. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

 

Artikel 13

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Awb.