Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV
CiteertitelBeleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpOpenbare orde

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR418922/14

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-11-2023Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV

11-10-2023

gmb-2023-494443

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV

 

De burgemeester van de gemeente Arnhem;

 

overwegende dat:

 

- de burgemeester op grond van artikel 2.4.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem (hierna: APV) bevoegd is om in het belang van de openbare orde aan een persoon die op een openbare plaats handelingen verricht die de openbare orde verstoren, of die aldaar strafbare feiten pleegt, het bevel te geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in één of meer delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden;

- de burgemeester in deze beleidsregels, genaamd “Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV” (hierna: beleidsregels), aangeeft hoe hij omgaat met de bevoegdheid zoals omschreven in artikel 2.4.3 van de APV;

- in de toelichting bij artikel 2.4.3 van de APV staat dat het in het geval van strafbare feiten dient te gaan om (één van de aldaar opgesomde) gedragingen die strafbaar zijn gesteld en die verband houden met (het belang van) de openbare orde op openbare plaatsen;

- deze opsomming van strafbare feiten ook is opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregels;

- in de toelichting bij artikel 2.4.3 van de APV verder staat beschreven dat het bij openbare orde verstorende handelingen gaat om (één van de aldaar opgesomde) overlastgevende gedragingen;

- deze opsomming van openbare orde verstorende handelingen ook is opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregels;

- de uitoefening van de bevoegdheden zoals omschreven in artikel 2.4.3 van de APV bij afzonderlijk besluit gemandateerd is aan bepaalde functionarissen van de politie;

- deze bevoegdheid slechts met inachtneming van daartoe gegeven instructies mogen worden aangewend;

- die instructies zijn verwerkt in de “Instructies gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV”;

- die instructies ook zijn opgenomen in bijlage 3 bij deze beleidsregels;

- in de beleidsregels wordt uitgewerkt voor welk gebied of welke gebieden in de gemeente de gebiedsontzegging kan worden afgegeven;

- deze gebieden grotendeels overeen komen met de gebiedsindeling van de Teams Leefomgeving van de gemeente Arnhem;

- deze gebieden op tekeningen zijn weergegeven in bijlage 4 bij de beleidsregels;

- de beleidsregels ook aangeven wanneer de burgemeester niet overgaat tot het opleggen van een gebiedsontzegging.

 

Gelet op artikel 2.4.3 van de APV en artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluit:

Vast te stellen de: Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV

 

 

Artikel 1 Begrippen

  • a.

    Strafbaar feit:

  • een feit zoals opgenomen in bijlage 1 bij de Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 van de APV;

  • b.

    Overlastgevende gedraging:

  • een gedraging zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 van de APV.

 

Artikel 2 Doel beleidsregels

Het doel van deze beleidsregels is om:

  • a.

    aan te geven hoe de burgemeester te werk gaat bij het opleggen van een gebiedsontzegging;

  • b.

    te bepalen voor welke gebieden in de gemeente de gebiedsontzegging kan gelden;

  • c.

    vast te leggen in welke gevallen de burgemeester afziet van het opleggen van een gebiedsverbod;

  • d.

    de informatieplicht over in mandaat gegeven gebiedsontzeggingen vast te leggen;

  • e.

    aan te geven op welk moment een gebiedsontzegging in werking treedt.

 

Artikel 3 Wijze van optreden

De burgemeester beschrijft in bijlage 3 bij deze beleidsregels (de “Instructies gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV”) de wijze van optreden.

 

Artikel 4 Gebieden in de gemeente waarvoor de gebiedsontzegging kan gelden

  • 1.

    Een gebiedsontzegging die is opgelegd op basis van artikel 2.4.3 van de APV geldt voor één of meerdere gebieden in de gemeente, zoals deze zijn opgenomen in bijlage 4 van de beleidsregels en zoals dit ook wordt aangegeven in de gebiedsontzegging.

  • 2.

    Het gaat om één of meer van de volgende gebieden in de gemeente zoals aangegeven in bijlage 4, waarvoor de gebiedsontzegging kan gelden:

  • a.

    Gebied 1; Noord West

  • b.

    Gebied 2; Noord Oost

  • c.

    Gebied 3; Centrum en Spijkerkwartier

  • d.

    Gebied 4; Presikhaaf en Arnhemse Broek

  • e.

    Gebied 5; Korenmarkt en omgeving (horecaconcentratiegebied)

  • f.

    Gebied 6; Malburgen

  • g.

    Gebied 7; Rijkerswoerd, Vredenburg/Kronenburg

  • h.

    Gebied 8; Elden/De Laar

  • i.

    Gebied 9. Schuytgraaf/Elderveld

 

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de burgemeester bepalen dat de gebiedsontzegging geldt voor een ander gebied in de gemeente dan de gebieden die staan omschreven in het tweede lid.

  • 4.

    De burgemeester kan bepalen dat de gebiedsontzegging niet geldt voor een deel van het gebied dat is opgenomen in de gebiedsontzegging in het geval:

  • a.

    de persoon aan wie de gebiedsontzegging wordt opgelegd woonachtig is in het gebied waarvoor de gebiedsontzegging geldt, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid voor deze persoon om het gebied te verlaten zonder dat de gebiedsontzegging hoeft te worden overtreden;

  • b.

    de persoon aan wie de gebiedsontzegging wordt opgelegd werkt in het gebied waarvoor de gebiedsontzegging geldt, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid voor deze persoon om het gebied te verlaten zonder dat de gebiedsontzegging hoeft te worden overtreden;

  • c.

    de persoon aan wie de gebiedsontzegging wordt opgelegd wordt behandeld in het gebied waarvoor de gebiedsontzegging geldt, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid voor deze persoon om het gebied te verlaten zonder dat de gebiedsontzegging hoeft te worden overtreden.

  • 5.

    De gebiedsontzegging kan alleen worden opgelegd voor een gebied als zoals omschreven in het tweede lid indien daarbinnen de openbare orde werd verstoord.

  • 6.

    De gebiedsontzegging kan in afwijking van het vijfde lid voor meerdere gebieden worden opgelegd wanneer de openbare orde werd verstoord binnen 50 meter van een ander gebied dan omschreven in het tweede lid van dit artikel.

  • 7.

    De afstand zoals bedoeld in het zesde lid wordt gemeten vanaf de locatie waar de openbare orde verstorende handeling plaats vond via de kortste route (te voet) over de openbare weg in de richting van een ander gebied als bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 8.

    De burgemeester verleent in ieder geval in de volgende gevallen op aanvraag ontheffing van de gebiedsontzegging wanneer na het opleggen van de gebiedsontzegging feiten en omstandigheden zich voordoen die hiertoe aanleiding geven;

  • 9.

    De burgemeester trekt de gebiedsontzegging in wanneer de persoon aan wie de gebiedsontzegging is opgelegd voldoende garanties geeft dat een verdere verstoring van de openbare orde, in het gebied waarvoor de gebiedsontzegging geldt, niet langer aannemelijk is.

 

Artikel 5 Afzien van gebiedsontzegging

De burgemeester ziet in de volgende situaties af van het opleggen van een gebiedsontzegging:

  • a.

    in het geval de overlastgevende persoon direct na het optreden van de openbare orde verstorende handeling in hechtenis verblijft gedurende ten minste de periode waarvoor de gebiedsontzegging zou gelden in het geval de overlastgevende persoon niet in hechtenis zou verblijven;

  • b.

    in het geval de samenloop van strafrechtelijke maatregelen en bestuurlijke maatregelen volgens de burgemeester contraproductief is en de strafrechtelijke maatregel voor politie dan wel het Openbaar Ministerie de voorkeur geniet;

  • c.

    indien een andere volgens de burgemeester geschiktere bestuursrechtelijke maatregel voorhanden is.

 

 

Artikel 6 Informatieplicht

De politiechef van de Politie Eenheid Oost-Nederland informeert de burgemeester ieder kalenderjaar over alle in mandaat uitgereikte gebiedsontzeggingen als bedoeld in artikel 2.4.3 APV.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding gebiedsontzegging

  • a.

    Een gebiedsontzegging treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt.

  • b.

    In afwijking van het eerste lid treedt een gebiedsontzegging die door toezending aan betrokkene bekend wordt gemaakt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV”.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit met de bijlagen 1 tot en met 4 treedt in werking op de dag na die van bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

Arnhem, 11 oktober 2023

De burgemeester voornoemd,

A. Marcouch

Bijlage 1 Strafbare feiten

Bijlage 2 Overlastgevende gedragingen

Bijlage 3 Wijze van optreden

Bijlage 4 Gebieden waarvoor gebiedsontzegging kan gelden

 

Bijlage 1 Strafbare feiten

 

Bij het opleggen van een gebiedsontzegging dient het, indien het plegen van een strafbaar feit aanleiding geeft tot het opleggen van een gebiedsontzegging, te gaan om (één van) de navolgende strafbare feiten, te weten gedragingen die strafbaar zijn gesteld en die verband houden met (het belang van) de openbare orde op openbare plaatsen in Arnhem:

 

• openlijke geweldpleging (artikel 141 Wetboek van Strafrecht);

• wederspannigheid (artikelen 180-182 Wetboek van Strafrecht);

• negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel (artikel 184 Wetboek van Strafrecht);

• schennis van de eerbaarheid (artikel 239 Wetboek van Strafrecht);

• belediging ambtenaar in functie (artikelen 266 en 267 Wetboek van Strafrecht);

• bedreiging (artikel 285 Wetboek van Strafrecht);

• mishandeling (artikelen 300-303 Wetboek van Strafrecht);

• diefstal op openbare plaatsen, zoals winkelcentra, markten en horecagebieden (artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht);

• afpersing (artikel 317 Wetboek van Strafrecht);

• afdreiging (artikel 318 Wetboek van Strafrecht);

• vernieling (artikelen 350 en 351 Wetboek van Strafrecht);

• straatschenderij (artikel 424 Wetboek van Strafrecht);

• openbare dronkenschap (artikelen 426 en 453 Wetboek van Strafrecht);

• verkopen van drugs in het openbaar (Opiumwet);

• overtredingen Wet wapens en munitie (denk aan het (openlijk) bij zich dragen van vuur- en steekwapens, wapenstokken, boksbeugels e.d.);

• gevaarlijk rijgedrag (artikel 5 Wegenverkeerswet).

 

Bijlage 2 Overlastgevende gedragingen

 

Bij het opleggen van een gebiedsontzegging dient het, indien de overlastgevende gedraging aanleiding geeft tot het opleggen van een gebiedsontzegging, te gaan om (één van) de navolgende openbare orde verstorende handelingen zoals omschreven in de hierna opgesomde APV-artikelen:

 

• Artikel 2.4.2 Overlast door drugshandel op straat;

• Artikel 2.4.4 Overlast door openlijk drugsgebruik;

• Artikel 2.4.7 Vervoer inbrekerswerktuigen;

• Artikel 2.4.7a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen;

• Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag en straatintimidatie op openbare plaatsen;

• Artikel 2.4.10a Verplichte route;

• Artikel 2.4.11 Verboden drankgebruik;

• Artikel 2.4.12a Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen;

 

Bijlage 3 Wijze van optreden

 

Instructies gebiedsontzegging artikel 2.4.3 APV

Inleiding

 

De burgemeester kan op grond van artikel 2.4.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem (hierna: APV) in het belang van de openbare orde optreden tegen een persoon die de openbare orde verstoort of een persoon die strafbare feiten pleegt in Arnhem. De burgemeester kan een gebiedsontzegging opleggen. Bij de toepassing van de gebiedsontzegging wordt beoogd de overlast in de openbare ruimte te verminderen en onveiligheidsgevoelens tegen te gaan.

 

Wanneer kan een gebiedsontzegging worden opgelegd?

 

Een gebiedsontzegging kan worden opgelegd in het belang van de openbare orde aan een persoon die op een openbare plaats in Arnhem strafbare feiten pleegt of handelingen verricht die de openbare orde verstoren.

 

In het geval de burgemeester bevoegd is een gebiedsontzegging op te leggen als hiervoor genoemd, kiest de burgemeester er in beginsel voor om in eerste instantie een waarschuwing te geven. Vinden er opnieuw één of meerdere overtredingen van voornoemde bepalingen plaats dan wordt een gebiedsontzegging (of in de gevallen zoals hierna omschreven meerdere gebiedsontzeggingen) opgelegd als bedoeld in artikel 2.4.3 APV. In het geval het opleggen van gebiedsontzeggingen onvoldoende effect teweegbrengt en niet het gewenste effect heeft, kan aansluitend, in geval van een nieuwe overtreding van een verbod uit één van voornoemde artikelen, aan de overtreder een last onder dwangsom worden opgelegd.

 

In het geval van overlast door drugshandel en drugsgebruik wordt de lijn gevolgd zoals opgenomen in de Beleidsregel Last onder dwangsom drugshandel en drugsgebruik op straat 2023.

 

Wat moet in de gebiedsontzegging staan?

 

• Voor het besluit tot het opleggen van de gebiedsontzegging zijn sjablonen gemaakt. Advies is deze te gebruiken zodat een aantal belangrijke aspecten in ieder geval wordt meegenomen.

• In de gebiedsontzegging staat omschreven voor welk gebied de gebiedsontzegging geldt en op welk tijdstippen (dag en uur) deze ingaat en eindigt.

• Wanneer een langdurende gebiedsontzegging (van maximaal 3 maanden) wordt opgelegd, geldt dat aan betrokkene uiterlijk zes maanden daarvoor al een 48-uurs gebiedsontzegging werd opgelegd (incl. de datum van dit besluit). Dit wordt bovendien benoemd in de langdurige gebiedsontzegging.

• In de gebiedsontzegging wordt een korte beschrijving opgenomen van het feit dat eraan ten grondslag ligt. Het moet dus duidelijk zijn dat sprake is van overlast en door welk feit/ welke feiten (mogen er meer zijn) deze overlast wordt veroorzaakt.

• indien redelijkerwijs mogelijk, voordat het besluit wordt genomen, moet aan betrokkene worden gevraagd wat hij ervan vindt als hij een gebiedsontzegging krijgt opgelegd. Hierbij is zowel zijn reactie op de te treffen maatregel (gebiedsontzegging) van belang, als zijn reactie op de specifieke feiten die hem worden aangerekend.

• Welke bijdrage de gebiedsontzegging in positieve zin levert aan de bestrijding van de overlast.

• In de gebiedsontzegging staat de mogelijkheid tot het aanwenden van rechtsmiddelen beschreven. Een gebiedsontzegging is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar maken bij de burgemeester. Daarnaast kan hij, hangende het bezwaar, bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland te Arnhem een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen.

 

Wat is de verhouding tussen de gebiedsontzegging en de strafbare feiten?

 

De opgesomde feiten zijn afzonderlijk strafbaar gesteld. Zo is de handel in en het gebruik van drugs verboden in artikel 2.4.2 en artikel 2.4.4 van de APV.

 

Maakt een persoon zich schuldig aan één van de in de toelichting bij artikel 2.4.3 opgesomde strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen, dan kan en wordt in principe zowel een (bestuursrechtelijke) gebiedsontzegging opgelegd als (strafrechtelijk) proces-verbaal opgemaakt.

Het strafrechtelijk traject is gericht op het bestraffen van de desbetreffende persoon vanwege het door hem begane strafbare feit. Het overtreden van de gebiedsontzegging kan strafbaar zijn op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, of het Openbaar Ministerie daadwerkelijk tot vervolging zal overgaan op grond van art. 184 Wetboek van Strafrecht wordt per zaak beoordeeld.

 

Wanneer sprake is van het opleggen van een gebiedsontzegging voor een periode langer dan één maand ligt het mandaat niet bij de politie, maar is alleen de burgemeester bevoegd. In die gevallen vindt van tevoren afstemming plaats over de vervolging van de gebiedsontzegging met het Openbaar Ministerie en de politie.

 

De gebiedsontzegging richt zich op het voorkomen van een verdere verstoring van de openbare orde in het gebied waarop de gebiedsontzegging ziet.

 

Duur van de gebiedsontzegging

 

Een gebiedsontzegging zoals bedoeld in artikel 2.4.3 van de APV wordt de eerste keer opgelegd voor een tijdvak van ten hoogste 48 uur (artikel 2.4.3, eerste lid). De gebiedsontzegging vermeldt op welk tijdstip (dag en uur) deze ingaat en eindigt precies 48 uur later.

 

Het kan zo zijn dat een persoon binnen zes maanden na het opleggen van de 48-uurs gebiedsontzegging opnieuw voor overlast zorgt in het aangewezen gebied door gedragingen zoals hierboven omschreven. Dan kan een langere gebiedsontzegging worden opgelegd, deze kan maximaal drie maanden duren. Is het langer dan zes maanden geleden? Dan wordt opnieuw een gebiedsontzegging van 48 uur opgelegd.

 

Wanneer afgewogen moet worden of een langere gebiedsontzegging moet worden opgelegd, spelen de specifieke omstandigheden van het geval een belangrijke rol. Om hier toch een lijn in aan te brengen, wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

• Is betrokkene niet bekend bij de politie als een pleger van veel strafbare en/of overlastgevende feiten én heeft hij nog niet eerder een gebiedsontzegging opgelegd gekregen van tenminste één maand maar wel van (ten hoogste) 48 uur, dan wordt normaliter een gebiedsontzegging van één maand opgelegd;

• Is betrokkene wel bekend bij de politie als een pleger van veel strafbare en/of overlastgevende feiten óf heeft hij eerder een gebiedsontzegging opgelegd gekregen van tenminste één maand, dan wordt normaliter een gebiedsontzegging van twee maanden opgelegd.

• Is betrokkene wel bekend bij de politie als een pleger van veel strafbare en/of overlastgevende feiten én heeft hij eerder een gebiedsontzegging opgelegd gekregen, dan wordt normaliter een gebiedsontzegging van drie maanden opgelegd.

 

Schematisch ziet bovenstaande er als volgt uit:

 

Afgelopen 6 maanden al eerder gebiedsontzegging van 48 uur

Al eerder gebiedsontzegging van tenminste 1 maand

Bekend als veelpleger bij politie

Duur

Wie is bevoegd

Handhaven o.b.v.

Nee

Nee

Nee

Waarschuwing

Politie en burgemeester

(art. 2.4.3 Apv)

n.v.t.

Nee

Nee

Nee

48 uur

Overtreden APV

Ja

Nee

Nee

1 maand

Ja

Ja

Nee

2 maanden

Burgemeester

(art. 2.4.3 Apv)

art. 184 Wetboek van Strafrecht

 

Wanneer een persoon binnen zes maanden na oplegging van de eerste gebiedsontzegging van 48 uur wederom de fout ingaat en gedragingen vertoont waarvoor op grond van dit artikel een gebiedsontzegging kan worden opgelegd, dan wordt hem direct een gebiedsontzegging voor één maand opgelegd. In de gebiedsontzegging wordt hiervan melding gemaakt.

 

Wanneer een persoon binnen één jaar na oplegging van de tweede gebiedsontzegging van tenminste één maand wederom de fout ingaat en gedragingen vertoont waarvoor op grond van dit artikel een gebiedsontzegging kan worden opgelegd, dan wordt hem direct een gebiedsontzegging voor drie maanden opgelegd. In de gebiedsontzegging wordt hiervan melding gemaakt.

 

Welke beperkingen gelden?

 

Wanneer een persoon aan wie de gebiedsontzegging wordt opgelegd, woonachtig is in het gebied of daar werkt, dan moet het gebied behorend bij het verbod zo worden ingericht dat deze persoon zijn woning wel kan bereiken en/of zijn werk of beroep kan blijven uitoefenen.

 

Het kan ook zo zijn dat de persoon in het gebied waarop de gebiedsontzegging ziet, gebruik maakt van een voorziening. Denk bijvoorbeeld aan maatschappelijke opvang, wonen, medische zorg, arbeidslocatie, opleidingslocatie. In die gevallen wordt in de gebiedsontzegging de bepaling opgenomen dat deze niet geldt indien en voor zover de persoon zich in dit gebied bevindt om zich via de kortste weg en zonder oponthoud te begeven van en naar deze voorziening.

 

Beschikt de persoon, aan wie een gebiedsontzegging wordt opgelegd, over een vergunning om zich te prostitueren op de ‘zorgzone’ dan wordt in de ontzegging de bepaling opgenomen dat deze niet geldt op de ‘zorgzone’ en voor het zich in dit gebied bevinden teneinde zich via de kortste weg en zonder oponthoud te begeven van en naar de ‘zorgzone’.

De persoon aan wie de gebiedsontzegging voor maximaal drie maanden wordt opgelegd kan na oplegging benaderd worden om te bespreken of van gemeentewege aan deze persoon hulp kan worden verleend, al dan niet samen met andere (hulpverlenings-)instanties.

Bijlage 4 Gebieden waarvoor gebiedsontzegging kan gelden