Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenlanden

Financiële Verordening Gemeente Molenlanden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële Verordening Gemeente Molenlanden 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Molenlanden 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-11-2023vervangt regeling 2022

09-11-2023

gmb-2023-494199

1138599

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële Verordening Gemeente Molenlanden 2023

 

De raad van de gemeente Molenlanden:

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit:

  • 1.

    de Financiële Verordening gemeente Molenlanden 2023 vast te stellen;

  • 2.

    de Financiële Verordening gemeente Molenlanden 2022 in te trekken.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en Gemeenten;

  • b.

    vakteam: organisatorische eenheid binnen de Gemeentelijke organisatie;

  • c.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • d.

    uitgaven: totaal van de lasten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • e.

    taakvelden: voorgeschreven eenheden waarin de programma's zijn onderverdeeld.

  • f.

    incidentele baten en lasten: baten en lasten met een maximale looptijd van 3 jaar.

  • g.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de Gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • h.

    MJIP: Meerjarig Investeringsprogramma van grondexploitaties en overige grondgebonden projecten.

  • i.

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling

De raad ontvangt bij aanvang van iedere raadsperiode ter vaststelling een voorstel inhoudende:

  • a.

    een programma-indeling;

  • b.

    per programma de bijbehorende taakvelden;

  • c.

    de paragrafen;

  • d.

    per programma en per paragraaf de relevante (beleids)indicatoren.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma's, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van overhead de baten en lasten per programma weergegeven.

  • 2.

    De rubricering van de financiële begroting en jaarrekening vindt plaats op basis van taakvelden.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe en lopende investeringen het benodigde investeringsbudget weergegeven.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de projecten van het MJIP.

  • 5.

    In het overzicht van incidentele baten en lasten worden incidentele baten en lasten opgenomen die groter zijn dan € 25.000.

  • 6.

    De omvang van de post onvoorzien wordt jaarlijks bij het opstellen van de begroting bepaald.

Artikel 4. Kadernota

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk medio juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2.

    De kadernota vermeldt:

    • a.

      per programma de maatschappelijke opgaven (1e W-vragen) met de daarbij behorende nieuwe beleidsuitgangspunten met een financiële vertaling; Daarbij wordt een ondergrens aangehouden van €25.000 per punt;

    • b.

      de financieel technische uitgangspunten;

    • c.

      de te verwachten meerjarige financiële positie op grond van de verwachte inkomsten en uitgaven;

    • d.

      de reservepositie.

Artikel 5. Tussentijdse rapportages: Zomernota en Najaarsnota

  • 1.

    Het college informeert de raad over de uitvoering van de begroting over eerste 5 maanden en over de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een toelichting op de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma, de algemene dekkingsmiddelen, uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het totale saldo van de baten en de lasten;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves;

    • d.

      de bijgestelde raming van investeringsbudgetten;

    • e.

      een voortgangsrapportage van de projecten die volgens de uitgangpunten van het projectmatig werken als groot zijn gekwalificeerd;

    • f.

      de prognose van het jaarresultaat.

  • 3.

    De afwijkingen op de oorspronkelijke raming van de baten en lasten van taakvelden en investeringsbudgetten in de begroting groter dan € 25.000 worden toegelicht.

  • 4.

    In de Najaarsnota wordt een voorstel opgenomen voor overheveling van budgetten naar het volgende jaar.

Artikel 6. Autorisatiebeleid begroting en investeringsbudgetten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting, de baten en de lasten per programma, de onttrekkingen aan reserves en voorzieningen en de investeringsbudgetten.

  • 2.

    De raad geeft bij de begrotingsbehandeling aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringsbudget wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Het doen van exploitatie-uitgaven ten laste van de post onvoorzien is gemandateerd aan het college. De verantwoording van de uitgaven vindt plaats via de rapportages en de jaarrekening.

  • 4.

    Het college is gemachtigd gedurende het lopende begrotingsjaar ongedekt uitgaven te doen tot maximaal € 100.000 bij nieuwe aanvragen van exploitatiebudgetten, investeringen of bijdragen aan derden en verantwoordt de aanvragen vervolgens in de Zomernota, Najaarsnota of jaarrekening.

  • 5.

    Het college is gemachtigd om bij investeringen, ingeval van tegenvallers bij de voorbereiding en aanbesteding, tot een overschrijding van maximaal 10% van het budget verplichtingen aan te gaan. Hiervoor geldt een maximum van € 300.000. Bij de eerstvolgende Zomer- of Najaarsnota wordt het extra benodigde budget aangevraagd.

  • 6.

    Indien over- of onderschrijdingen zijn geconstateerd of worden verwacht op lopende exploitatiebudgetten zal rapportage per programma plaatsvinden via de Zomer- of Najaarsnota op taakveldenniveau en per investering op het totaal van de investering.

  • 7.

    De raad stemt in met overschrijdingen op budgetten die vermeld zijn in de jaarrekening als één van de volgende situaties van toepassing is, waardoor er sprake is een overschrijding die passend is binnen het bestaande beleid:

    • a.

      Tegenover de niet geraamde lasten staan niet geraamde baten;

    • b.

      De raad is over de overschrijding geïnformeerd;

    • c.

      Het gaat om een openeinderegeling (bijvoorbeeld jeugdzorg, gladheidsbestrijding, Wmo of leerlingenvervoer);

    • d.

      Een aanvraag zoals bedoeld in het vierde lid.

Artikel 7 Budgetoverheveling

  • 1.

    Niet-bestede (delen van) structurele exploitatiebudgetten lopende het begrotingsjaar worden niet overgeheveld naar het volgende jaar.

  • 2.

    Niet bestede (delen van) incidentele budgetten kunnen bij uitzondering worden overgeheveld als de volgende situaties zich voordoen:

    • a.

      Als de reden van uitstel ligt buiten de invloedsfeer van de Gemeente;

    • b.

      Verwachte negatieve gevolgen voor de Gemeente bij het niet overhevelen bijvoorbeeld het mislopen van subsidie of niet voldoen aan gewekte verwachtingen bij derden;

    • c.

      De activiteit is al in het boekjaar gestart;

    • d.

      Specifieke Rijksbijdragen die voor meerdere jaren zijn bedoeld.

  • 3.

    Lopende investeringsbudgetten kunnen maximaal drie jaar administratief zonder raadsbesluit worden doorgeschoven naar het volgende jaar. Als het college een investeringsbudget verder wil verlengen dan vraagt het college gemotiveerd de raad hiertoe te besluiten bij de jaarrekening.

Artikel 8. Meerjarig Investeringsprogramma (MJIP)

  • 1.

    Het college informeert de raad bij de Zomernota en de Najaarsnota over de voortgang, financiën, risico's en ontwikkelingen van de MJIP-projecten via de voortgangsrapportages.

  • 2.

    Het college vraagt bij de Zomernota vaststelling van de actualisatie van de grondexploitaties; afwijkingen boven de € 25.000 worden toegelicht.

  • 3.

    Het college informeert per grondexploitatie over de financiële risico’s, de eindwaarden en de netto contante waarden en de te nemen (voordelige en nadelige) resultaten.

Artikel 9. Informatieplicht

Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:

  • 1.

    aankoop van vastgoed waarvan de voorgenomen aankoopwaarde € 100.000 of meer bedraagt of 15% hoger is ten opzichte van de marktwaarde.

  • 2.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties vanaf € 100.000.

Hoofdstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de Gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 8% van de verantwoordingsgrens nader toegelicht.

 

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk in het derde kwartaal ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 6.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

 

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en Gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van Gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Afschrijvingsbeleid

  • 1.

    De economische levensduur van een activum wordt als basis voor de afschrijvingstermijn van het betreffende activum gehanteerd.

  • 2.

    Investeringen in materieel en immaterieel actief worden lineair op basis van de verwachte (resterende) levensduur afgeschreven tot € 0.

  • 3.

    De afschrijving start volgend op het jaar van de eindoplevering van het actief.

  • 4.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5.

    Bijdragen in juridische en economische eigendom van derden worden niet geactiveerd.

  • 6.

    Duurzame goederen met een aanschafwaarde kleiner dan € 15.000 worden niet geactiveerd.

  • 7.

    Activa wordt afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 1.

  • 8.

    Het college heeft de bevoegdheid om gemotiveerd af te wijken van de in de bijlage genoemde afschrijvingstermijnen. Dit wordt aan de raad kenbaar gemaakt.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Bij de jaarrekening wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De raad stelt een nota reserves en voorzieningen vast.

  • 2.

    Het uitgangspunt is een zo beperkt mogelijk aantal bestemmingsreserves.

 

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

Voor de levering van goederen, werken en diensten, verstrekken van leningen, garanties of kapitaal en door de Gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de Gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs of kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang verstrekt het college aan de raad een voorstel waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

Artikel 18. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs van goederen, werken en van diensten van de Gemeente die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, en de kostprijzen van rechten en heffingen, bestaat de kostentoerekening uit de directe kosten, de indirecte kosten en de overhead die rechtstreeks samenhangen met de betreffende goederen, werken en diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de afschrijvingslasten van de in gebruik zijnde activa, de rentelasten van deze activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Rentetoerekening over reserves en voorzieningen vindt niet plaats en maakt geen deel uit van de kostprijzen. De verwachte betaalde rente op leningen maakt wel deel uit van de kostprijzen. Behoudens het rentepercentage voor de onderdelen waarop VPB-heffing van toepassing is, wordt het rentepercentage op een half procent afgerond.

  • 4.

    Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

  • 5.

    Aan projecten die onderdeel zijn van een structurele projectenportefeuille zoals de grond- en vastgoedexploitaties, ruimtelijke initiatieven en de buitenruimteprojecten worden de integrale Gemeentelijke kosten doorbelast en geactiveerd waaronder de directe en de indirecte loonkosten en de overhead.

  • 6.

    Aan projecten die geen onderdeel zijn van een structurele projectenportefeuille worden alleen de directe en de indirecte loonkosten doorbelast.

  • 7.

    De doorbelasting van de directe loonkosten, inclusief externe inhuur, vindt plaats op basis van de werkelijk aan deze projecten bestede tijd vermeerderd met een voorcalculatorische opslag voor overhead.

  • 8.

    De omvang van de door te belasten overhead en de daaruit voortvloeiende opslag wordt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting bepaald.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de Gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de leges en begraafrechten.

  • 2.

    Het college doet jaarlijks via de kadernota een voorstel voor de prijzen van de levering van Gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het aantrekken en / of het uitzetten van middelen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • c.

      het aantrekken van geldmiddelen gebeurt bij voorkeur bij Nederlandse financiële instellingen of andere (mede) overheden;

    • d.

      Het uitzetten van geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij ’s Rijksschatkist, de gelden dienen beschikbaar te blijven voor uitoefening van de publieke taak;

    • e.

      In afwijking op punt d. kan de Gemeente liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen.

  • 2.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor de financiering en regels voor de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op. Het college legt deze vast in het Treasurystatuut.

Artikel 21. Beleid inzake garantiestelling/ uitgegeven geldleningen

  • 1.

    Garantieverlening en uitgegeven geldleningen dienen te passen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren, het Gemeentelijke beleid en moeten een publieke taak of het algemeen belang dienen.

  • 2.

    Het college toetst de financiële positie van de aanvrager, vraagt indien mogelijk zakelijke zekerheden en stelt voorwaarden op om de financiële positie van de aanvrager gedurende looptijd te kunnen monitoren.

  • 3.

    Het college legt verantwoording af over alle garanties en uitgegeven geldleningen via de planning en controlcyclus.

  • 4.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor Gemeentegaranties en uitgegeven geldleningen vast.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 22. Lokale heffingen

In deze paragraaf neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    afschrijvingen, toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen en eventuele compensabele BTW;

  • b.

    de toerekenbare overheadkosten;

  • c.

    alle overige lasten welke in heffingen en rechten worden verrekend;

  • d.

    de omvang en de bestemming van een voor- of nadelig saldo.

Artikel 23. Paragraaf Financiering

In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    overzicht leningen met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • c.

    de rentevisie voor de komende vier jaar;

  • d.

    het renteresultaat op het taakveld treasury.

Artikel 24. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op de dekkingsgraad van het weerstandsvermogen (= weerstandsratio).

  • 2.

    De raad stelt een nota weerstandsvermogen & risicobeheersing vast waarin de uitgangspunten zijn opgenomen aangaande de weerstandscapaciteit en de risicobeheersing.

 

Artikel 25. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV in ieder geval de voortgang van het geplande onderhoud op.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een kadernota beheer openbare ruimte aan. Deze nota geeft het kader weer voor het door het college op te stellen beheerplan buitenruimte. Dit kader betreft het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de financiële uitgangspunten ten aanzien van investeringen en het onderhoud voor wegen, verkeersvoorzieningen en straatmeubilair, openbare verlichting, groenvoorzieningen, watergangen, oeverbescherming, begraafplaatsen, speelvoorzieningen, sportparken, bruggen en duikers en overige voorzieningen aangaande de openbare ruimte. De raad stelt deze nota vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een kadernota vastgoed-, accommodatie en tarievenbeleid aan. Deze nota geeft het kader weer voor het eigendom, beheer en exploitatie met de financiële uitgangspunten. De raad stelt de nota vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan (GRP). Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 26. Paragraaf Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en Gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 27. Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast der verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de jaarlijkse actualisatie van de sturingsprofielen voor verbonden partijen conform hoofdstuk 3 van de Nota Verbonden Partijen;

    • b.

      de stand van zaken met betrekking tot pluspakketten (taken die naast de wettelijke verplichting bij een verbonden partij belegd zijn);

    • c.

      ontwikkelingen bij de verbonden partij die in het jaar van invloed gaan zijn.

  • 2.

    De basis voor de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur. Het betreft de vijf normen: transparantie, democratische verantwoording, effectiviteit en efficiency; vraaggerichtheid; governance.

  • 3.

    Bij vraagstukken over het toetreden tot, oprichten van, uittreden uit of opheffen van een verbonden partij wordt:

    • a.

      het voorstel getoetst aan de algemene normen van goed bestuur zoals opgenomen in lid 2 van dit artikel, waarbij de selectiecriteria uit de Nota Verbonden Partijen leidend zijn;

    • b.

      de Nota Verbonden Partijen als kader gezien voor het te lopen proces.

  • 4.

    De Gemeentelijke inspanning is erop gericht dat de planning- & controlcyclus van de gemeenschappelijke regeling optimaal aansluit op de Gemeentelijke planning- & controlcyclus.

  • 5.

    Het college toetst de voorstellen van de verbonden partijen op de volgende aspecten:

    • a.

      financiële aspecten, waarbij aangesloten wordt op het Provinciale toetsingskader voor verbonden partijen;

    • b.

      beleidsmatige aspecten, waarbij wordt getoetst op basis van de (beleids)kaders die door de Gemeenteraad van Molenlanden zijn vastgesteld;

    • c.

      aspecten ten aanzien van de bestuursstructuur, sturingsmogelijkheden, bedrijfsvoering en governance, waarbij getoetst wordt op de Nota Verbonden Partijen en de algemene normen van goed bestuur zoals opgenomen in lid 2 van dit artikel.

  • 6.

    Wanneer door een verbonden partijen aan de Gemeenteraad om een zienswijze of reactie wordt gevraagd, geldt dat:

    • a.

      bij verbonden partijen met een hoog sturingsprofiel het college een concept-zienswijze/-reactie aan de raad voorlegt door middel van een raadsvoorstel;

    • b.

      bij verbonden partijen met een gemiddeld sturingsprofiel het college verantwoordelijk is voor het opstellen en indienen van een zienswijze/reactie, met inachtneming dat de Verbonden Partijen-commissie geraadpleegd wordt wanneer het voorliggende stuk naar inschatting van het college in grote mate beleidsmatige of financiële effecten heeft;

    • c.

      bij verbonden partijen met een laag sturingsprofiel het college verantwoordelijk is voor het opstellen en indienen van een zienswijze/reactie.

Artikel 28. Paragraaf Grondbeleid

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen ruimtelijke projecten;

    • c.

      de uitvoering van het grondbeleid;

  • 2.

    De raad stelt eens in de 5 jaar een beleidsnota grondbeleid vast. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie voor het grondbeleid van de Gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden; e de uitgangspunten voor het kostenverhaal;

    • e.

      de uitgangspunten voor het opleggen van een bijdrage voor gebiedsontwikkeling.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de Gemeente als geheel en in de vakteams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van inzicht over de uitputting van de toegekende exploitatiebudgetten, investeringsbudgetten en grondexploitaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 30. Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de Gemeentelijke organisatie en afspraken over opdrachtverlening, aansturing en verantwoording binnen de organisatie; (organisatieverordening, mandaatregeling, uitgangspunten projectmatig werken);

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten en grondexploitaties;

  • d.

    (budgetbeheerregeling); de interne regels voor het proces van inkoop tot en met betaling;

  • e.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoording en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • f.

    (treasurystatuut); de afspraken met de vakteams/medewerkers over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van Gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Artikel 31. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 26 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de Gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na haar bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Financiële Verordening Gemeente Molenlanden 2023".

  • 3.

    De “Financiële Verordening 2022 Gemeente Molenlanden” wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2022.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Molenlanden op 9 november 2023.

De griffier,

Marjolein Teunissen

De voorzitter,

Theo Segers

Bijlage 1. Afschrijvingsbeleid behorend bij artikel 10

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    a 5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • b.

    b 5 jaar: ontwikkeling computerapplicaties.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 15.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    60 jaar: Leidingen riolering: persleiding, drukleiding en vacuümleiding;

  • b.

    50 jaar: Bouwkundig riolering: gemalen, drukrioleringsputten, vacuümbufferputten, vacuümstations en randvoorzieningen;

  • c.

    45 jaar: vrijverval-riolering, putten en kolken;

  • d.

    30 jaar: vacuümtank en compostfilter;

  • e.

    20 jaar: vacuümkleppen en randvoorzieningen;

  • f.

    20 jaar: mechanisch/elektrisch: rioolpompen en vacuümpompen;

  • g.

    50 jaar: nieuwbouw gebouwen;

  • h.

    25 jaar: renovatie, verbouw, bouwkundige aanpassingen gebouwen;

  • i.

    40 jaar: restauratie van (kerk-)torens;

  • j.

    15 jaar: technische installaties in gebouwen;

  • k.

    2 jaar: mobiele telefoons/smartphones;

  • l.

    3 jaar: laptops en I-pads;

  • m.

    5 jaar: automatisering hard- en software;

  • n.

    n.15 jaar: inrichting (meubels/stoffering enz.) Gemeentelijke gebouwen;

  • o.

    o.10 jaar: vervoermiddelen;

  • p.

    p.10 jaar: materiaal buitendienst (grasmaaiers/zoutstrooiers e.d.);

  • q.

    15 jaar: ondergrondse afvalcontainers;

  • r.

    10 jaar: kunstwerken.

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    30 jaar: aanleg “groene” sportvelden/banen;

  • b.

    20 jaar: vervangen kunstgrasveld;

  • c.

    10 jaar: aanleg toplaag kunstgras;

  • d.

    8 jaar: kunstgrasveld, transplanteren doelgebieden;

  • e.

    15 jaar: renovatie sportvelden/banen;

  • f.

    50 jaar: aanleg/uitbreiding begraafplaatsen (excl. grond);

  • g.

    25 jaar: renovatie begraafplaatsen (alleen bij creëren nieuwe begraafruimte);

  • h.

    30 jaar: wegen, straten, pleinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden;

  • i.

    15 jaar: speelvoorzieningen/speeltoestellen;

  • j.

    20 jaar: houten walbeschoeiing;

  • k.

    40 jaar: stalen/betonnen walbeschoeiing;

  • l.

    50 jaar: kademuur;

  • m.

    60 jaar: staal/betonnen/composiet bruggen;

  • n.

    20 jaar: houten bruggen;

  • o.

    25 jaar: plantsoenen/openbaar groen/groenvoorzieningen;

  • p.

    10 jaar: straatmeubilair;

  • q.

    40 jaar: waterwegen/waterbergingen;

  • r.

    20 jaar: openbare verlichting/armaturen;

  • s.

    40 jaar: openbare verlichting/lichtmasten.