Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2024
CiteertitelVerordening Reclamebelasting 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 227 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

08-11-2023

gmb-2023-493301

310302-2023

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2024

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 oktober 2023;

 

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2024 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    openbare aankondiging: iedere aankondiging door middel van letters, cijfers, tekens, symbolen, logo’s, of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, die zichtbaar is vanaf de openbare weg;

  • b.

    vestiging: een gebouw of bouwwerk, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt en waarbij één naam wordt gevoerd. Indien meerdere gebouwen of bouwwerken of delen daarvan direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige waarbij één naam wordt gevoerd, worden deze als één vestiging aangemerkt;

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • d.

    reclamevoorwerp: een voorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken van het publiek voor een product, een dienst of een bedrijf, dat niet is aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, waaronder parasols, losstaande vlaggen of banieren, terrasafscheidingsborden en sandwich- of stoepborden of daarmee vergelijkbare objecten;

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;

  • f.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • g.

    jaar of maand: een kalenderjaar of -maand of een gedeelte van een van die kalenderperioden;

  • h.

    binnenstad: het gebied dat als zodanig is afgebakend op de kaart in bijlage 1.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven van degene die de openbare aankondiging heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie de openbare aankondiging is aangebracht.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

  • 3.

    Indien op grond van dit artikel meer belastingplichtigen zijn aan te wijzen wordt de reclamebelasting geheven van degene wiens belang bij de openbare aankondiging het meest op de voorgrond treedt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De reclamebelasting wordt geheven per vestiging, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.

  • 2.

    De maatstaf van heffing is de oppervlakte van openbare aankondigingen die aan gebouwen en bouwwerken zijn aangebracht. Reclamevoorwerpen worden per stuk belast.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel worden de op de voet van artikel 5, tweede lid, bepaalde oppervlakten van openbare aankondigingen, die tot één vestiging behoren, bij elkaar opgeteld.

  • 4.

    Openbare aankondigingen behoren in elk geval tot één gebouw of bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

  • 5.

    De oppervlakte van reclamevoorwerpen wordt niet meegeteld in de totale oppervlakte als bedoeld in het derde lid.

  • 6.

    Het tarief bedraagt voor het hebben van één of meerdere openbare aankondiging(en) niet zijnde reclamevoorwerpen, per vestiging:

     

    In het gebied binnenstad

    In de overige gebieden van de gemeente

    1

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen niet meer is dan 0,1 m²

    0

    0

    2

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 0,1 m² bedraagt, maar niet meer dan 0,25 m²

    0

    0

    3

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 0,25 m² bedraagt, maar niet meer dan 0,5 m²

    0

    0

    4

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 0,5 m² bedraagt, maar niet meer dan 1 m²

    0

    0

    5

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 1 m² bedraagt, maar niet meer dan 2 m²

    0

    0

    6

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 2 m² bedraagt, maar niet meer dan 5 m²

    100

    50

    7

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 5 m² bedraagt, maar niet meer dan 10 m²

    150

    75

    8

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 10 m² bedraagt, maar niet meer dan 20 m²

    750

    375

     

    9

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 20 m² bedraagt, maar niet meer dan 50 m²

    2.000

    1.000

    10

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 50 m² bedraagt, maar niet meer dan 100 m²

    5.500

    2.750

    11

    indien de oppervlakte van de openbare aankondigingen meer dan 100 m² bedraagt

    16.000

    8.000

  • 7.

    Het tarief voor het hebben van een reclamevoorwerp bedraagt:

     

     

    In het gebied binnenstad

    In de overige gebieden van de gemeente

    1

    voor het eerste reclamevoorwerp

    0

    0

    2

    voor het tweede en volgende reclamevoorwerp (per reclamevoorwerp)

    100

    50

Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de reclamebelasting wordt met betrekking tot een in artikel 4 genoemde oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    De oppervlakte van een openbare aankondiging wordt als volgt vastgesteld:

    • a)

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, of een bord, (span)doek, poster of soortelijk (elektronisch) aankondigingsvoorwerp, dat is aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • b)

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters, cijfers, tekens, logo’s of symbolen, aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, wordt de oppervlakte van de openbare aankondiging bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit;

    • c)

      Indien sprake is van een (elektronische) voorziening voor het doen van de aankondiging, aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de voorziening. Indien de voorziening niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorziening omsluit;

    • d)

      Indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, of een bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk (elektronisch aankondigingsvoorwerp of voorziening, aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, waarop door verschillende belastingplichtigen een aankondiging wordt gedaan, wordt de oppervlakte van de belastingplichtige bepaald op de aan hem voor het doen van de aankondiging ter beschikking staande oppervlakte.

  • 3.

    Indien de openbare aankondiging slechts voor een deel zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt de oppervlakte van de openbare aankondiging bepaald op het van de openbare weg zichtbare gedeelte van de openbare aankondiging.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien vermindering van de oppervlakte van de openbare aankondigingen in de loop van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de beide tarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar.

  • 6.

    Indien het aantal reclamevoorwerpen in de loop van het belastingtijdvak wijzigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting voor het aantal verminderde voorwerpen als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 7.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige verhuist en binnen de gemeente een andere vestiging met één of meerdere openbare aankondiging(en) in gebruik neemt.

Artikel 8 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht, getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, getoond of vertoond, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die zich bevinden binnen in een woning of bedrijf, met uitzondering van openbare aankondigingen die zijn aangebracht direct op, aan, tegen of onmiddellijk achter de binnenzijde van een glazen scheidingsconstructie;

  • c.

    die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail;

  • d.

    die als algemene bewegwijzering waarmee uitsluitend een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • e.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen, op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door de gemeente voor het doen van aankondigingen of publicaties;

  • f.

    die uitsluitend dienen als aanduiding van woongebouwen;

  • g.

    die alleen bestaan uit de Nederlandse -, provinciale - of gemeentelijke vlag;

  • h.

    die kunnen worden aangemerkt als historisch belangwekkend. Dergelijke uitingen zijn minimaal 25 jaar oud en hebben geen relatie met de uitoefening van het bedrijf in het gebouw of delen daarvan waaraan, waarin of waarop zij zijn bevestigd;

  • i.

    op bouwterreinen, voor zover de openbare aankondigingen rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden en niet uitgaan boven 10 m²;

  • j.

    die zijn bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak en niet uitgaan boven 10 m²;

  • k.

    op sportvelden, met uitzondering van openbare aankondigingen die uitdrukkelijk zijn gericht op de openbare weg;

  • l.

    consulaten, voor zover betrekking hebbend op de functie van het gebouw als consulaat;

  • m.

    openbare aankondigingen aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij de openbare aankondiging uitsluitend bevat een aanduiding van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat een aanslag moet worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Reclamebelasting 2024'.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2023.

burgemeester,

Koen Schuiling

griffier,

Josine Spier

Bijlage 1:  

 

Als “binnenstad” als bedoeld in artikel 1 van deze verordening geldt het gebied binnen de omlijningen van onderstaande kaart.

 

 

burgemeester,

Koen Schuiling

 

griffier,

Josine Spier

 

Toelichting

1. Wettelijke basis

De verordening is gebaseerd op de tekst van artikel 227 van de Gemeentewet. Omdat sprake is van een belasting hoeft er tegenover het heffen van de reclamebelasting geen individuele tegenprestatie of kostenpost te staan van de gemeente. De opbrengst vloeit in de algemene middelen en de gemeente kan die aanwenden naar eigen inzicht. De reclamebelasting wordt dan ook primair als een algemeen dekkingsmiddel opgevat. Daarnaast heeft de reclamebelasting, net als de precariobelasting, een regulerend karakter door het opwerpen van een financiële drempel voor (grote) openbare aankondigingen.

 

2. Opzet

De reclamebelasting is een objectieve belasting. Dat houdt onder andere in dat in beginsel alle openbare aankondigingen in de reclamebelasting worden betrokken. Voor de uitvoerbaarheid van de heffing zijn in artikel 9 vrijstellingen opgenomen. De opzet van de verordening reclamebelasting gaat uit van een doelmatige heffing.

 

3. Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Definities

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van diverse begrippen in de verordening is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

In de verordening is voor de formulering van het belastbare feit aangesloten bij de wettekst van artikel 227 Gemeentewet. De wet gaat uit van een belasting ‘ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.’

 

De reclamebelasting is aangemerkt als directe belasting. Deze aanwijzing is noodzakelijk om toepassing van artikel 31 e.v. van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) betreffende de juiste heffing mogelijk te maken.

 

Openbare aankondiging

De naam “reclamebelasting” is enigszins misleidend. Een openbare aankondiging hoeft namelijk geen reclame te zijn. Het is niet noodzakelijk dat in de openbare aankondiging een bepaald product of een bepaalde dienst aan de man wordt gebracht. Het is voldoende dat ergens openbare aandacht wordt gevraagd. Zo is een waarschuwingsbord langs de openbare weg in beginsel ook een openbare aankondiging, evenals een bord van 35 cm x 35 cm bij de voordeur van een vrije beroepsbeoefenaar (advocaat of logopedist) waarop uitsluitend de naam van de beoefenaar staat vermeld. Het is dus niet zo dat naamborden niet onder de reclamebelasting vallen.

 

Ook reclameobjecten, zoals een plastic ijsje, patatzak, moorkop, de ‘gaper’ van een drogist, een kip of haan, vallen onder het begrip openbare aankondiging omdat daarmee aandacht wordt gevraagd voor een product of dienst.

 

Artikel 227 van de Gemeentewet, noch enige andere (fiscale) wet geeft een definitie van het begrip openbare aankondiging. Daardoor moet aansluiting worden gezocht bij het spraakgebruik. In beginsel vallen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de reclamebelasting. Het gaat overigens om de openbare aankondiging zelf en niet om het voorwerp waarop die aankondiging zich bevindt. Bij een reclametekst op een gevelbord bijvoorbeeld is de aankondiging op het bord belast en niet het bord zelf. Bij openbare aankondigingen kan gedacht worden aan schriftelijke aankondigingen, foto’s, tekeningen, logo’s, stickers, raam- en aanplakbiljetten, teksten en figuren op gevelborden, etalageruiten, lichtbakken, vlaggen, neonreclames, merken, emblemen en andere beeldbepalende kenmerken. De belastingrechter oordeelde dat een muurschildering met daarnaast een logo van een bedrijf en een op het bedrijf slaande tekst, een openbare aankondiging is in de zin van de reclamebelasting (Hoge Raad 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AX2154 en de samenhangende verwijzingsprocedure Hof Amsterdam, 6 maart 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH6990).

 

De belastingrechter heeft verder geoordeeld dat onder het wettelijk begrip ‘openbare aankondiging’ niet slechts reclame in engere zin valt, maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap.

Het gaat dus niet om de vraag welk (commercieel of ideëel) belang beoogd wordt met het betreffende opschrift, maar louter om de vraag of het opschrift tot doel heeft de aandacht van het publiek te trekken voor dit object of onderwerp. Ook ideële uitingen voor een bepaalde boodschap vallen daarom volgens de jurisprudentie onder het begrip ‘openbare aankondiging’. In die zin is voor de vraag of een opschrift al dan niet als openbare aankondiging belastingplichtig is, niet relevant wat de achterliggende gedachte is voor het trekken van aandacht van het publiek. Het is dus ook niet relevant of er met een opschrift al dan niet beoogd wordt reclame te maken. Het opschrift “huisartsenpraktijk X” is volgens de rechter aan te merken als een openbare aankondiging, omdat het opschrift duidelijk maakt aan mensen die de praktijk zoeken dat de huisartsenpraktijk in een bepaald pand is gevestigd. Daarmee richt het opschrift zich tevens tot het publiek in het algemeen. Echter, aankondigingen zoals de vermelding van openings- en sluitingstijden en aanduidingen die aangeven waar de hoofdingang van een gebouw zich bevindt, zijn geen openbare aankondiging in de zin van de reclamebelasting. Hof Amsterdam oordeelde dat dergelijke aankondigingen slechts bijkomstig de aandacht vestigen op het gebouw ten einde deel te nemen aan het economische verkeer en daarmee zakelijke belangen te bevorderen (Hof Amsterdam 30 januari 1998, ECLI:NL:GHAMS:1998:AA4190). Uiteraard zijn hierop ook weer uitzonderingen mogelijk als de aankondiging zodanig wordt gehanteerd dat het daarmee weer bijzonder aandacht vestigt op het pand of de dienst.

Een aankondiging is openbaar indien het publiek vanaf de openbare weg de aankondigingen visueel kan waarnemen en deze een zodanig omvang heeft dat deze op het publiek gericht is. Aankondigingen in gebouwen zijn meestal niet zichtbaar vanaf de openbare weg en in dat geval daardoor niet belastbaar. Aankondigingen in etalages van winkels zijn in beginsel weer wel belastbaar.

 

Zichtbaar vanaf de openbare weg

De openbare aankondiging dient op grond van artikel 227 van de Gemeentewet zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg. Aankondigingen zijn openbaar indien ze geschieden op plaatsen waar het publiek daarvan kennis kan nemen.

 

Onder het begrip openbare weg wordt verstaan, zoals is beslist in HR 21 september 2001, nr. 35 502, BNB 2001/378, indien de betrokken wet zelf er niets over zegt, de definitie die daarvan wordt gegeven in de Wegenwet. Artikel 1 van die wet luidt:

  • a.

    Deze wet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen.

  • b.

    Onder wegen worden mede verstaan:

    • I.

      voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;

    • II.

      bruggen.

Art. 4 Wegenwet geeft aan dat een weg openbaar is:

  • I.

    wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;

  • II.

    wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;

  • III.

    wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.

Samenvattend geldt dat een weg openbaar is wanneer deze daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk is. Het is daarbij niet van belang wie eigenaar is van de weg. Een weg is niet openbaar als deze alleen op verzoek voor een ieder toegankelijk is.

 

Artikel 3 Belastingplicht

Een verordening inzake de reclamebelasting dient op basis van art. 217 Gemeentewet te vermelden wie belastingplichtig is. Gemeenten zijn vrij in het kiezen van belastingplichtigen in de belastingverordening, mits een relatie bestaat met openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg.

 

In de verordening is uitgangspunt dat belastingplichtig is degene van wie de reclameobjecten zijn, dan wel ten behoeve van wie de reclameobjecten zijn aangebracht. Als de reclameobjecten door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, is de exploitant belastingplichtig.

Volgens de jurisprudentie is degene wiens belang bij de aankondiging op de voorgrond treedt belastingplichtig.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De Gemeentewet schrijft geen heffingsmaatstaf of tarief voor. Bij het bepalen van heffingsmaatstaven of tarieven dient evenwel te worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeentelijke wetgever dient bij het opnemen van de heffingsmaatstaven rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 66-67). De belastingheffing mag niet leiden een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot heffen niet op het oog kan hebben gehad.

 

Er is gekozen voor een tarief naar de oppervlakte van de openbare aankondiging en de ligging in de binnenstad of daarbuiten. De bedoeling is om per belastingplichtige voor elke winkel, organisatie of voor elk bedrijfspand slechts éénmaal reclamebelasting te heffen. Als dezelfde belastingplichtige twee panden naast elkaar zijn gelegen en deze in gebruik heeft voor dezelfde winkel, organisatie of bedrijf, dan wordt slechts één keer belasting geheven. Of twee of meer panden bij elkaar in gebruik zijn voor dezelfde vestiging, wordt naar de omstandigheden beoordeeld, waarbij in elk geval bepalend is of één naam wordt gevoerd.

 

Voor reclamevoorwerpen die niet zijn aangebracht op of aan een gebouw geldt een tarief per voorwerp. Hierbij valt te denken aan parasols, losstaande vlaggen of banieren, terrasafscheidingen, sandwich- of stoepborden of soortgelijke voorwerpen. Deze voorwerpen hebben een groter effect op de openbare ruimte, daarom is voor deze tariefstelling gekozen.

 

Een winkel die naast reclames op zijn gevel ook enige losstaande vlaggen en een stoepbord heeft bij zijn pand, zal dus naast het algemene tarief ook nog een extra bedrag betalen voor deze reclamevoorwerpen. Voor de reclames aan de gevel is de oppervlakte bepalend. De reclamevoorwerpen worden naar stuksprijs belast.

 

Een voordeel van differentiatie in de heffingsgrondslag en de tarieven is dat in meerdere mate rekening kan worden gehouden met de specifieke omstandigheden. Een nadeel ervan is dat het de uitvoeringswerkzaamheden voor de gemeente kan compliceren. Daarnaast heeft de reclamebelasting, net als de precariobelasting, een regulerend karakter door het opwerpen van een financiële drempel voor (grotere) openbare aankondigingen.

 

Er is onderscheid gemaakt tussen een openbare aankondiging in de binnen stad tegen het hoge tarief en een openbare aankondiging in de overige gebieden, die naar het lage tarief worden belast. In de binnenstad is een grote passantenstroom. De druk van reclame-uitingen op de openbare ruimte is het grootst in de binnenstad. Zowel het profijtbeginsel als de wens tot regulering geeft aanleiding om hogere tarieven in de binnenstad vast te stellen. Een onderscheid naar meer gebieden is minder efficiënt in de uitvoering en moeilijker objectief te rechtvaardigen. Het feit dat de gemeente hogere tarieven vraagt in bepaalde gebieden is gerechtvaardigd met een beroep op het profijtbeginsel. Voor de begrenzing van de binnenstad worden de grenzen van het bestemmingsplan Binnenstad aangehouden. Omdat er twee gebieden zijn die met bestemming Binnenstad zijn belegd, is dit voor de toepassing van de reclamebelasting tot één gebied gemaakt. Dat houdt in dat de tussenliggende gracht genaamd A ook tot de binnenstad wordt gerekend voor de reclamebelasting. Het zou immers vreemd zijn om voor dat stuk gracht tussen twee Binnenstad-gebieden in, het lage tarief te laten gelden.

 

Artikel 5. Berekening van reclamebelasting

De reclamebelasting is een arbeidsintensieve belasting. In de praktijk treft men immers zeer veel openbare aankondigingen aan die verschillen in soort en grootte. Om de reclamebelasting uitvoerbaar te houden ,is het daarom noodzakelijk dat nadere regels worden gesteld.

Een deel van die nadere regels treft men aan bij de vrijstellingen, maar ook voor de berekening van de reclamebelasting zijn doelmatigheidsregels opgenomen. Die regels betreffen met name de berekening van de omvang van de openbare aankondiging in specifieke gevallen.

 

Artikel 6. Belastingtijdvak

Er is gekozen voor het kalenderjaar als belastingtijdvak omdat dit ons het meest doelmatig voorkomt.

 

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Hiermee kunnen de aanslagen eventueel tezamen op één aanslagbiljet worden opgelegd met de overige gemeentelijke jaarheffingen. Wel is het mogelijk dat de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt. Daarvoor zijn bepalingen opgenomen zodat er alsnog een aanslag kan worden opgelegd of eventueel op verzoek ontheffing worden verleend.

Als de oppervlakte wijzigt in de loop van het jaar, zodat er minder belasting hoeft te worden betaald, dan kan het verschil over de resterende maanden op verzoek worden teruggegeven. Dit geldt ook voor verhuizingen buiten de gemeente.

 

Artikel 8. Wijze van heffing

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Voor een algemene toelichting wordt verwezen naar de Modelverordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) – Wijze van heffing. In deze verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.

 

Artikel 9. Vrijstellingen

Het begrip openbare aankondiging is dermate veelomvattend dat aanleiding bestaat tot het in bepaalde gevallen geven van vrijstellingen. De vrijstellingen behoeven niet uitsluitend van objectieve aard te zijn.

 

Om de perceptiekosten zo laag mogelijk te houden, worden aankondigingen die korter dan dertien weken aanwezig zijn, niet in de heffing betrokken. Uitzondering hierop zijn de aankondigingen die in een voorziening worden opgehangen, waarin steeds wisselende reclame uitingen worden getoond. Ook openbare aankondigingen die in een etalage zijn geplaatst, worden niet in de heffing betrokken. Ten slotte is er uit doelmatigheidsoverwegingen voor gekozen om een vrijstelling op te nemen voor bouwactiviteiten, en aankondigingen van verkoop- en verhuur onroerende zaken, indien deze in de onmiddellijke nabijheid zijn van de te verkopen of te verhuren zaak. Deze mogen echter niet groter zijn dan 10m2. Als ze groter zijn, vallen ze niet onder de vrijstelling.

 

Aangezien de precariobelasting een ander karakter heeft dan de reclamebelasting, is er geen wisselwerking met deze verordening. Bij de reclamebelasting wordt immers niet het voorwerp, maar de openbare aankondiging zelf in de heffing betrokken (Hof ‘s-Gravenhage 30 mei 1994, nr. 95/7944, Belastingblad 1997, blz. 715).

 

Artikel 10. Termijn van betaling

De gemeente heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de termijnen van betaling. De gebruikelijke termijnen voor de OZB zijn opgenomen.

 

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

Met ingang van 1 januari 2024 kan op basis van de Verordening Reclamebelasting 2024 worden geheven.