Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2024 |
Citeertitel | Verordening Reclamebelasting 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
artikel 227 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 08-11-2023 | 310302-2023 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
vestiging: een gebouw of bouwwerk, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt en waarbij één naam wordt gevoerd. Indien meerdere gebouwen of bouwwerken of delen daarvan direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige waarbij één naam wordt gevoerd, worden deze als één vestiging aangemerkt;
reclamevoorwerp: een voorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken van het publiek voor een product, een dienst of een bedrijf, dat niet is aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, waaronder parasols, losstaande vlaggen of banieren, terrasafscheidingsborden en sandwich- of stoepborden of daarmee vergelijkbare objecten;
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Het tarief bedraagt voor het hebben van één of meerdere openbare aankondiging(en) niet zijnde reclamevoorwerpen, per vestiging:
Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting
De oppervlakte van een openbare aankondiging wordt als volgt vastgesteld:
indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, of een bord, (span)doek, poster of soortelijk (elektronisch) aankondigingsvoorwerp, dat is aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;
indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters, cijfers, tekens, logo’s of symbolen, aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, wordt de oppervlakte van de openbare aankondiging bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit;
Indien sprake is van een (elektronische) voorziening voor het doen van de aankondiging, aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de voorziening. Indien de voorziening niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorziening omsluit;
Indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, of een bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk (elektronisch aankondigingsvoorwerp of voorziening, aangebracht op of aan een gebouw of bouwwerk, waarop door verschillende belastingplichtigen een aankondiging wordt gedaan, wordt de oppervlakte van de belastingplichtige bepaald op de aan hem voor het doen van de aankondiging ter beschikking staande oppervlakte.
Artikel 7 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien vermindering van de oppervlakte van de openbare aankondigingen in de loop van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de beide tarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar.
Indien het aantal reclamevoorwerpen in de loop van het belastingtijdvak wijzigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting voor het aantal verminderde voorwerpen als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht, getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, getoond of vertoond, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat een aanslag moet worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2023.
burgemeester,
Koen Schuiling
griffier,
Josine Spier
Als “binnenstad” als bedoeld in artikel 1 van deze verordening geldt het gebied binnen de omlijningen van onderstaande kaart.
De verordening is gebaseerd op de tekst van artikel 227 van de Gemeentewet. Omdat sprake is van een belasting hoeft er tegenover het heffen van de reclamebelasting geen individuele tegenprestatie of kostenpost te staan van de gemeente. De opbrengst vloeit in de algemene middelen en de gemeente kan die aanwenden naar eigen inzicht. De reclamebelasting wordt dan ook primair als een algemeen dekkingsmiddel opgevat. Daarnaast heeft de reclamebelasting, net als de precariobelasting, een regulerend karakter door het opwerpen van een financiële drempel voor (grote) openbare aankondigingen.
De reclamebelasting is een objectieve belasting. Dat houdt onder andere in dat in beginsel alle openbare aankondigingen in de reclamebelasting worden betrokken. Voor de uitvoerbaarheid van de heffing zijn in artikel 9 vrijstellingen opgenomen. De opzet van de verordening reclamebelasting gaat uit van een doelmatige heffing.
3. Artikelsgewijze toelichting
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van diverse begrippen in de verordening is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.
In de verordening is voor de formulering van het belastbare feit aangesloten bij de wettekst van artikel 227 Gemeentewet. De wet gaat uit van een belasting ‘ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.’
De reclamebelasting is aangemerkt als directe belasting. Deze aanwijzing is noodzakelijk om toepassing van artikel 31 e.v. van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) betreffende de juiste heffing mogelijk te maken.
De naam “reclamebelasting” is enigszins misleidend. Een openbare aankondiging hoeft namelijk geen reclame te zijn. Het is niet noodzakelijk dat in de openbare aankondiging een bepaald product of een bepaalde dienst aan de man wordt gebracht. Het is voldoende dat ergens openbare aandacht wordt gevraagd. Zo is een waarschuwingsbord langs de openbare weg in beginsel ook een openbare aankondiging, evenals een bord van 35 cm x 35 cm bij de voordeur van een vrije beroepsbeoefenaar (advocaat of logopedist) waarop uitsluitend de naam van de beoefenaar staat vermeld. Het is dus niet zo dat naamborden niet onder de reclamebelasting vallen.
Ook reclameobjecten, zoals een plastic ijsje, patatzak, moorkop, de ‘gaper’ van een drogist, een kip of haan, vallen onder het begrip openbare aankondiging omdat daarmee aandacht wordt gevraagd voor een product of dienst.
Artikel 227 van de Gemeentewet, noch enige andere (fiscale) wet geeft een definitie van het begrip openbare aankondiging. Daardoor moet aansluiting worden gezocht bij het spraakgebruik. In beginsel vallen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de reclamebelasting. Het gaat overigens om de openbare aankondiging zelf en niet om het voorwerp waarop die aankondiging zich bevindt. Bij een reclametekst op een gevelbord bijvoorbeeld is de aankondiging op het bord belast en niet het bord zelf. Bij openbare aankondigingen kan gedacht worden aan schriftelijke aankondigingen, foto’s, tekeningen, logo’s, stickers, raam- en aanplakbiljetten, teksten en figuren op gevelborden, etalageruiten, lichtbakken, vlaggen, neonreclames, merken, emblemen en andere beeldbepalende kenmerken. De belastingrechter oordeelde dat een muurschildering met daarnaast een logo van een bedrijf en een op het bedrijf slaande tekst, een openbare aankondiging is in de zin van de reclamebelasting (Hoge Raad 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AX2154 en de samenhangende verwijzingsprocedure Hof Amsterdam, 6 maart 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH6990).
De belastingrechter heeft verder geoordeeld dat onder het wettelijk begrip ‘openbare aankondiging’ niet slechts reclame in engere zin valt, maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap.
Het gaat dus niet om de vraag welk (commercieel of ideëel) belang beoogd wordt met het betreffende opschrift, maar louter om de vraag of het opschrift tot doel heeft de aandacht van het publiek te trekken voor dit object of onderwerp. Ook ideële uitingen voor een bepaalde boodschap vallen daarom volgens de jurisprudentie onder het begrip ‘openbare aankondiging’. In die zin is voor de vraag of een opschrift al dan niet als openbare aankondiging belastingplichtig is, niet relevant wat de achterliggende gedachte is voor het trekken van aandacht van het publiek. Het is dus ook niet relevant of er met een opschrift al dan niet beoogd wordt reclame te maken. Het opschrift “huisartsenpraktijk X” is volgens de rechter aan te merken als een openbare aankondiging, omdat het opschrift duidelijk maakt aan mensen die de praktijk zoeken dat de huisartsenpraktijk in een bepaald pand is gevestigd. Daarmee richt het opschrift zich tevens tot het publiek in het algemeen. Echter, aankondigingen zoals de vermelding van openings- en sluitingstijden en aanduidingen die aangeven waar de hoofdingang van een gebouw zich bevindt, zijn geen openbare aankondiging in de zin van de reclamebelasting. Hof Amsterdam oordeelde dat dergelijke aankondigingen slechts bijkomstig de aandacht vestigen op het gebouw ten einde deel te nemen aan het economische verkeer en daarmee zakelijke belangen te bevorderen (Hof Amsterdam 30 januari 1998, ECLI:NL:GHAMS:1998:AA4190). Uiteraard zijn hierop ook weer uitzonderingen mogelijk als de aankondiging zodanig wordt gehanteerd dat het daarmee weer bijzonder aandacht vestigt op het pand of de dienst.
Een aankondiging is openbaar indien het publiek vanaf de openbare weg de aankondigingen visueel kan waarnemen en deze een zodanig omvang heeft dat deze op het publiek gericht is. Aankondigingen in gebouwen zijn meestal niet zichtbaar vanaf de openbare weg en in dat geval daardoor niet belastbaar. Aankondigingen in etalages van winkels zijn in beginsel weer wel belastbaar.
Zichtbaar vanaf de openbare weg
De openbare aankondiging dient op grond van artikel 227 van de Gemeentewet zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg. Aankondigingen zijn openbaar indien ze geschieden op plaatsen waar het publiek daarvan kennis kan nemen.
Onder het begrip openbare weg wordt verstaan, zoals is beslist in HR 21 september 2001, nr. 35 502, BNB 2001/378, indien de betrokken wet zelf er niets over zegt, de definitie die daarvan wordt gegeven in de Wegenwet. Artikel 1 van die wet luidt:
Art. 4 Wegenwet geeft aan dat een weg openbaar is:
Samenvattend geldt dat een weg openbaar is wanneer deze daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk is. Het is daarbij niet van belang wie eigenaar is van de weg. Een weg is niet openbaar als deze alleen op verzoek voor een ieder toegankelijk is.
Een verordening inzake de reclamebelasting dient op basis van art. 217 Gemeentewet te vermelden wie belastingplichtig is. Gemeenten zijn vrij in het kiezen van belastingplichtigen in de belastingverordening, mits een relatie bestaat met openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg.
In de verordening is uitgangspunt dat belastingplichtig is degene van wie de reclameobjecten zijn, dan wel ten behoeve van wie de reclameobjecten zijn aangebracht. Als de reclameobjecten door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, is de exploitant belastingplichtig.
Volgens de jurisprudentie is degene wiens belang bij de aankondiging op de voorgrond treedt belastingplichtig.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De Gemeentewet schrijft geen heffingsmaatstaf of tarief voor. Bij het bepalen van heffingsmaatstaven of tarieven dient evenwel te worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeentelijke wetgever dient bij het opnemen van de heffingsmaatstaven rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 66-67). De belastingheffing mag niet leiden een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot heffen niet op het oog kan hebben gehad.
Er is gekozen voor een tarief naar de oppervlakte van de openbare aankondiging en de ligging in de binnenstad of daarbuiten. De bedoeling is om per belastingplichtige voor elke winkel, organisatie of voor elk bedrijfspand slechts éénmaal reclamebelasting te heffen. Als dezelfde belastingplichtige twee panden naast elkaar zijn gelegen en deze in gebruik heeft voor dezelfde winkel, organisatie of bedrijf, dan wordt slechts één keer belasting geheven. Of twee of meer panden bij elkaar in gebruik zijn voor dezelfde vestiging, wordt naar de omstandigheden beoordeeld, waarbij in elk geval bepalend is of één naam wordt gevoerd.
Voor reclamevoorwerpen die niet zijn aangebracht op of aan een gebouw geldt een tarief per voorwerp. Hierbij valt te denken aan parasols, losstaande vlaggen of banieren, terrasafscheidingen, sandwich- of stoepborden of soortgelijke voorwerpen. Deze voorwerpen hebben een groter effect op de openbare ruimte, daarom is voor deze tariefstelling gekozen.
Een winkel die naast reclames op zijn gevel ook enige losstaande vlaggen en een stoepbord heeft bij zijn pand, zal dus naast het algemene tarief ook nog een extra bedrag betalen voor deze reclamevoorwerpen. Voor de reclames aan de gevel is de oppervlakte bepalend. De reclamevoorwerpen worden naar stuksprijs belast.
Een voordeel van differentiatie in de heffingsgrondslag en de tarieven is dat in meerdere mate rekening kan worden gehouden met de specifieke omstandigheden. Een nadeel ervan is dat het de uitvoeringswerkzaamheden voor de gemeente kan compliceren. Daarnaast heeft de reclamebelasting, net als de precariobelasting, een regulerend karakter door het opwerpen van een financiële drempel voor (grotere) openbare aankondigingen.
Er is onderscheid gemaakt tussen een openbare aankondiging in de binnen stad tegen het hoge tarief en een openbare aankondiging in de overige gebieden, die naar het lage tarief worden belast. In de binnenstad is een grote passantenstroom. De druk van reclame-uitingen op de openbare ruimte is het grootst in de binnenstad. Zowel het profijtbeginsel als de wens tot regulering geeft aanleiding om hogere tarieven in de binnenstad vast te stellen. Een onderscheid naar meer gebieden is minder efficiënt in de uitvoering en moeilijker objectief te rechtvaardigen. Het feit dat de gemeente hogere tarieven vraagt in bepaalde gebieden is gerechtvaardigd met een beroep op het profijtbeginsel. Voor de begrenzing van de binnenstad worden de grenzen van het bestemmingsplan Binnenstad aangehouden. Omdat er twee gebieden zijn die met bestemming Binnenstad zijn belegd, is dit voor de toepassing van de reclamebelasting tot één gebied gemaakt. Dat houdt in dat de tussenliggende gracht genaamd A ook tot de binnenstad wordt gerekend voor de reclamebelasting. Het zou immers vreemd zijn om voor dat stuk gracht tussen twee Binnenstad-gebieden in, het lage tarief te laten gelden.
Artikel 5. Berekening van reclamebelasting
De reclamebelasting is een arbeidsintensieve belasting. In de praktijk treft men immers zeer veel openbare aankondigingen aan die verschillen in soort en grootte. Om de reclamebelasting uitvoerbaar te houden ,is het daarom noodzakelijk dat nadere regels worden gesteld.
Een deel van die nadere regels treft men aan bij de vrijstellingen, maar ook voor de berekening van de reclamebelasting zijn doelmatigheidsregels opgenomen. Die regels betreffen met name de berekening van de omvang van de openbare aankondiging in specifieke gevallen.
Er is gekozen voor het kalenderjaar als belastingtijdvak omdat dit ons het meest doelmatig voorkomt.
Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Hiermee kunnen de aanslagen eventueel tezamen op één aanslagbiljet worden opgelegd met de overige gemeentelijke jaarheffingen. Wel is het mogelijk dat de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt. Daarvoor zijn bepalingen opgenomen zodat er alsnog een aanslag kan worden opgelegd of eventueel op verzoek ontheffing worden verleend.
Als de oppervlakte wijzigt in de loop van het jaar, zodat er minder belasting hoeft te worden betaald, dan kan het verschil over de resterende maanden op verzoek worden teruggegeven. Dit geldt ook voor verhuizingen buiten de gemeente.
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Voor een algemene toelichting wordt verwezen naar de Modelverordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) – Wijze van heffing. In deze verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.
Het begrip openbare aankondiging is dermate veelomvattend dat aanleiding bestaat tot het in bepaalde gevallen geven van vrijstellingen. De vrijstellingen behoeven niet uitsluitend van objectieve aard te zijn.
Om de perceptiekosten zo laag mogelijk te houden, worden aankondigingen die korter dan dertien weken aanwezig zijn, niet in de heffing betrokken. Uitzondering hierop zijn de aankondigingen die in een voorziening worden opgehangen, waarin steeds wisselende reclame uitingen worden getoond. Ook openbare aankondigingen die in een etalage zijn geplaatst, worden niet in de heffing betrokken. Ten slotte is er uit doelmatigheidsoverwegingen voor gekozen om een vrijstelling op te nemen voor bouwactiviteiten, en aankondigingen van verkoop- en verhuur onroerende zaken, indien deze in de onmiddellijke nabijheid zijn van de te verkopen of te verhuren zaak. Deze mogen echter niet groter zijn dan 10m2. Als ze groter zijn, vallen ze niet onder de vrijstelling.
Aangezien de precariobelasting een ander karakter heeft dan de reclamebelasting, is er geen wisselwerking met deze verordening. Bij de reclamebelasting wordt immers niet het voorwerp, maar de openbare aankondiging zelf in de heffing betrokken (Hof ‘s-Gravenhage 30 mei 1994, nr. 95/7944, Belastingblad 1997, blz. 715).
Artikel 10. Termijn van betaling
De gemeente heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de termijnen van betaling. De gebruikelijke termijnen voor de OZB zijn opgenomen.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
Met ingang van 1 januari 2024 kan op basis van de Verordening Reclamebelasting 2024 worden geheven.