Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Epe

Financiële verordening gemeente Epe 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEpe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Epe 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Epe 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciële verordening gemeente Epe 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

financiële verordening op grond van artikel 212 Gemeentewet

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-11-2023nieuwe regeling ter vervanging van oude regeling

09-11-2023

gmb-2023-493017

918585

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Epe 2023

 

De raad van de gemeente Epe;

 

gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders van 3 oktober 2023, nr. 918585;

 

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet ;

 

besluit vast te stellen:

 

Financiële verordening gemeente Epe (artikel 212 Gemeentewet)

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

- BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

- afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

- rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

- taakmutaties; mutaties welke betrekking hebben op veranderingen in het takenpakket bij gemeenten en deze hebben corresponderende gevolgen voor inkomsten of uitgaven.

 

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

a. de taakvelden, en

b. de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. In de jaarrekening worden afgesloten investeringen waarvan het budget met minimaal € 25.000 en meer dan 5% is overschreden in een bijlage verantwoord.

2. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

 

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

1. Burgemeester en wethouders bieden voor 15 mei aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 juli vast. De nota kan achterwege blijven in jaren waarin er gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal 0,1% van de totale lasten opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma , voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

4. Bij de behandeling in de raad van de voortgangsrapportage bedoeld in artikel 6, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders voorstellen doen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter kunnen burgemeester en wethouders ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen doen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

6. Burgemeester en wethouders kunnen baten en lasten die samenhangen met toegekende specifieke uitkeringen van rijk en provincie in de begroting opnemen zonder autorisatie van de raad. Voorwaarde hiervoor is dat de lasten volledig gedekt worden door de direct daaraan gerelateerde baten. Indien mogelijk wordt de aanpassing opgenomen in de voortgangsrapportage zoals bedoeld in artikel 6.

7. Burgemeester en wethouders kunnen baten en lasten die samenhangen met taakmutaties uit het gemeentefonds in de begroting opnemen zonder autorisatie van de raad. Voorwaarde hiervoor is dat de lasten voor de taken volledig gedekt worden door de direct daaraan gerelateerde baten. Indien mogelijk wordt de aanpassing opgenomen in de voortgangsrapportage zoals bedoeld in artikel 6.

 

Artikel 6. Voortgangsrapportage

1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van minimaal één voortgangsrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

2. De voortgangsrapportage bevat in ieder geval een uiteenzetting over afwijkingen in de uitvoering van het beleid en een overzicht met de bijstelling van de begroting van:

a. de baten en de lasten per programma ;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

c. het overzicht van de overhead en de vennootschapsbelasting;

d. de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

e. het resultaat, volgend uit de onderdelen a, b, c en d;

 

Artikel 7. Jaarstukken

Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

 

Artikel 8. Informatieplicht

Burgemeester en wethouders besluiten over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties anders dan in de begroting geregeld pas nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis aan burgemeester en wethouders te brengen.

 

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in het controleprotocol. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een controleprotocol aan.

3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in het controleprotocol nader toegelicht.

 

Artikel 11. Voorwaardencriterium

1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 12 Begrotingscriterium

1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag.

4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

a. Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

b. Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

c. De overschrijding is opgenomen in een voortgangsrapportage.

5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

 

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

     

Paragraaf 4. Financieel beleid

 

Artikel 14.Waardering en afschrijving vaste activa

1. Op voorstel van burgemeester en wethouders stelt de raad een nota activerings- en afschrijvingsbeleid vast. Deze nota bevat het beleid ten aanzien van het waarderen en afschrijven van de immateriële en materiële vaste activa.

. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

 

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een systematische beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

2. Voor openstaande vorderingen betreffende de gemeentelijke belastingen en de bijstandsvertrekking wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

 

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geentoerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats. Wel kan ten laste van het taakveld treasury een rentevergoeding over de reserves en voorzieningen gebracht.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota reserves en voorzieningen aan ter vaststelling. Deze nota bevat het beleid ten aanzien van de vorming en besteding van reserves en voorzieningen.

3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt in ieder geval aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. indien van toepassing het bestedingsplan van de reserve

c. de voeding van de reserve;

d. indien van toepassing de maximale hoogte van de reserve, en

e. indien van toepassing de maximale looptijd.

 

Artikel 17. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een opslag over de geraamde toerekenbare personeelslasten ter grootte van de verhouding totale overheadskosten gedeeld door de totaal directe personeelslasten.

4. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in artikel 16 eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

5. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

 

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Op voorstel van burgemeester en wethouders stelt de raad jaarlijks de tarieven voor de gemeentelijke belastingen, rechten en heffingen en de raad vast.

 

Artikel 19. Financieringsfunctie

Op voorstel van het college stelt de raad een treasurystatuut vast, waarin de kaders ten aanzien van de financieringsfunctie zijn beschreven.

 

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

 

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Op voorstel van burgemeester en wethouders stelt de raad een nota risicomanagement en weerstandsvermogen vast, waarin de kaders ten aanzien van het risicomanagement zijn beschreven.

 

Artikel 21. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

a. een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen , voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

b. een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

 

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV in ieder geval op de kapitaalgoederen waarvoor een onderhoudsvoorziening is ingesteld.

 

Artikel 23. Verbonden partijen

  • 1.

    In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV in ieder geval op de (gerealiseerde) beleidsvoornemens per verbonden partij.

  • 2.

    Op voorstel van burgemeester en wethouders stelt de raad een nota verbonden partijen vast.

     

Artikel 24. Grondbeleid

Op voorstel van burgemeester en wethouders stelt de raad een nota grondbeleid vast.

 

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 25. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 26. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor  beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

i. het verzamelen en vastleggen van gegevens over de uitgevoerde activiteiten en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

 

Artikel 27. Interne controle

1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 21 onder a. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

2. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

 

Artikel 28.Intrekking oude regeling

1. De Financiële verordening 2017 wordt ingetrokken.

2. Regelingen en besluiten die gebaseerd zijn op de Financiële verordening 2017 worden met ingang van de in artikel 32, eerste lid genoemde datum van inwerkingtreding geacht te berusten op deze verordening.

3. Het raadsbesluit met nr. 235606 d.d. 2 februari 2021 inzake de rechtmatigheidsverantwoording wordt ingetrokken.

 

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Epe 2023.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 9 november 2023

 

De raad voornoemd,

de voorzitter, dhr. dr. T.C.M. Horn

de griffier, mw. J. Kattenberg