Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een rioolheffing 2024 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
Deze regeling vervangt de Verordening rioolheffing 2019.
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-11-2023 | nieuwe regeling | 09-11-2023 | 417357 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven terzake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, oppervlaktewater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle kalendermaand gerekend.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie, moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt oppervlaktewater en grondwater geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990:
moeten de aanslagen voor de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;
geldt in afwijking van het onder a. vermelde, ingeval aan de gemeente een machtiging tot automatische incasso is verstrekt en het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing en/of andere heffingen meer is dan € 50,--, doch minder dan € 4.540,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;
geldt in afwijking van het onder a. vermelde, ingeval aan de gemeente een machtiging tot automatische incasso is verstrekt en het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing en/of andere heffingen minder is dan of gelijk is aan € 50,--, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;
geldt in afwijking van het onder d. vermelde, indien van het perceel niet meer dan 500 m3 water is afgevoerd en het afvoerend oppervlak niet meer dan 500 m² bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;
geldt in afwijking van het onder e. vermelde, ingeval aan de gemeente een machtiging tot automatische incasso is verstrekt en het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing en/of andere heffingen meer is dan € 50,--, doch minder dan € 4.540,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;
geldt in afwijking van het onder e. vermelde, ingeval aan de gemeente een machtiging tot automatische incasso is verstrekt en het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing en/of andere heffingen minder is dan of gelijk is aan € 50,--, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Bij de invordering van de aanslagen voor de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
De volgende besluiten gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening tot op een door het college te bepalen tijdstip:
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening rioolheffing 2019" van 15 november 2018, bekendgemaakt op 26 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.