Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wassenaar

Financiële verordening gemeente Wassenaar 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWassenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Wassenaar 2023
CiteertitelFinanciële verordening Wassenaar 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Wassenaar 2023, vastgesteld op 9 mei 2023..

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-2023nieuwe regeling

24-10-2023

gmb-2023-491918

Z/23/073884

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Wassenaar 2023

Raadsbesluit

Z/23/073884

 

De gemeenteraad van Wassenaar,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 september 2023;

 

overwegende dat de gemeenteraad wettelijk verplicht is om de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast te stellen;

 

gelet op, artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincie en gemeenten;

 

b e s l u i t :

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Wassenaar 2023 met redactionele correcties en inclusief bijlage 1 vast te stellen.

  • 2.

    De op 9 mei 2023 vastgestelde Financiële verordening gemeente Wassenaar 2023 in te trekken.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Wassenaar en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

BBV:

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

brutoschuld:

het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva.

nettoschuld:

brutoschuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen.

doelmatigheid:

de mate waarin een maximale hoeveelheid producten en prestaties is gerealiseerd met een minimale hoeveelheid middelen of een hogere kwaliteit wordt bereikt met een gelijkblijvende hoeveelheid aan middelen.

doeltreffendheid:

de mate waarin de geleverde producten en prestaties bijdragen aan het realiseren van gestelde gemeentelijke beleidsdoelen.

geldelijke bezittingen:

het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

het college:

het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar.

overheidsbedrijf:

een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente al dan niet tezamen met één of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin de gemeente deelneemt.

rechtmatigheid:

de betekenis van rechtmatig in deze verordening richt zich op de rechtmatige totstandkoming van de baten, lasten en balansmutaties, de zogenaamde financiële beheershandelingen.

taakveld:

eenheid ingericht naar beleidsonderwerp waarin de begrotingsprogramma’s zijn onderverdeeld.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt ten minste bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college per programma vast:

    • a.

      de taakvelden en

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van het college bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

  • 3.

    In de begroting wordt bij de financiële begroting één overzicht opgenomen waarin van alle programma’s de lasten en baten per taakveld zijn weergegeven.

  • 4.

    De raad stelt de beleidsindicatoren vast voor het meten van, en het afleggen van verantwoording over, de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 6.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd. Incidentele baten en lasten die per post minder dan € 50.000 bedragen worden niet toegelicht en worden per programma onder de post overig opgenomen.

Artikel 4. Kaders voor de begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Het college biedt elk jaar, met uitzondering van een verkiezingsjaar, vóór het zomerreces aan de raad een Kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    De raad stelt deze nota vóór het zomerreces vast.

  • 3.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen van ten minste € 1,- per inwoner. Het college legt bij aanwending hiervan een voorstel voor aan de raad.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De nieuwe investeringen onder de € 500.000 worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Voor investeringen van € 500.000 of groter, anders dan bedrijfsvoeringsinvesteringen in taakveld 0.4 overhead en investeringen in onderwijshuis-vesting, vindt autorisatie van het investeringskrediet plaats via aparte raadsvoorstellen. De met de nieuwe investeringen gepaard gaande kapitaallasten worden meerjarig in de begroting verwerkt.

  • 3.

    Het college informeert de raad tussentijds bij Voor- en Najaarsnota als hij verwacht dat de lasten of baten op programmaniveau de geautoriseerde lasten of baten zullen over- dan wel onderschrijden met meer dan € 50.000, of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten zullen over dan wel over- dan wel onderschrijden. Ingeval van overschrijdingen groter dan € 250.000 wordt niet gewacht op een tussentijdse rapportage, maar informeert het college de raad via een raadsinformatiebrief. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Uitvoering van de begroting

  • 1.

    Voor aanvang van een begrotingsjaar geeft het college met de Langetermijnagenda (LTA) inzicht in de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de Jaarstukken, de Voorjaarsnota, de Kadernota, de Najaarsnota en de Programmabegroting met de meerjarenraming.

  • 2.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

Artikel 7. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden (Voorjaarsnota) en over de eerste negen maanden (Najaarsnota) van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het totale saldo van de baten en de lasten per programma;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen a en c;

    • e.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • f.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 op programmaniveau toegelicht. De Najaarsnota gebruikt het college tevens om de raad voor te stellen de restantmiddelen van lopende projecten alvast over te hevelen naar het volgende boekjaar.

Artikel 8. De jaarstukken

  • 1.

    Bij de jaarstukken wordt één overzicht opgenomen waarin van alle programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld zijn weergegeven.

  • 2.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten, de bijdragen van derden, inkomsten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    Het college legt verantwoording af over de wijze waarop de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 4.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen en de maatschappelijke effecten van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 5.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 6.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar, voor zover dat al niet bij de Najaarsnota is gebeurd.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het college besluit, voor zover dit niet in de begroting is opgenomen, niet eerder over:

    • a.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 75.000

    • b.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

    • c.

      de aan- en verkoop van onroerende goederen en gronden groter dan € 75.000, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2.

    Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten van Nederland samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële en immateriële vaste activa worden gewaardeerd en afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 1 bij deze verordening en nader uitgewerkt in de Nota vaste activa, waardering en afschrijving van de gemeente Wassenaar.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

  • 3.

    Afschrijvingen worden geraamd in het jaar volgend op de oplevering of in gebruik name van het actief.

  • 4.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen, niet zijnde de vorderingen genoemd onder lid 2 en 3, wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen op balansdatum ouder dan drie maanden (statische methode).

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      afvalstoffenheffing;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      hondenbelasting;

    • e.

      precariobelasting.

  • wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 3.

    Voor openstaande vorderingen betreffende de bijstandsverstrekkingen volgt de gemeente Wassenaar de waarderingsgrondslagen van de gemeente Leidschendam-Voorburg, welke gemeente de regeling uitvoert.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Indien er een noodzaak tot aanpassing is, bijvoorbeeld als gevolg van een wijziging in het BBV, biedt het college de raad een gewijzigde nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt de volgende onderwerpen:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de rentetoerekening voor zover van toepassing.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de functie van de reserve;

    • e.

      De (meerjaren)raming van en de wijze van stortingen en onttrekkingen (structureel of incidenteel), inclusief onderbouwing daarvan.

  • 3.

    In de jaarstukken en de begroting wordt een actueel overzicht van de stand van zaken en mutaties in van de reserves en voorzieningen opgenomen.

  • 4.

    Mutaties in reserves die direct in verband staan met hiermee samenhangende lasten en/of baten vinden plaats op basis van de werkelijke lasten en baten in enig jaar, en bevinden zich altijd binnen de begrote reservemutatie.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en perceptiekosten betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschaps-belastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, gebeurt op basis van het (vooraf ingeschatte) aantal uren die horen bij de taak vermenigvuldigd met het overheadtarief. Het overheadtarief is totale kosten overhead (taakveld 0.4) gedeeld door alle uren overhead.

  • 6.

    Het rentepercentage voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 7.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zesde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 8.

    Als het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen lager of gelijk is aan 0% dan bedraagt het rentepercentage voor deze rentevergoeding 0%.

  • 9.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 10.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, begraafplaatsrechten, marktgelden, rechten en leges. De raad stelt de tarieven vast.

  • 2.

    Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. De raad stelt deze nota vast.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten, bedoeld in het tweede lid, ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit ter vaststelling voor aan de raad.

Artikel 16. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het college informeert de raad in de paragraaf financiering bij de begroting als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 4.

    Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasurystatuut. Het college zendt het Treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een garantie wordt het risico dat de gemeente loopt door het verstrekken van deze garantie betrokken bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 17. Lokale Heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de toerekening van de overhead;

  • b.

    de mate van kostendekkendheid;

  • c.

    het bedrag aan kwijtschelding per heffing.

Artikel 18. Financiering

  • 1.

    In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

    • b.

      de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage.

  • 2.

    In de paragraaf financiering bij de begroting neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval de rentevisie op.

Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de benodigde weerstandscapaciteit door het college voorgesteld. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de nettoschuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • d.

      de wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan;

    • e.

      de wijze waarop met projectspecifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen.

  • 3.

    Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en van de jaarstukken de risico’s aan van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij ten minste de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit aan en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de beschikbare weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaal-goederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV ten minste op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2.

    De ramingen van onderhoudsbudgetten in de begroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eenmaal per vier jaren een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eenmaal per vier jaren een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 5.

    Het college biedt de raad ten minste eenmaal per vier jaren een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval een beleidsinhoudelijk toelichting op de plannen voor de bedrijfsvoering op. Daarnaast bevat de paragraaf een toelichting op de informatiebeveiliging én gaat het college in op het M&O-beleid (misbruik en oneigenlijk gebruik). Vanaf de jaarrekening 2023 neemt het college de rechtmatigheidsverantwoording op in de paragraaf bedrijfsvoering en geeft hij daarbij aan welke verbetermaatregelen hij gaat treffen om rechtmatig handelen in de toekomst te borgen.

Artikel 22. Verbonden partijen

  • 1.

    Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    Van elk van de verbonden partijen wordt naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV: de doelstelling, visie en beleidsvoornemens en de wijze waarop de verbonden partij bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen weergegeven.

  • 3.

    De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 4.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen ten minste ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 23. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het BBV ten minste op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2.

    Indien er een noodzaak tot aanpassing is, biedt het college de raad een gewijzigde nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 24. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is aan:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 25. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • b.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • c.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • d.

    de te maken afspraken met de verbonden partijen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Hoofdstuk 6 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 26. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal per vier jaren.

    Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 27. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 50.000 nader toegelicht, inclusief de oorzaken en de te nemen beheersmaatregelen.

Artikel 28. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/ voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks, uiterlijk in december van het jaar waarover wordt verantwoord, een normenkader rechtmatigheid vast en informeert de raad hierover. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 29. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een openeinderegeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 30. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 31. Overgangsrecht

Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële Verordening die op het moment van investering gold van toepassing.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening Wassenaar 2023’.

  • 3.

    De op de Financiële Verordening 2018 gebaseerde nota’s blijven geldig totdat hiervoor een wijzigingsvoorstel door de raad is vastgesteld.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op dinsdag 24 oktober 2023.

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage 1 bij Financiële verordening

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa

 

De volgende materiële activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 60 jaar:

    • rioleringen;

    • tunnels, viaducten en bruggen;

    • kades en waterkeringen;

    • nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

    • nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

    • renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

    • renovatie, restauratie en aankoop woonruimten;

    • renovatie, restauratie en aankoop schoolgebouwen;

  • b.

    maximaal 40 jaar:

    • parken, sportvelden, onderlaag kunstgrasvelden en groenvoorzieningen;

    • waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

  • c.

    maximaal 30 jaar:

    • wegen, pleinen en rotondes;

    • openbare verlichting;

    • straatmeubilair;

    • technische installaties;

  • d.

    25 jaar:

    • geluidswallen;

    • aanleg tijdelijke terreinwerken;

  • e.

    15 jaar:

    • pompen en gemalen;

    • kantoormeubilair en schoolmeubilair;

    • zware transportmiddelen;

  • f.

    10 jaar:

    • nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

    • veiligheidsvoorzieningen in bedrijfsgebouwen;

    • personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

    • aanhangwagens en schaftwagens;

    • toplaag kunstgrasvelden;

  • g.

    maximaal 5 jaar:

    • telefooninstallaties;

    • automatiseringsapparatuur.