Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede
CiteertitelVerordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

09-11-2023

gmb-2023-489677

420097

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023, zaaknummer 420097;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, 16.15, eerste lid, en 16.15a, aanhef en onderdeel c, en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

besluit:

HOOFDSTUK 1 Taken en bevoegdheden

Artikel 1 Begripsbepalingen

commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede.

lid: lid of plaatsvervangend lid.

voorzitter: voorzitter of plaatsvervangend voorzitter.

wet: de Omgevingswet.

Artikel 2 Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De commissie heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

  • a.

    adviseert de commissie over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

  • 1°. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

  • 2°. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

  • 3°. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een bouwactiviteit of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 4°. een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

  • 5°. een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

  • b.

    adviseert de commissie over de aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 4:15 de Algemene plaatselijke verordening Ede 2022;

  • c.

    adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

  • d.

    adviseert de commissie over het gemeentelijk erfgoedbeleid;

  • e.

    adviseert de commissie over de omgevingsvisie, het omgevingsplan, programma’s of beleidsregels voor zover daarin voorschriften zijn opgenomen over het uiterlijk van bouwwerken;

  • f.

    adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid:

    • a.

      brengt de commissie geen advies uit over een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een bouwactiviteit indien het een aanvraag betreft die valt onder de loketcriteria in de beleidsregel over het uiterlijk van bouwwerken of de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

    • b.

      brengt de commissie geen advies uit over een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument indien de aangevraagde werkzaamheden:

  • 1°. van niet-ingrijpende aard zijn;

    2°. naar omvang beperkt zijn; en

  • 3°. volledig worden uitgevoerd volgens door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels;

    • c.

      kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat geen advies wordt gevraagd over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet indien sprake is van een spoedeisend geval.

Artikel 3 Adviezen commissie

  • 1.

    Adviezen van de commissie worden uitgebracht door de Welstandskamer, Erfgoedkamer of de Integrale Kamer. Het advies wordt uitgebracht door de kamer die is aangewezen in bijlage 1.

  • 2.

    De commissie voert daarnaast, onder regie van burgemeester en wethouders, overleg met planindieners en/of ontwerpers bij de voorbereiding van integrale bouw- en monumentenplannen.

HOOFDSTUK 2 Samenstelling van de commissie

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    De commissie bestaat uit ten minste een voorzitter en vijf leden. Er kunnen plaatsvervangende leden en voorzitters worden benoemd.

  • 2.

    De Welstandskamer bestaat ten minste uit:

    • a.

      een voorzitter die deskundig is op het gebied van architectuur;

    • b.

      een lid dat deskundig is op het gebied van architectuur;

    • c.

      een burgerlid.

  • 3.

    De Erfgoedkamer bestaat ten minste uit:

    • a.

      een voorzitter die deskundig is op het gebied van architectuur;

    • b.

      een lid dat deskundige is op het gebied van restauratietechniek;

    • c.

      een lid dat deskundig is op het gebied van bouwhistorie;

    • d.

      een lid dat deskundig is op het gebied van architectuur historie;

    • e.

      een burgerlid.

  • 4.

    Bij de benoeming van de alle leden wordt rekening gehouden met hun maatschappelijke kennis en ervaring.

Artikel 5 Onafhankelijkheid commissie

De (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangend) leden zijn onafhankelijk van de lokale politiek, het gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie van de gemeente Ede.

Artikel 6 Samenstelling voor uitbrengen adviezen commissie

  • 1.

    Adviezen van de Welstandskamer worden uitgebracht door:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      het lid dat deskundig is op het gebied van architectuur;

    • c.

      het burgerlid.

  • 1.

    Adviezen van de Erfgoedkamer worden uitgebracht door:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      twee leden die deskundig zijn op het gebied van restauratietechniek, bouwhistorie of architectuur historie;

    • c.

      het burgerlid.

  • 2.

    Adviezen van de Integrale Kamer worden uitgebracht door:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      het lid dat deskundig is op het gebied van architectuur;

    • c.

      twee leden die deskundig zijn op het gebied van restauratietechniek, bouwhistorie of architectuur historie;

    • d.

      het burgerlid;

Artikel 7 Benoeming en ontslag

  • 1.

    De gemeenteraad benoemt en ontslaat de voorzitters en de leden.

  • 2.

    De voorzitters en de leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij kunnen één keer herbenoemd worden.

  • 3.

    De voorzitters en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de gemeenteraad.

  • 4.

    De gemeenteraad kan bepalen dat aftredende of ontslag nemende voorzitters of leden van de commissie hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 8 Secretariaat

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijzen één of meer ambtenaren aan als secretaris van de commissie.

  • 2.

    De secretaris is in principe aanwezig bij alle vergaderingen van de commissie en fungeert als dagelijks aanspreekpunt. Het secretariaat draagt zorg voor het organisatorisch en administratief functioneren. Tot haar taken behoren onder andere:

    a. het onderhouden van de contacten met de (ambtelijke) adviseurs als bedoeld in artikel 9;

    b. het innemen van de adviesaanvragen en de voorbereiding van de behandeling;

    c. de controle of de plannen zijn voorzien van alle voor de behandeling noodzakelijke bescheiden, waaronder informatie over de omgeving, de locatie, het plan en overigens alle voor de beoordeling relevante informatie, zodat commissie voldoende aspecten in haar overwegingen kan betrekken om tot een kwalitatief goed onderbouwd advies kunnen komen;

    d. het aandragen van agendapunten bij de voorzitter en het verspreiden van de agenda na vaststelling;

    e. het faciliteren van de mogelijkheid tot advisering binnen de voorgeschreven beslistermijnen;

    f. het maken van eventuele afspraken tussen ontwerpers en/of opdrachtgevers en de commissie;

    g. het ondersteunen van de voorzitter bij het verzamelen van kwantitatieve gegevens voor de rapportage aan de raad als bedoeld in artikel 22;

    h. de redactie van het integrale advies op basis van de inhoudelijke overwegingen en de conclusie van de commissie en het eventueel mondeling informeren van de aanvrager hierover;

    i. het opstellen van het vergaderverslag van de commissie. De vastgestelde verslagen worden ter kennisname verzonden aan burgemeester en wethouders en naar de desbetreffende aanvragers van de vergunning;

    j. het bijhouden van een register waarin een korte vermelding wordt opgenomen van de inhoud van ieder uitgebracht advies en van de onder mandaat van de commissie afgehandelde adviezen.

  • 3.

    Het ambtelijk secretariaat is geen lid van de commissie.

  • 4.

    De gemeente zorgt overigens voor vergaderruimte in Ede voor de commissie, inclusief de benodigde technische hulpmiddelen als computer, beamer e.d. en consumpties voor de leden en planindieners.

Artikel 9 (Ambtelijk) adviseur

1. Op verzoek wordt de commissie tijdens de vergadering bijgestaan door een ambtelijk deskundige. De ambtelijk deskundige neemt geen deel aan de beraadslaging over het voorstel.

2. De aanwezigheid van een ambtelijk deskundige wordt vermeld in het vergaderverslag.

3. De commissie kan zich daarnaast tijdens de vergadering laten bijstaan door een onafhankelijk deskundige. Indien daaraan kosten zijn verbonden is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

HOOFDSTUK 3 Werkwijze van de commissie

Artikel 10 Vooroverleg over schetsplan

  • 1.

    Initiatiefnemers kunnen over een ingediend schetsplan vooroverleg plegen met de commissie of daartoe gemandateerde commissieleden over de voorbereiding voor aanvraag van een omgevingsvergunning.

  • 2.

    De commissie draagt zorgt voor consistente beoordeling van het plan in de verschillende planfasen.

  • 3.

    Van het vooroverleg wordt een verslag gemaakt. Dit wordt met de besproken documenten opgenomen in het dossier.

Artikel 11 Voorbereiding vergadering

De commissie kan in beslotenheid, als voorbereiding op de bespreking in de openbare vergadering, onderzoek instellen of een inventarisatie uitvoeren.

Artikel 12 Vergadering

  • 1.

    De commissie brengt advies uit na het houden van een vergadering. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • 2.

    De door de commissie gehouden vergaderingen zijn openbaar. Een vergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.

  • 3.

    Indien het gevraagd advies betrekking heeft op een aanvraag dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven tijdens de vergadering.

  • 4.

    Van de vergadering wordt een verslag gemaakt. Hierin wordt opgenomen:

    • a.

      de samengevatte adviezen van de commissie;

    • b.

      een beknopt verslag van alle gespreksonderwerpen;

    • c.

      de adviezen van de gemandateerde leden inzake bouw- en monumentenplannen.

  • 5.

    Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 6.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 13 Beraadslaging over advies

  • 1.

    De voorzitter en de leden hebben elk één stem. Alleen bij het staken van stemmen kan de voorzitter de doorslaggevende stem geven.

  • 2.

    Minderheidsstandpunten worden uitsluitend na verzoek van deze minderheid in het advies vermeld.

  • 3.

    De conclusie en het advies worden geacht te zijn aangenomen indien er niet om stemming is verzocht.

Artikel 14 Inhoud advies

  • 1.

    De commissie onderscheidt in haar advies - voor zover relevant - welstands- en erfgoedaspecten.

  • 2.

    Het advies over welstandsaspecten vermeldt of aanvraag in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand criteria uit de gemeentelijke welstandsnota en eventuele aanvullende welstandscriteria en beeldkwaliteitsplannen met welstandscriteria.

  • 3.

    Het advies over erfgoedaspecten vermeldt of de aanvraag op evenredige wijze afbreuk doet aan de monumentale waarden van het beschermd object, complex of structuur. Hierbij wordt getoetst aan de uitvoeringsvoorschriften die zijn opgenomen in gemeentelijk beleid over erfgoed.

  • 4.

    De commissie kan aanvullende suggesties doen voor beleid of procedurele zaken. Deze suggesties zijn vrijblijvend en staan duidelijk los van de conclusie van het advies zelf.

Artikel 15 Vormvereisten advies

  • 1.

    Elk negatief advies over welstandsaspecten bestaat tenminste uit:

  • a.

    beknopte karakteristiek van het bouwplan;

  • b.

    een verwijzing naar de bij de beoordeling toegepaste welstandscriteria;

  • c.

    een verwijzing naar de planologische status van het bouwplan, de proportionaliteit van de ingreep en de zichtbaarheid vanaf de openbare ruimte;

  • d.

    indien van toepassing: resumé van eerdere planbeoordelingen;

  • e.

    bevindingen en oordeel van de commissie resulterend in een advies en de onderbouwing daarvan;

  • f.

    indien van toepassing: aanbevelingen of suggesties van de commissie.

  • 2.

    Elk advies met erfgoedaspecten (beschermde monumenten) bestaat tenminste uit:

  • a.

    de voor de aanvraag relevante regelgeving;

  • b.

    een verwijzing naar de in het geding zijnde monumentale waarden;

  • c.

    beknopte karakteristiek van het plan;

  • d.

    analyse van de planconsequenties voor de monumentale waarden;

  • e.

    indien van toepassing: resumé van eerdere planbeoordelingen;

  • f.

    bevindingen en oordeel van de commissie resulterend in een onderbouwd advies;

  • g.

    indien van toepassing: aanbevelingen of suggesties van de commissie.

  • 3.

    Alle adviezen worden schriftelijk uitgebracht.

  • 4.

    Indien de commissie een positief advies heeft uitgebracht over welstandsaspecten en in bezwaar wordt bestreden dat een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan brengt de commissie alsnog een advies uit overeenkomstig het eerste lid.

  • 5.

    Adviezen worden getekend door de voorzitter. De commissie kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de secretaris.

Artikel 16 Maximum aantal adviezen over zelfde plan

De commissie brengt maximaal drie keer advies uit over een ingediend schetsplan of aanvraag om een omgevingsvergunning. Indien het plan voor de derde maal negatief wordt beoordeeld, dan geeft de commissie een negatief eindadvies.

Artikel 17 Termijn voor advies

  • 1.

    De commissie brengt over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit advies uit binnen twee weken na ontvangst van de adviesaanvraag. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn verlengen indien de termijn voor afhandeling van de aanvraag is verlengd op grond van artikel 16.64 van de Omgevingswet.

  • 2.

    De commissie brengt over een aanvraag over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument advies uit binnen twaalf weken na ontvangst van de adviesaanvraag.

  • 3.

    De commissie brengt over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit of een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument advies uit:

    • a.

      binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag, als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is;

    • b.

      binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag, als de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.

HOOFDSTUK 4. Bijzondere vormen van advisering

Artikel 18 Advisering in mandaat

  • 1.

    De commissie kan mandaat verlenen aan één of meer leden om adviezen uit te brengen in mandaat. Indien de Integrale Kamer bevoegd is wordt alleen mandaat verleend aan minimaal twee commissieleden die samen deskundigheid vertegenwoordigen op het gebied van welstand en erfgoed.

  • 2.

    De commissie kan mandaat verlenen aan het ambtelijk secretariaat:

    • a.

      voor uitvoerende zaken, niet zijnde advisering;

    • b.

      voor afhandeling van het advies over aanvragen waarover de commissie eerder in vergadering advies heeft uitgebracht.

    • c.

      voor het uitbrengen van advies over aanvragen waarover de visie van de commissie bekend is op basis van eerder uitgebrachte adviezen.

  • 3.

    Voor een advies dat wordt uitgebracht in mandaat gelden dezelfde vereisten als voor andere adviezen van de commissie.

  •  

Artikel 19 Kwaliteitsteams

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen Kwaliteitsteams instellen als het betreft:

  • a.

    projecten of gebieden die majeur van aard en omvang zijn door hun inhoudelijke complexiteit, en maatschappelijke of politieke betekenis; of

  • b.

    projecten of gebieden die specifieke problematiek kenmerken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat in het Kwaliteitsteam voldoende deskundigheid aanwezig is op het gebied van welstand en - als het project of gebied ook cultuur erfgoed omvat - erfgoed.

  • 3.

    Het Kwaliteitsteam informeert periodiek de commissie over gemaakte afwegingen op het gebied van welstand en erfgoed.

  • 4.

    Het Kwaliteitsteam brengt over de projecten waarvoor het is ingesteld een eindadvies uit dat voldoet aan het bepaalde in de artikelen 14 en 15 van dit reglement. Dit advies wordt ter beschikking gesteld aan de commissie voor haar werkzaamheden. De commissie kan de voorzitter van het Kwaliteitsteam uitnodigen om het advies toe te lichten in een vergadering van de commissie.

Artikel 20. Deelname commissieleden in Kwaliteitsteams

  • 1.

    De commissie kan één of meer leden aanwijzen die zitting nemen in het Kwaliteitsteam.

  • 2.

    De leden van de commissie vertegenwoordigen in het Kwaliteitsteam hun deskundigheidsgebied en dragen er zorg voor dat uitgewerkte plannen voldoen aan de daaraan te stellen kwaliteitscriteria. Hiertoe plegen ze regelmatig overleg met de commissie.

Artikel 21 Plannen onder supervisie

  • 1.

    Het college kan besluiten om voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aan te stellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en ontwerpers en planindieners in de vroege fasen van de planvorming reeds te informeren en te begeleiden.

  • 2.

    Bij het aanstellen van een supervisor moet zorg worden gedragen voor een heldere omschrijving van taken en bevoegdheden en een goede afstemming tussen supervisie en planbeoordeling in de commissie. Deze wordt vastgelegd in de supervisie-opdracht, welke deel uitmaakt van het contract met de supervisor.

  • 3.

    Voor supervisie gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    de door de gemeenteraad vastgestelde gebiedsspecifieke beleidsdocumenten (stedenbouwkundig plan, beeldkwaliteitplan, gebiedsgerichte criteria) gelden naast de reguliere beleidsdocumenten als leidraad voor de planbegeleiding onder leiding van de supervisor én als inhoudelijk kader voor de planbeoordeling in het betreffende gebied;

  • b.

    de inhoudelijke kaders voor de supervisieopdracht worden besproken met en van advies voorzien door de commissie;

  • c.

    de rol van de supervisor wordt ook in de contracten met de verschillende opdrachtgevers en projectontwikkelaars vastgelegd, om te voorkomen dat bouwplannen rechtstreeks aan de commissie worden voorgelegd;

  • d.

    tijdens het planvormingsproces is de supervisor primair verantwoordelijk voor de planbegeleiding van een architect/indiener, daarbij rekening houdend met de geldende wettelijke beleids- en toetsingskaders;

  • e.

    aanvragen in de supervisiegebieden worden getoetst door de commissie zoals beschreven in dit reglement;

  • f.

    de supervisor voorziet bouwaanvragen van een onderbouwing en licht deze zo nodig toe in de commissie;

  • g.

    de functie van de supervisor is tijdelijk en vervalt zodra het laatste bouwplan in het supervisiegebied is vergund of de overeengekomen contractduur is verstreken.

  • 4.

    Een supervisor is niet betrokken bij bouwaanvragen in het supervisiegebied anders dan op basis van de supervisieopdracht van de gemeente.

HOOFDSTUK 5. Overige onderwerpen

Artikel 22 Verantwoording

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de gemeenteraad van verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2.

    Om een goede wisselwerking tussen bestuur en commissie te bevorderen vindt er minimaal eenmaal per jaar regulier overleg plaats tussen (een afvaardiging van de) commissie, kwaliteitsteams, supervisoren en portefeuillehouder(s).

  • 3.

    Voorts wordt de commissie geïnformeerd over de besluiten van het college, waarin wordt afgeweken van het advies van de commissie.

Artikel 23 Honorering

  • 1.

    Het burgerlid ontvangt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie gelijk aan het bedrag dat is opgenomen in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Hiertoe worden de bijeenkomsten van de commissie in de ochtend en in de middag beschouwd als twee afzonderlijke vergaderingen.

  • 2.

    De voorzitter en het lid dat deskundig is op het gebied van architectuur ontvangen per vergadering een vergoeding van €80 per uur dat zij aanwezig zijn.

  • 3.

    De deskundigen op het gebied van restauratietechniek, bouwhistorie en architectuur historie ontvangen per vergadering een vergoeding van €90 per uur dat zij aanwezig zijn.

HOOFDSTUK 6. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 24. Huishoudelijk reglement

De commissie kan een huishoudelijk reglement opstellen voor haar werkzaamheden.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1.

    Aanvragen om advies die werden behandeld door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit ingesteld in het Reglement van Orde Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede 2021 op grond van het recht zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit reglement worden afgehandeld door de commissie.

  • 2.

    Besluiten tot aanstelling als (plaatsvervangend) lid of voorzitter van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit die was ingesteld op basis van het Reglement van Orde Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede 2021 gelden als besluiten krachtens deze verordening.

Artikel 26 Inwerkingtreding en intrekken vorig reglement

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag dat de wet in werking treedt.

  • 2.

    Het Reglement van Orde Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede 2021 wordt ingetrokken.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald: Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Ede.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 9 november 2023, zaaknummer 420097,

De raad voornoemd,

dr. G.H. Hagelstein

de griffier,

mr. L.J.Verhulst

de voorzitter.

Bijlage 1 Taakverdeling kamers

Artikel 1

  • 1.

    De Welstandskamer brengt advies uit namens de commissie indien het betreft de in tabel 1 opgenomen onderwerpen.

Tabel 1 Adviestaak Welstandskamer

Onderwerp

Adviestaak commissie

Welstandsaspecten bij bouwactiviteiten

Artikel 2, tweede lid, onder a, onderdeel 3°

Welstandsaspecten bij handelsreclame

Artikel 2, tweede lid, onder b

Voorschriften over uiterlijk van bouwwerken in het omgevingsplan, programma’s of beleidsregels

Artikel 2, tweede lid, onder e

  • 1.

    De Erfgoedkamer brengt advies uit namens de commissie indien het betreft de in tabel 2 opgenomen onderwerpen.

Tabel 2 Adviestaak Erfgoedkamer

Onderwerp

Adviestaak commissie

Rijksmonumentenactiviteit

Artikel 2, tweede lid, onder a, onderdeel 1°

Omgevingsplanactiviteit (voorbeschermd) gemeentelijk monument

Artikel 2, tweede lid, onder a, onderdeel 2°

Aanwijzing rijksmonument of functie-aanduiding gemeentelijk monument

Artikel 2, tweede lid, onder c

Gemeentelijk erfgoedbeleid

Artikel 2, tweede lid, onder d

  • 1.

    De Integrale Kamer brengt advies uit namens de commissie indien het betreft:

    • a.

      één aanvraag voor een omgevingsvergunning waarvoor zowel een advies is vereist van de Welstandskamer als de Erfgoedkamer;

    • b.

      het beleidsmatige of uitvoeringsgerichte aangelegenheden betreft die van belang zijn voor bevordering en instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit en het ruimtelijk erfgoed.

  • 2.

    Voor de overige adviestaken geldt het volgende:

    • a.

      in geval de commissie in het omgevingsplan is aangewezen als adviseur wordt het advies uitgebracht door de kamer die in het omgevingsplan is aangewezen.

    • b.

      Indien het advies betreft op verzoek van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a onderdeel 5° of onder f dan wordt het advies uitgebracht door de kamer aan wie het advies is gevraagd.

 

 

 

 

 

 

Toelichting

 

Artikel 2

Eerste lid

Dit lid beschrijft de adviestaak in algemene zin: het adviseren van de raad en het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) op het gebied van de omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet. De commissie adviseert dus niet over andere aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

 

Tweede lid

Bij het opstellen van deze bepaling is ervoor gekozen om de nieuwe Commissie Ruimtelijke Kwaliteit in ieder geval tot taak te geven om over dezelfde aangelegenheden advies uit te brengen als waarvoor voorheen de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (ingesteld voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet) ook over adviseerde. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om ook op andere terreinen de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit om advies te vragen, te weten:

 

a. over een aanvraag of ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning indien de gemeenteraad dat bepaalt in het omgevingsplan (onder a, onderdeel 4°)

 

b. over een aanvraag of ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunningindien burgemeester en wethouder dat nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit (onder a, onderdeel 5°)

 

c. over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit op verzoek van burgemeester en wethouders (onder e).

 

Onder a

Dit betreft de advisering over aanvragen om een omgevingsvergunning of de advisering over een ontwerpbesluit als het college geen bevoegd gezag is. De commissie adviseert op verzoek van het college over een aanvraag voor:

 

1 ̊. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument

 

De wet definieert een rijksmonumentenactiviteit als volgt:

“ een activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht”.

 

De commissie adviseert niet over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot archeologische rijksmonumenten. De commissie brengt advies uit met het oog op het behoud van cultureel erfgoed. Uitgangspunten daarbij zijn:

  • -

    het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten en archeologische monumenten;

  • -

    het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend is vereist is voor het behoud van die monumenten;

  • -

    het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en

  • -

    het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.

Dit volgt uit artikel 8.80 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl ) dat de beoordelingsregels voor de rijksmonumentenactiviteit bevat.

 

Voor rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot archeologische rijksmonumenten is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister van OCW) aangewezen als advies- en instemmingsorgaan in de gevallen dat het college het bevoegd gezag is. Dit in verband met zijn verantwoordelijkheid voor de archeologische rijksmonumenten en met het landelijk overzicht en de vereiste specialistische kennis en ervaring die aanwezig zijn bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook is de Minister van OCW (mede) bevoegd tot toezicht en handhaving waar het gaat om archeologische rijksmonumenten. Behoud in situ (in de bodem) is hierbij het uitgangspunt.

 

De gemeenten spelen desalniettemin in de archeologie een cruciale rol. De afweging om archeologische monumenten in situ (in de bodem) dan wel ex situ (door ze op te graven) te behouden, wordt meestal door de gemeente gemaakt in het kader van het opstellen van het omgevingsplan en de belangenafweging bij de specifieke omgevingsplanactiviteiten waaraan een archeologische onderzoeksplicht is gekoppeld. De gemeente is op grond van artikel 5.130 van het Bkl verplicht om bij het opstellen van het omgevingsplan rekening te houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, waaronder (aantoonbaar te verwachten) archeologische monumenten. Daarbij kan de (aantoonbaar te verwachten) aanwezigheid van archeologische monumenten van invloed zijn op onder meer de toedeling van functies aan locaties – bijvoorbeeld de keuze om geen parkeergarage toe te staan op een locatie met hoge archeologische waarde – of op de inhoud van in het omgevingsplan op te nemen beschermende regels of beoordelingsregels. De commissie kan hierover op grond van de andere onderdelen van dit artikel adviseren.

 

Voor als gemeentelijk monument beschermde archeologische monumenten is de commissie wel het aangewezen adviesorgaan.

 

2 ̊. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument

 

De bescherming van monumenten of archeologische monumenten als gemeentelijk monument gebeurt door aan het monument of archeologisch monument in het omgevingsplan de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven. Met een voorbereidingsbesluit kan voorbescherming worden geboden aan een locatie waarvoor wordt overwogen deze de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven.

Overgangsrecht gemeentelijke monumenten

 

Het overgangsrecht in de wet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet regelt dat er bij het in werking treden van de wet een vergunningplicht geldt voor activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten die nog op grond van de Erfgoedverordening Ede 2020 zijn aangewezen. De regels uit die verordening blijven gelden tot het moment dat dit onderwerp in het nieuwe deel van het omgevingsplan is geregeld. Dit volgt uit de artikelen 22.4 en 22.8 van de wet en artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet in samenhang met artikel 22.2 van het omgevingsplan (bruidsschat). De in de Erfgoedverordening Ede 2020 opgenomen vergunningplicht geldt als een verbod op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.

 

3°. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een bouwactiviteit

Het betreft hier de toetsing die voorheen werd uitgevoerd door de Welstandskamer in het kader van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit. Het overgangsrecht in de wet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet regelt - kort samengevat- dat een aanvraag voor het bouwen en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk niet in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand (artikel 22.29). Dit wordt getoetst aan de voorheen geldende criteria van de welstandsnota zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Voor de welstandstoets voor bouwwerken aan nadien vastgestelde criteria kan de gemeenteraad een regeling treffen in het omgevingsplan.

 

4 ̊. een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen

 

De raad kan op grond van artikel 16.15, tweede lid, van de wet in het nieuwe deel van het omgevingsplan bepalen in welke gevallen een advies verplicht is. Dit kan per gebied of per type activiteit of bouwwerk verschillen. Zolang nog geen gevallen zijn aangewezen, zet het college het bestaande beleid met betrekking tot het vragen van commissieadvies voort.

 

Omdat het omgevingsplan ook bij een projectbesluit of een voorbereidingsbesluit kan worden gewijzigd, brengt dit mee dat ook Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het Waterschap en de Minister van OCW de commissie als adviseur in het omgevingsplan kunnen aanwijzen. Regels over de aanwijzing van de commissie als adviseur kunnen ook onderdeel zijn van de voorbeschermingsregels waarmee een voorbereidingsbesluit het omgevingsplan wijzigt. Overigens betekent dit niet dat de commissie daarmee ook formeel adviesorgaan van die andere bestuursorganen wordt. Als het college geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college in plaats van het bevoegd gezag (artikel 4.22 van het Omgevingsbesluit).

 

5 ̊. een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit

 

Dit onderdeel is gelijkwaardig aan de huidige zogenoemde “ kan-bepaling ” over de welstandsadvisering in artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Het college kan – voor zover dat in het omgevingsplan niet anders is geregeld – op grond daarvan zelf bepalen of zij een advies inwinnen bij de commissie.

 

De beoordeling van de omgevingsplanactiviteit bouwen door de commissie

 

Bij het beoordelen van een bouwplan volgt de commissie de beoordelingsregels die in het omgevingsplan staan. De beoordelingsregels geven aan onder welke voorwaarden de vergunning kan worden verleend of geweigerd. Het gaat hierbij om regels over het bouwwerk zelf als wel zijn relatie tot de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Bijvoorbeeld de bouwhoogte, de bouwmassa, het maximale bebouwingsoppervlak, de aanwijzing van bouwvlakken, de situering op de bouwvlakken, de karakteristiek van de bebouwing, en het uiterlijk van bouwwerken zoals vastgelegd in de beleidsnota.

 

De wet biedt de gemeente een kans om te zorgen voor een betere inbedding en aansluiting van welstandsaspecten binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. Het streven naar een goede omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet is daarbij het overkoepelende doel. Daarom hoeft de advisering niet beperkt te worden ingrepen aan beschermde monumenten en het uiterlijk van bouwwerken. De commissie adviseert dan zowel over de toepassing van de regels in het omgevingsplan zelf (zoals de mogelijkheid tot “ binnenplanse ” afwijkingen), als over de toepassing van de beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken. Dit gebeurt vanuit het doel van een goede omgevingskwaliteit.

 

Onderdeel b

 

Op grond van artikel 9.1 van de Bouwverordening adviseerde de voorheen ingestelde Commissie Ruimtelijke Kwaliteit over reclame-uitingen, straatmeubilair en andere onderwerpen die betrekking hebben op de openbare ruimte. In de praktijk betrof dit toetsing aan artikel 4:15 (handelsreclame) van de gemeentelijke algemene plaatselijke verordening. Dit is nu opgenomen in dit artikel.

 

Onderdeel c

 

De Minister van OCW vraagt ingevolge de Erfgoedwet altijd advies aan het college van de gemeente waar een monument of archeologisch monument zich bevindt, alvorens te besluiten het aan te wijzen als rijksmonument. In dat geval is de commissie adviseur van het college. De commissie is ook adviseur in geval het college het voornemen heeft een monument of archeologisch monument aan te wijzen als gemeentelijk monument (door de locatie de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven).

Onderdeel d

 

Het geven van advies over het gemeentelijk erfgoedbeleid wordt opgedragen als taak aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Dit komt overeen met de inhoud van artikel 4 van de Erfgoedverordening Ede 2020 zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de wet.

 

Onderdeel e

 

Op grond van artikel 9.1 van de Bouwverordening adviseerde de voorheen ingestelde Commissie Ruimtelijke Kwaliteit over ontwerpen van structuurvisies, bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen, voor zover het ging om de beeldkwaliteitsaspecten van die plannen. De omschrijving van deze taak is gewijzigd vanwege het gewijzigde instrumentarium onder de Omgevingswet. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

Onderdeel f

Dit onderdeel geeft invulling aan de mogelijkheid als bedoeld in artikel 17.9, tweede lid, van de wet om de commissie in te schakelen bij het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Zoals hierboven vermeld gaat het uitsluitend om beleid op het gebied van de omgevingskwaliteit.

 

Artikel 4 Samenstelling

 

Bij de samenstelling van de commissie is gekozen voor een grote mate van flexibiliteit. Er is bepaald dat er minimaal één voorzitter is en vijf leden. Dit is de minimale bezetting van de Welstands- en Erfgoedkamer (architect-lid, burgerlid en deskundigen op het gebied van restauratietechniek, bouwhistorie en architectuur historie). Om voldoende continuïteit te waarborgen kunnen meer voorzitters en leden worden aangesteld die dan bij toerbeurt deelnemen aan vergaderingen van de commissie. Daarnaast kunnen plaatsvervangende leden en voorzitters worden benoemd die optreden bij verhindering van de leden of voorzitters.

De deskundigen op het gebied van architectuur kunnen worden benoemd als lid en voorzitter. Zo kunnen zij rouleren waarbij de ene vergadering de ene persoon optreedt als voorzitter en in een volgende vergadering de andere architect het voorzitterschap invult.

Het burgerlid wordt benoemd op basis van maatschappelijke kennis en ervaring. Bij de overige leden wordt deskundigheid gevraagd op een bepaald terrein. Bij de keuze voor een kandidaat wordt daarnaast rekening gehouden met maatschappelijke kennis en ervaring.

 

Artikel 5 Onafhankelijkheid commissie

De commissie is onafhankelijk nu de voorzitter en de leden volledig onafhankelijk zijn van de lokale politiek, het gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie. De integriteit van de adviezen wordt verder gewaarborgd doordat commissieleden niet persoonlijk betrokken mogen zijn bij plannen waarover zij advies uitbrengen (zie artikel 12).

 

Artikel 6 Samenstelling voor uitbrengen adviezen commissie

De commissie brengt nooit met al haar leden advies uit. In de meeste zaken is het advies afkomstig van hetzij de Welstandskamer hetzij de Erfgoedkamer. De Welstandskamer heeft een vaste bezetting van drie personen (voorzitter, architect-lid en burgerlid). Als bij het plan aspecten rond landschap en stedenbouw relevant zijn dan schuift ook het lid aan dat deskundig is op dit gebied.

Bij de Erfgoedkamer wordt gewerkt met het zogenaamde ‘duiventilmodel’. De voorzitter en het burgerlid nemen altijd deel aan vergaderingen van deze kamer. Daarnaast zijn twee van de drie deskundigheden op het gebied van erfgoed vertegenwoordigd (restauratietechniek, bouwhistorie en architectuur historie). Dit werkt hetzelfde als advies wordt uitgebracht binnen de Integrale Kamer. In vergelijking met de Erfgoedkamer neemt daarbij tevens het architect-lid deel aan de advisering.

 

Artikel 7 Benoeming en ontslag

In deze verordening is gekozen voor een benoemingstermijn van vier jaar. Eerder gold een termijn van drie jaar: dat werd als erg kort ervaren. Herbenoeming is eenmaal mogelijk. Zo blijft gewaarborgd dat er met regelmaat nieuwe leden toetreden tot de commissie.

De gemeenteraad kan bepalend dat aftredende of ontslag nemende leden of voorzitter hun functie vervullen tot in hun opvolging is voorzien. Hierbij zal er rekening mee worden gehouden of de continuïteit van vergaderingen is gewaarborgd gedurende het wervingsproces. In geval van ontslag zal de gemeenteraad logischerwijs ook meewegen wat de reden is van ontslagname.

 

Artikel 9 (Ambtelijk) adviseur

In dit artikel is een mogelijkheid opgenomen dat de commissie zich laat voorlichten door een (ambtelijk) adviseur. Bij de wijziging van de samenstelling van de commissie in 2021 is in ieder geval de verwachting dat een ambtelijke deskundige op het gebied van landschap en stedenbouw op regelmatige basis zal worden geraadpleegd nu deze deskundigheid niet meer vertegenwoordigd is in de commissie zelf.

 

Artikel 10 Vooroverleg over schetsplan

Binnen de gemeente is het al jarenlang gebruikelijk dat initiatiefnemers overleg kunnen voeren met de commissie over een schetsplan. Dit gaat dan vooraf aan formele indiening van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Deze mogelijkheid is in deze verordening behouden gebleven. Verwacht wordt dat het belang van dit overleg zal toenemen. In deze verordening is immers ook bepaald dat maximaal drie keer advies wordt uitgebracht over een schetsplan of aanvraag (zie artikel 16). Bij ingewikkelde plannen is vooroverleg aan de hand van een schetsplan daarom zeer aan te bevelen.

 

Artikel 11 Voorbereiding vergadering

Voorafgaand aan de vergadering kan de commissie een onderzoek instellen of inventarisatie uitvoeren. Dit kan bijvoorbeeld een historisch onderzoek zijn of een bezoek ter plaatse. Dit soort uitvoeringswerkzaamheden kunnen door de commissie worden gemandateerd aan de secretaris (zie artikel 17).

 

Artikel 16 Maximum aantal adviezen over zelfde plan

De budgettaire kaders vanuit de gemeente staan onder druk. Om die reden is ervoor gekozen om te bepalen dat de commissie maximaal drie keer advies uitbrengt over een schetsplan of aanvraag om omgevingsvergunning. Dit heeft als doel om te zorgen dat de kosten van advisering in de hand gehouden kunnen worden. Blijft na drie keer het advies negatief dan geeft de commissie een negatief eindadvies. Dit zal leiden tot een negatief advies over het schetsplan of afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Wel staat het dan aanvrager vrij om daarna een nieuw schetsplan of een nieuwe aanvraag in te dienen waar de commissie dan opnieuw over adviseert. Wel zijn hiervoor opnieuw leges verschuldigd. Bij complexe plannen is het raadzaam - gezien het beperkte aantal adviezen - om eerst een schetsplan in te dienen.

 

Artikel 18 Advisering in mandaat

In deze verordening is een ruime mogelijkheid opgenomen om mandaat te verlenen aan commissieleden. De commissie kan hierbij zelf beoordelen in welke gevallen dit wel en niet wenselijk is. In gevallen waarin de Integrale Kamer bevoegd is kan de commissie uitsluitend mandaat verlenen aan twee commissieleden samen waarvan één op het gebied van welstand (architectuur) en één op het gebied van erfgoed (restauratietechniek, bouwhistorie of architectuur historie). Zo wordt geborgd dat deskundigheden op beide terreinen betrokken zijn bij het uitbrengen van het advies.

Daarnaast is voorzien in mogelijkheden voor mandaat aan het ambtelijk secretariaat. Dit betreft onder meer uitvoeringshandelingen: bijvoorbeeld het doen van historisch onderzoek. In zaken waarin de commissie al geadviseerd heeft mag het plan (bij een tweede of derde advies) in mandaat worden afgehandeld door de secretaris. Dit is geschikt voor situaties waarin de commissie heeft bepaald welke wijzigingen noodzakelijk zijn voor het plan. En waarbij de secretaris alleen hoeft te controleren of het eerdere advies van de commissie is opgevolgd. Tot slot is mandaat mogelijk gemaakt voor situaties waarbij de visie van de commissie bekend is op basis van eerdere zaken. Bijvoorbeeld voor de bouw van eenzelfde soort bouwwerk op dezelfde locatie.

Adviezen in mandaat voldoen aan dezelfde vereisten als andere adviezen van de commissie (zie artikelen 14 en 15).

 

Artikel 19 Kwaliteitsteams

Net zoals in veel andere gemeenten bestaat ook in de Ede de mogelijkheid tot het instellen van het Kwaliteitsteam. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een Kwaliteitsteam in te zetten voor een specifiek gebied of project. Zij zorgen er daarbij voor dat in het Kwaliteitsteam de noodzakelijke deskundigheid vertegenwoordigd is op het gebied van welstand / erfgoed. Dit kan zowel door externe deskundigen als door commissieleden zitting te geven in het Kwaliteitsteam. Deskundigheid op het gebied van erfgoed is alleen vereist als het gebied of project waarvoor het Kwaliteitsteam is ingestemd zich ook uitstrekt over erfgoed (aangewezen door Rijk, provincie of gemeente).

Het Kwaliteitsteam is vanaf een vroegtijdig stadium betrokken bij de planontwikkeling in een project of gebied. Zij zijn nauw betrokken bij het maken keuzes die invloed hebben op gebied van welstand en erfgoed. Later worden deze keuzes getoetst door de commissie als voor plannen binnen het project of gebied bijvoorbeeld een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Om de kans op verschillen van inzicht tussen Kwaliteitsteam en commissie te beperken is voorgeschreven dat het Kwaliteitsteam de commissie regelmatig informeert over gemaakte afwegingen.

Het Kwaliteitsteam brengt over het project of projecten binnen het gebied waarvoor het is ingesteld advies uit. Dit advies moet voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria als de adviezen van de commissie (zowel naar inhoud als vorm). Het advies van het Kwaliteitsteam wordt beschikbaar gesteld aan de commissie voor haar werkzaamheden. Zo kan de commissie de afwegingen van het Kwaliteitsteam betrekken bij de adviezen die zij geeft aan burgemeester en wethouders. Op verzoek van de commissie licht de voorzitter van het Kwaliteitsteam een en ander nader toe.

De commissie en het Kwaliteitsteam hebben beide een eigen rol en verantwoordelijkheid in het ontwerpproces. Het is daarom mogelijk dat de commissie een negatief advies geeft over bijvoorbeeld een aanvraag voor een omgevingsvergunning die is opgesteld met goedkeuring van het Kwaliteitsteam. In dat geval worden de adviezen van zowel het Kwaliteitsteam als van de commissie verstrekt aan burgemeester en wethouders en maken zij de uiteindelijke afweging welk advies zij volgen. Hierbij zijn zij gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en zullen zij moeten toetsen of de adviezen voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

 

Artikel 20 Deelname commissieleden in Kwaliteitsteam

Een Kwaliteitsteam kan volledig onafhankelijk zijn van de commissie, gedeeltelijk bestaan uit commissieleden of zelfs volledig bestaan uit commissieleden. Als één of meer commissieleden deel uitmaken van het kwaliteitsteam vertegenwoordigen zij daarin hun deskundigheidsgebied (architectuur, restauratietechniek, bouwhistorie of architectuur historie).

Binnen het Kwaliteitsteam fungeren de aangewezen leden vooral als vooruitgeschoven post van de commissie. Zij denken mee in een vroegtijdig stadium en zorgen er daarmee voor dat plannen bij latere uitwerking voldoen aan de daaraan te stellen kwaliteitscriteria. Hiervoor plegen zij regelmatig overleg met de andere commissieleden.

 

Artikel 21 Plannen onder supervisie

Burgemeester en wethouders kunnen voor bepaalde gebieden een supervisor aanwijzen om ruimtelijke kwaliteit te stimuleren. In dit artikel is de verhouding tussen de supervisor en de commissie geregeld. De supervisor is een vroegtijdig stadium betrokken bij de planontwikkeling en houdt daarbij rekening met geldende beleidskaders.

Als voor een gebied een supervisor is aangesteld dan verloopt het indienen van bouwplannen via deze supervisor. De supervisor geeft een onderbouwing van de ruimtelijke kwaliteit van plannen ten behoeve van de toetsing door de commissie. De supervisor kan bouwaanvragen tijdens vergaderingen van de commissie toelichten. Het oordeel van de supervisor is hierbij op geen enkele wijze bindend voor de commissie. Wel heeft de supervisie tot doel om te komen tot kwalitatief goede plannen waardoor deze zonder al te veel aanpassingen later in het proces uitgevoerd kunnen worden.

De supervisor werkt op basis van een opdracht voor de gemeente. Gelet op deze positionering mag deze niet op een andere wijze betrokken zijn bij de ontwikkeling in een het supervisiegebied (bijvoorbeeld als architect voor een projectontwikkelaar of aspirant-koper).

 

Artikel 23 Honorering

De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit vergadert regelmatig in twee tijdblokken met een ochtenddeel en een middagdeel. In deze verordening is bepaald dat beide tijdblokken gelden als afzonderlijke vergadering. Dit betekent dat voor beide dagdelen apart een vergoeding wordt toegekend aan het burgerlid. Een vergelijkbare regeling geldt voor raadscommissieleden (fractievolgers).

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Op grond van deze bepaling is een extra vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de commissie. Voor het lidmaatschap van deze commissie wordt een bijzondere deskundigheid vereist (een opleiding op het gebied van architectuur, restauratietechniek, bouwhistorie of architectuur historie). Om rekening te houden met de langere voorbereidingsduur ontvangen de deskundige leden van de Erfgoedkamer een iets hogere vergoeding.

 

Artikel 25 Overgangsrecht

In het overgangsrecht is geregeld dat alle zaken waarover de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (oud) advies uitbracht voor inwerkingtreding van de Omgevingswet nu worden afgehandeld door opnieuw ingestelde Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (nieuw). Voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zijn in 2021 nieuwe leden geworven. Daarbij is er rekening mee gehouden dat de toen geworven leden deel zouden gaan uitmaken van de ‘nieuwe’ Commissie Ruimtelijke Kwaliteit die na inwerkingtreding van de Omgevingswet gaat optreden als gemeentelijke adviescommissie bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet.