Organisatie | Zeist |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamer gemeente Zeist 2024 |
Citeertitel | Verordening op de rekenkamer gemeente Zeist 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de rekenkamercommissie Zeist 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 07-11-2023 | 23RV056 |
De voorzitter van de rekenkamer is bevoegd binnen zijn budget uitgaven te doen voor de uitvoering van de werkzaamheden van de rekenkamer.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 07 november 2023,
De raad voornoemd,
mr. J. Janssen, griffier
drs. J.J.L.M. Janssen, voorzitter
De raad moet een onafhankelijke rekenkamer instellen. Dit is wettelijk geregeld in de Gemeentewet, zoals op 1 januari 2023 is gewijzigd door de Wet versterking decentrale rekenkamers, hoofdstukken IVa (De rekenkamer) en XIa (De bevoegdheid van de rekenkamer). Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2023, met een overgangstermijn van een jaar, dus uiterlijk 1 januari 2024 moet de raad een rekenkamer hebben ingesteld. De raad dient op grond van de Gemeentewet bij verordening de vergoeding vast te stellen die rekenkamerleden voor hun werkzaamheden ontvangen. Daarnaast kan de raad aanvullende regels stellen. In deze verordening wordt hetgeen bij de wettelijke regeling is bepaald niet herhaald, maar dienen de artikelen ter aanvulling. Hiernaast dient de rekenkamer zelf op basis van de Gemeentewet een reglement van orde voor haar werkzaamheden en vergaderingen vast te stellen.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
In het eerste lid stelt de raad de rekenkamer in. Dit is een wettelijke verplichting (artikel 81a van de Gemeentewet). Ook is het de raad die de voorzitter benoemt (artikel 81c, tweede lid, van de Gemeentewet). De rekenkamer dient zelf het plaatsvervangend voorzitterschap te regelen.
In de huidige rekenkamercommissie kent Zeist de rol van burgerlid wisselspeler. Deze worden benoemd door de raad op basis van kennis van het specifieke onderwerp dat onderzocht wordt. Gelet op de tevredenheid over deze constructie, wenst de raad dat deze rol ook een passende plek krijgt bij de gemeentelijke rekenkamer. Nu de rekenkamer een meer onafhankelijke positie krijgt, is het niet meer aan de raad om deze wisselspelers te benoemen, maar aan de rekenkamer zelf. De raad hecht echter dusdanig veel waarde aan deze rol, dat zij in de verordening de rekenkamer expliciet opdraagt om dit met een tijdelijk adviseurschap te regelen. Op voorstel van de rekenkamer kan, net als in de huidige situatie, de eed of belofte door een tijdelijk adviseur bij de raad worden afgelegd.
In de huidige situatie van de rekenkamercommissie maken twee raadsleden deel uit van de rekenkamercommissie. In Zeist werkt dit naar volle tevredenheid. Bij deze wettelijke verplichte omvorming van rekenkamercommissie naar rekenkamer wordt dan ook beoogd waar mogelijk de elementen van de huidige situatie te handhaven.
Rekenkamers hebben in de praktijk regelmatig behoefte om informatie in te winnen bij een afvaardiging van de raad. Voor vragen als wat leeft er binnen de raad en hoe is de organisatie van de raad geregeld. De raad kan een commissie instellen die fungeert als het aanspreekpunt voor de rekenkamer. Dit wordt ook geadviseerd door de VNG en de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR).
Daarnaast kent de huidige werkwijze de rol van raadswisselspelers: de raad kan per onderzoek, op verzoek van de rekenkamercommissie, uit zijn midden één raadslid of buitengewoon raadslid tot wisselspeler benoemen. In Zeist werkt deze constructie goed. Op basis van de wetswijziging is dit echter niet meer mogelijk gelet op het waarborgen van de onafhankelijke positie van de rekenkamer (artikel 81f van de Gemeentewet). Het instellen van een adviescommissie vanuit de raad bij de rekenkamer beoogt de betrokkenheid van de raad te verankeren. Daarbij is voorzien in twee vaste raads- of commissieleden van de adviescommissie, aangevuld met indien wenselijk, een tijdelijk raads- of commissielid voor een specifieke duur en afgebakende taak.
Wettelijk is bepaald dat de raad de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar benoemt en dat herbenoeming mogelijk is (artikel 81c, eerste en vierde lid, van de Gemeentewet). De raad bepaalt zelf hoe vaak herbenoeming mogelijk is.
Aangezien dus de duur van de benoeming wettelijk bepaald is, kan daar niet van worden afgeweken. Met het tweede lid van dit artikel wordt beoogd dat de rekenkamerleden onderling afspraken maken over hun aftreden (‘gentlemen’s agreement), met als doel voortdurend een evenwichtige, onafhankelijke rekenkamer te behouden met voldoende ervaring en niet teveel wisselingen in korte tijd. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan instroom van een nieuw lid elke twee jaar.
In de huidige situatie is de rekenkamercommissie belast met de werving en selectie van een nieuw lid van de rekenkamercommissie, waarbij benoeming plaatsvindt door de raad. Om deze werkwijze in de praktijk zo veel mogelijk te continueren is opgenomen dat de rekenkamer de voordracht van een (her)benoeming van een lid van de rekenkamer voorbereidt in goed overleg met de adviescommissie.
Ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer mogen niet tevens werkzaamheden verrichten voor andere organen binnen de gemeente, met uitzondering van ambtenaren werkzaam op de griffie (artikel 81j van de Gemeentewet). De rekenkamersecretaris kan dus tevens werkzaam zijn bij de griffie. Dit laat onverlet dat voor de rekenkamer werkzame griffieambtenaren over de werkzaamheden die zij verrichten voor de rekenkamer uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de rekenkamer.
De raad moet de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking stellen voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j van de Gemeentewet). Dit omvat de totale kosten van de rekenkamer en alle overige kosten voor de uitvoering van de taken.
De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten (artikel 81k van de Gemeentewet), waaronder reiskosten. De wetgever schrijft niet voor hoe hoog de vergoeding voor leden van de rekenkamer moet zijn. In de verordening is aangesloten bij de huidige systematiek voor de leden van de rekenkamercommissie.
Volgens artikel 185a van de Gemeentewet moet het college jaarlijks aan de raad een overzicht sturen van de aan het college gedane voorstellen van de rekenkamer, vergezeld van zijn standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven. Niet alle voorstellen, of meestal aanbevelingen genoemd, zijn voor wat betreft de uitvoering de verantwoordelijkheid van het college. Er zijn ook aanbevelingen die de raad zelf moet uitvoeren. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de status van alle aanbevelingen uit de rekenkamerrapporten, kiest de raad ervoor om de jaarlijks ook een overzicht op stellen met de status van de aanbevelingen die aan de raad zijn gericht, door de raad zijn overgenomen en door de raad zelf moeten worden uitgevoerd. Dit kan de raad helpen om een overzicht te behouden van de overgenomen aanbevelingen en de status hiervan.
Gemeenten moeten gelet op het overgangsrecht uiterlijk per 1 januari 2024 voldoen aan de gewijzigde wetgeving en een onafhankelijke gemeentelijke rekenkamer hebben ingesteld.