Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Financiële verordening Neder-Betuwe 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Neder-Betuwe 2023
CiteertitelFinanciële verordening Neder-Betuwe 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
  3. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-2023nieuwe regeling

09-11-2023

gmb-2023-489302

Z/23/094714/RAAD/23/03279

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Neder-Betuwe 2023

De raad van de gemeente Neder-Betuwe

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten (BBV) en de Algemene Wet bestuursrecht) en de algemene maatregel van bestuur Single Information, Single audit (SISA),

 

 

B E S L U I T:

 

 

vast te stellen de

 

Financiële verordening Neder-Betuwe 2023

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • c.

    programma: een samenhangend geheel van taakvelden.

  • d.

    taakveld: voorgeschreven eenheden die betrekking hebben op de taken en daaraan gerelateerde activiteiten van de gemeente waar baten en lasten mee gemoeid zijn. De taakvelden worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • e.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, conform de definitie van de Commissie BBV (www.commissiebbv.nl).

  • f.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zoveel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • h.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves”.

  • i.

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Kadernota, begroting en verantwoording

Artikel 2. Kadernota

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks vóór 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vóór 15 juli vast.

     

  • In de kadernota is opgenomen:

    • een inventarisatie van het nieuwe beleid (wettelijk, noodzakelijk en wenselijk), waarbij is aangegeven:

      • o

        of dit nieuwe beleid voortvloeit uit het coalitieakkoord;

      • o

        of dit nieuwe beleid wel/niet wordt opgenomen in de begroting;

    • een dekkingsvoorstel met bijbehorende consequenties met een sluitende financiële positie;

    • een geactualiseerd beeld van de risico’s en het weerstandsvermogen.

  • 2.

    De raad stelt eens in de vier jaar een raadsprogramma of college-uitvoeringsprogramma vast met daarin opgenomen de beleidskaders en de financiële kaders voor de komende raadsperiode. In het jaar dat het raadsprogramma of coalitieprogramma wordt opgesteld kan e kadernota vervallen.

Artikel 3. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de conform artikel 9 van het BBV verplicht gestelde paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de programma’s in de begroting wordt van de nieuwe én lopende investeringen per investering het (benodigde) investeringsbudget weergegeven.

  • 2.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen en meerjarige projecten per programma de uitputting van de geautoriseerde investeringsbudgetten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    Het college legt middels de jaarstukken bestaande uit het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af over de uitvoering van de begroting. In de jaarstukken geeft het college per programma aan:

    • a.

      wat is bereikt aan maatschappelijke effecten

    • b.

      wat is gedaan om de gestelde doelstellingen te bereiken

    • c.

      wat de kosten daarvan zijn geweest

  • 4.

    In de jaarstukken worden afwijkingen tussen het vastgestelde budget en de realisatie per programma op het niveau van het taakveld of investeringsbudget groter dan € 50.000 toegelicht.

  • 5.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

  • 6.

    Voor het opnemen van financiële verplichtingen in het overzicht niet uit de balans blijkende verplichtingen, wordt een ondergrens van € 50.000,- gehanteerd.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringsbudgetten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    De budgetten voor de nieuwe investeringen in het eerstvolgende begrotingsjaar worden met het vaststellen van de begroting geautoriseerd. De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven van welke investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringsbudget ter besluitvorming wordt aangeboden.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad, bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en de investeringsbudgetten en het bijstellen van het beleid..

  • 4.

    Voor investeringen die betrekking hebben op nieuw beleid en waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een raadsvoorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Voor investeringskredieten die voortkomen uit beleidsvoornemens die zijn opgenomen in de begroting en die het bedrag van € 50.000 niet overschrijden kan deze kredietaanvraag ook via de tussentijdse rapportage geschieden.

  • 5.

    Een investeringsbudget dat na 2 jaar niet (volledig) is benut wordt afgeraamd. Indien verlenging van deze termijn noodzakelijk is legt het college een gemotiveerd voorstel aan de raad voor.

  • 6.

    Incidentele exploitatiebudgetten kunnen via resultaatbestemming bij de jaarstukken slechts overgeheveld worden indien deze cumulatief aan de volgende criteria voldoen:

    • a.

      Er is sprake van een beleidsinhoudelijke noodzaak om de middelen te behouden voor uitvoering in het nieuwe jaar.

    • b.

      De uitvoering in het nieuwe jaar past in de werkplanning c.q. het jaarplan.

    • c.

      Daadwerkelijke realisatie van de nog uit te voeren prestatie vindt uiterlijk vóór afronding van het nieuwe jaar plaats. Herhaalde budgetoverhevelingen zijn niet mogelijk.

    • d.

      Voor deze uitgaven zijn in het nieuwe jaar geen structurele middelen beschikbaar.

  • 7.

    Over de inzet van de stelpost onvoorzien legt het college in het eerstvolgende product, de bestuursrapportage of de jaarstukken, verantwoording af. Bij verantwoording in de bestuursrapportage verwerkt het college de uitgave ten laste van de post onvoorzien in de begrotingswijziging bij de bestuursrapportage.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van minimaal 1 tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde ramingen per programma.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van taakvelden en investeringsbudgetten in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

  • 4.

    Taakmutaties in de algemene uitkering van het gemeentefonds worden op de taakvelden verwerkt wanneer deze een minimale omvang hebben van € 10.000.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidverantwoording

Artikel 17. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen groter dan € 50.000 nader toegelicht.

Artikel 8. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 9. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 10 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 11. Waardering en afschrijving vaste activa

Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage Afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vordering ouder dan een jaar .

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en heffingen, wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 25.000,-, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de Jaarstukken vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakveld plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze nota moet worden aangepast.

  • 3.

    Tenminste vierjaarlijks vindt een evaluatie van het nut en de noodzaak van de aanwezige bestemmingsreserves plaats. Indien (een deel van) het saldo niet meer leidt tot uitgaven valt dit vrij en wordt dit toegevoegd aan de algemene reserve.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, ook de indirecte kosten, waaronder kosten voor overhead en financiering, betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en de kosten voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    In de verantwoordingen over activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie worden de overheadkosten extracomptabel toegerekend.

  • 4.

    In de kostprijs voor de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt de volgende methode gehanteerd:

     

  • directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    Er wordt géén rentevergoeding berekend over de reserves en voorzieningen.

  • 8.

    Bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente kan worden verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belasting rechten en leges, uitgezonderd de afvalstoffenheffing.

  • 2.

    Uitgangspunt voor de vast te stellen rechten en leges is 100% kostendekking.

  • 3.

    De prijzen voor diensten aan derden, worden jaarlijks aan de gemeenteraad voorgelegd.

Artikel 16. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 17. Paragrafen

In de programmabegroting en de jaarstukken neemt het college de in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten voorgeschreven paragrafen op.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

Het college biedt de raad tenminste eens in de 5 jaar een plan aan voor het onderhoud aan de kapitaalgoederen (riolering, gebouwen, openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair). Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en eventuele areaaluitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 19 Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze nota moet worden aangepast. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten en ruimtelijke initiatieven;

    • c.

      ontwikkelen en in ontwikkeling genomen bovenwijkse voorzieningen en ruimtelijke investeringen en de bekostiging daarvan, deze worden;

    • d.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • e.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden, huren en erfpachten.

  • 2.

    Het college biedt de raad een nota bovenwijkse voorzieningen en ruimtelijke investeringen aan die jaarlijks wordt geactualiseerd. In deze nota zijn kaders opgenomen voor de ontwikkeling van bovenwijkse voorzieningen en ruimtelijke investeringen en de bekostiging daarvan.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de paragraaf bedrijfsvoering legt het college verantwoording af over de geconstateerde rechtmatigheidsfouten boven het in artikel 10 genoemde bedrag en over geconstateerde fraude of misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen. Hierbij gaat het college in op de oorzaak van de fouten en op de getroffen verbetermaatregelen.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

 

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en overige balansposten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

 

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 10,en neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 124. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na vaststelling van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Neder-Betuwe 2023.

Aldus vastgesteld in de raadvergadering van 9 november 2023

de griffier,

Erwin van der Neut

de voorzitter,

Jan Kottelenberg

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 7

 

Afschrijvingsbeleid vaste activa

 

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 35.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

  • Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • De afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname.

  • Op gronden en terreinen (exclusief inrichting) wordt niet afgeschreven.

  • Er wordt geen rekening gehouden met restwaarde.

  • De afschrijvingsmethode is bij voorkeur lineair. Bij investeringen waarbij een directe relatie kan worden gelegd met de opbrengst voor de gemeente en de hierbij te hanteren tarieven kan de annuïtaire methode worden toegepast.

Immateriële vaste activa:

De volgende activa worden afgeschreven in maximaal:5 jaar: saldo van agio en disagio

  • 5 jaar: kosten van onderzoek en ontwikkeling

Materiële vaste activa:

De volgende activa worden afgeschreven in maximaal:

 

Automatisering

  • 3-7 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • 5 jaar: computerapplicaties.

Inventaris

  • 10 jaar: telefooninstallaties;

  • 10 jaar: meubilair;

Vervoermiddelen

  • 7 -10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

Gebouwen

  • 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • 40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • 40 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • 25 jaar: zonnepanelen

  • 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • 40 jaar: sporthallen/gymzalen;

  • 25 jaar: renovatie, sporthallen/gymzalen;

  • 15 jaar: valbeveiligingsvoorzieningen

  • 20 jaar: sporthal/gymzaal scheidingswanden

  • 30 jaar: sporthal/gymzaal sportvloeren

Terreinen

  • 16-18 jaar: Behendigheid

  • 12 jaar: Carrousel

  • 16 jaar: Combinatietoestellen

  • 12 jaar: Draaiende toestellen

  • 15 jaar: Glijbaan

  • 12 jaar: Kabelbaan

  • 12-15 jaar: Klimtoestellen

  • 15-20 jaar: Natuurlijke elementen

  • 10 jaar: Schommel

  • 15 jaar: Sociaal spel

  • 15-30 jaar: Sporttoestellen

  • 12 jaar: Wiptoestellen

  • 20 jaar: Zand en spel

  • 15 jaar: Valdempend zand

  • 15 jaar: Rubbertegels gelijmd

  • 13 jaar: Gegoten rubber

  • 5 jaar: kunstgrasvelden

  • 30 jaar: sportterreinen

  • 50 jaar: Boom 1e en 2e grootte

  • 30 jaar: Boom 3e grootte

  • 40 jaar: Gazon

  • 25 jaar: Gras extensief

  • 25 jaar: Bosplantsoen

  • 25 jaar: Heesters

  • 25 jaar: Hagen

  • 25 jaar: Bodembedekkers

  • 25 jaar: Struikrozen

  • 10 jaar: Vaste planten

Infrastructuur

  • 60 jaar: rioleringen: In het Gemeentelijk Rioleringplan(GRP) worden de termijnen vastgelegd;

  • 50 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • 25 jaar: bruggen, hout

  • 60 jaar: bruggen, beton/staal;

  • 60 jaar: Bruggen Duiker beton

  • 30 jaar: Bruggen Beschoeiingsconstructie hout

  • 100 jaar: Bruggen Composiet brug

  • 40 jaar: openbare verlichting, masten

  • 30 jaar: openbare verlichting, led-panels, led-armaturen

  • 20 jaar: openbare verlichting, armaturen (geen led), kabels (bovengronds)

  • 10 jaar: openbare verlichting, led-drivers, lampen (geen PL)

  • 4 jaar: openbare verlichting, PL-lampen

  • 15 jaar: pompen en gemalen.(mechanisch)

  • 45 jaar: pompen en gemalen (bouwkundig)

  • 45 jaar: drainage

  • 45 jaar: randvoorzieningen rioleringen

  • 45 jaar: mechanische riolering (leidingen)

Openbare ruimte

  • 50 jaar: Boom 1e en 2e grootte

  • 30 jaar: Boom 3e grootte

  • 40 jaar: Gazon

  • 25 jaar: Gras extensief

  • 25 jaar: Bosplantsoen

  • 25 jaar: Heesters

  • 25 jaar: Hagen

  • 25 jaar: Bodembedekkers

  • 25 jaar: Struikrozen

  • 10 jaar: Vaste planten

Aankoop bestaande activa: restant levensduur

 

Afwijking van de tabel geschiedt o.b.v. een raadsbesluit in het betreffende investeringsvoorstel.