Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beek

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Beek 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Beek 2023
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-11-202301-01-2023Nieuwe regeling

02-11-2023

gmb-2023-487148

23vra00127

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Beek 2023

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    overheidsbedrijf:

    onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording:

    de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheers handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast. De programma- en taakveldindeling blijft vaststaan, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Laatst genoemde wijzigingen in de programma- en taakveldindeling worden in het daarop volgende planning- en control document toegelicht in vastgesteld.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het (projectenboek bij de) jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten minimaal de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten, de actuele raming van de totale uitgaven c.q. inkomsten, alsmede de einddatum van de investering, of het project, weergegeven.

  • 4.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 10.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

Burgemeester en wethouders bieden aan de raad ter kennisneming een kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en taakveld.

  • 2.

    Autorisatie (votering) van (voorbereidings)kredieten > € 25.000,- door de raad vindt plaats middels een separaat raadsvoorstel en -besluit. Bij uitzondering is autorisatie van kredieten > € 25.000,- via expliciete besluitvorming in een planning- en control document, indien nader toegelicht is waarom van deze investering geen separaat raadsbesluit volgt (go or no-go besluit).

  • 3.

    In financiële zin wordt bij het opstellen van de begroting rekening gehouden met de kapitaallasten van de nieuwe investeringen, ook al is een krediet nog niet geautoriseerd.

  • 4.

    Per bestaande en nieuwe investering wordt in de begroting een overzicht opgenomen met minimaal:

    • a.

      het (verwachte) benodigde krediet;

    • b.

      de dekkingsmiddelen;

    • c.

      de doelstelling van het investeringsproject;

    • d.

      het programma waar het investeringsproject onder valt;

    • e.

      de acties in het begrotingsjaar;

    • f.

      de besluitvorming van het krediet.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad indien ze verwachten dat de werkelijke lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of indien de werkelijke baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 6.

    Bij de behandeling van de afwijkingen- en de slotrapportage in de raad als bedoeld in artikel 6 lid 1 doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van geautoriseerde budgetten (baten en lasten, het wijzigen van investeringskredieten en/of het bijstellen van beleid).

  • 7.

    Voor de investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het voteren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad 2 maal per jaar over de realisatie van de afgelopen periode van het lopende begrotingsjaar door middel van een afwijkingen- en een slotrapportage.

  • 2.

    Deze rapportages bevatten:

    • a.

      een overzicht op afwijkingen:

      • -

        van het beleid of de uitvoering ervan,

      • -

        beleidsontwikkeling;

      • -

        de begroting en de investeringskredieten;

    • Bovenstaande zowel tekstueel als financieel.

    • b.

      een financiële vooruitblik op de budgetten zowel voor het lopende begrotingsjaar als voor de daarop volgende 4 begrotingsjaren.

  • 3.

    Voor tussentijdse autorisatie van kredieten geldt hetzelfde als opgenomen artikel 5 lid 2.

  • 4.

    In de afwijkingen- en slotrapportage worden afwijkingen op de baten en lasten van de actuele begroting van de baten en lasten > € 10.000 toegelicht. Voor investeringskredieten geldt een toelichting op afwijkingen groter dan 5% van de geautoriseerde investeringsuitgaven met een minimum van € 10.000.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van > 2% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. Daarbij geldt dit percentage voor fouten en onduidelijkheden afzonderlijk.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) > € 25.000 nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheers handelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk in december ter vaststelling een controleprotocol aan. Dit bestaat uit relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheers handelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheers handelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      de overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheers handelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota activeren en afschrijven aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

  • a.

    de wijze waarop voorstellen voor investeringen worden aangeboden en geautoriseerd door de raad, in aanvulling op wat in deze verordening is vastgelegd;

  • b.

    de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

  • c.

    het moment van starten met afschrijven.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor overige openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      het doel, de omvang, de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      het doel, de omvang, de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een nieuwe bestemmingsreserve of voorziening wordt vanaf dat moment in ieder geval het doel, de omvang, de vorming en besteding toegelicht in de bijlage bij de Planning- & Controldocumenten.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de stortingen in en de onttrekkingen aan de voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging dan wel groot onderhoud van de betrokken activa en de afschrijvingslasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan de activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten in de kostprijs wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten. Het aandeel wordt bepaald door de directe personeelslasten die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen gedeeld door de totale directe personeelslasten. De directe personeelslasten bestaan uit twee economische categorieën zijnde, 1.1 (salarissen en sociale lasten) en 3.5.1 (ingeleend personeel).

     

    Totale overheadkosten*((directe kosten cat.1.1+3.5.1 voor betreffende product)/(directe kosten cat.1.1+3.5.1 voor alle producten))=overheadkosten in kostprijs

  • 6.

    Het renteomslagpercentage voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in art 15 lid 1 (inzet vreemd vermogen) wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld conform de bepalingen in de actuele nota activeren en afschrijven.

  • 7.

    Het rentepercentage voor de vergoeding van de inzet van reserves en voorzieningen als bedoeld in art. 15 lid 1 wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van dit rentepercentage wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage wordt afgerond op 0,5%.

  • 8.

    Als het rentepercentage voor de vergoeding over de reserves en voorzieningen zoals berekend overeenkomstig lid 7 een percentage oplevert dat lager is dan 1% dan wordt het rentepercentage voor deze rentevergoeding bepaald op 1% of het hogere marktrentepercentage voor 10-jarige leningen.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen (lokale heffingen)

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad een kadernota lokale heffingen aan. De raad stelt deze nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de samenstelling van de in Beek vastgestelde gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      het gevoerde en te voeren beleid ten aanzien daarvan;

    • c.

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • d.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • e.

      het tarievenbeleid;

    • f.

      het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de gewenste aanpassing van de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de lokale heffingen.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingen burgemeester en wethouders indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    Bij het (voornemen tot) garantstelling/lening verstrekking uit hoofde van de publieke taak nemen burgemeester en wethouders de in het treasury statuut geformuleerde uitgangspunten en richtlijnen in acht.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 20. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders streven ernaar de raad eens in de 4 jaar de onderhouds- en beleidsplannen openbare ruimte aan te bieden. Deze plannen geven het kader weer voor het beleid, het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de vervangingen alsmede de kosten daarvan. Het betreft de kaders voor waterbeheer, wegbeheer, beheer openbare verlichting, groen- en bomen beheer en groot onderhoud buitensportaccommodaties. Deze plannen worden door de raad vastgesteld.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders streven ernaar de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen, speeltuinen en gymzalen en ICT aan te bieden. Het onderhoudsplan gebouwen, speeltuinen en gymzalen ICT bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen, speeltuinen en gymzalen en ICT. Deze plannen worden door de raad vastgesteld.

Artikel 23. Financiering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de salariskosten;

  • b.

    de kosten van personeel en organisatie;

  • c.

    de kosten van ICT;

  • d.

    de kosten van archief en informatiemanagement;

  • e.

    de huisvestingskosten;

  • f.

    de kosten van facilitaire zaken;

  • g.

    de kosten van financieel beheer;

  • h.

    de kosten van bestuursondersteuning;

  • i.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • j.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • k.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit (heeft betrekking op het naleven van de aanbestedingsregels) en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • l.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 25. Verbonden partijen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 26. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan;

    • f.

      de tussentijdse winstname.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 29. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 24 onder i. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen periodiek. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Artikel 30. In werking treding

Deze verordening treedt in werking op 2 november 2023 en werkt terug tot en met 1 januari 2023, met dien verstande dat de jaarrekening en het jaarverslag 2022 betrekking hebben op de oude verordening