Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Verordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2024
CiteertitelVerordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe verordening

02-11-2023

gmb-2023-484996

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2024

 

De raad van de gemeente Utrecht;

Heeft gelezen:

Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 juni 2023;

 

Gelet op:

Artikel 108, tweede lid, Gemeentewet;

Artikelen 2.9, 2.12, 8.1.1 van de Jeugdwet;

 

Overwegende dat:

- de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente neerlegt;

- het uitgangspunt is dat ouders en jeugdigen allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen;

- het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen over de volgende onderwerpen:

a) de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

b) afstemming over de toegang tot en toekenning van individuele voorzieningen met andere voorzieningen;

c) de manier van vaststellen van de hoogte van een persoonsgebonden budget;

d) het voorkomen en bestrijden van onterecht gebruik van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget en misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

e) het zorgen voor een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

- het verder wenselijk is voorwaarden te bepalen voor het toekennen van een persoonsgebonden budget voor jeugdhulp vanuit het sociale netwerk;

 

Besluit vast te stellen de Verordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2024.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

In deze verordening staan de regels die de gemeenteraad heeft vastgesteld en die de wettelijke regels van de Jeugdwet aanvullen.

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening staan veel begrippen. Die leggen we hier uit op alfabetische volgorde. Een aantal begrippen staan al in de wet. Die herhalen we hier niet.

  • A.

    Algemene voorziening: een vrij toegankelijke voorziening -of met beperkt- voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en zijn ouders;

  • B.

    Andere voorziening: een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen die niet onder de Jeugdwet valt;

  • C.

    Buurtteam: een team van medewerkers dat:

  • 1.

    hulpvragen en aanvragen om jeugdhulp in ontvangst neemt en behandelt; en

  • 2.

    basishulp uitvoert; en

  • 3.

    door het college gemandateerd is om individuele voorzieningen toe te kennen;

  • D.

    Clientondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • E.

    Gezinsplan: een schriftelijk plan dat de Medewerker samen met de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger maakt. In het plan staan de hulpvraag/hulpvragen van de jeugdige en/of ouders, de afgesproken doelen en begeleiding, hoe daaraan gewerkt wordt, hoe de hulp bijdraagt aan het bereiken van de doelen en de aanvraag voor (een) voorziening(en) in het kader van de Jeugdwet;

  • F.

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of ouders aan (jeugd)hulp. Dit kan zijn in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperkingen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet. Daarnaast kan het bijvoorbeeld gaan over hulp bij weer meedoen, geldzaken of wonen;

  • G.

    Individuele voorziening: een op de jeugdige en/of ouders toegesneden niet vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.9 sub a van de Jeugdwet;

  • H.

    Lokale toegang: personen die niet behoren tot het buurtteam en

  • I.

    toegangstaken verrichten in een Nederlandse gemeente, anders dan gemeente Utrecht; en

  • J.

    een aanvraag van een jeugdige, die conform het woonplaatsbeginsel onder verantwoordelijkheid van gemeente Utrecht valt, kunnen (her)beoordelen en casusregie uitvoeren tijdens de indicatieduur.

  • K.

    Medewerker: gemandateerd gezinswerker die een hulpvraag en/of aanvraag behandelt namens het college;

  • L.

    Persoonsgebonden budget (pgb): een bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor een individuele voorziening die een jeugdige en/of ouders van een derde heeft betrokken.

  • M.

    Poortwachter: een dyslexie-expert, die het college heeft gecontracteerd en geen jeugdhulpaanbieder is. De Poortwachter is verantwoordelijk voor controle van het leerlingdossier en adviseert het college over de toegang tot dyslexiezorg, op verzoek van jeugdige en ouders/vertegenwoordiger;

  • N.

    Vakantie: aaneengesloten dagen waarop jeugdige en/of ouder buiten de gemeente Utrecht verblijft, maar nog wel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Utrecht valt.

  • O.

    Vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die namens de jeugdige en/of ouders opkomt voor zijn/hun belangen.

  • P.

    Verwijzer: een Medewerker, de huisarts, de medisch specialist, de jeugdarts, de rechter, de gecertificeerde instelling, het Openbaar Ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts en de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting.

  • Q.

    Wet: Jeugdwet.

 

Hoofdstuk 2 Jeugdhulp

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      basisvoorzieningen opgroei-en opvoedondersteuning;

    • b.

      generalistische basishulp via de Buurtteams Jeugd en Gezin.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Specialistische Jeugdhulp:

      • ambulante specialistische jeugdhulp; dit is begeleiding en behandeling van jeugdigen en/of hun ouders, aanvullend op algemene voorzieningen als voor de hulpvraag specifieke kennis/expertise noodzakelijk is. Vaktherapie kan hier een onderdeel van zijn en is de overkoepelende naam voor de vaktherapeutische disciplines, zoals beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische therapie, psychomotorische kindertherapie en speltherapie. Ook vervoer van en naar de locatie waar de ambulant specialistische jeugdhulp geboden wordt, valt hieronder.

      • pleegzorg; pleegzorg is jeugdhulp waarbij een jeugdige (in deeltijd) verblijft in een pleeggezin. Pleegzorg is het bieden van een veilige, gestructureerde opvoedsituatie in een gewone gezinssituatie.

      • gezinsgericht logeren & wonen; de jeugdige verblijft (in deeltijd) in een voorziening die zoveel mogelijk lijkt op een gezin: in de buurt, kleinschalig en met vaste opvoeders.

      • niet-gezinsgericht logeren & wonen; dit zijn alle vormen van specialistische jeugdhulp waarbij een jeugdige niet in een pleeggezin of gezinsgerichte voorziening logeert of woont.

    • b.

      Dyslexiezorg: diagnostiek, om vast te stellen of sprake is van ernstige dyslexie, en behandeling als uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige dyslexie;

    • c.

      Essentiele functies: hoogspecialistische jeugdhulp voor jeugdigen met zeer complexe hulpvragen waarbij de veiligheid van de jeugdige en/of de ontwikkeling van de jeugdige door de aard van de problematiek zeer ernstig in het geding is. Essentiele functies zijn zowel ambulante als residentiële jeugdhulp. Ook de gesloten jeugdhulp valt hieronder. Deze bieden we op bovenregionaal niveau samen met de jeugdregio’s Lekstroom, Utrecht West en Zuidoost Utrecht.

    • d.

      Landelijk transitiearrangement (LTA): Voor zeer weinig voorkomende zorgvragen die zeer specialistische inzet vragen is landelijk via het LTA beschikbaarheid van zorg georganiseerd. Het gaat hierbij om zeer diverse vormen van specialisme die de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) inkoopt namens de gemeenten.

 

Artikel 3 Toegang tot jeugdhulp

  • 1.

    De voorzieningen in deze verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen en/of ouders die, volgens de wet en het convenant Implementatie wet wijziging woonplaatsbeginsel, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Utrecht vallen.

  • 2.

    Voor jeugdigen en/of ouders met een hulpvraag zijn algemene voorzieningen vrij toegankelijk.

  • 3.

    Jeugdigen en/of ouders/vertegenwoordiger kunnen zich melden bij het buurtteam of de Lokale toegang.

  • 4.

    Tijdens het gesprek met een Medewerker of de Lokale toegang wordt samen met de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger de behoefte aan jeugdhulp verduidelijkt. Daarnaast wijst de Medewerker of de Lokale toegang de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger erop dat zij een familiegroepsplan kunnen maken en dat zij zich kunnen laten ondersteunen door een onafhankelijke clientondersteuner of een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid kan het college aan een jeugdige van 7 tot 13 jaar met feitelijk woonadres gemeente Utrecht een individuele voorziening voor dyslexiezorg toekennen na advies van de poortwachter en een gecontracteerde aanbieder en op verzoek van jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger in overleg met de school.

  • 6.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een individuele voorziening, voor zo lang de jeugdhulpaanbieder die de individuele voorziening ‘in natura’ levert, vindt dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 7.

    In spoedeisende gevallen zorgt het college zo snel mogelijk voor een tijdelijke, passende (individuele) voorziening of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  •  

Artikel 4 Onderzoek, verslag en aanvraag.

  • 1.

    In een gesprek (zoals in artikel 3 lid 4 bedoeld) wordt in ieder geval besproken:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en/of ouders en de gezinssituatie en hoe het nu gaat (zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, schulden, voorschool); en

    • b.

      welke rol psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen spelen bij het bereiken van de gewenste situatie, en:

      • i.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • ii.

        welke ondersteuning, hulp en zorg nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • iii.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren voldoende zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden. De Medewerker of Lokale toegang stimuleert de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger om een familiegroepsplan te maken; en

      • iv.

        als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen niet genoeg zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, algemene voorziening of individuele voorziening te zorgen voor de nodige ondersteuning, hulp en zorg; en

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp; en

    • d.

      als van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen (denk aan zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, schulddienstverlening, voorschool); en

    • e.

      bij toekenning van een individuele voorziening hoe deze wordt verzilverd; via een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder van de gemeente (in natura) of via pgb. De jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger worden geïnformeerd over de gevolgen van die keuze waaronder de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet; en

    • f.

      hoe bij het bepalen van de jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of ouders en hoe wordt omgegaan met verschillen in seksuele oriëntatie, genderdiversiteit en intersekse-conditie;

  • 2.

    De jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger leveren bij het buurtteam of de Lokale toegang de gegevens en documenten aan die voor het onderzoek nodig zijn en die zij redelijkerwijs kunnen krijgen.

  • 3.

    De resultaten van het gesprek worden opgenomen in het gezinsplan. Opmerkingen of aanvullingen van de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger kunnen aan het gezinsplan worden toegevoegd. Dit geheel wordt gezien als de aanvraag. Een familiegroepsplan kan onderdeel zijn van het gezinsplan.

  • 4.

    De Medewerker of Lokale toegang kan een specifiek deskundig oordeel en advies vragen, als dit nodig is voor het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag.

  •  

Artikel 5 Criteria voor individuele voorzieningen

  • 1.

    Een jeugdige en/of ouder kan binnen de kaders van de Jeugdwet en deze verordening in aanmerking komen voor een individuele voorziening wanneer de Medewerker, de Lokale toegang of een andere verwijzer heeft vastgesteld dat:

  • a.

    inzet noodzakelijk is vanwege de aard en ernst van de hulpvraag; en

  • b.

    de jeugdige en/of ouders op eigen kracht of met inzet van personen uit het eigen netwerk, geen passende oplossing kunnen vinden voor hun hulpvraag; en

  • c.

    algemene, voorliggende of andere voorzieningen in de situatie van de jeugdige en/of ouder niet voldoende blijken.

  • 2.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de meest geschikte individuele voorziening met de laagste prijs.

  • 3.

    Jeugdige en/ouders kunnen alleen in aanmerking komen voor vaktherapie bij de toekenning van een individuele voorziening ambulante specialistische jeugdhulp.

  • 4.

    Als de vertegenwoordiger ook de uitvoerder van de jeugdhulp is of op een andere manier betrokken is bij de uitvoerende jeugdhulpaanbieder, dan kan de aanvraag voor een individuele voorziening worden geweigerd.

  • 5.

    De buurt waar de jeugdige en/of ouders woont, is leidend bij de toewijzing door de verwijzer behalve als:

  • de situatie van de jeugdige en/of ouders inzet door professionals van beide aanbieders vraagt; of

  • er zwaarwegende inhoudelijke redenen om de hulp op een andere plek te laten plaatsvinden; of

  • het om hulp gaat die door de Lokale toegang wordt toegekend.

  • 6.

    In afwijking van lid 1, 3, 5 zijn de criteria voor het vaststellen of een jeugdige in aanmerking komt voor een beoordeling conform lid 7:

    • a.

      de Poortwachter ontvangt van de school het relevante leerlingdossier; en

    • b.

      de Poortwachter beoordeelt het leerlingdossier volgens de richtlijnen van het Nederlands Kennisinstituut Dyslexie (NKD) wat onder andere inhoudt:

      • dat uit 3 Cito-toetsen (of vergelijkbare toetsen) na elkaar blijkt dat de jeugdige een grote achterstand heeft op technisch lezen op woordniveau. Tussen deze toetsen zit iedere keer minimaal 6 maanden. Bij Cito-toetsen betekent dit dat de jeugdige 3 keer een E- of V-(min)-score heeft op lezen; en

      • de school aantoonbaar extra begeleiding heeft aangeboden. Deze begeleiding moet voldoen aan eisen die staan omschreven in de ‘Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie’ waaronder minimaal ondersteuningsniveau 3; en

      • de lees- en spellingproblemen niet voortkomen uit laaggeletterdheid, gebrekkig onderwijs of andere problemen; en

    • c.

      de Poortwachter adviseert het college over het te nemen besluit op basis van zijn beoordeling van het leerlingdossier dat de school heeft opgesteld.

  • 7.

    De criteria voor het vaststellen of een jeugdige in aanmerking komt voor dyslexiezorg zijn:

    • a.

      de jeugdige heeft een toekennend besluit ontvangen naar aanleiding van de beoordeling van het leerlingdossier door de Poortwachter.

  • b.

    de aanbieder onderzoekt volgens de richtlijnen van het NKD in combinatie met het geldende Protocol Dyslexie en Diagnostiek en Behandeling; en

  • c.

    de aanbieder adviseert het college over het te nemen besluit op basis van het door hem verrichtte onderzoek.

  •  

Artikel 6 Beschikking

  • 1.

    1.Als de Medewerker of Lokale toegang door (een) gesprek(ken) met de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger vaststelt dat een individuele voorziening noodzakelijk is, dan bevestigt hij dit schriftelijk aan de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger.

  • 2.

    In de volgende gevallen wordt er altijd een beschikking afgegeven:

    • a.

      bij een toekenning of afwijzing van een pgb;

    • b.

      bij het afwijzen of niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een individuele voorziening;

    • c.

      bij een verzoek van de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger om een beschikking te ontvangen, binnen 8 weken na de datum van het gesprek waarin de melding is gedaan.

Hoofdstuk 3 Een persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 7 Individuele voorzieningen inkopen met een pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    De jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger moeten voor een pgb een format van het college invullen (dit wordt het formulier PGB plan genoemd) en dit inleveren bij een Medewerker of de Lokale toegang

  • 3.

    In aanvulling op de wettelijke gronden kan het college een pgb (geheel of deels) weigeren. Redenen hiervoor zijn:

    • a.

      voor zover het pgb is bedoeld of wordt gebruikt voor andere kosten dan het leveren van de benodigde zorg. Onder andere kosten wordt o.a. verstaan kosten van:

      • i.

        tussenpersonen;

      • ii.

        belangenbehartigers

      • iii.

        administratie;

      • iv.

        reis en verblijf van hulpverleners;

  • b.

    als de Medewerker of Lokale toegang vindt dat de jeugdhulp die de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger wil inkopen niet of onvoldoende zal bijdragen aan het beoogde resultaat;

  • c.

    als de aanvraag tot gevolg heeft dat één persoon meer dan 48 uur per week moet werken;

  • d.

    als het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland;

  • e.

    als de (beoogd) beheerder van het pgb-budget ook de hulpverlener is;

  • f.

    als de (beoogd) beheerder van het pgb-budget betrokken is bij de jeugdhulporganisatie bijvoorbeeld als directeur/bestuurder;

  • g.

    als niet aantoonbaar is voldaan aan de meldplicht (Aanpassings)Wet toetreding zorgaanbieders (A) Wtza), behalve als de hulpverlener valt onder een uitzondering van het Besluit Jeugdwet.

  • 4.

    Aanvullend op de voorafgaande voorwaarden en weigeringsgronden kent het college een pgb voor jeugdhulp vanuit het sociale netwerk alleen toe als:

    • a.

      de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger motiveert waarom dit tot hetzelfde of beter resultaat leidt dan de inzet van een professionele hulpverlener; en

    • b.

      de persoon uit het sociale netwerk die de hulp verleent, aangeeft dat de hulp aan de jeugdige en/of ouders hem niet overbelast; en

    • c.

      de persoon uit het sociale netwerk geen handelingen doet die alleen een geregistreerde professional mag doen; en

    • d.

      de persoon uit het sociale netwerk voldoet aan de volgende minimale (kwaliteits)criteria:

      • i.

        de hulpverlener heeft de competenties, kennis en vaardigheden nodig zijn om verantwoorde hulp te bieden en toont dit aan; en

      • ii.

        de hulpverlener overhandigt een VOG die bij start van de hulp niet ouder is dan 12 maanden (behalve als de hulpverlener een bloed- of aanverwant in de 1e en 2e graad is, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet); en

      • iii.

        de hulpverlener neemt bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding en maakt hierbij gebruik van de Meldcode Huiselijk geweld; en

      • iv.

        de hulpverlener meldt calamiteiten direct aan het buurtteam; en

      • v.

        de hulpverlener werkt aan de doelen zoals vastgesteld in het gezinsplan.

  •  

Artikel 8 Hoogte van een pgb-tarief

  • 1.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld aan de hand van een formulier PGB plan dat jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger heeft ingevuld. In het formulier PGB plan staat in ieder geval:

    • a.

      Welke jeugdhulp de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger gezien de hulpvraag willen inkopen met het pgb en wat het beoogde resultaat is; en

    • b.

      als van toepassing, welke jeugdhulp de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

  • 2.

    Het pgb is gebaseerd op een uurtarief of gemiddeld resultaattarief en er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten tarieven. Dit zijn het instellingstarief, het zelfstandige zonder personeel (zzp)-tarief en het informeel tarief.

  • 3.

    Van instellingstarief is sprake als de hulp verleend wordt door personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e graad van de cliënt:

    • a.

      die in loondienst zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en een kopie van de inschrijving in het Handelsregister kunnen overhandigen ; en

    • b.

      die een kopie van hun (geanonimiseerde) arbeidsovereenkomst kunnen overhandigen waaruit blijkt welke cao wordt toegepast. Het moet daarbij gaan om een cao die voor de betreffende sector relevant is en die is aangemeld bij de directie UAW van het Ministerie van SZW; en

    • c.

      die hun SKJ of BIG registratie kunnen overhandigen als van toepassing. Als een registratie niet van toepassing is, dan worden overhandigd:

      • i.

        een kopie van een relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs dat is uitgereikt aan de beoogde hulpverlener(s); en

      • ii.

        een VOG van de beoogd hulpverlener(s) die bij start van de hulp niet ouder is dan 12 maanden.

  • 4.

    Van een zzp-tarief is sprake als de hulp verleend wordt door personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e graad van de client:

    • a.

      die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel (ook in collectief verband) en ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en een kopie van de inschrijving in het Handelsregister kunnen overhandigen; en

    • b.

      die hun SKJ of BIG registratie kunnen overhandigen als van toepassing. Als een registratie niet van toepassing is, dan worden overhandigd:

      • i.

        een kopie van een relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs dat is uitgereikt aan de beoogde hulpverlener(s); en

      • ii.

        een VOG van de beoogd hulpverlener(s) die bij start van de hulp niet ouder is dan 12 maanden.

  • 5.

    Als de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e graad van de client is er altijd sprake van informeel tarief, behalve als er zwaarwegende redenen zijn om hiervan af te wijken.

  • 6.

    Als de documenten beschreven in lid 3 of lid 4 niet worden overhandigd, dan is er altijd sprake van informeel tarief.

  • 7.

    De jeugdhulp in pgb wordt toegekend met de tarieven genoemd in Bijlage 1. Dit is een tarief per eenheid, bijvoorbeeld uren of dagen.

  • 8.

    De hoogte van het pgb is de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren of dagdelen keer het tarief.

  • 9.

    Het pgb is nooit hoger dan dat de goedkoopste voorziening in natura zou kosten die past bij wat nodig is.

  • 10.

    Uitgangspunt is dat, als het mogelijk en nodig is, jaarlijks per 1 januari de beschikbare loon-en prijsindexaties worden vertaald naar indexering van de tarieven.

  •  

Artikel 9 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) vragen om een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken. Dit kan alleen gemotiveerd als er bij een jeugdige en/of ouder een gegrond vermoeden is dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid onder a, d of e van de wet.

  • 2.

    Het college kan de SVB gemotiveerd vragen om te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een opname in een Wet langdurige zorg (Wlz)- of Zorgverzekeringswet (Zvw)-instelling zoals in artikel 10 lid 2 sub e.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger schriftelijk over het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

  •  

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 10 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet

  • 1.

    Zoals in artikel 8.1.2 van de wet staat, moet de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger zelf of op verzoek alle feiten/omstandigheden melden die een verandering kunnen betekenen voor de beslissing over de toegekende voorziening.

  • 2.

    Het college kan een beslissing over een individuele voorziening of een pgb herzien of intrekken als wordt vastgesteld dat:

    • a.

      de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens hebben gegeven en het geven van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer nodig hebben;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer voldoet;

    • d.

      de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb;

    • e.

      de jeugdige langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • f.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na de beslissing tot verstrekken niet is gebruikt voor de betaling van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk de geldswaarde invorderen van het pgb dat ten onrechte is genoten.

 

Artikel 11 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Het college wijst de toezichthouders aan die toezicht houden op de naleving van rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet en de besteding van het pgb.

  • 2.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

  •  

Artikel 12 Balans tussen prijs en kwaliteit van aanbieders van jeugdhulp, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Bij het vaststellen van de tarieven voor jeugdhulp die derden leveren of kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering die derden uitvoeren, houdt het college rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken; en

    • b.

      de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; en

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten; en

    • d.

      een voor de sector passende mate van non-productiviteit van het personeel door verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  •  

Artikel 13 Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het jeugdhulpbeleid.

  • 2.

    Jeugdigen die jeugdhulp krijgen, hun ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen mogen voorstellen voor het jeugdhulpbeleid doen en advies uitbrengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen over jeugdhulp. Het college zorgt ervoor dat zij ondersteund worden om hun rol effectief te vervullen.

  • 3.

    Inwoners van de gemeente kunnen deelnemen aan overleg over jeugdhulp. Zij kunnen ook zelf onderwerpen voor dit overleg aanmelden. Het college zorgt ervoor dat inwoners hiertoe geïnformeerd en ondersteund worden.

  •  

Artikel 14 Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de artikelen 2 tot en met 7, artikel 11 en artikel 13 van deze verordening.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 15 Intrekking oude verordening

De Verordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2023 wordt ingetrokken per 1 januari 2024.

 

Artikel 16 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen voor jeugdhulp die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2024 en waarop nog niet is beslist wanneer deze verordening in werking treedt, worden afgehandeld volgens de Verordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2023.

  • 2. Een recht op een lopende voorziening blijft gehandhaafd, totdat het college een nieuw recht heeft vastgesteld.

  • 3. Op bezwaarschriften wordt beslist volgens de verordening waarop het besluit is gebaseerd.

  •  

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt per 1 januari 2024 in werking.

 

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdwet gemeente Utrecht 2024.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 november 2023

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De griffier,

Merel van Hall

Bijlage 1  

Pgb-tarieven

Het pgb wordt bepaald op basis van de = begroting die de jeugdige en/of ouders/vertegenwoordiger en Medewerker hebben gemaakt. Onderstaande tarieven zijn daarbij de maximale tarieven waarmee een pgb wordt berekend en die binnen het pgb gedeclareerd mogen worden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Als de werkelijke kosten van de voorziening lager liggen dan de in deze bijlage genoemde maximale bedragen, worden de werkelijke kosten in de vorm van een pgb toegekend. Ondersteuning inkopen die duurder is dan de onderstaande tarieven is toegestaan: in dit geval moet de jeugdige en/of ouders zelf het verschil tussen het ingekochte tarief en het maximumtarief bijbetalen aan de SVB.

 

Zorgcategorie

Eenheid

Instellingstarief

zzp tarief

Informeel tarief

Ambulante begeleiding individueel

uur

66,16

55,83

22,83

Ambulante begeleiding groep

dagdeel

59,44

48,23

22,83

Persoonlijke verzorging

uur

59,44

48,23

22,83

Basis Jeugd GGZ

uur

93,09

76,26

nvt

Gespecialiseerde Jeugd GGZ

uur

118,88

97,57

nvt

Kortdurend verblijf

etmaal

254,58

nvt

34,25

Vervoer individueel

rit

34,76

nvt

nvt

Vervoer groep

etmaal

8,89

nvt

nvt

NB: dit zijn de tarieven 2023 zonder indexering. Na besluitvorming over de programmabegroting 2024 worden deze geïndexeerd conform besluitvorming.

 

Ambulante begeleiding individueel, ambulante begeleiding groep, persoonlijke verzorging, basis Jeugd GGz, gespecialiseerde Jeugd GGz, vervoer individueel en vervoer groep vallen onder ambulante specialistische jeugdhulp. Kortdurend verblijf valt onder niet-gezinsgericht logeren en wonen.

De instellings- en zelfstandige zonder personeel (zzp)- tarieven zijn vastgesteld op basis van normatieve berekeningen: dat zijn toepasbare cao, plus opslagen, zoals bedoeld in de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB) reële prijzen. De afslag voor het ZZP-tarief in verband met lagere overhead is vastgesteld op 17%.

Het informele tarief is gebaseerd op het tarief bij de Wet langdurige zorg voor niet-professionals. Het tarief voor kortdurend verblijf in het sociale netwerk is gebaseerd op het historisch tarief uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Het wettelijke minimumloon is de ondergrens.

De in deze verordening genoemde bedragen zijn, voor zover van toepassing, inclusief btw.

De in deze verordening opgenomen tarieven zijn bruto. Dat betekent dat hierin alle kosten besloten zijn, waaronder eventuele werkgeverslasten op het moment dat jeugdige en/of ouder een overeenkomst in loondienst aangaat met de hulpverlener(s) in het kader van werkgever voor personeel aan huis.