Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalten

Verordening finacieel beleid, beheer en organisatie gemeente Aalten (artikel 212 Gemeentewet)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening finacieel beleid, beheer en organisatie gemeente Aalten (artikel 212 Gemeentewet)
CiteertitelVerordening financieel beleid, beheer en organisatie 2023 ex artikel 212 Gemeente Aalten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Financiële verordening 212

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. artikel 213 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2023nieuwe regeling

31-10-2023

gmb-2023-483147

Z/23/138280

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening finacieel beleid, beheer en organisatie gemeente Aalten (artikel 212 Gemeentewet)

De raad van de gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 september 2023;

gelet op de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de Verordening finnacieel beleid, beheer en organisatie gemeente Aalten (artikel 212 Gemeentewet).

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt

  • Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving

  • BBV: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

  • Investeringskrediet: eenmalig bedrag waarvan de kosten over meerdere jaren verdeeld worden voornamelijk voor uitgaven in wegen, pleinen en rotondes, gebouwen, machines en materieel

  • Exploitatiebudget: kosten voor de normale bedrijfsvoering van een gemeente niet langer dan 1 jaar

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij iedere raadsperiode een programma-indeling vast via de eerste begroting.

  • 2.

    De raad stelt bij iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programmavast:

    • a.

      de taakvelden

    • b.

      de beleidsindicatoren

  • Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

  • 3.

    De raad stelt bij iedere raadsperiode een nadere onderverdeling van de programma's vast via de eerste begroting.

  • 4.

    De raad kan in het begin van iedere raadsperiode aangeven over welke onderwerpen zij in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het goedgekeurde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het BBV-inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de goedgekeurdeinvesteringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden uiterlijk voor 1 mei de raad een nota aan met een voorstel voor de financiële kaders en de beleidsontwikkelingen van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal€ 100.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad keurt met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma goed.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor goedkeuring van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie direct goedgekeurd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma, krediet of een prioriteit de goedgekeurde lasten aanzienlijk (meer dan€ 250.000) dreigen te overschrijden. Dit geldt ook voor de baten van een programma of een prioriteit. De raad geeft aan of zij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten of investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de tot dan goedgekeurde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de goedgekeurde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet meteen bij het vaststellen van de begroting is goedgekeurd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 6.

    Bij investeringen met een meerjarig karakter stellen burgemeester en wethouders aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringskrediet worden opgebouwd. Goedkeuring voor verschuivingen tussen de jaarschijven van meer dan € 250.000 aan lasten van een investeringskrediet worden aan de raad onverkort voorgelegd bij de jaarrekening.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van minimaal twee tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente. Het betreft de voorjaarsnota in juli en de najaarsnota in december van het lopende boekjaar. Wanneer nodig (bijvoorbeeld bij calamiteiten of zaken van grote omvang) komt het college met meerdere rapportages of raadsmededelingen.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting en toelichting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakveld;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, ben c;

    • e.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen per programma;

    • f.

      een specificatie van het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten en grondexploitaties

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten in de begroting groter dan € 10.000 nader toegelicht. Voor investeringskredieten geldt een ondergrens van€ 50.000.

Artikel 7. Jaarstukken

1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Burgemeester en wethouders bieden dit voorstel dan via de najaarsnota uiterlijk in december van het betreffende jaar aan.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1.

    In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

    • a.

      de aan- en verkoop van goederen, groter dan€ 100.000;

    • b.

      een opdracht voor werken en diensten groter dan € 250.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000;

    • d.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

  • dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

  • 2.

    Bij het aangaan van een niet begrote verplichting groter dan € 250.000 initiëren burgemeester en wethouders een zienswijzeprocedure door de raad.

  • 3.

    Het college kan direct beschikken over een zogenaamd aanvalskrediet tot een bedrag van maximaal€ 2.500.000. Dit is voornamelijk bedoeld voor onroerendgoedtransacties en grondexploitaties. Het college informeert direct hierna de raad.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Zo ja, dan volgt een voorstel tot wijziging.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over de rechtmatigheid.

  • 1.

    2.In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 1 juli ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma's, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal goedgekeurde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

    • d.

      Wanneer de overschrijding past binnen het bestaande beleid en het niet eerder geconstateerd kon worden

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het kenmerk van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendom in een nota M&O. deze nota wordt minimaal eens in de vijf jaar herzien.

Paragraaf 4. Financieel beleid

 

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in Bijlage 1 over afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee verbonden kapitaallasten.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen lokale heffingen en bijstandsverstrekking wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling en de historie.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Er vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen plaats.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vijf jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves met een toelichting;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen met een toelichting, en

    • c.

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investering wordt aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel;

    • b.

      het bestedingsplan;

    • c.

      de voeding;

    • d.

      eventueel de maximale hoogte;

    • e.

      eventueel de maximale looptijd

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5.

    De reserves worden jaarlijks bij zowel de begroting als de jaarrekening getoetst en de onderliggende bestedingsplannen worden hierbij geactualiseerd.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs wordt een apart systeem van kostentoerekening gehanteerd. Dit betreft ondermeer de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht. Maar ook voor de goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden. Bij deze kostentoerekening worden de directe kosten, de overheadkosten en de rente betrokken. Ook wordt rekening gehouden met de reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa.

  • 2.

    Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, kunnen daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging worden betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de uitgaven die worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over debesteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten kunnen de uitgaven die worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten wordentoegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten anders dan bedoeld in het derde en vierde lid, wordt uitgegaan van het uurtarief zoals weergegeven in de paragraaf Bedrijfsvoering. Dit tarief is gebaseerd op de totale loon- en overheadkosten en wordt gedeeld door de op begrotingsbasis geschatte ureninzet personeel.

  • 6.

    In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de lijkbezorgingsrechten en de gemeentelijke leges.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens per jaar via de begroting de kaders aan voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten en voor de huren en de erfpachten. Dit wordt door de raad via de begroting vastgesteld.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vijf jaar een nota leningen- en garantiebeleid aan, het "Treasurystatuut". Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt dewerkwijze van het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een juiste uitvoering van het Treasurystatuut.

  • 3.

    Over de uitvoering wordt regelmatig gerapporteerd in de paragraaf bij de P&C cyclus. Ook de van belang zijnde actualiteiten worden vermeld in de tussentijdse rapportages.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

 

Artikel 21. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de toerekening van de geraamde lasten en overheadkosten aan de rechten en heffingen die in rekening worden gebracht;

  • b.

    onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, aanhef en onder b, van het BBV een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing;

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    Dit artikel is verder uitgewerkt in de door de raad apart vastgestelde "Nota Weerstandsvermogen en Risico's", die eens in de vijf jaar wordt samengesteld.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval met toelichting op:

  • a.

    de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

  • b.

    het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

  • c.

    de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

  • d.

    de wijze waarop met risico's en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan;

  • e.

    een oordeel over het weerstandsvermogen

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders geven in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV, inzicht in de onderhoudsplannen voor de openbare ruimte en gebouwen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 10 jaar een onderhoudsplanopenbare ruimte aan. Het onderhoudsplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 10 jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 10 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

Artikel 24. Financiering

  • 1.

    De financiering is nader uitgewerkt in het apart vastgestelde "Treasurystatuut", zie artikel 20. 2. Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      kasbeheer

    • b.

      risicobeheer

    • c.

      gemeentefinanciering

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van de organisatie en het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    huisvestingskosten en automatiseringskosten;

  • d.

    de onderbouwing van uurtarief doorberekeningen

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit (aanbesteding) en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i.

    integriteit en geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt

  • j.

    kansen, bedreigingen en ontwikkelingen

Artikel 26. Verbonden partijen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de visie en beleidsvoornemens van de partijen

  • b.

    een onderverdeling in gemeenschappelijke regelingen, vennootschappen en coöperaties, stichtingen en verenigingen en overige partijen

  • c.

    van de gemeenschappelijke regelingen verder ook het openbaar belang, aandeel gemeente en bijdrage, omvang eigen vermogen en vreemd vermogen, financieel resultaat en de mogelijke risico's

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      een gespecificeerd overzicht van de bouwgronden in exploitatie

    • b.

      een conclusie over de bedrijfsvoering van de grondexploitaties

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar een "Nota Vastgoed" (grondbeleid) aan. De raad stelt deze nota vast. Deze nota bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten met een toelichting;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks via de kaderbrief de grondprijzen aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De raad stelt de grondprijzen vast.

  • 4.

    De gronden worden gewaardeerd tegen contante waarde. Voor verliesgevende complexen wordt een voorziening gecreëerd.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams, staf en griffie;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en de financiële positie;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, en ook voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams, staf en griffie;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen (nota M&O beleid), opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • i.

    de kostenverdeelsleutels voor de eenduidige toewijzing van baten en lasten;

  • j.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de door de raad vastgestelde doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Deze toetsing wordt vastgelegd in een jaarlijks "Interne Controleplan". Naast de vaste onderdelen in overleg met de accountant, worden jaarlijks enkele speerpunten extra opgenomen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders altijd de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. De waardepapieren, voorraden, uitstaande leningen, debiteurenvorderingen, liquiditeiten, opgenomen leningen, kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren worden jaarlijks gecontroleerd. De registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 3.

    Zo nodig en van belang worden de resultaten van de interne controle ter kennisgeving naar de raad gebracht via de p&c cyclus en wordt de financiële commissie nader geïnformeerd.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

 

Artikel 31. Intrekking oude regeling

De "Financiële verordening 212 "uit 2016 wordt ingetrokken, maar blijft nog wel van toepassing op de jaarrekening en bijbehorende stukken van het jaar 2022 en op de begroting en bijbehorende stukken van het jaar 2023.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 november 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie 2023 ex artikel 212 Gemeente Aalten.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten, gehouden op 31 oktober 2023

De griffier,

M.A.J.B. Fiering,

De burgemeester,

mr. A.B. Stapelkamp

Bijlage 1 Afschrijvingsbeleid bij artikel 14

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    max 99 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

  • b.

    max 5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • c.

    max 4 jaar: computerapplicaties;

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd, maar er wordt niet op afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven en de schoolgebouwen op annuïteitenbasis in:

  • a.

    60 jaar: rioleringen en andere riool gerelateerde uitgaven

  • b.

    15 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • d.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • e.

    15 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • f.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • g.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • h.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • i.

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • j.

    10 jaar: telefooninstallaties;

  • k.

    5 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • l.

    15 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • m.

    10 jaar: zware transportmiddelen;

  • n.

    7 jaar: aanhangwagens, personenauto's, veegwagens en lichte motorvoertuigen;

  • o.

    20 jaar: zonnepanelen;

  • p.

    20 jaar: warmtepompen;

  • q.

    20 jaar: ledverlichting

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 25 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen (afhankelijk van de soort investering)

  • b.

    maximaal 25 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • c.

    maximaal 25 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • d.

    maximaal 25 jaar: geluidswallen

  • e.

    30 jaar: openbare verlichting;

  • f.

    20 jaar: straatmeubilair;

  • g.

    maximaal 25 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

In incidentele gevallen kan de raad afwijken van deze methoden en termijnen genoemd in voorgaande tabellen.

De afschrijving start in het jaar van het begin van de investering. Wanneer in het boekjaar nog niet het volledige investeringsbedrag is besteed, wordt er naar rato afgeschreven.

Aan bovenstaande afschrijvingstermijnen kunnen geen rechten worden verleend, afwijking van bovenstaande tabellen is mogelijk als de economische levensduur afwijkt.

In het Integraal Huisvestingsplan Scholen (IHP) wordt met annuïteiten gerekend.