Organisatie | Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleidsregel terreinverharding waterkeringen 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel terreinverharding waterkeringen 2024 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 24-10-2023 | 2023.10397 |
Deze beleidsregel gaat over activiteiten voor het aanbrengen wijzigen of verwijderen van terreinverharding in het beperkingengebied van waterkeringen voor zover vergunningplichtig op grond van artikel 5.21 of 5.22 van de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Opmerkingen met betrekking tot de regeling
Deze beleidsregel geeft specifieke richtlijnen en toetsingscriteria voor een specifieke activiteit. Daarnaast gelden altijd de bepalingen met betrekking tot de zorgplicht en de algemene regels uit de waterschapsverordening.
Toetsingscriteria voor terreinverharding
Het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van terreinverharding binnen de werkingsgebieden van de waterkeringen in het beheergebied van HHSK is in veel gevallen vergunningplichtig op grond van de waterschapsverordening.
Bij terreinverharding kan gedacht worden aan het aanbrengen, wijzigen of verwijderen van allerlei vormen van verharding zoals bestrating, asfalt, betonplaten, doorgroeistenen, schelpenpaden, trappen, vlonders etc., hieronder valt ook het wijzigen van de aanwezige steenzettingen die onderdeel van de constructie van de waterkering zijn.
In bepaalde gevallen geldt voor terreinverharding een meldplicht. In alle andere gevallen geldt hiervoor een vergunningplicht. De vergunningplicht voor terreinverharding in waterstaatswerken (waterkeringen) is vastgelegd in paragraaf 5.3 van de Waterschapsverordening.
Wanneer de verharding een grotere oppervlakte dan 500m2 krijgt, is deze ook vergunningplichtig op basis van art. 2.2, lid 4, van de Waterschapsverordening. In deze gevallen is ook de beleidsregel Verhard afwaterend oppervlak van toepassing.
Voor verharding in de vorm van vlonders die zich uitstrekken boven oppervlaktewater kunnen ook regels gelden op basis van par. 6.5 van de Waterschapsverordening (Steigers en meerpalen)
Deze beleidsregel geeft aan hoe het hoogheemraadschap vergunningaanvragen voor het aanleggen, wijzigen en verwijderen van terreinverharding beoordeelt, hoe belangen worden afgewogen en welke eisen daarbij kunnen worden gesteld. De regels in de Waterschapsverordening over terreinverharding zijn volgens de Waterschapsverordening paragraaf 5.3, gericht op het voorkomen en beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste door het beschermen van waterkeringen en de doelmatige werking daarvan voor het keren van water.
2. Terreinverharding bij WATERKERINGEN
HHSK heeft de wettelijke taak om de waterkeringen (ook dijken of kades genoemd) te beheren om overstromingen te voorkomen.
Bij de inrichting en het gebruik van dijken staan waterveiligheid en efficiënt beheer bij HHSK voorop. Aanvragen voor terreinverharding op of bij waterkeringen toetsen we daarom aan de hand van de volgende criteria:
Diverse vormen van terreinverharding kunnen van invloed zijn op de overstromingskans en op de mogelijkheden voor beheer en onderhoud. Deze criteria vormen daarom de basis van deze beleidsregel.
In de afbeeldingen op de volgende twee pagina’s zijn veel gebruikte termen aangegeven.
Terreinverharding kan op verschillende manieren de overstromingskans beïnvloeden.
Verharding op of bij een waterkering kan gevolgen hebben voor de sterkte van de waterkering. Dit geldt voor de benodigde ontgravingen of aanvullingen van het uiteindelijke profiel van de waterkering zelf, maar ook voor tijdelijke ontgravingen of aanvullingen (bijvoorbeeld de opslag van materiaal) en het gebruik van (zwaar) materieel zoals graafmachines en vrachtwagens hiervoor. Verharding kan de sterkte en stabiliteit zowel positief als negatief beïnvloeden.
Erosiebestendigheid van de dijkbekleding
De inrichting van een dijk bepaalt of een dijk bestand is tegen golven en overslaand/overstromend water. Voor de sterkte van de dijk is een verharding of een goede grasmat belangrijk als bekleding. De bekleding moet een dijk beschermen tegen erosie. Verharding op waterkeringen heeft in veel gevallen invloed op de erosiebestendigheid.
In een dijk kunnen door de druk van het buitenwater en grondwaterstroming tunnels (piping) ontstaan. Kleilagen in, onder en op de dijk voorkomen dit. Wanneer lagen worden doorgraven of doorlatende grondsoorten worden aangebracht, kan de weerstand tegen piping of lekkage verminderen. Met name de toegepaste funderingsmaterialen kunnen hier een rol in spelen.
Invloed op beheer en onderhoud van de dijk
De locatie waar verharding wordt aangebracht en het materiaal waarmee dit gedaan wordt kan efficiënt en doelmatig onderhoud en beheer van een dijk of kade belemmeren. Dijken kunnen minder toegankelijk worden voor onderhoudsmaterieel als verharding niet sterk genoeg is. Aanwezige verhardingen maken het ophogen met grond lastiger en duurder.
Invloed op uitbreidbaarheid van de dijk
Voor dijkversterkingen en kadeophoging is ruimte nodig. Aanwezige verharding is in principe aanpasbaar maar kan wel kostenverhogend werken.
Voor de beoordeling van verharding op waterkeringen zijn de locatie en het soort waterkeringen van belang. Verharding kan zich aan de buitenzijde (de hoge kant, bij het te keren water) van een waterkering bevinden, aan de binnenzijde of ter plaatse van de kruin. Bij het soort waterkering wordt voor verharding onderscheid gemaakt tussen primaire-, voorliggende en achterliggende waterkeringen, boezemwaterkeringen en peilscheidingen. Dit vanwege het grote verschil in omstandigheden bij deze soorten waterkeringen. Dit is in paragraaf 2.2 en 2.3 nader toegelicht.
2.1. In alle waterkeringen geldende regels
Deze regels gelden voor verharding in alle categorieën van waterkeringen.
Deze regels gelden naast de specifieke regels per situatie, zie 2.2 t/m 2.3.
De invloed van ophogingen, aanvullingen van meer dan 30 cm en ook de invloed van ontgravingen op de stabiliteit en zettingen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als in de eindsituatie, moet worden aangetoond met berekeningen, die gebaseerd zijn op voldoende en actueel grondonderzoek. Van deze voorwaarde kan worden afgezien als het grondverzet evident geen negatieve invloed heeft op stabiliteit en zettingen.
Het uiteindelijke profiel van de waterkering voldoet aan de in de betreffende legger omschreven eisen, rekening houdend met de benodigde levensduur.
Het leggerprofiel beschrijft de minimaal benodigde afmetingen van de waterkering. De aanleghoogte ligt daar, rekening houdend met zetting en de benodigde levensduur, voldoende hoog boven. Het leggerprofiel van de waterkering is te vinden op Regels voor dijken (schielandendekrimpenerwaard.nl) |
2.2. Primaire waterkeringen, voorliggende- en achterliggende waterkeringen
Verharding op primaire-, voorliggende- en achterliggende waterkeringen heeft invloed op de wijze waarop onderhoud (maaien, ophoging) van de waterkeringen plaats kan vinden maar heeft vooral ook invloed zijn op het goed functioneren van de waterkering zelf. Verharding speelt een grote rol bij de bescherming van de waterkering tegen erosie van het dijklichaam.
Werkzaamheden in de kernzone van de primaire en voorliggende waterkering die de waterkerende toestand verminderen worden uitgevoerd buiten het stormseizoen.
Van de eis om werkzaamheden buiten het stormseizoen uit te voeren kan in dringende gevallen, onder het stellen van extra voorwaarden, worden afgeweken. De werkzaamheden moeten dan binnen een korte periode worden uitgevoerd en de waterkering moet binnen een dag weer in een direct voldoende erosiebestendige toestand kunnen worden gebracht.
De aanvrager moet het dringende karakter van de werkzaamheden onderbouwen en met een werkplan aannemelijk maken dat de werkzaamheden onder deze voorwaarden uitgevoerd kunnen worden. Uitvoering moet in nauw overleg met toezichthouder en beheerder van de waterkering plaatsvinden.
Verhardingen in de kernzone van de waterkering moeten erosiebestendig worden uitgevoerd.
Binnen de kernzone van de dijk, dit is het dijklichaam en een strook tot 5 meter uit de teenlijn, maakt verharding onderdeel uit van de bekleding van de dijk. |
Erosie is het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt. Erosie ontstaat vooral door de werking van wind, stromend water en ijs. Wikipedia |
Onder gesloten verharding (asfalt) wordt met een geschikt geotextiel een scheiding tussen het funderingsmateriaal en de onderliggende klei aangebracht. Een geschikt geotextiel is waterdoorlatend, voldoende sterk om de normaal verwachte vervorming op te vangen en voldoende duurzaam om de verwachte levensduur van de verharding te evenaren.
Bij de toepassing van funderingen onder verharding op een dijk met een kleibekleding (een afdekkende laag klei) moet onder de funderingsconstructie voldoende kleidikte aanwezig blijven.
Bij het aanbrengen of wijzigen van wegverhardingen (met een verkeersfunctie) moet in het ontwerp rekening gehouden worden met het voorkomen van schade door spoorvorming naast de verharding.
Terreinverhardingen in de vorm van trappen kunnen dijken kwetsbaarder maken voor erosie. Bijvoorbeeld als er water ophoopt of langs de trap stroomt. Ook de trap zelf kan minder erosiebestendig zijn.
2.3. Boezemwaterkeringen en Peilscheidingen A
Verharding op boezemwaterkeringen en peilscheidingen A heeft vooral invloed op de wijze waarop groot onderhoud (ophoging) van de waterkeringen plaats kan vinden en kan van invloed zijn op de doorlatendheid van de waterkering. Erosiebestendigheid speelt hier in de meeste gevallen een kleinere rol.
Wegen en werkzaamheden aan wegen
Wegen leiden tot een extra belasting op de waterkering. Daarbij kunnen wegen het onderhoud van waterkeringen belemmeren. Belangrijk is hier bij het ontwerp en binnen het wegonderhoud rekening mee te houden.
De weg wordt buiten het leggerprofiel aangebracht of aangepast.
Het leggerprofiel beschrijft de minimaal benodigde afmetingen van de waterkering. De aanleghoogte van de gehele wegconstructie ligt daar, rekening houdend met zetting en de benodigde levensduur, voldoende hoog boven. Het leggerprofiel van de waterkering is te vinden op Regels voor dijken schielandendekrimpenerwaard.nl) |
Andere verhardingen en vlonders
Verharding kan de doorlatendheid van de waterkering vergroten wanneer de fundering binnen het profiel van de waterkering komt te liggen. Daarbij kunnen verharding en vlonders het zicht op de waterkering voor inspectie en toezicht wegnemen.
De verharding, inclusief onderliggende lagen, mag geen waterdoorlatende (zand)lagen vormen binnen het leggerprofiel (ook niet aan het eind van de levensduur van de verharding, rekening houdend met de optredende bodemdaling).
Verharding moet dus inclusief de fundering voldoende ver boven het leggerprofiel van de waterkering liggen. Het leggerprofiel van de waterkering is te vinden op Regels voor dijken (schielandendekrimpenerwaard.nl) |
Vlonders liggen buiten de kruin en buiten of taluds waar die steiler zijn dan 1:4.