Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023 |
Citeertitel | Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Vervangt Marktverordening Goeree-Overflakkee.
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2023 | nieuwe regeling | 12-10-2023 | Z-22-147871/21229 |
De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee van 12 september 2023;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening: Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op alle door burgemeester en wethouders ingestelde warenmarkten die op gezette tijden worden gehouden.
Hoofdstuk 2. Verdeelprocedures beschikbare marktvergunningen en bedienvergunning
Artikel 7. Verlenging na afroep
Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning vanwege het einde van de vergunningsduur kunnen burgemeester en wethouders de procedure van verlenging na afroep toepassen, als voldoende aannemelijk is dat er naast de betreffende vergunninghouder geen andere gegadigden voor deze vergunning zijn.
Als binnen de gestelde termijn naast de betreffende vergunninghouder ook een of meer andere gegadigden belangstelling kenbaar hebben gemaakt, wordt de vergunning niet verlengd. In dat geval passen burgemeester en wethouders de procedure van artikel 8 toe, met uitzondering van het tweede lid van dit artikel.
Artikel 8. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie
Bij de verdeling via selectie maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving en in de lokale krant bekend dat de vaste-standplaatsvergunning voor de duur van vijftien jaar beschikbaar komt, voor welke branche of artikelgroep deze vergunning wordt verleend en dat gegadigden vóór de in de kennisgeving genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.
Artikel 9. Selectiecommissie marktplaatsvergunningen
Burgemeester en wethouders stellen een selectiecommissie in die hen adviseert over het op ingediende aanvragen om een marktplaatsvergunning te nemen besluit. Burgemeester en wethouders bepalen daarbij welke aspecten de selectiecommissie bij haar advies betrekt en stellen regels over de samenstelling, inrichting en werkwijze van de selectiecommissie.
Artikel 10. Verdeling beschikbare dagplaats-, standwerk- en bedienvergunning
Burgemeester en wethouders verdelen de beschikbare dagplaatsvergunningen, standwerkvergunningen en bedienvergunning op volgorde van ontvangst van de toewijsbare aanvragen waarvoor de aanvragers die een toewijsbare aanvraag hebben gedaan worden uitgenodigd. Aanvragers die een nog niet op de markt verkrijgbaar artikel of artikelgroep wensen te verkopen, hebben daarbij voorrang.
Hoofdstuk 3. Vaste-standplaatsvergunning
Artikel 12. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Als de vergunninghouder niet langer zelf van de vaste-standplaatsvergunning wil gebruikmaken, overleden is of onder curatele gesteld is, kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoont of samenwoonde, of zijn kind. Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 8, kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 8, vijfde lid. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een branche of artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die branche of artikelgroep.
Als de in het eerste lid bedoelde overschrijving niet kan worden gedaan, kunnen burgemeester en wethouders de vaste-standplaatsvergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of curator overschrijven op naam van een medewerker van de vergunninghouder of een mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste twee jaren in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar. Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 8, kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria genoemd in artikel 8, vijfde lid. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een branche of artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die branche of artikelgroep.
Artikel 15. Plaatsverandering na beschikbaar komen vaste standplaats
Als een vaste standplaats beschikbaar komt voor het einde van de duur van de vaste-standplaatsvergunning, kunnen burgemeester en wethouders deze standplaats voor de resterende vergunningsduur toewijzen aan een houder van een vaste-standplaatsvergunning op de betrokken markt. De toewijzing gebeurt op aanvraag.
Als de beschikbaar gekomen vaste standplaats op grond van het inrichtingsplan bij voorrang is bestemd voor een of meer branches of artikelgroepen, kunnen burgemeester en wethouders deze standplaats alleen toewijzen aan een vergunninghouder die tot die branche behoort of die handelt in die artikelgroep.
Hoofdstuk 4. Dagplaats-, standwerk- en bedienvergunning
Artikel 16. Dagplaatsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een dagplaatsvergunning verlenen voor de duur van een dag, voor de op de vergunning vermeld en op de kaart van de markt als zodanig aangegeven, dagplaats of voor het innemen van een vaste standplaats, wanneer die niet is ingenomen door de houder van de vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger.
Hoofdstuk 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders
Artikel 19. Toonplicht vergunning of toestemming
Degene die een standplaats inneemt of wil innemen of handelt met een bedienvergunning, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.
Artikel 22. Marktterrein schoonhouden
De vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat op zijn standplaats vrijkomt tijdens de door hem bedreven handel zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af, of laat het afvoeren.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.
Artikel 24. Onmiddellijke verwijdering
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of degene die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of het bij of krachtens deze verordening bepaalde heeft overtreden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 12 oktober 2023.
griffier, voorzitter,
drs. G. Brand mr. A. Grootenboer-Dubbelman
Toelichting Marktverordening Goeree-Overflakkee 2023
Het doel van deze verordening is in principe drieledig. Ten eerste worden hiermee de kaders gecreëerd om markten zodanig te (her)organiseren dat de gemeentelijke belangen beschermd worden en dat de markten tegelijkertijd aantrekkelijk blijven voor zowel consumenten als marktkooplieden en – voor zover gemeenten daar invloed op kunnen uitoefenen – dat er een divers aanbod is dat van goede kwaliteit is. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten. Tot slot is de verordening ook gericht op het voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) en de Dienstenwet. Zie verder ook de toelichting bij hoofdstuk 2.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Er zijn drie soorten marktvergunningen, dat wil zeggen vergunningen om op de markt handel te drijven. Dat zijn de vaste-standplaatsvergunning, de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning. Deze vergunningen onderscheiden zich van elkaar door hun looptijd en door de vergunde activiteit. De marktvergunning vermeldt voor welke standplaats hij geldt, en in het inrichtingsplan is in ieder geval opgenomen welke standplaatsen beschikbaar zijn voor houders van een vaste-standplaatsvergunning (artikel 3). Ook de standwerkplaatsen zijn opgenomen in het door burgemeester en wethouders vastgestelde inrichtingsplan. De bedienvergunning is een wat afwijkende figuur. Hierbij is de vergunde activiteit niet het drijven van handel met bezoekers van de markt, maar het verstrekken van voedsel en drank aan marktvergunninghouders, hun vervangers of degenen die hen bijstaan.
Op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en veranderen of afschaffen). Deze marktverordening is van toepassing op dergelijke van gemeentewege ingestelde markten, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat plaatsvinden. Daarnaast is de raad op grond van artikel 147, eerste lid, alsmede 149 en artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, Gemeentewet bevoegd om een marktverordening vast te stellen. Het vaststellen van een marktverordening zal samengaan met een besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van een markt.
Het gaat om de volgende markten:
Er wordt gestreefd naar een warenmarkt met tenminste vier standplaatsen. Wanneer er een standplaats vrij komt, wordt er binnen maximaal achttien maanden getracht om deze opnieuw in te vullen. Lukt het niet binnen achttien maanden om tenminste vier standplaatsen op een warenmarkt te hebben, dan komt de desbetreffende markt te vervallen. Lukt het de desbetreffende markt wel om de ondergrens van vier standplaatsen te behalen, en zakt het aantal vervolgens weer onder de vier, dan gaan de achttien maanden opnieuw in.
De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee. Hierin zijn regels voor evenementen, waaronder ook braderieën vallen, opgenomen. Verder bevat de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee bepalingen over venten, snuffelmarkten en het innemen van standplaatsen, niet zijnde standplaatsen op markten. Uit de in de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op de markten die door burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet zijn ingesteld.
Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders per markt een inrichtingsplan vaststellen en daarin opnemen wat voor de markt in ieder geval geregeld moet en kan worden. Zo kan per markt onder andere bepaald worden wat de markttijd is, welke delen van de markt bestemd zijn voor welke marktactiviteiten en op welke wijze nieuwe vergunningen worden verleend. Daarnaast worden de bereikbaarheid en vluchtroutes inzichtelijk gemaakt. Ieder inrichtingsplan dient voorzien te zijn van een kaart waarop het hierboven genoemde is aangegeven. Ook wijzen burgemeester en wethouders de vaste standplaatsen aan.
Verder kunnen burgemeester en wethouders de dagplaatsen en standwerkplaatsen expliciet aanwijzen en bepalen dat een maximumaantal vaste-standplaatsvergunningen wordt afgegeven voor een of meer branches of artikelgroepen (of combinaties daarvan). Dat gebeurt met het oog op een bepaalde mate van diversiteit in het aanbod te garanderen en de leefbaarheid van de markten te garanderen (dwingende redenen van algemeen belang) en conform de Dienstenrichtlijn.
In het eerste lid wordt verboden om zonder marktvergunning een standplaats in te nemen en wordt de bevoegdheid om deze vergunning te verlenen toegekend (geattribueerd) aan burgemeester en wethouders. De nadere regeling van de verschillende marktvergunningen gebeurt vervolgens in de hoofdstukken 2 tot en met 4.
In het tweede lid wordt verboden om op de markt zonder vergunning voedsel of drank te serveren aan marktvergunninghouders, hun vervangers of degenen die hen bijstaan.
Het derde lid geeft aan dat de vergunning alleen mag worden verleend aan een natuurlijk persoon welke handelingsbekwaam is. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon en eventueel de beperking tot één vergunning per persoon per markt of voor de gemeente wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van vergunningen bewerkstelligd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is dus niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Doordat de eis van handelingsbekwaamheid niet gekoppeld is aan een minimumleeftijd komen ook zestien- en zeventienjarigen aan wie door de kantonrechter handlichting is verleend in aanmerking voor een vergunning. Er is geen reden om minderjarigen die in het rechtsverkeer als handelingsbekwaam beschouwd worden, van de vergunning uit te sluiten. Het vereiste ‘gerechtigd in Nederland arbeid te verrichten’ ziet met name op vreemdelingen die een vergunning ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen nodig hebben.
Artikel 5. Voorschriften en beperkingen
Aan een marktvergunning en bedienvergunning mogen alleen voorschriften en beperkingen worden verbonden die de belangen beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.
Hoofdstuk 2. Verdeelprocedures beschikbare marktvergunningen en bedienvergunning
Marktvergunningen en bedienvergunningen zijn, gegeven de omstandigheid dat er een bepaald vergunningenplafond is, schaarse vergunningen zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Die kwalificatie brengt onder meer met zich mee dat deze vergunningen niet voor onbepaalde tijd kunnen worden verleend en dat de verdeling van de vergunningen moet voldoen aan de eisen van kenbaarheid en transparantie. Potentiële gegadigden moeten op gelijke voet kunnen meedingen naar de beschikbare vergunningen. Vooraf moet duidelijk zijn wat de looptijd van een vergunning is, op welke manier vergunningen worden verdeeld en welke (inhoudelijke) criteria daarbij worden gebruikt. Gegadigden kunnen dan hun vergunningaanvraag hierop afstemmen.
In hoofdstuk 2 zijn de verschillende verdeelprocedures voor de verschillende marktvergunningen en de bedienvergunning neergelegd. Voor de dagplaatsvergunning en standwerkvergunning die allen worden verleend voor de duur van een dag, is voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure. Voor de vaste-standplaatsvergunning en de bedienvergunning, die wordt verleend voor een langere termijn, geldt de verdeelprocedure van selectie zoals beschreven in artikel 8.
Artikel 7. Verlening na afroep
Als de looptijd van een vaste-standplaatsvergunning eindigt, moet de vergunning in principe opnieuw worden uitgegeven, en aan de hand de verdeelprocedures van artikel 8. Echter, in de situatie waarin het waarschijnlijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor de betreffende vaste-standplaatsvergunning, kan het starten van een verdeelprocedure te belastend of omslachtig zijn. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de in artikel 7 geregelde procedure van verlenging na afroep starten. Kort gezegd komt deze procedure erop neer dat nadat is vastgesteld dat er behalve de zittende vergunninghouder geen andere gegadigden voor de vergunning zijn, deze vergunning kan worden verlengd. Burgemeester en wethouders moeten dus aan de hand van objectieve feiten kunnen onderbouwen dat er waarschijnlijk geen andere gegadigden zullen zijn.
Het tweede lid bepaalt dat openbaar moet worden aangekondigd (afroep) dat de vaste-standplaatsvergunning beschikbaar komt. Dat is om er zeker van te zijn dat er niet toch méér belangstelling voor de vergunning is. Als die afroep voldoende duidelijk is geweest en alleen de zittende vergunninghouder zich binnen de in het derde lid gestelde termijn meldt, dan kan zijn vergunning worden verlengd op grond van het vierde lid. De vergunning hoeft dan niet opnieuw, met de verdeelprocedures van artikel 8, te worden uitgegeven. Er is immers maar één gegadigde voor de vergunning. De verlenging van de vergunning is uiteraard voor de looptijd die in de openbare kennisgeving was gemeld.
Het vijfde en zesde lid regelen wat er moet gebeuren als na het doen van de afroep onverhoopt blijkt dat er ook andere gegadigden zijn. In dat geval is verlenging van de vergunning voor de zittende vergunninghouder niet mogelijk en moet alsnog de verdeelprocedures worden toegepast. De openbare kennisgeving die op grond van het tweede lid van de artikel 8 is voorgeschreven, hoeft dan niet te worden gedaan omdat deze feitelijk al heeft plaatsgevonden, namelijk door het doen van de afroep. Wel moet aan de gegadigden die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt (inclusief de zittende vergunninghouder) worden gemeld dat de verdeelprocedure van selectie wordt toegepast. Ook moeten de gegadigden een termijn krijgen waarbinnen zij hun aanvraag kunnen (en moeten) indienen. De zittende vergunninghouder die in aanmerking wil komen voor de vergunning, kan uiteraard op dezelfde voet als de andere gegadigden meedingen naar de vergunning.
Artikel 8. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie
Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning, om welke reden dan ook, verdelen burgemeester en wethouders deze aan de hand van een selectieprocedure.
Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving bekend dat de vaste-standplaatsvergunning beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd (artikel 10, eerste lid) van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden voor welke branche of artikelgroep de vergunning wordt verleend en vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.
De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen gebeurt op grond van het vijfde lid door het toekennen van punten en het uitvoeren van een vergelijkende toets. De in het vijfde lid opgesomde selectiecriteria zijn ingegeven door verschillende algemene belangen. Zo is de samenstelling van het marktassortiment (onder a) niet alleen van belang voor (consument-) bezoekers, maar ook voor de ondernemers zelf. De uitstallingen zijn van invloed op het aanzien van de markt, zodat de kwaliteit van de uitstraling van die uitstallingen een aspect is dat wordt meegewogen in de puntentoekenning (onder b). Onder de kwaliteit van de uitstalling kan mede worden begrepen de presentatie van de standplaats en van het assortiment. Met maatschappelijk verantwoord ondernemen (onder c) wordt onder meer gedoeld op duurzaam ondernemen, of het aandacht hebben voor het productieproces van de waren en de arbeidsomstandigheden in dat productieproces. Tot slot speelt het marktverleden (ervaring) van de gegadigde en de kennis van het marktassortiment, mee in de inhoudelijke beoordeling (onder d).
De aanvraag met het op basis van de beoordeling hoogste aantal punten wordt, mede gelet op het advies van de selectiecommissie marktplaatsvergunningen, toegekend. De aanvragen met een lager aantal punten afgewezen. Als er meer vergunningen tegelijk beschikbaar zijn gekomen, kunnen er ook meer aanvragen worden toegewezen, maar natuurlijk nog steeds op volgorde van puntental. Als het totaal aan beschikbare vergunningen is verdeeld, worden de overgebleven aanvragen (met de laagste punten) afgewezen.
Indien er meerdere gegadigden hetzelfde aantal punten krijgen toegekend, terwijl er voor hen maar een vergunning beschikbaar is, wordt de vergunning onder hen verloot. De vergunning wordt dan verleend op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking.
Artikel 9. Verdeling beschikbare dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen
Dagplaatsvergunningen gelden voor één dag, zodat het voor de hand ligt om te voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. De verdeling van de beschikbare standwerkvergunningen is op dezelfde manier geregeld als de verdeling van de dagplaatsvergunningen. Ook standwerkvergunningen zijn vergunningen voor de duur van één dag. De verdeling van de bedienvergunning is op dezelfde manier geregeld als de verdeling van de dagplaatsvergunningen.
Hoofdstuk 3. Vaste-standplaatsvergunning
Voor de vaste-standplaatsvergunning is voorzien in een meer uitgebreide regeling dan voor de overige marktvergunningen en de bedienvergunning. De vaste-standplaatsvergunningen bepalen immers voor een belangrijk deel hoe de markt is ingericht.
Artikel 11. Algemene bepalingen vaste-standplaatsvergunning
Dit artikel bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de vaste-standplaatsvergunning. Deze vergunning geldt, vanwege de beperkte beschikbaarheid van de openbare ruimte voor de markthandel, als een schaarse vergunning in de zin van de Dienstenrichtlijn. Of er daadwerkelijk meer aanvragers zijn dan vergunningen is voor de kwalificatie als schaarse vergunning niet van belang. Schaarse vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunning na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt.
Bij het bepalen van de duur van de vaste-standplaatsvergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.
Gelet op het voorgaande is gekozen voor een vergunningsduur van vijftien jaar. Het onderzoek dat SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO) heeft gedaan, op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, ondersteunt een vergunningsduur tussen de negen en twaalf jaar. Een vergunningsduur van vijftien jaar zit ruim boven deze duur en zal daarom gezien worden als een meer dan redelijke termijn voor vergunningsduur. In het rapport dat SEO heeft uitgebracht (‘Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel’, januari 2021) is een analyse gemaakt van de opbrengsten van de ambulante handel en de investeringen, inclusief een redelijke vergoeding op geïnvesteerd vermogen. Op basis van die analyse is SEO gekomen tot een gemiddelde terugverdientijd van tussen de negen (benedengrens) en twaalf jaar (bovengrens). SEO heeft geen significante verschillen gevonden in de terugverdientijd als het gaat om het type product, de rechtsvorm van de onderneming, het aantal medewerkers en het aantal dagen in de week dat de vergunninghouder gemiddeld genomen actief is. Zie hierover ook de Kamerbrief van 15 juni 2021 van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat: Kamerbrief over bedrijfslevenbeleid: onderzoek vergunningsduur ambulante handel.
De CVAH is van oordeel dat een vergunning termijn van minimaal 15 jaar een passende beperkte duur is. Kortlopende vergunningen bieden voor de marktondernemers veel onzekerheid en bieden hen onvoldoende tijd moet hebben om hun investering terug te verdienen. Verwezen wordt naar het rapport, “Schaarse vergunningen op de markt een onderzoek naar de gevolgen”, dat in augustus 2019 op verzoek van de CVAH is uitgebracht.
Het tweede lid heeft het over een overgangstermijn. Het bepalen van de duur van de overgangstermijn is lokaal maatwerk. Relevant is onder meer of de zittende ondernemers hun investeringen al grotendeels hebben kunnen terugverdienen en of zij voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie van vergunningen voor bepaalde tijd, die volgens de nieuwe verdeelprocedures worden uitgegeven. Uit rechtspraak (Rechtbank Amsterdam 5 augustus 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:5002) blijkt dat het mogelijk is om een generieke overgangstermijn te bepalen, mits er ruimte is om daarvan af te wijken als in een individueel geval blijkt dat een ondernemer onevenredig wordt benadeeld. Uit dezelfde uitspraak volgt dat een overgangstermijn niet is bedoeld als volledige compensatie, maar om de vergunninghouders de gelegenheid te bieden om zich in te stellen op de nieuwe situatie.
Artikel 12. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de vaste-standplaatsvergunning in te trekken. Intrekking van de vergunning gebeurt ook na het overlijden of onder curatele stellen van de vergunninghouder. Een alternatief is dat de vergunning (op aanvraag) wordt overgeschreven op naam van een ander. Dit artikel regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. Als de vergunninghouder is overleden of onder curatele gesteld, moet de aanvraag om overschrijving worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden of de ondercuratelestelling.
In dit artikel is verder voor de duidelijkheid vastgelegd dat als de vergunning is verworven via een selectieprocedure (artikel 8), de overschrijving ervan alleen kan gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria op grond waarvan de vergunning eerder was verleend. Ook overigens geldt dat alle aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen onverkort van toepassing blijven. De overschrijving geldt alleen voor de resterende looptijd van de betreffende vergunning en de overgeschreven vergunning kan niet worden verlengd. Na het einde van de looptijd moet de vergunning volgens de toepasselijke verdeelprocedure opnieuw worden uitgegeven.
Artikel 13. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn gehouden de vaste-standplaatsvergunning in te trekken als de vergunninghouder daarom vraagt, of als hij is overleden of onder curatele gesteld. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving is gedaan (zie artikel 12).
Op grond van het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als één van de daar genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning op grond van het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn. Als de intrekking voor bepaalde tijd is, kan dat ook betekenen dat gedurende die tijd ook de op de vergunning vermelde vaste standplaats vervalt.
De vaste-standplaatsvergunning vervalt tijdelijk als de vergunninghouder (of zijn rechtmatige vervanger, zie artikel 14) de standplaats niet (op tijd) heeft ingenomen. In dat geval vervalt de vergunning voor de rest van de dag en kan de betreffende vaste-standplaats worden uitgegeven als dagplaats (zie artikel 15, eerste lid). De houder van de vaste-standplaatsvergunning kan op die dag zijn standplaats niet alsnog innemen.
Artikel 14. Persoonlijk innemen vaste standplaats; vervanging
De vergunninghouder en/of aantoonbaar personeelslid is verplicht om de op de vaste-standplaatsvergunning vermelde standplaats persoonlijk in te nemen. Als hij dat vanwege vakantie of bijzondere omstandigheden niet kan, kunnen burgemeester en wethouders erin toestemmen dat een vervanger de vaste standplaats inneemt. De vergunninghouder moet een aanvraag om toestemming indienen, met daarin de reden en de duur van zijn afwezigheid en de naam van de beoogde vervanger. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming weigeren. Het spreekt voor zich dat de vervanger optreedt namens de vergunninghouder en evenzeer gebonden is aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.
Artikel 15. Plaatsverandering na beschikbaar komen vaste standplaats
In de VNG Model Marktverordening 2013 werd deze optie als ‘plaatsverbetering’ aangeduid, en nu met het wat objectievere ‘plaatsverandering’. Er wordt niet meer gewerkt met een anciënniteitslijst, maar elke zittende vergunninghouder die dat wil kan aanspraak maken op plaatsverandering. Als er meerdere gegadigden zijn, wordt tussen hen geloot. Het derde lid is van toepassing als de markt gebrancheerd is.
Hoofdstuk 4. Dagplaats-, standwerk- en bedienvergunning
Artikel 16. Dagplaatsvergunning
Een dagplaatsvergunning kan langs twee wegen worden verleend, zo volgt uit het eerste lid. Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als dagplaats en als zodanig zijn aangegeven op de kaart van de markt, kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen dagplaatsvergunningen afgeven. Ook kan een dagplaatsvergunning worden verleend voor een vaste-standplaats die op de betreffende dag niet (op tijd) is ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger (zie artikel 14). Ook dagplaatsvergunningen kunnen niet onbeperkt worden uitgegeven en zijn in die zin schaars. Hun looptijd is beperkt tot een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden. De wijze van verdeling van dagplaatsvergunningen is geregeld in artikel 10.
Artikel 17. Standwerkvergunning
Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als standwerkplaats en als zodanig zijn aangegeven op de kaart van de markt, kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen standwerkvergunningen afgeven. De standwerkvergunning geldt, net als de dagplaatsvergunning, voor een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden en eveneens voor welke artikelen de vergunning geldt. De wijze van verdeling van standwerkvergunningen is geregeld in artikel 10.
Ook de bedienvergunning is een schaarse vergunning en wordt daarom verleend voor de duur van vijf jaar.
Hoofdstuk 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders
Hoofdstuk 5 bevat een aantal algemene bepalingen voor (markt)vergunninghouders. Daarbij gaat het voornamelijk om algemene verplichtingen, zoals de verplichting om de vergunning te laten zien op eerste verzoek van een toezichthouder, de verplichting om de markttijden in acht te nemen en de verplichting om de markt schoon te houden. Deze verplichtingen gelden uiteraard ook voor eventuele vervangers van vergunninghouders.
Artikel 24. Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit artikel regelt de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een bijzondere vorm van bestuursdwang, namelijk verwijdering, toe te passen. Deze bevoegdheid kan worden gebruikt als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt, of bij andere (ernstige) overtredingen van de Marktverordening.
Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid verondersteld (zie artikel 5:31, eerste lid, van de Awb). Dan kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij de haast zo groot is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel moet het besluit dan achteraf alsnog bekendgemaakt worden (artikel 5:31, tweede lid, in samenhang met artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een spoedeisend geval, of van een zéér spoedeisend geval.
Op grond van het eerste lid blijven de besluiten op grond van de Marktverordening Goeree-Overflakkee 2014 (vergunningen, ontheffingen, mandaten, inrichtingsplan enz.) bestaan, totdat ze (ambtshalve) worden gewijzigd of ingetrokken. Zo hebben burgemeester en wethouders de gelegenheid om te doen wat er moet gebeuren. Dat is vooral van belang voor de vergunningen voor onbepaalde tijd: dit moeten immers vergunningen voor bepaalde tijd zijn.
Het vierde lid geeft aan dat de wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen. Het laten voortbestaan van deze lijsten dient nauwelijks doel en is Europeesrechtelijk mogelijk problematisch.
Op aanvragen die zijn ingediend ten tijde van de Marktverordening Goeree-Overflakkee (2014) en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze Marktverordening, is deze Marktverordening van toepassing. Voor deze situatie is niet voorzien in overgangsrecht en geldt dus onmiddellijke inwerkingtreding. Dat is anders voor bezwaarschriften die zijn ingediend ten tijde van de Marktverordening Goeree-Overflakkee (2014). Daarvoor is wel voorzien in overgangsrecht, zodat deze bezwaarschriften nog worden afgehandeld conform de Marktverordening Goeree-Overflakkee (2014).