Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Beleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023 - 2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023 - 2025
CiteertitelBeleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023-2025
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-11-2023nieuw

24-10-2023

gmb-2023-482311

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023 - 2025

Voorwoord

Op 19 mei 2020 stelde de gemeenteraad van Buren de klimaatvisie vast. Hiermee formuleerde ze haar visie op het duurzaamheids- en klimaatbeleid. Vervolgens is in januari 2021 het beleidsplan voor het zon- en windbeleid 2020 vastgesteld. Vervolgens zijn op 15 juni dat jaar de Ruimtelijke en participatiekaders door de raad vastgesteld om de kaders en ruimte aan grote en kleinschaligere lokale en innovatieve ontwikkelingen door en voor inwoners, collectieven of bedrijven passend mogelijk te maken. Dat is afgestemd met de Regionale Energiestrategie (RES) dat door uw raad kort daarna op 17 juni dat jaar geamendeerd is vastgesteld.

Inmiddels is de ontwikkeling van de ambities zon en wind breed opgepakt en zijn er diverse initiatieven, projecten en plannen voor de realisatie van zon en wind in Buren in ontwikkeling of uitvoering. Ook de inzichten op de verdere ontwikkeling hebben zich uiteraard ontwikkeld, hetgeen voor uw raad begin juli 2023 aanleiding was tot een eigen initiatief met als kern ruimte te bieden voor Local4Local initiatieven. Daarbij is tevens aangegeven dat het beleidsplan voor het zon- en windbeleid 2020 en het ruimtelijke beleidskader 2021 hierop te actualiseren. Dit (geactualiseerde) beleidskader zon- en windbeleid 2023 – 2025 komt hieraan tegemoet.

De actualisatie van het beleidskader betreft de volgende onderdelen:

  • Inbrengen nieuwe categorie initiatieven: Local4Local

  • Het begrip ‘multifunctioneel gebruik’ nader omschrijven

  • Een evaluatie van het beleidskader in 2025

  • Het extra beschikbaar stellen van 5 ha voor lokale en innovatieve initiatieven specifiek voor plan Essenbos. Daarmee is dan totaal 30 ha beschikbaar voor lokale en innovatieve initiatieven.

  • Een verdere actualisatie die nodig is sinds het beleidsplan is vastgesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om de geamendeerde vaststelling van het ruimtelijke beleidskader en de RES1.0. Verder zijn inmiddels diverse aangekondigde onderdelen uitgevoerd of in uitvoering zoals ruimte voor kleine windmolens en een aanpak zon op dak. Zo is op onderdelen gestroomlijnd naar de actualiteit.

Zoals het raadsinitiatief vraagt is naast het beleidsplan zon en wind 2020 separaat ook het ruimtelijke beleidskader 2021 geactualiseerd. De twee overige beleidskaders m.b.t. zon en wind ontwikkeling Buren kunnen ongewijzigd blijven. Het betreft dan:

  • Het participatiekader: mogelijkheden en voorwaarden voor deelname van inwoners aan initiatieven en lokaal rendement.·

  • Het beleidskader lokale initiatieven: mogelijkheden en voorwaarden voor ontwikkeling van lokale en innovatieve initiatieven inclusief drijvende zonnepanelen op water.

Voor de volledigheid vooraf een verduidelijking over wat verstaan moet worden onder zoekgebieden. In deze nota wordt over ‘zoekgebieden’ gesproken als het gaat om de ontwikkeling van grootschalige opwekking van zon- en windenergie. Het gebied van Buren buiten de zoekgebieden wordt het ‘verdere gebied’ genoemd. De zoekgebieden worden benoemd in het plan gebaseerd op het geamendeerde besluit dat in dit beleidskader is verwerkt.

Belangrijk is dat het ‘verdere gebied’, buiten die zoekgebieden, niet helemaal op slot gaat voor ontwikkelingen. Dit kader wil daarom mogelijkheden bieden voor lokale en innovatieve ontwikkelingen en met het raadinitiatief ook voor Local4Local. Na de evaluatie in 2025 kan dan meer ruimte aan dergelijke initiatieven worden gegeven.

Zo geven we ruimte aan de grootschalige regionaal afgestemde ontwikkelingen en is er ook ruimte voor lokale projecten. Dit uiteraard met respect voor het karakter van onze gemeente, van waaruit er keuzes en afwegingen worden gemaakt. Op deze wijze worden de natuurlijke, landelijke en historische waarden, als mede de functies in het gebied, zoveel mogelijk behouden en mogelijk op een aantal plaatsen zelfs versterkt. Daarvoor is ook het ruimtelijk beleidskader 2021 vastgesteld.

Dit Burense beleidskader zon en wind heeft uiteraard een relatie met de RES 1.0. Deze RES 1.0 geeft als geheel van de regionale ambitie ook de bijdrage aan die van Buren gevraagd wordt. Uw raad heeft dat op 17 juni 2021 geamendeerd vastgesteld. Kern daarbij was:

  • Af te zien van het plaatsen van grote windmolens.

  • De ambitie RES1.0 de ruimte van 55 ha ontwikkeling van zonne-energie vastgesteld voor de gemeente Buren. Dit bestaat uit 20 ha grootschalig, 25 ha lokaal en innovatief en 10 ha als compensatie voor het vervallen van de windmolen bij Medel, zoals in de concept RES1.0 als optie was opgenomen.

  • De opgave zon op dak te verhogen van 3,6 ha tot 40 ha.

Voor de volledigheid: de titel beleidsplan zon- en windbeleid 2020 is met de actualisatie vervangen door de titel beleidskader zon- en windbeleid 2023 – 2025.

Buren, september 2023 

 

1. Inleiding

Als gevolg van het Klimaatakkoord is er binnen gemeenten en provincies steeds meer aandacht voor het opwekken van duurzame energie. In de provincie Gelderland is dat niet anders, het Gelders Energie Akkoord (GEA) benoemt dat ze in Gelderland in 2050 energieneutraal willen zijn. Ook de gemeente Buren wil voldoen aan de afspraken in het Klimaatakkoord en aan de Klimaatwet. Ze heeft zich gecommitteerd aan het GEA en hiermee ook aan het lokaal opwekken van duurzame energie. Op het gebied van de energietransitie heeft de gemeente ambities opgesteld: in 2030 wil Buren de CO2-uitstoot door middel van duurzaam opgewekte energie met 55% verminderen ten opzichte van 1990. Het einddoel is een vermindering van 95% in 2050. Om dit te bereiken is lokale productie van duurzame energie noodzakelijk.

Overstappen op zon- en windenergie vermindert de CO2-uitstoot en wordt gezien als een kansrijke optie om bij te dragen aan een duurzamere energievoorziening. Deze nota wil daarvoor de eerste stappen zetten en geeft een kader voor het grootschalig opwekken van duurzame energie door middel van zonnepanelen en het plaatsen van grote windmolens. Daarnaast geeft deze nota ruimte aan minder omvangrijke ontwikkelingen, zoals het plaatsen van zonnepanelen op grote bedrijfsdaken, daken van woningen of op het water. Daarnaast is er aandacht voor ontwikkelingen rondom kleinschalige en innovatieve windmolens bij bedrijven of bij woningen.

Een belangrijk gegeven daarbij is dat in de kennisateliers van de RES en in de recente digitale inwonersbijeenkomsten duidelijk naar voren kwam dat het in Buren belangrijk wordt gevonden dat:

De kwaliteiten van het Burense landschap moeten zoveel mogelijk

behouden worden.

In hoofdstuk 5 van dit beleidskader gaan we verder op deze kwaliteiten van het Burense landschap in.

Voor de verdere ontwikkeling en inpassing van duurzame energie in Buren wordt vooralsnog ingezet op zon en wind. Deze twee vormen samen een twee-eenheid, want er kan niet enkel ingezet worden op zon of enkel op wind. Dit omdat ze elkaar vergaand aanvullen in beschikbaarheid als het gaat over dag-nacht en winderig-windstil. Het gaat dus om de energiemix van beiden, deze mix is overigens niet 100% dekkend en daarom moet er op termijn ook gewerkt worden aan energieopslag als ‘duurzame reserve capaciteit’.

In dit beleidskader is de inbreng voor de RES 1.0 opgenomen die in principe de ambitie tot 2030 weer geeft. Die wordt uiterlijk 2030 gevolgd door een RES 2.0 als de ambitie geactualiseerd moet worden. Die weer gevolgd wordt door een RES 3.0 en zo verder, om in 2050 fossiel vrij te zijn. In de huidige RES 1.0 ligt de focus op zon- en windenergie, wel wordt er regionaal gekeken naar andere duurzame energiebronnen en hun ontwikkeling. Hierbij wordt gedacht aan waterkracht en geothermie. De realisatie van die mogelijkheden wordt vervolgens opgepakt in de RES 2.0.

Het is zaak dat naast het ontwikkelen van duurzame energie ook wordt ingespeeld op energiebesparing, want wat niet verbruikt wordt, hoeft niet opgewekt te worden. Het besparen van energie wordt in dit plan niet meegenomen. In de warmteaanpak heeft het besparen van energie nadrukkelijk de aandacht.

Dit beleidskader bevat informatie over de opgave en de omvang van zon- en windenergie in de gemeente Buren voor de periode 2023-2025. Geactualiseerd naar het raadsinitiatief en de eerdere amenderingen. Daarnaast geeft dit beleidskader ook de uitgangspunten, de inpasbaarheid en lokale participatie in relatie tot de regionale ontwikkelingen zon en wind. Zo worden de lokale kaders gegeven voor de ontwikkelingen van zon- en windenergie als basis voor de ruimtelijke en participatiekaders met lokaal rendement en betrokkenheid van de inwoners.

 

2. Doel

  • 2.1

    Burense ambitie

    Dit beleidskader 2023 - 2025 heeft tot doel de ontwikkeling rondom de opwek van zon- en windenergie op een gerichte, door inwoners gedragen, manier mogelijk te maken en zo de Burense ambities voor duurzame energie in 2030 te realiseren. Dit afgestemd met de regionale ontwikkelingen in het kader van RES 1.0.

    De ambitie van Buren is gericht op een duurzaam Buren zonder fossiele brandstoffen in 2050, waarbij klimaatveranderingen opgevangen kunnen worden en er sprake is van een circulaire economie. De klimaatvisie geeft daarbij als ambitie de uitstoot van CO2 in 2030 met 55% terug te brengen (t.o.v. 1990). Het opwekken en gebruiken van duurzame energie draagt bij aan het beperken van die uitstoot.

  • 2.2

    Regionale kaders

Buren heeft de RES 1.0 ontwikkeling onderschreven, deze kent de ambitie duurzame energie op te wekken met zon- en windenergie en streeft naar minimaal een verdubbeling van de bestaande en geplande capaciteit (eind 2019) van de regio. Dit betekent dat Buren voor 2030 de opgave heeft om de duurzaam opgewekte capaciteit te vergroten.

De ambitie van de te realiseren zonnevelden en windmolens is regionaal vastgelegd in de RES 1.0. Hiermee is ook na amendering de lokale opgave in aantallen van Buren gegeven. Samen met het raadsinitiatief dat inmiddels door de raad is vastgesteld gaat om de realisatie ambitie zon zoals in het voorwoord is aangegeven. 

 

3. De uitgangspunten

  • 3.1

    Algemene uitgangspunten voor zon en wind

    In de klimaatvisie Buren die in mei 2020 is vastgesteld, staan voorwaarden voor het duurzaamheidsbeleid die ook op dit zon- en windbeleid van toepassing zijn. Het gaat dan om:

    Iedereen moet meedoen! In dit beleidskader zullen vooral de grote projecten in het oog springen. Bij het ‘meedoen’ gaat het dan om een aantal aspecten die onder de volgende voorwaarde ‘lokaal rendement’ staan. Daarnaast zijn er voor de kleinere ontwikkelingen andere vormen van ‘deelname’. Denk dan aan:

    • Een lokaal initiatief om gezamenlijk één zonneveld(je) op te zetten, bijvoorbeeld nabij de eigen kern en buiten mogelijke zoekgebieden.

    • Het bieden van andere mogelijkheden voor zonnepanelen dan daken.

    • Een duurzaamheidslening voor bijvoorbeeld het plaatsen van panelen.

    • Mogelijke stimuleringsregelingen of het vergunning/leges vrij maken van activiteiten.

    • Hier gaat het ook om het informeren en het betrekken van omwonenden/inwoners.

    De 50% lokale betrokkenheid in de vorm van lokaal rendement

    Om ervoor te zorgen dat minimaal 50% van de opbrengsten van het nieuwe energielandschap ten goede komt aan voorzieningen, inwoners of ondernemers zijn er verschillende mogelijkheden (lokaal rendement) waar aan gedacht kan worden:

    • Planschade

    • Gebiedsfonds

    • Duurzaamheidsfonds

    • Omgevingsfonds

    • Financieel deelnemen ‘lokale participatie’ of ‘lokaal eigendom’

    • Sociale grondvergoedingen

    • Regelingen voor omwonenden

    • Bijdrage aan het verbeteren van natuur

     

    Participatiekader en Omgevingsfonds BurenDe voorkeuren en uitgangspunten voor lokaal rendement van Buren staan in het participatiekader. We gaan uit van vergoedingen voor omwonenden/grondeigenaren, lokaal eigendom aan de hand van een coöperatie en een omgevingsfonds. Dat Omgevingsfonds Buren is op 5 september 2023 officieel opgericht. Zie www.omgevingsfondsburen.nl. Aan de hand van deze instrumenten wordt lokaal eigendom gecombineerd met draagvlak voor duurzame energie en gemeente breed rendement. Het opwekken van duurzame energie heeft op deze manier meerwaarde voor omwonenden en voor de andere inwoners van Buren. Met het deel dat naar het omgevingsfonds gaat kunnen bijvoorbeeld andere leefbaarheidsprojecten in de gemeente gefinancierd worden.

    We zijn actief deelnemer en geven als gemeente het goede voorbeeld

    Dat betekent concreet dat we als gemeente het plaatsen van zonnepanelen op gemeentelijke eigendommen oppakken in een aanvulling op onze beheerplannen. Daarbij komen ook de scholen in beeld en zullen we onderzoeken hoe we het gemeentehuis energie-neutraal kunnen maken.

  • 3.2

    Realisatie uitgangspunten voor zon en wind

    Naast de algemene uitgangspunten zijn er voor zon en wind ook realisatievoorwaarden waar een project aan moet voldoen om straks voor vergunningsverlening in aanmerking te komen:

    • Inpasbaarheid en landschappelijke inrichting (hoofdstuk 5 gaat hier verder op in).

    • Situering in het vast te stellen zoekgebied (voor de grotere projecten).

    • Voorzien van netcapaciteit en afstemming met Liander.

    • Verdere ruimtelijke aspecten in relatie tot een specifieke locatie.

    Duurzaam en betrouwbaar

    Uiteraard moeten de aanpak en de oplossingen voldoen aan het uitgangspunt ‘duurzaam en betrouwbaar’. Bij betrouwbaar zijn gaat het om de werking van het project door de jaren heen. Hiermee worden eisen gesteld aan beheer en onderhoud van de investeringen.

    De fasering van de ontwikkeling

    De ontwikkeling van de zonnevelden wordt voor de periode tot 2030 gemaximeerd, om zo een geleidelijke ontwikkeling in de verschillende RES fases te realiseren. Zo is er ook een basis voor ‘evaluatie’ van de ontwikkelingen en ruimte voor actualisatie op nieuwe inzichten. De ambitie RES 1.0, is geamendeerd vastgesteld als opgave tot 2030 voor Buren en na het raadsinitiatief gemaximeerd voor de diverse categorieën zon op land als:

    • Grootschalig zon 20 ha

    • Lokale en innovatieve initiatieven 30 ha

    • Local4Local 25 ha

    • Tevens compensatie windmolen Medel 10 ha

    Een faciliterende en stimulerende rol voor de gemeente

    De rol die een gemeente vervult bij grootschalige projecten kan verschillen. Een duidelijk uitgangspunt voor Buren is dat gelet op de financiële last en het risicoprofiel, ontwikkelen als initiatiefnemer of substantieel mee investeren voor de gemeente Buren geen optie. Daarbij is wel de kanttekening te maken dat het in incidentele gevallen denkbaar is dat Buren een zeer gewenst initiatief wel nét dat ene financiële steuntje geeft om realisatie mogelijk te maken.

    Voor Buren gaat het dus om een faciliterende en op onderdelen stimulerende rol. Hierbij staat de gemeente open voor nieuwe plannen en projecten. Ook wil de gemeente waar mogelijk meewerken om belemmeringen voor de realisatie van gewenste projecten weg te nemen. De gemeente wil daarbij planologisch meedenken en vanuit het gemeentelijke projectmanagement voor grotere projecten een lokaal coördinerende rol oppakken.

    Verder is gekeken naar eventuele financiële stimuleringsmaatregelen wenselijk/mogelijk zijn. Als gemeente heeft Buren niet de mogelijkheid om hiervoor uit eigen middelen initiatieven te ontplooien als een duurzaamheidsfonds of een Revolving fund. Wel zijn er landelijke mogelijkheden en daarvoor wordt dan ook (actief) naar verwezen. Een uitzondering is mogelijk de legesvrijstelling voor het verduurzamen van monumenten waarvoor de raad naar verwachting voor de leges 2024 een voorstel zal ontvangen.

    De gemeente Buren zal dus op eigen initiatief geen projecten ontwikkelen of vergaand initiëren. In voorkomende gevallen is het wel denkbaar dat er verkennend onderzoek gedaan wordt of ondersteund, maar het initiatief tot realisatie zal liggen bij bijvoorbeeld een samenwerkingsverband of externe partij.

     

4. De zoekgebieden

  • 4.1

    Inleiding

Voor het zon- en windbeleid zijn vanuit de RES, zoals eerder al aangegeven, drie denkrichtingen ontwikkeld. Het gaat dan om:

  • Langs infrastructuur

  • In de kom

  • Energieparken

Deze drie denkrichtingen zijn regionaal de basis voor de inrichtingsdiscussie voor de grotere zon- en windprojecten. Ze zijn het resultaat van de RES-ruimteateliers met het landschap als basis.

Deze denkrichtingen zijn ook voorgelegd tijdens de inwonersbijeenkomsten en de uitkomst van deze Burense lokale discussie is input voor het beleidsplan 2020. Nu hebben de denkrichtingen in eerste instantie betrekking op windmolens, maar in de Burense discussies bleek dat ze ook belangrijk zijn voor de grotere zonprojecten.

De volgende afbeeldingen geven de denkrichtingen weer. Dit in de wetenschap dat zon en zeker wind duidelijk zichtbaar en daarmee bepalend zijn in en voor de omgeving.

 

Langs infrastructuur (1)

 

Bij deze denkrichting gaat het om de energiecorridor A15/Betuwelijn. Bestaande opstellingen van windmolens kunnen worden uitgebreid en er zijn ook mogelijkheden op nieuwe locaties. Het idee hierbij is om aaneengesloten rijen windmolens te voorkomen door zichtlijnen open te houden.

In de kom (2)

Deze denkrichting biedt een manier om de lasten en lusten van het opwekken van duurzame energie over de gemeente te verdelen. Niet alleen de A15 en de Betuwelijn liggen in de komgebieden, ook in de komgebieden in buurgemeenten zijn er mogelijkheden.

Energieparken (3)

 

In deze derde denkrichting wordt bij het opwekken van duurzame energie geconcentreerd op enkele grootschalige bedrijfs- of industriële gebieden en hun omgeving. Bijvoorbeeld:

  • Bij Medel inclusief omliggende gebied als ontwikkeling van de gemeenten Tiel, Neder-Betuwe en Buren.

  • Het gebied dat bij Neder-Betuwe en Overbetuwe in ontwikkeling is, inclusief Dodewaard.

  • 4.2

    Reacties op de denkrichtingen

    De inbreng van de digitale inwonersbijeenkomsten geeft over de hele linie weer dat inwoners betrokken zijn bij het open landschappelijke karakter van Buren. Daarom wordt het door de meeste inwoners niet als passend gezien om in dit gebied windmolens en zonnevelden te plaatsen. Aangegeven werd dat zonnepanelen wel beter in te passen zijn, maar dat het gebied ook hiermee niet ‘vol’ gelegd moet worden. Daarnaast werd gewezen op het landschappelijke karakter, de natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden, maar ook op de agrarische functie van het gebied.

    In het verlengde hiervan was er merendeels instemming met de denkrichting die uitgaat van de bundeling rond de A15 en de Betuwelijn en het gebruik van de taluds en de tussenruimte. De denkrichting over een energiepark bij het bedrijvenpark Medel kreeg vergelijkbaar ook instemming. Daarbij is wel door een aantal aanwezigen aandacht gevraagd voor de recreatieve functie rond dat gebied. Een zelfde beeld komt naar voren in de Instagram-poll onder jongeren van de Jongerenraad Buren. Die hebben liever niet dat windmolens de plattelandse sfeer ontnemen. De windmolens zijn gewenst, maar wel langs een snelweg (A15) waar weinig woonhuizen staan. Aanvullend hierbij is vanuit netbeheerder Liander opgemerkt dat de opties langs de infrastructuur en het energiepark bij Medel de voorkeur heeft, gezien uitbreiding en aanleg van het energienetwerk.

    Een beperkt aantal deelnemers zag in het geheel geen plaats voor windmolens in onze gemeente. Wel is breed gewezen op de noodzaak ook het gesprek aan te gaan met omwonenden.

     

     

  • 4.3

    Samenvattend

    Uit het voorgaande komt het volgende beeld naar voren:

     

    • Binnen de zoekgebieden is er een voorkeur voor het plaatsen van windmolens en zonnepanelen langs de A15 en een energiepark bij Medel.

    • De bundeling van grotere projecten zon en wind.

    • Enige ruimte in het ‘verdere gebied’ voor robuust landschappelijk ingepast zonnevelden.

    • Aandacht voor de waarden en functies in het gebied en de kwaliteiten van het Burense landschap zoveel mogelijk behouden.

    Met het vaststellen van de Burense ambitie in de regionale RES 1.0 is op basis van dit beeld als Buren de voorkeur voor een ontwikkeling bij de A15 oost. Met de geamendeerde vaststelling van RES 1.0 is dit zoekgebied gemaximeerd tot 20 ha (met een marge van +10%) tot 2030. Er is zo een evaluatiemoment ingebouwd als het gaat om de ruimtelijke ontwikkeling. Dat zorgt voor een mogelijk wat gelijkere en doordachte ontwikkeling over deze en volgende RES fases.

    Inmiddels is voor de inpassing en toelating van initiatieven een aantal beleidskaders vastgesteld. Het gaat dan om:

    • Het ruimtelijkbeleidskader 2021 dat geactualiseerd wordt en vervangen is door het ruimtelijke beleidskader 2023 - 2025.

    • Het beleidskader lokale initiatieven.

    • Participatiekader duurzame energie

    • Beleidskader kleine windmolens tot 25 meter.

    Tot slot

    Bij de regionale afstemming voor RES 1.0 is ‘in de kom’ als optie voor na 2030 als reserve gebied benoemd. Voor de gemeente Buren heeft deze betiteling geen status en is deze ook niet erkend in de lokale besluitvorming en documenten.

5. Inpasbaarheid

  • 5.1

    Algemeen

Bij de opwekking van zonne-energie kan het om grote zonnevelden gaan, of om de opwekking van zonne-energie op een kleinere schaal, zoals op dak. In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de inpasbaarheid van met name zonnepanelen, maar ook van windmolens. In bijlage I zijn de verschillende opstellingsmogelijkheden van zonnepanelen te zien. Deze kunnen zowel op grote als op kleine schaal plaatsvinden. De gemeente is zich ervan bewust dat zonnevelden en windmolens grote impact hebben op de omgeving en op het landschap. De plaatsing ervan moet dan ook doordacht gebeuren. Buren behoort tot het Nationaal Landschap Rivierengebied, dat wil zeggen dat het een bijzonder landschap is met een combinatie van agrarisch gebied, natuur en cultuurhistorie. We willen het landschap dan ook zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterken.

Ook voor omwonenden en andere belanghebbenden is de wijze waarop een ontwikkeling wordt ingepast in de omgeving een belangrijke factor die mede bepaalt of een ontwikkeling acceptabel is. In gebieden met bijzondere en beschermde waarden als weidevogelgebieden, beschermde dorps- en stadsgezichten en monumenten geven we in principe geen toestemming voor de ontwikkeling van zonnevelden of windmolens (zie hiervoor de donkerrode gedeeltes in onderstaande kaart). In het overige (grootste) gedeelte van de gemeente Buren zijn in ieder geval zonnevelden mogelijk, als er aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan en rekening wordt gehouden met de inrichtingscriteria in dit beleidskader. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanwezige landschapstypen in onze gemeente.

Feddes/Olthof landschapsarchitecten heeft voor de ontwikkeling van de RES een analyse gemaakt van de zoekgebieden voor de zonnevelden en windmolens en de landschappelijke inpassing hiervan. Hierbij vormen de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden de basis voor de denkrichtingen voor de ruimtelijke inpassing van de grootschalige projecten.

 

  • 5.2

    Randvoorwaarden

Er zijn randvoorwaarden nodig om zonnevelden zo goed mogelijk in het landschap in te passen. Daarvoor zal een initiatief minimaal aan de volgende randvoorwaarden voor zonnevelden moeten voldoen:

  • Het initiatief toont aan dat met respect is omgegaan met de ter plekke bestaande landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied.

  • Minimaal 20% van het oppervlak van het plangebied moet worden ingericht met landschappelijke elementen die de biodiversiteit vergroten.

  • Wanneer de zonnepanelen aan het einde van hun levensduur zijn en er geen nieuw plan voor een zonneveld wordt ontwikkeld, moet de initiatiefnemer het zonneveld weer opruimen.

  • 5.3

    Uitgangspunten voor inpassing zonnevelden

Hoewel de zoekgebieden vooral betrekking hebben op de denkrichtingen langs de A15 en een energiepark bij Medel, zullen ontwikkelingen elders in het gebied in beperkte mate ook mogelijk zijn. Daarom geven we hier een aantal aanzetten voor de inpassing van zonnevelden voor het hele gebied, om bestaande landschapsstructuren en elementen op te nemen in het ontwerp en het vergroten van de ecologische en ruimtelijke kwaliteiten. Die werken we nog uit in een beleidsregel inpassing zonnevelden.

Zoals eerder al aangeven is hiervoor het ruimtelijkbeleidskader 2021 vastgesteld dat parallel met dit beleidskader vervangen is door het ruimtelijke beleidskader 2023 - 2025.

Aansluiting op het Burense landschap

De belangrijkste kwaliteiten van de komgronden zijn de grootschalige openheid, weidsheid en beleving van de horizon. Dorpen, dijken en erven zijn belangrijke elementen en oriëntatiepunten in het open landschap. De relatie van dorpen met het omliggende landschap is een belangrijke kwaliteit. Binnen de komgronden moet er rekening worden gehouden met:

 

  • Het vrije zicht op de horizon, voorkomen van het dichtslibben van het beeld.

  • De hoogte van de opstellingen tot ooghoogte zoveel mogelijk vrijhouden, gezien vanuit de publieke ruimte (bijvoorbeeld vanaf paden, dijken, wegen en water).

  • Zichtbaar en herkenbaar houden van belangrijke elementen, zichtbaar door zonnevelden te integreren op het erf en ervoor te zorgen dat tussenruimtes niet dichtslibben en de horizon vrij blijft.

  • Voldoende afstand houden tot dijken om de landschappelijke context helder te houden.

  • De relatie dorp-landschap te behouden door belangrijke zichtlijnen of –zones met het landschap vrij te houden.

De oeverwallen kenmerken zich vanwege de beslotenheid door beplanting en bebouwing, de samenhang van historische wegen, dijken en dijkjes, bebouwing, de rijke schakering aan weg- en kavelbeplanting, de verschillende agrarische functie, zoals (fruit)boomgaarden, en de subtiele hoogteverschillen in het landschap. Bij de realisatie van zonnevelden in het oeverwallenlandschap is het belangrijk:

  • Gebruik te maken van aanwezige ‘groene kamers’ en doorzichten in de kamers te behouden en te voorkomen dat het zonneveld het beeld domineert.

  • Met de landschapskamers de beleefbaarheid te behouden door rekening te houden met bijvoorbeeld de hoogte van het initiatief.

 

Aansluiten op de directe omgeving

Het is voor de ecologische en ruimtelijke kwaliteit, beleefbaarheid en herkenbaarheid belangrijk om aan te sluiten bij de karakteristieken van het landschap waarin de locatie zich bevindt. Het gaat daarbij onder meer om de volgende karakteristieken:

  • De schaal en perceelgrootte van het landschap.

  • De hoofdrichting en verkavelingsstructuur van het landschap.

  • Doorgaande structuren en patronen in het landschap, zoals watergangen, oevers, en bomenrijen.

  • Zichtlijnen en uitzicht vanaf dijken, paden en wegen, tussen bestaande bebouwing door. Bepalend is hierbij zichtbaarheid van:

    • Cultuurhistorische elementen, zoals molens.

    • Landschapselementen, zoals bomen.

    • Andere landschapskenmerken, zoals mate van openheid.

  • Beplantingsvorm en soortkeuze.

De volgende uitgangspunten zijn daarbij van belang:

  • Streef naar een passende zichtbaarheid van het zonneveld in het landschap.

  • Beschermde dorps-en stadsgebieden en andere cultuurhistorische waarden hebben vaak een relatie met andere landschappelijke of gebouwde elementen. Ze vormen samen een systeem of een verhaal. Respecteer deze gebieden, de samenhang en bijbehorende elementen, zoals zichtlijnen, doorzichten, lanen, dijken, water en dergelijke.

  • Op of aangrenzend aan landgoederen: respecteer en versterk de landgoedbiotoop. De relatie van het landgoed met het landschap door zichtlijnen en lanen is zeer karakteristiek.

  • Beschouw kleine zonnevelden bij kernen als een nieuwe dorpsfunctie en pas deze ook als zodanig in (groene omlijsting), vergelijkbaar met een voetbalveld, volkstuintjes of begraafplaats.

  • Neem de ruimte om het zonneveld een adres of entree te geven, en daarmee een gezicht naar buiten te geven. Dit is onderdeel van de groene rand en de overgang van de buitenwereld naar het zonneveld.

Logische opstelling van de panelen

Bij een logische opstelling van de panelen is het uitgangspunt om zonnevelden goed landschappelijk in te passen. Het gaat dan buiten de zoekgebieden om zonnevelden van bijvoorbeeld vijf hectare met een goede begroeiing eromheen. Die als het kan, aansluiten bij de cultuurhistorische waarde van de regio. In bijlage I is een overzicht weergeven van mogelijke logische opstellingen.

Maak randen met kwaliteit

Randen zijn zeer bepalend voor de wijze waarop inwoners een zonneveld beleven. Een goede rand verzacht de industriële uitstraling van het zonneveld. Daarnaast biedt de rand kansen voor ontwikkeling van ecologische waarden. De volgende aanwijzingen zijn hiervoor relevant:

  • Reserveer ruimte voor het maken van kwalitatief goede randen: een bij de omgeving passende, eenduidige, groene rand. Houd hierbij rekening met schaduwwerking en de groeiruimte voor beplanting. Voorbeelden van randen zijn:

    • Een watergang, waar mogelijk met een natuurvriendelijke oever.

    • Een haag of houtsingel wanneer dit de bestaande groenstructuur en/of het landschapstype versterkt. Bij voorkeur geen hagen en singels in open landschappen.

    • Een grondwal. Maak alleen een grondwal als dit vanuit het landschap logisch is of als hier vanuit het ontwerp een zeer urgente reden voor is, bijvoorbeeld bij een grondoverschot. Gebruik alleen grond uit het gebied zelf, verwerk afgegraven grond in het gebied zelf.

  • Gebruikmaken van gebiedseigen plantensoorten.

  • Houd rekening met voldoende ruimte voor onderhoud aan beplanting, oevers en watergangen.

  • Plaats hekwerken zoveel mogelijk uit het zicht. In een open landschap, zoals de komgronden, is het vanuit ruimtelijke kwaliteit wenselijk om geen hekwerken te plaatsen. In die gevallen kan een landschappelijke afscheiding een oplossing bieden, zoals een watergang, natuurvriendelijke oever of een rand met lage beplanting (een bloemrijke of soortenrijke rand).

  • Maak waar mogelijk de randen toegankelijk voor inwoners en passanten.

  • Leg waar mogelijk ecologische oevers aan en zoek naar combinaties met waterberging.

  • Een goed ingepast hekwerk en poort als onderdeel van een groene rand op voldoende afstand van wegen, fiets- en wandelpaden voor een vriendelijkere uitstraling en gebruik geen prikkeldraad. Kies een voor recyclebaar materiaal.

Eenvoudige transformator en bijgebouwen

Het is wenselijk de visuele en ruimtelijke impact van hekwerken en van transformator- en bijgebouwen te minimaliseren. Dit kan door: vormgeving, plaatsing, geluid en duurzaamheid.

  • Vormgeving: Bouw zo compact mogelijk en gebruik een terughoudende kleurstelling met een functioneel en rustig uiterlijk.

  • Plaatsing: Integreer de functionele bebouwing in het ontwerp in lijn met het zonneveld. Plaats de transformatoren en verdeelstations zo veel mogelijk volgens een helder ruimtelijk principe, op visueel logische plekken. Bijvoorbeeld in een rechte lijn die de kavelrichting volgt.

  • Geluid: Houd rekening met het geluid van de transformatoren. Plaats het niet te dicht op bebouwing of andere functies die hier hinder van kunnen ondervinden.

  • Duurzaamheid: Kies voor duurzaamheid in materiaalkeuze, onderhoud en levensduur. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van recyclebaar materiaal of gerecycled materiaal.

Multifunctioneel gebruik

De gemeente staat open voor innovaties en mogelijkheden, zo als de plaatsing van zonnevelden, waar meervoudig ruimtegebruik mogelijk is. Het liefst gebruiken we de ruimte zo voor meerdere doeleinden. De opwekking van zonne-energie is vaak goed te combineren met andere functies als

  • Op stallen en loodsen als zon op dak;

  • Boven fruit

  • De combinatie van parkeren en duurzame energieopwekking.

Ook kan gedacht worden aan dubbelgebruik van de bodem door deze ook te gebruiken voor bv warmteopslag of dubbelgebruik door technische innovatieve vormen van agrarisch gebruik met opwek van energie. De gemeente staat open voor innovaties en combinaties, zoals meervoudig ruimtegebruik als daar door initiatiefnemers een goede onderbouwing voor is gegeven.

Zo kan het aan de andere kant ook gaan om de combinatie met natuurontwikkeling en bijdragen aan natuurkwaliteit en biodiversiteit, door bijvoorbeeld vergroten van mogelijkheden voor (wilde) bijen en vlinders en het realiseren van leefgebied en routes voor andere dieren.

Deze voorstellen zullen specifiek beoordeeld moeten worden en wel vanuit de vraag of ze passen binnen de initiële bestemming of als initiatief onderdeel zouden moeten zijn van een van de eerdere 3 genoemde categorieën.

6. De verdere ontwikkelingen en mogelijkheden

In het voorgaande is de aandacht vooral uitgegaan naar de grote ontwikkelingen rond zonnevelden en windmolens. Dat in relatie met de regionale ontwikkeling van RES 1.0.

Nu kan het bij zon- en windenergie ook gaan om kleinschalige ontwikkelingen op bijvoorbeeld daken. Kleine oppervlakten tellen uiteindelijk op tot een flink totaal en Buren heeft de doelstelling dat in 2050 80% van de daken in de gemeente belegd is met zonnepanelen.

Kleinschalige ontwikkelingen zijn ook voor wind mogelijk. Ook op bedrijventerreinen, in het buitengebied en zelfs bij woningen is in principe het opwekken van windenergie mogelijk.

In deze paragraaf geven we daarom de aanzet voor de opkomst van een aantal meer kleinschalige ontwikkelingen van zon- en windenergie in Buren.

 

  • 6.1

    Zon op het dak

    Middelgroot

    In onze klimaatvisie en ook in het RES-bod is het beeld geschetst dat het plaatsen van zonnepanelen op bedrijfsdaken een bijdrage kan leveren aan het opwekken van duurzame energie. Ook tijdens de digitale inwonersbijeenkomsten gaven inwoners aan dat panelen op die grotere daken duidelijk een optie is. Dit is een logische gedachte die ook opgepakt wordt. Hierbij moet wel eerst een kanttekening geplaatst worden, want het is de vraag of de bestaande daken allemaal constructief-technisch geschikt zijn voor het plaatsen of leggen van panelen. Vanuit de RES Rivierenland wordt er een onderzoek opgestart om dit voor de grotere daken in beeld te brengen. Zo krijgen we inzicht in de werkelijke realisatiemogelijkheden van zon op het dak. Als de mogelijkheden van die grote daken in beeld zijn, kunnen die zeker bij RES 2.0 gerealiseerd worden. Dan waarschijnlijk aan de hand van een regeling. Het staat de eigenaren uiteraard vrij om de mogelijkheden zelf eerder op te pakken. Wel wordt geregeld dat nieuwbouw met de grotere dakoppervlakken verplicht de daken direct moet voorzien van zonnepanelen.

    Er is nagegaan in hoeverre het mogelijk is om bij de nieuwbouw van grotere dakoppervlakten van nieuwbouw zonnepanelen verplicht te stellen als gemeente. Dat is binnen de huidige wettelijke kaders niet mogelijk, wel kan daar met de invoering van de omgevingswet verandering in komen. Met de evaluatie van dit beleidskader in 2025 kan dat als aandachtspunt meegenomen worden.

    Medio 2023 is in het kader van zon op dak ook gekeken naar grotere daken. Daarnaast is met het regionale expertiseteam bedrijven een advies en informatiepunt ingericht om bij bedrijven zon op dak te adviseren en te ondersteunen in de ontwikkeling van zon op dak.

    Klein

    Het plaatsen van zonnepanelen op een regulier dak van een woning is de meest bekende ontwikkeling van zonne-energie. Om dit verder uit te bouwen zetten we in op:

     

    • De adviesfunctie van het Energieloket van eCoBuren;

    • De inzet van woningbouwcorporaties;

    • Lokale initiatieven in de kernen;

    • Duurzaamheidslening.

    Er is stimuleringsbeleid vanuit de Rijksoverheid met de postcoderoos, saldering en een duurzaamheidslening. In 2023 is een aanpak voor zon op dak ontwikkeld met als onderdelen o.a.:

    • Collectieve lokale initiatieven in wijken;

    • De mogelijkheden bij monumenten;

    • De ontwikkeling van bedrijfsdaken.

    Punt is wel dat netcapaciteit zeker bij grotere projecten een beperkende factor kan zijn.

    Monumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten

    Voor monumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten geldt vanwege hun speciale status dat voor het plaatsen van zonnepanelen een vergunning nodig is. Nu zijn er afhankelijk van de situatie wellicht mogelijkheden om toch vergunningsvrij zonnepanelen te plaatsen. Dat kan verkend worden in een gesprek met de Omgevingsdienst: een informatieverzoek.

    Als men vervolgens vergunning plichtig is, start de procedure met een vooroverleg. Als later onverhoopt toch mocht blijken dat er toch geen vergunning verleend kan worden, dan zijn daar wel kosten aan verbonden.

    Inmiddels wordt gewerkt aan het verruimen van de mogelijkheden in de vergunningsverlening voor monumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten. Dit door aan te geven hoe en wat waar wel kan. Verwacht wordt dat dat in de loop van 2023 dan wel begin 2024 duidelijkheid zal geven over welke mogelijkheden er wel zijn.

     

  • 6.2

    Zon in het veld

Middelgroot: ruimte voor lokale of innovatieve initiatieven buiten de zoekgebieden

Kaders en criteria kunnen hard zijn en ontwikkelingen in de weg staan. De wereld van de duurzame energie kenmerkt zich wel door veel en snelle ontwikkelingen. Nu worden beleidskaders regelmatig geactualiseerd, maar het is goed om ruimte te bieden aan pilots die na evaluatie een vaste mogelijkheid kunnen worden. Lokale zon initiatieven kunnen dan ook ruimte krijgen buiten de zoekgebieden. Hierbij gaat het om een project dat niet groter is dan 10 ha en voldoet aan een aantal van de volgende criteria:

 

  • Innovatief;

  • Lokaal collectief of corporatief initiatief;

  • Inpassingsregels qua landschappelijkheid en biodiversiteit;

  • Max 10 ha;

  • Buiten de zoekgebieden.

Voor deze initiatieven is maximaal 25 ha (+/- 10%) beschikbaar. Na een evaluatie kan besloten worden om aanvullend meer ruimte beschikbaar te stellen. Het kan dus gaan van een lokaal initiatief tot een lokaal zonnepark in combinatie met opslag/buffering via accu’s of waterstof. Een ander voorbeeld is een groep inwoners van een kern die gezamenlijk op deze wijze de energie voor hun elektrisch rijden wil generen op een perceel bij de kern.

Verder moeten deze ontwikkelingen wel op een ruime afstand van elkaar komen om niet alsnog het beeld van een grootschalig project te geven. Ook spelen specifieke lokale ruimtelijke kwaliteiten een rol, zoals de landschappelijke en natuurlijke waarde van een ouder landgoed of aspecten zoals de cultuur-historische waarde. Dit als basis voor een totale afweging van de wenselijkheid en de mogelijkheden.

Om het toelaten als lokaal of innovatief initiatief goed te kunnen toetsen is in 2021 een beleidskader vastgesteld om dat goed te omschrijven en zo de ontwikkeling van deze initiatieven goed te kunnen begeleiden.

Middelgroot: Local4Local

Met het in juli 2023 door de raad aangenomen initiatief om ruimte te bieden aan specifiek Local4Local initiatieven, is de ruimte voor zon op de grond met een derde categorie uitgebreid. Dit naast grootschalige ruimte voor lokale of innovatie initiatieven.

Bij Local4Local gaat het om een lokale energiegemeenschap die samen de eigen energievoorziening organiseert volgens eigen spelregels tegen een prijs die zij ook zelf (samen) in de hand houden. Het initiatief behoeft daarbij niet vanaf de start zelf gefinancierd te zijn, commerciële ontwikkelaars blijven immers nodig om een goed project op te zetten met als doel om uiteindelijk het eigendom en daarmee de zeggenschap over de opgewekte energie volledig over te dragen aan de lokale energiegemeenschap. Lokale initiatieven welke geheel lokaal gedragen en gestuurd worden, kunnen op een groot draagvlak rekenen.

Local4local gaat daarbij uit van minimaal 50% lokaal eigendom, zo mogelijk 51% of meer om altijd een lokale meerderheid van aandelen te waarborgen.

Hiervoor is 25 ha beschikbaar, maar de initiatiefnemers zullen inzichtelijk moeten maken wat de economische afweging is om agrarische grond in een zonneveld om te zetten. Dit om ervoor te zorgen dat een zorgvuldige afweging gemaakt wordt als het gaat om het gebruik van landbouwgrond. in het ruimtelijke kader wordt hier verder op in gegaan.

Voor deze Local4Local initiatieven zijn verder de ruimtelijke aspecten van toepassing zoals die in het ruimtelijk beleidskader worden aangegeven voor de lokale en innovatieve initiatieven benoemd wordt en dat betekent dat ze eveneens gemaximeerd zijn tot 10 ha per initiatief. Ook zijn het participatiekader is van toepassing.

Overigens kan bij Local4Local initiatieven op basis van de huidige energiewet een intermediaire organisatie nodig zijn voor de feitelijke levering van de opgewekte energie. Het is aan de initiatiefnemers dit te onderbouwen en aan te geven in welke mate de intermediair past binnen de maatschappelijk collectieve opzet zoals die met Local4Local bedoeld is.

Klein: vele kleintjes maken één grote

Bij de meeste woningen kunnen zonnepanelen zonder vergunning op dak geplaatst worden, maar er zijn vragen geweest of zonnepanelen ook op het erf of in de tuin geplaatst mogen worden. Onder de huidige regels gaat het dan om een bouwwerk en is het vergunning plichtig. Dat is logisch als het een afdak is waar mensen onder kunnen verblijven, maar dat is minder logisch als het zich bijvoorbeeld een halve meter tot een meter boven het maaiveld bevindt. Vergelijkbaar met de vroegere opkweekbakken.

Als het gaat om klimaatadaptatie en biodiversiteit moet niet de hele tuin vol gelegd worden. Er kan daarom een maximum gesteld worden voor woningen in een kern, bijvoorbeeld 10% van het vrije tuin oppervlak en van twaalf standaard panelen. Voor grotere erven of te ontwikkelen landgoederen zou dit ruimer kunnen zijn, zolang het maar voor eigen gebruik is. We stellen voor om hiervoor een beleidsregel te ontwikkelen die mogelijkheden schept; hetzij vergunningsvrij dan wel legesvrij.

Vanuit inwoners kwam wel de kanttekening dat wildgroei en hinder van zonnepanelen voor omwonenden voorkomen moeten worden. Dit door bijvoorbeeld met een te dichte plaatsing bij woningen van omwonenden. Omdat dit een serieuze kanttekening is, zal dit uitgewerkt worden in een beleidsregel.

Nu is er in de praktijk geen vraag geweest naar plaatsing “in de tuin” en een onderzoek gaf ook aan dat er geen behoefte was. Verder is plaatsing op het erf in de enkele voorkomende gevallen behandeld als een bouwaanvraag waarbij o.a. is nagaan of het binnen het bouwvlak past, wat de inpassing is en of het voor eigen gebruik is. Daarom is aan de ontwikkeling van een beleidsregel voor het plaatsen van panelen in de tuin of het erf (nog) geen prioriteit gegeven.

 

  • 6.3

    Wind

 Wind bij bedrijven

Het voornemen was om een pilot op te zetten van vijf initiatieven en zo de eerste stap te zetten naar windmolens bij bedrijven. Inmiddels is er een beleidskader voor kleine windmolens tot 25 meter tip-hoogte door de raad vastgesteld. Daarnaast worden ook de (ruimtelijke) mogelijkheden verkend voor nog wat hogere molens bij bedrijven.

Klein: innovatieve windmolens bij woningen

De ontwikkelingen staan niet stil en er komen nieuwe kleine innovatieve windmolens voor woningen. Voor het buitengebied zijn er dan al snel mogelijkheden, omdat daar de afstand tot andere omwonenden vaak groter is. De vraag is wat de mogelijkheden in de kernen zijn en of de omgevingsimpact laag genoeg is als het gaat om schaduwslag, geluid en dergelijke.

Nu is het mogelijk hiervoor een pilot op te zetten. Dit vanuit de gedachte dat tijdens de inwonersbijeenkomsten inwoners aangaven dat dit geen wildgroei aan molens en overlast moet gaan opleveren.

Uiteraard zal de pilot geëvalueerd worden en de basis kunnen zijn voor een eventueel beleidskader. Overigens zou het dan gaan om de plaatsing van windmolens met een compacte uitvoering. Die zijn naar verwachting minder nadelig voor vogels, vleermuizen en andere dieren, omdat ze beter waarneembaar zijn.

In 2022 bleek echter uit een onderzoek dat er geen vraag is naar plaatsing van dergelijke kleine molens. Daarom is tot op heden afgezien van het opzetten van de pilot.

Zonnevelden voor warmte

Naast de gebruikelijke zonnevelden voor het opwekken van elektriciteit, zijn er ook zogenaamde thermische zonnevelden. Deze zonnevelden wekken zonnewarmte op en kunnen onderdeel zijn van de warmtetransitie. In het warmteplan komen we op deze thermische velden terug. Belangrijk is dat deze niet al te ver van het verzorgingsgebied af kunnen liggen in verband met het warmteverlies.

Hoewel ze geen onderdeel uitmaken van dit beleidskader, is het aannemelijk dat voor deze velden dezelfde inpassingseisen gaan gelden als voor reguliere velden.

 

  • 6.4

    Zon op het water

    In Buren zijn een aantal grotere wateroppervlakken die in principe geschikt zijn voor zon op water. In de praktijk is dit nog een tamelijk nieuwe ontwikkeling en uitgekristalliseerde uitvoeringskaders ontbreken. Het is daarom feitelijk niet mogelijk beleidskaders op te stellen. Initiatieven zullen incidenteel benaderd worden als het gaat om de inpassingscriteria als ecologisch effect en resterend vrij wateroppervlak van bijvoorbeeld minimaal 50%. Daarbij gelden wel de meer algemene criteria en maximeringen, zoals eerder genoemd voor de initiatieven binnen of buiten de zoekgebieden.

     

7. Overigen

  • 7.1

    Financiën

Er zijn op dit moment geen gemeentelijke bijdragen of subsidiemogelijkheden. Er is gekeken naar de mogelijkheden als een gemeentelijk duurzaamheidlening, een duurzaamheidsfonds of anderszins. Gelet de financiële situatie van de gemeente Buren is dat niet mogelijk gebleken.

Wel zijn er landelijke mogelijkheden en daar wordt dan ook (actief) naar verwezen. Een uitzondering is mogelijk de legesvrijstelling voor het verduurzamen van monumenten waarvoor de raad naar verwachting voor de leges 2024 een voorstel zal ontvangen.

Verder zal Buren niet risicodragend aan projecten deelnemen. Wel is er een reserve duurzaamheid gevormd voor het incidenteel bijdragen aan wenselijke beleidsinitiatieven, een startbijdrage voor duurzame projecten of ter stimulering van ontwikkelingen als participatie, innovatie of anderszins.

Projecten en initiatieven kunnen om inzet vragen van medewerkers van onze organisatie en de ODR, als het gaat om het verwerken van aanvraag en projectbegeleiding. Normaal gesproken wordt dat deel verrekend met de leges of met de anterieure overeenkomsten. Eigen inzet in de projecten is, anders dan beleidsontwikkeling tot op heden, niet voorzien.

 

  • 7.2

    Monitoren en evalueren

    Jaarlijks of zo nodig tussentijds wordt de raad geïnformeerd over ontwikkelingen of voortgang. Een evaluatie van het gehele beleidskader staat nu conform het raadsinitiatief gepland voor 2025.

     

  • 7.3

    Relatie met ander beleid

    Zoals al aangegeven, is er een relatie van dit beleidskader met de klimaatvisie Buren, het RES-bod, het Gelderse Energie Akkoord (GEA) en het landelijke Klimaatakkoord.

    Verder is in Buren op 14 juni 2022 de Omgevingsvisie vastgesteld. Dit beleidskader met de zoekrichtingen heeft daar verdere input aangegeven. In het voortraject is dat met de toenmalige raadswerkgroepen Omgevingsvisie en Klimaatvisie in twee gezamenlijke bijeenkomsten verkend. Ook in de uitwerking daarna is er de nodige afstemming geweest en heeft duurzaamheid breed een plaats in de omgevingsvisie gekregen. Duurzaamheid zal ook een rol spelen bij de verdere uitwerking in bijvoorbeeld de programma’s.

    Lokaal spelen verder de landschappelijke kaders rond biodiversiteit en dergelijke. Verder is er aantal relevante zaken, zoals laagvliegroutes, radarverstoringsgebieden, Natura2000 gebieden en relevante wettelijke beleidskaders voor de verdere ontwikkelingen als:

    • Wet natuurbescherming

    • Elektriciteitswet

    • Bouwbesluit

  • 7.4

    Procesbeschrijving

    Een initiatief voor een zonneveld kan op verschillende manieren van start gaan. Het kan zijn dat een agrariër over gronden beschikt, een professionele partij die zijn grond heeft verkregen of met de eigenaar ontwikkelt. Ook bewonerscollectieven een initiatief opstarten. Afhankelijk van het initiatief kan dit proces sneller of minder snel worden doorlopen. Het is wel zaak dat de initiatiefnemers de omgeving/omwonenden betrekken binnen het proces met het oog op draagvlak. Daarvoor is ook het beleidskader participatie vastgesteld. Overigens kunnen al naar gelang, aard en omvang van een aanvraag ook andere overheden een rol spelen in het besluitvormings- en/of vergunningsproces. Denk hierbij aan provincie of waterschap.

    Een belangrijk is hierbij zeker de vraag of het initiatief voor “eigen gebruik” of (ook) voor “productie voor het net” is. Dat laatste is namelijk bepalend voor de vraag of participatie aspecten als 50% eigendom en/of de bijdrage aan het omgevingsfonds een rol spelen.

    Plantoelichting

    Initiatiefnemers worden verzocht een plan op te stellen waarin de volgende onderdelen zijn uitgewerkt:

     

    • Inrichting

    • Participatie

    • Beëindiging

       

    Planonderdelen

    Toelichting

    Inrichting

    • De initiatiefnemer presenteert een ontwerp inclusief een toelichting.

    • In het ontwerp en de toelichting laat de initiatiefnemer zien hoe de randvoorwaarden en aanwijzingen zijn verwerkt.

    • Een overzichtsplattegrond met doorsnedes is zeer gewenst, waar mogelijk aangevuld met tekeningen, fotobewerkingen of ander beeldmateriaal.

    Participatie

    • De initiatiefnemer geeft aan voor welke vorm van participatie met de omgeving zij kiest en hoe belanghebbenden betrokken worden in het proces.

    • Op basis van de participatieladder beschrijft de initiatiefnemer de mate van betrokkenheid (informeren, consulteren, ad hoc of structureel betrekken, etc.).

    • De initiatiefnemer stelt het zonneveld voor 50% open voor lokaal eigendom. In het plan is beschreven op welke manier dit gebeurt.

    • De initiatief nemers draagt per geproduceerde MW een bijdrage aan het omgevingsfonds af.

    Beëindiging

    • De initiatiefnemer geeft aan dat hij aan het einde van de termijn zorgt dat de zonnevelden worden opgeruimd en het gebied bij eventuele schade wordt hersteld.

    Op basis van de weging van dit uiteindelijke plan verstrekt de gemeente wel of geen vergunning. In bijlage III staat een beschrijving van de hoofdlijnen van de huidige procedure na indiening van een verzoek bij de gemeente Buren of de ODR. Met het in werken van de omgevingswet zal die wijzigen. Het nieuwe vergunning proces onder de omgevingswet is nu nog in ontwikkeling.

    Behandeling van initiatieven

    Algemeen

    Initiatieven worden getoetst op een aantal gegeven uitgangspunten en dan is te denken aan:

    • Lokaal rendement

    • Nog beschikbare ruimte

    • Ruimtelijke inpassing

    • Draagvlak omwonenden

    • Afstemmingsmogelijkheden met andere initiatieven

    • Planning in relatie tot de mogelijkheden van de netcapaciteit

    Dit kan zorgen voor een afgestemde ruimtelijke ontwikkeling en realisatie, maar ook voor een doelmatig ‘toelatingsproces’ het totale maximum voor de “categorie” overschreden mocht worden. De gedachte hierachter is dat er geen aanbesteding of concessie kan zijn, omdat de gemeente geen eigenaar van de gronden is. De gemeente kan daarom alleen richting geven via beleidskaders en vergunningsverlening. Als dat geen optie is, kan er teruggevallen worden op ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.

    Het kan nodig zijn om in het vervolg van de ontwikkeling meerdere initiatieven voor een zelfde deel van een zoekgebied samen te brengen in één projectaanpak. Dit kan als er naast een windinitiatief ook een zoninitiatief is, of als er aangrenzende initiatieven zijn. Dat vraagt een integrale ruimtelijke benadering om de ontwikkelingen en hun impact op elkaar af te stemmen. Dit geldt richting inwoners, natuur en landschap en het ruimtelijke beeld.

    Verdere relevante aspecten hierbij zijn:

    Voor zonnevelden van minder dan 200 MW of kleiner dan 125 ha bestaat geen MER-beoordelingsplicht. Per locatie is het maatwerk welke onderzoeken naar milieueffecten moeten worden uitgevoerd.

    Grote windmolenprojecten zijn MER-plichtig, maar voor de projecten op de schaal van Buren lijkt een zogenaamde vormvrije MER voldoende te zijn. Het advies is dat bij de ODR na te gaan, in het kader van vergunningverleningsproces. In de pilotvoorstellen voor windmolens bij bedrijven of woningen zullen we aangeven of hier ook een vormvrije RES nodig is.

    Archeologisch onderzoek

    Als zonnepanelen op de grond geplaatst worden, dan is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Gaat de aanleg dieper dan 30 centimeter de grond in, dan is archeologisch onderzoek vaak verplicht. Bij wind ligt dit, gezien de diepere funderingen, anders.

    Bibob

    De Wet Bibob staat voor de ‘Wet Bevordering Integriteits-beoordelingen door het openbaar bestuur’ en is een preventief bestuursrechtelijk instrument dat wil voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert met een vergunning en dat er bovendien voor wil zorgen dat de concurrentiepositie van bonafide ondernemers wordt beschermd. In Nederland zijn bij verschillende windmolen- en zonneparkprojecten dubieuze initiatiefnemers betrokken geweest. De wet Bibob heeft wind- en zonneparken ook aangewezen als risicocategorie. In principe moet iedere aanvraag in de risicocategorie onderzocht worden.

    De Omgevingswet

    Met het inwerking treden van de Omgevingswet zal een aanvrager in het voortraject voor de afstemming (en overeenstemming) met de omgeving moeten zorgen. Voor kleinere aanvragen gaan er wellicht lichtere eisen gelden. Het is dan ook verstandig dat initiatiefnemers of aanvragers zich goed laten informeren over de dan geldende procedures en voorwaarden.

    Beleidsregels

    Het gaat dan in de meeste gevallen ook om de ruimtelijke inpassingseisen en de afweging van de verschillende waarden van een locatie. Dat gaat onder andere om:

    • Cultuurhistorische waarden

    • Natuur en landschap

    • Recreatie

    • Agrarische waarde

    • Impact op omwonenden.

    Dat kan betekenen dat ontwikkelingen in principe niet mogelijk zijn in gebieden met een beschermde status, zoals een beschermd dorpsgezicht of weidevogelgebied.

  • 7.5

    Participatie en communicatie

    In het voortraject van het beleidskader 2021 is op verschillende manieren ruimte geweest voor betrokkenheid, inspraak en meedenken. Om te beginnen waren er verschillende stakeholders, zoals belangengroepen en lokale organisaties, betrokken bij de ruimteateliers van de RES. Recent hebben in september drie inwonersbijeenkomsten plaatsgevonden met ongeveer 65 inwoners die hun denkbeelden, meningen en suggesties hebben gegeven over een aantal inrichtingsvragen, waaronder de drie denkrichtingen. Ook is door de Jongerenraad Buren een Instagram-poll onder jongeren uitgezet.

    Na de besluitvorming zijn voor het realiseren van projecten draagvlak en een goede communicatie met omwonenden absolute voorwaarden. Daarbij wordt een actieve inzet van de initiatiefnemer gevraagd. Als gemeente hebben we hier ook een rol in en zullen we daar ook op toe zien. In het beleidskader participatie is verder uitgewerkt hoe inwoners direct bij projecten betrokken kunnen worden. Het gaat dan om bijvoorbeeld planschade, lokaal eigendom, omgevingsfonds en andere regelingen. Zo kunnen inwoners ook financieel participeren bijvoorbeeld via een corporatie en zo is er ook lokaal rendement. Verder is er ruimte in de nota voor lokale initiatieven van inwoners of collectieven buiten de zoekgebieden.

     

  • 7.6

    Netcapaciteit

    Een aandachtpunt bij het ontwikkelen van met name de wat grotere zon en windprojecten is de beschikbaarheid van een netaansluiting. Initiatiefnemers wordt geadviseerd bij Liander te informeren naar de lokale (on)mogelijkheden. Er zijn overigens aanvullende maatregelen denkbaar om het effect daarvan te verminderen bijvoorbeeld door lokaal/ter plekke energie tijdelijk op te slaan. Dat kan dan later zelf gebruikt worden of geleverd aan te net. Een gedegen voorbereiding is wat dat betreft dan ook essentieel.

     

8. Samenvattend

Dit beleidskader heeft als doel de ontwikkeling van de opwek van zon- en windenergie op een gerichte en door inwoners gedragen manier mogelijk te maken, om zo de Burense ambities voor duurzame energie in 2030 te realiseren. Dit afgestemd met de regionale ontwikkelingen in het kader van RES 1.0. Daarnaast wil het beleidskader de mogelijkheden bieden voor beperkte lokale en innovatieve ontwikkelingen. Om te beginnen op een wat beperkte schaal om die na evaluatie verder de ruimte te geven.

Dit vanuit de gedachte dat er op deze manier enerzijds ruimte is voor grootschalige en regionaal afgestemde ontwikkelingen en er anderzijds ruimte is voor lokale en innovatieve initiatieven en sinds 2023 aanvullend ook voor Local4Local initiatieven. Dat om het karakter van onze gemeente waar mogelijk te behouden door het ‘verdere gebied’ landelijk te houden. In dit beleidskader zon en wind worden voorstellen gedaan om dat te realiseren en verder uitgewerkt in het ruimtelijke beleidskader en het beleidskader participatie.

8.1 Uitgangspunten

In de klimaatvisie van Buren die in mei 2020 is vastgesteld, staan een aantal voorwaarden voor het duurzaamheidsbeleid. Het gaat dan om:

  • Iedereen moet meedoen!

  • 50% lokale betrokkenheid in de vorm van lokaal rendement

  • We zijn actief deelnemer en geven als gemeente het goede voorbeeld

Naast deze algemene uitgangspunten zijn er voor zon en wind ook realisatie voorwaarden waar een project aan moet voldoen om voor vergunningsverlening in aanmerking te komen:

  • Inpasbaarheid en landschappelijke inrichting

  • Situering in het vast te stellen zoekgebied (voor de grotere projecten)

  • Voorzien van netcapaciteit in afstemming met Liander

  • Een goede ruimtelijke inpassen in samenhang met een specifieke locatie

  • Duurzaam en betrouwbaar

Hierbij gaat Buren uit van een faciliterende en op onderdelen stimulerende rol. De gemeente staat open voor nieuwe plannen en projecten. Ook wil de gemeente waar mogelijk meewerken om belemmeringen voor de realisatie van gewenste projecten weg te nemen. De gemeente wil daarbij planologisch meedenken en vanuit het gemeentelijke projectmanagement voor grotere projecten een lokaal coördinerende rol oppakken.

De gemeente zal op eigen initiatief geen projecten ontwikkelen of vergaand initiëren. In voorkomende gevallen is het wel denkbaar dat er verkennend onderzoek gedaan wordt, maar het initiatief tot realisatie elders ligt bij bijvoorbeeld een samenwerkingsverband of externe partij.

  • 8.2

    Grootschalige ontwikkelingen zon

    Over de zoekgebieden voor grootschalige ontwikkelingen voor zon en wind komt er een beeld naar voren dat als volgt is te schetsen:

    • Als zoekgebied is er een gebied vastgesteld voor het plaatsen van grootschalige initiatieven zonnepanelen langs de A15 oost.

    • De plaatsing in het de zoekgebied te maximeren tot de hoogte van de RES opgave van 20 ha (met een marge van +10%) tot 2030.

    Dit vraagt bij de concrete inpassing van projecten om aandacht voor de waarden van het gebied en een afweging ten opzichte van bijvoorbeeld de recreatieve en agrarische functie.

     

  • 8.3

    Kleinschalige projecten zon

    Om ruimte te bieden aan kleinschalige initiatieven van inwoners of bedrijven, geeft deze nota een reeks aanzetten om die mogelijk te maken. Het gaat dan om een breed palet aan mogelijkheden van groot tot klein, voor de kernen en het buitengebied. Het is ook om ruimte te bieden aan ontwikkelingen en innovaties. Bijvoorbeeld de plaatsing van windmolens op bedrijventerreinen, een aantal zonnepanelen in de tuin of de koppeling van een lokaal zonneveld met energieopslag. Om dat mogelijk te maken is het volgende vastgesteld:

    • Ruimte voor lokale en innovatieve initiateven 30 ha

    • Ruimte voor Local4Local initiatieven 25 ha

    Verder is een aanpak ontwikkeld of in ontwikkelingen voor zon op dak en de mogelijkheden monumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten om het plaatsen van zonnepanelen te versoepelen.

    Voor de volledigheid: Er is tevens 10 ha beschikbaar voor de realisatie van zon op veld als compensatie voor het bij amendement vervallen van de windmolen bij Medel zoals die in de concept RES1.0 als optie opgenomen was.

  • 8.4

    Grootschalige ontwikkelingen wind

    Over de zoekgebieden voor grootschalige ontwikkelingen voor zon en wind komt er een beeld naar voren dat als volgt is te schetsen:

    • Als zoekgebied is er een gebied vastgesteld voor het plaatsen van windmolens langs de A15 oost.

    • Bij de vaststelling van de Burense RES1.0 opgave is bij amendement bepaald dat Buren afziet van het plaatsen van windmolens.

    Wel is in de beleidskaders nog ingegaan op een aantal aspecten die aandacht vragen als het zou gaan om concrete inpassing van projecten. Het gaat dan om aandacht voor de waarden van het gebied en een afweging ten opzichte van bijvoorbeeld de recreatieve en agrarische functie.

  • 8.5

    Kleinschalig wind

    In 2023 is op basis van de maatschappelijke vraag een beleidskader kleine windmolens tot 25 meter tip-hoogte vastgesteld. Daarnaast worden ook de (ruimtelijke) mogelijkheden verkend voor nog wat hogere molens bij bedrijven.

     

  • 8.6

    Ruimtelijke en participatiekaders

Voor het realiseren van projecten zijn draagvlak en een goede communicatie naar omwonenden absolute voorwaarden. Daarvoor wordt ook een actieve inzet van de initiatiefnemer gevraagd om de dialoog met de omgeving aan te gaan, zoals dat ook in de omgevingswet voor vastgelegd en als gemeente zullen we er ook op toezien. Om het draagvlak te versterken is ook lokaal rendement nodig, daarbij gaat het om vergoedingen voor omwonenden en grondeigenaren, lokaal eigendom en een bijdrage aan het omgevingsfonds. Dit is vastgelegd in het beleidskader participatie.

Verder is het goed als zon- en windenergie zoveel mogelijk ingepast zijn in de omgeving. Dat vergroot ook de acceptatie. Een initiatiefnemer moet daarom met respect omgaan met de bestaande landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Verder zijn er eisen aan de inrichting met landschappelijke elementen, bijvoorbeeld om de biodiversiteit te vergroten. Ten slotte ruimt de initiatiefnemer het zonneveld op als de zonnepanelen aan het einde van de levensduur zijn. Hiervoor is het ruimtelijke beleidskader vastgesteld.

 

  • 8.7

    Tot slot

    De ontwikkeling van zon en wind energie is zowel maatschappelijk als technisch een dynamisch veld vol ontwikkelingen. Een evaluatie en een actualisatie is op gezette tijden dan ook wenselijk. In het recente raadsinitiatief is ook aangegeven om het beleidskader in 2025 te evalueren. Het is nuttig dat dan te doen inclusief de ruimtelijke en het participatiekader.

    Dat kan dan de basis zijn voor het herijken van het zon- en windbeleid Buren met raad, inwoners en verdere betrokkenen. Dat herijken kan ook met het oog op de ontwikkeling van netcapaciteit ed. of een eventuele wens tot maatschappelijke aanbesteding. Door de veelheid aan reeds ingediende initiatieven is daar tot nu geen gelegenheid toe geweest.

     

Bijlage I: Opstelling van zonnepanelen

Schuin op stellage – lage opstelling

Panelen worden vaak in rijen gemonteerd en schuin geplaatst op stellages op de grond. Er is afstand nodig zodat de ene rij geen schaduw werpt op de volgende. Ongeveer de helft van het grondoppervlak is dan met zonnepanelen bedekt. De stellages zijn relatief goedkoop en de opstelling kan onder de twee meter hoogte blijven.

Schuin op stellage – hoge opstelling

Een schuine opstelling kan uit meer lagen panelen boven elkaar bestaan. Dit kan voordelig zijn voor de kosten van maaien en de kosten van de stellage. In deze variant is sprake van een grotere impact op landschap en omgeving. Er zijn meer mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik.

Oost-west opstelling

Een mogelijkheid is om de panelen richting het oosten en het westen te plaatsen. Hierdoor is het mogelijk een lage stellage te maken van ongeveer 0,5 meter. Per paneel wek je iets minder stroom op dan bij zuidelijke oriëntatie, maar de opwekking van energie wordt beter over de dag verspreid.

 Horizontaal boven (agrarische) functie

Een andere mogelijkheid is een hogere horizontale opstelling boven bijvoorbeeld een agrarische functie.

 

Drijvend op het water

Zonnepanelen op water geven deze ruimte een extra functie. Ze kunnen meer stroom opwekken omdat het water de panelen koelt en het zonlicht reflecteert. Sommige typen drijvende panelen draaien mee met de zon.

 

Draaibare opstelling en fundering

Deze gefundeerde stellage draait gedurende de dag mee met de zon. Er worden meerdere rijen panelen boven elkaar geplaatst. Per paneel wek je meer stroom op. De aanschafkosten zijn hoger en ook moet er sprake zijn van een stevige fundering.

 

Bijlage II Windladder

Bijlage III Procedure

In het volgende schema zijn de processtappen weergegeven die worden doorlopen voor een initiatief. Met de komst van de omgevingswet zal dit van aard en opzet wijzigen.

 

Vooraf wordt een anterieure overeenkomst opgesteld tussen de initiatiefnemer en de gemeente om verschillende aspecten rond de planbehandeling als onderdeel van de besluitvorming over het project.

Vergunning

Algemeen

Voor het plaatsen van zonnepanelen is geen vergunning nodig als het gaat om:

  • Op reguliere daken van woningen;

  • Op bedrijfsdaken (mogelijk wel een toets op constructief-technische aspecten).

Hier zijn overigens wel voorwaarden aan verbonden, zoals dat de panelen en omvormer geïntegreerd zijn of dat die in het gebouw wordt geplaatst. Als de panelen op een schuin dak komen, dan:

  Moeten ze binnen het dakvlak blijven en in, of direct op het dak worden geplaatst;

Moet de hellingshoek van panelen en dak hetzelfde zijn.

In andere gevallen is in principe een vergunning vereist. Een initiatiefnemer kan dat checken bij de Omgevingsdienst (ODR). Een informatieverzoek bij de ODR is gratis. Het gaat bijvoorbeeld om een vergunningsplicht voor:

  • Monumenten, stads- en dorpsgezichten

  • Zon op de grond in de tuin of op het erf

  • Zonnevelden

  • Windmolens van klein tot groot

Ook kan het zijn dat een plan vergunning plichtig is, omdat het afwijkt van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld als een onderdeel van een te bouwen afdak buiten de bouwcontouren van een perceel ligt. Voor dergelijke of andere initiatieven is navraag bij de ODR ook wenselijk/noodzakelijk.