Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiele organisatie van de gemeente Leeuwarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingverordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiele organisatie van de gemeente Leeuwarden
CiteertitelFinanciele Verordening Leeuwarden 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ten aanzien van artikel 2; artikel 5.1; artikel 7; artikel 8; artikel 15; artikel 16 tot en met artikel 22 (de paragrafen bij de programmabegroting) en artikel 24.b; artikel 26 en artikel 27 geldt een overgangsbepaling met dien verstande dat uiterlijk eind 2006 aan deze bepalingen moet worden voldaan.

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-201019-07-2011nieuwe regeling

15-12-2010

Huis aan Huis; 29 december 2010

331153
30-12-201005-01-2012nieuwe regeling

15-12-2010

Huis aan Huis; 29 december 2010

331153
01-11-200530-12-2010nieuwe regeling

31-10-2005

Huis aan Huis; 23-11-2005

20158

Tekst van de regeling

Intitulé

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leeuwarden.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Dienst

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders heeft.

b.  Administratie

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Leeuwarden en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c.  Financieel beheer

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Leeuwarden.

d.  Doelmatigheid

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

e.  Rechtmatigheid

onder rechtmatigheid wordt begrepen dat de in de rekening verantwoorde lasten en baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen “in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen”.

f.  Doeltreffendheid

de mate waarin de beoogde effecten van het beleid worden behaald.

g.  Majeure projecten

Door de gemeenteraad aangewezen belangrijke projecten die van zodanige importantie zijn dat hiervoor een aparte rapportagestructuur is opzet naast de reguliere begrotingscyclus.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling
    • 1.

      De gemeenteraad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. Indien er dringende redenen zijn gedurende de raadsperiode wijzigingen aan te brengen in de programma-indeling worden deze expliciet en inclusief motivatie vermeld in de begroting.

    • 2.

      De gemeenteraad stelt op voorstel van het college van burgemeester en wethouders voor de programma’s een format vast. Daarnaast kunnen per programma afspraken gemaakt worden over relevante indicatoren voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid.

     

Artikel 3. Planning en controlcyclus
  • Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college van burgemeester en wethouders een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de gemeenteraad van de jaarstukken, een informatiepakket voor het richtinggevende debat voor de nieuwe begroting, de tussentijdse rapportage, de rapportage majeure projecten en de programmabegroting met de meerjarenraming.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
    • 1.

      Zowel bij de begroting als de jaarstukken worden per programma de baten en lasten gespecificeerd naar de onderliggende producten.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor, dat de financiële gevolgen van het beleid waartoe de gemeenteraad heeft besloten in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

    • 3.

      Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

    • 4.

      Het college van burgemeester en wethouders legt uiterlijk half april na afloop van het begrotingsjaar verantwoording af over de uitvoering van de programma’s.

    • 5.

      In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weegegeven.

    • 6.

      De begroting en de jaarstukken bevat naast de verplichte paragrafen: - een paragraaf over het Stategisch investerings- en ontwikkelingsfonds (SIOF).

    • 7.

      In de jaarstukken wordt in de paragraaf bedrijfsvoering een overzicht opgenomen van de in het rekeningjaar ingehuurde externe personeel. Behalve de kosten van inhuur wordt ook de reden van inhuur vermeld.

Artikel 5. Kaders ontwerpbegroting
    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad in het voorjaar een nota aan (informatiepakket richtinggevend debat) met algemene beleidsinformatie over trends en ontwikkelingen en een geactualiseerde financiële positie.

    • 2.

      De financiële positie uit lid 1 is gebaseerd op ongewijzigd beleid en mutaties die een onontkoombaar karakter hebben.

    • 3.

      Op basis van de in lid 1 genoemde nota (informatiepakket richtinggevend debat) voert de gemeenteraad een richtinggevend debat, waarbij prioritering van de hoofdlijnen van beleid (in- en extensiveringen) voor de komende programmabegroting worden vastgesteld. Deze prioritering is het uitgangspunt voor het college van burgemeester en wethouders voor het opstellen van de komende begroting en daarmee ook voor de toewijzing van de beschikbare middelen. Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid van deze prioritering afwijken.

    • 4.

      In de ontwerpbegroting wordt in het programma algemene dekkingsmiddelen een post voor incidentele onvoorziene uitgaven opgenomen van minimaal € 1,00 per inwoner (prijspeil 2010).

    • 5.

      Het college van burgemeester en wethouders legt een structureel sluitende ontwerpbegroting aan de gemeenteraad voor. Van een structureel sluitende begroting is sprake als de laatste jaarschijf van de meerjarenraming een positief of neutraal saldo laat zien en eventuele tekorten in de voorgaande drie jaren opgevangen kunnen worden met de algemene reserve zonder dat deze de afgesproken ondergrens overschrijdt.

    • 6.

      Bij het vaststellen van de primitieve begroting van het jaar ‘t + 1’ in het jaar ‘t’ worden de gevolgen van de na 1 juli in het jaar ‘t’ door het Rijk uitgebrachte rijkscirculaires niet meer meegenomen. De gevolgen hiervan worden verwerkt in de financiële positie van de begroting van het jaar ‘t + 2’.

     

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
    • 1.

      De gemeenteraad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

    • 2.

      Behalve de benodigde budgetruimte voor de kapitaallasten stelt de gemeenteraad gelijktijdig met de primitieve begroting ook de bijbehorende investeringskredieten vast. Tevens geeft het college van burgemeester en wethouders aan voor welke investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet aan de gemeenteraad zal worden aangeboden.

    • 3.

      De gemeenteraad autoriseert de nieuwe investeringskredieten bij de begroting niet op het niveau van de individuele kredieten maar per groep van samenhangende investeringskredieten, zodat het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid heeft binnen de groep naar behoefte budgetten over te hevelen tussen individuele investeringskredieten.

    • 4.

      Eventuele onderuitputting op kapitaallasten van het totaal aan investeringskredieten voor automatisering en informatisering mag door het college van burgemeester en wethouders worden ingezet voor incidentele automatiserings- en informatiseringsprojecten.

    • 5.

      Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college van burgemeester en wethouders een voorstel tot het autoriseren van een investeringskrediet aan de gemeenteraad voor.

    • 6.

      Door de gemeenteraad geautoriseerde investeringskredieten vallen 2 jaar na toekenning weer vrij indien deze nog niet gestart zijn, tenzij door het college van burgemeester en wethouders aannemelijk kan worden gemaakt dat het investeringsbudget behouden dient te blijven.

     

Artikel 7. Uitvoering begroting.
  • Het college van burgemeester en wethouders stelt richtlijnen vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt. Deze richtlijnen betreffen in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      de wijze van rentetoerekening;

    • b.

      het maken van begrotingswijzigingen;

    • c.

      het budgethouderschap;

    • d.

      het aangaan van verplichtingen met derden welke financiële gevolgen hebben voor de gemeente;

    • e.

      het beheer van de reserves en voorzieningen.

Artikel 8. Tussentijdse rapportage en informatie
    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste acht maanden van het lopende begrotingsjaar.

    • 2.

      De tussenrapportage wordt voorafgaand aan de behandeling van de begroting van het nieuwe jaar aan de gemeenteraad aangeboden.

    • 3.

      De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

    • 4.

      De rapportage gaat in op relevante afwijkingen op de lasten en de baten. Daarnaast wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • a.

      de inkomsten uit het gemeentefonds;

    • b.

      de renteontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt;

    • c.

      onderuitputting op kapitaallasten;

    • d.

      de hoogte van voorzieningen.

    • 5.

      Het college van burgemeester en wethouders rapporteert de gemeenteraad twee maal per jaar over de stand van zaken met betrekking tot de majeure projecten en andere door de gemeenteraad aan te wijzen onderwerpen van bijzonder belang. Het eerste rapportagemoment is gekoppeld aan de jaarstukken, het tweede moment aan de behandeling van de tussentijdse rapportage.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
    • 1.

      Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

    • 2.

      Kosten voor het afsluiten en voor het vervroegd aflossen van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

    • 3.

      Voor het afschrijven van de materiële vaste activa worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in bijlage I behorend bij deze verordening. Uitgangspunt is dat er lineair afgeschreven wordt.

    • 4.

      Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in het kader van een goed financieel beheer tussentijds wijzigingen in deze bijlage aan te brengen.

    • 5.

      Van de bijlage I vermelde termijnen kan naar beneden toe worden afgeweken indien de technische of economische levensduur daartoe aanleiding geeft. Langere afschrijvingstermijnen zijn niet toegestaan

    • 6.

      Geactiveerde kosten als gevolg van renovaties en restauraties worden afgeschreven over een looptijd die overeenkomt met de resterende economische levensduur.

    • 7.

      Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden bij voorkeur niet geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

    • 8.

      Activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden afgeschreven volgens de in bijlage I vermelde wijze. Jaarlijks worden in het kader van balanssanering deze activa zo mogelijk en wenselijk in een keer afgeschreven met behulp van eventuele overtollige middelen uit de algemene reserve.

    • 9.

      Aanpassingen in de afschrijvingstermijnen zoals genoemd in bijlage I gaan in vanaf het moment dat deze verordening van kracht wordt en zijn niet van toepassing op reeds bestaande materiële vaste activa.

    • 10.

      Er wordt gestart met afschrijving zodra een investering nut afwerpt.

Artikel 10. Voorziening voor dubieuze debiteuren
    • 1.

      Voor de dubieuze debiteuren van de gemeente worden een of meerdere toereikende voorzieningen voor oninbaarheid gevormd.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere richtlijnen vast voor de totstandkoming en berekening van de hiervoor genoemde voorzieningen.

Artikel 11. Reservering en vrijval niet bestede budgetten
    • 1.

      Uitgangspunt is dat niet bestede (jaargebonden) budgetten bij de jaarrekening vrij vallen ten gunste van het rekeningresultaat.

    • 2.

      Jaaroverstijgende budgetten, zoals investeringskredieten en voorzieningen, vallen vrij in het jaar dat de middelen niet meer benodigd zijn voor het doel waarvoor ze beschikbaar gesteld waren. Bij de jaarrekening en tussentijdse rapportage informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad over de stand van zaken.

    • 3.

      In de onderstaande situaties worden in afwijking van het gestelde onder lid 1 de niet bestede middelen gestort in een reserve ‘budgetoverheveling’:- Van andere overheidslichamen ontvangen incidentele middelen voor een bepaald doel zonder bestedingsverplichting, maar waar wel een nadrukkelijke politieke wens van de gemeenteraad is om de middelen voor het aangegeven doel te besteden. - Door de gemeenteraad voor een of meerdere jaren beschikbaar gestelde incidentele middelen waarbij het wenselijk is dat de niet bestede middelen in een dienstjaar besteed kunnen worden in het daarop volgende dienstjaar.

    • 4.

      Bij de tussentijdse rapportage en de jaarstukken geeft het college van burgemeester en wethouders een duidelijk inzicht in de omvang en samenstelling van de reserve budgetoverheveling.

     

Artikel 12. Kostprijsberekening
    • 1.

      Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Leeuwarden wordt als basis uitgegaan van de systematiek van integrale kostentoerekening. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen de indirecte kosten betrokken, die op enigerlei wijze samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

    • 2.

      Bij de indirecte kosten worden in ieder geval betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

    • 3.

      Bij het in rekening brengen van kosten aan derden kan gemotiveerd, en afhankelijk van de specifieke omstandigheden, van het bepaalde in lid 1 en 2 worden afgeweken.

    • 4.

      Bij de berekening van de tarieven voor de gemeentelijke heffingen wordt geen gebruik gemaakt van de in artikel 228b, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet genoemde mogelijkheid om de compensabele BTW als kostenpost mee te nemen bij de berekening van de tarieven. Enige uitzondering hierop vormen de rioolheffingen.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders doet jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten waaronder rioolheffing, afvalstoffenheffing en leges. De uitgangspunten van dit voorstel worden al aangegeven in de paragraaf lokale heffingen van de begroting.

    • 2.

      Bij een aantal kostendekkende heffingen worden teveel ontvangen opbrengsten in voorgaande jaren verrekend met de tarieven in de komende jaren. Bij de volgende kostendekkende heffingen wordt daarom het werkelijke saldo van lasten en baten na afloop van het jaar verrekend met een reserve ‘Egalisatie heffingen’: - Reinigingsheffingen; - Rioolheffingen; - Hondenbelasting.

    • 3.

      Het college van burgemeester en wethouders biedt voor zover noodzakelijk aan de gemeenteraad nota’s ter vaststelling aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten, zoals de verhuur en verkoop van onroerende goederen, prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons, et cetera.

    • 4.

      De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de gemeenteraad gezonden.

Artikel 14. Financieringsfunctie
    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      dat in geval van uitzettingen van overtollige middelen het rendement ondergeschikt is aan het beperken van het risico.

    • e.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij in Nederland gevestigde financiële instellingen. Voor uitzettingen korter dan 3 maanden geldt minimaal als ratingeis AA, voor uitzettingen langer dan 3 maanden geldt AAA. De rating dient te zijn toegekend door tenminste 2 gezaghebbende ratingbureaus;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      er wordt geen gebruik gemaakt van derivaten;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • f.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden;

    • g.

      de gemeente hanteert het uitgangspunt van integrale financiering. Dit houdt in dat er geen specifieke geldleningen voor bepaalde activa worden aangetrokken. Partiële financiering is uitsluitend toegestaan indien de gemeenteraad daarmee vooraf instemt en de gemeenteraad besluit tot toepassing van een vast rentepercentage in plaats van de gebruikelijke renteomslag;

    • h.

      de rekening-courantfaciliteit bedraagt maximaal twee maal de kasgeldlimiet;

    • i.

      het college van burgemeester en wethouders is geautoriseerd om jaarlijks langlopende geldleningen aan te trekken tot maximaal 25% van het begrotingsvolume volgens de primitieve begroting.

    • 3.

      Het college van burgemeester en wethouders stelt richtlijnen op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met tweede lid en legt deze richtlijnen alsmede de richtlijnen voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een financieringsbesluit. Het college van burgemeester en wethouders zendt het financieringsbesluit ter kennisgeving aan de gemeenteraad.

    • 4.

      Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Het college van burgemeester en wethouders stelt hiervoor nadere richtlijnen vast.

    • 5.

      Door het college van burgemeester en wethouders worden ook nadere richtlijnen met betrekking tot het contante geldverkeer vastgesteld.

Hoofdstuk 3a. Paragrafen

Artikel 15. Lokale heffingen

Bij de paragraaf lokale heffingen van de begroting neemt het college van burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • *

    een weergave van het tarievenbeleid voor het komende jaar:

  • *

    een overzicht met de belangrijkste kostendekkende tarieven met daarin informatie over de grondslag van het tarief, de mate van kostendekkendheid en de voorgestelde tariefstijging ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicomanagement

    • 1.

      In de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken geeft het college van burgemeester en wethouders de risico's aan van materieel belang.

    • 2.

      In de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting geeft het college van burgemeester en wethouders de weerstandscapaciteit aan en geeft daarbij een oordeel of schade en verliezen als gevolg van de risico's van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

    • 3.

      In de jaarstukken geeft het college van burgemeester en wethouders aan wat de ontwikkeling is geweest van de in de begroting gemelde risico’s, wat de stand van zaken is en welke beheersmaatregelen er zijn getroffen.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken doet het college van burgemeester en wethouders verslag van de voortgang van het geplande onderhoud en eventueel achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan ter vaststelling aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen.

Artikel 18. Financiering.

In de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken doet het college van burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    ontwikkeling leningportefeuille;

  • d.

    de rentevisie (alleen begroting);

  • e.

    de gegarandeerde geldleningen.

Artikel 19. Bedrijfsvoering

    • 1.

      In de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken wordt in ieder geval ingegaan op de onderwerpen personeel (omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en loonkosten), automatisering en (project)control.

    • 2.

      In de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting wordt naast de in lid 1 genoemde onderwerpen ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de jaarstukken wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

    • 3.

      In de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en de jaarstukken rapporteert het college van burgemeester en wethouders tevens over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

     

Artikel 20. Verbonden partijen

  • 1.

    In de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken wordt in ieder geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen of wijzigen van bestaande verbonden partijen en op eventuele problemen en risico’s bij bestaande verbonden partijen.

  • 2.

    In de paragraaf verbonden partijen van de begroting wordt per verbonden partij minimaal vermeld:

  • a.

    de naam en vestigingplaats van de verbonden partij;

  • b.

    de aard van de deelneming;

  • c.

    het openbaar belang dat met de verbonden partij wordt gediend

  • d.

    de zeggenschap en omvang van het financieel belang van de gemeente in de verbonden partij.

Artikel 21. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d.

Artikel 22. Structuur- en investeringsfonds

In de paragraaf Structuur- en investeringsfonds van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de beginstand, eindstand en de onttrekkingen en stortingen in het SIOF.

Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de diensten en in de gemeente als geheel;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, contracten enzovoorts.;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan budgethouders over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijk effecten van het gemeentelijk beleid;

  • e.

    het verstrekken van informatie aan de Europese Unie, het Rijk, de provinsje Fryslân, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten

  • f.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • g.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevant wet- en regelgeving.

Artikel 24. Interne controle

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders zorgt, ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college van burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de(crediteuren)schulden jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college van burgemeester en wethouders maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

 

Artikel 25. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college van burgemeester en wethouders zorgt voor en legt vast de richtlijnen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5. Financiele organisatie

Artikel 26. Financiele organisatie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    richtlijnen voor de taken en bevoegdheden van budgethouders.

  • 2.

    De besluiten genoemd onder de letters a. en b. (Organisatiebesluit) van het eerste lid worden ter kennisneming aan de gemeenteraad gezonden.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor interne richtlijnen voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De richtlijnen waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de richtlijnen terzake van de Europese Unie.

Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college van burgemeester en wethouders stelt interne richtlijnen vast voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen. De richtlijnen waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de richtlijnen terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Leeuwarden.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 30. Overgangsbepaling.

De verordening ‘Financiële verordening Leeuwarden 2005’, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 oktober 2005 wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening Leeuwarden 2010”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 15 december 2010

 

 

 

 

 

voorzitter,

 

 

 

 

 

griffier.