Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpen aan den IJssel

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpen aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels eenmalige energietoeslag 2023
CiteertitelBeleidsregels eenmalige energietoeslag 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregels vervallen op 31 augustus 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 35 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-11-2023nieuwe regeling

31-10-2023

gmb-2023-473288

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

 

gelet op artikel 35 van de Participatiewet

 

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige energietoeslag 2023;

  • -

    het daarom wenselijk is voor dit doel aparte tijdelijke beleidsregels vast te stellen;

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • c.

      energietoeslag: de eenmalige energietoeslag 2023, bedoeld in artikel 35 lid 4 van de wet;

    • d.

      huishoudens: gezinnen en alleenstaanden die huurder of eigenaar zijn van een zelfstandige woning met een eigen toegangsdeur en energiecontract;

    • e.

      inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32 en 33 van de wet;

    • f.

      middelen: de middelen, bedoeld in artikel 31 van de wet, waarbij vermogensbestanddelen niet in ogenschouw worden genomen;

    • g.

      peildatum: de aanvraagdatum van de energietoeslag;

    • h.

      periodieke uitkering voor levensonderhoud: algemene bijstand ingevolge de Participatiewet, een uitkering via de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of een uitkering via de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

    • i.

      referteperiode: de 3 kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de energietoeslag wordt aangevraagd. Waar sprake is van een zelfstandig ondernemer de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2022.

    • j.

      wet: de Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    De energietoeslag is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.

  • 2.

    Onder een laag inkomen wordt verstaan, een netto inkomen exclusief vakantietoeslag, dat in de referteperiode gemiddeld niet hoger is dan 130% van de normen genoemd in artikel 21 en 22 van de wet, exclusief vakantietoeslag.

  • 3.

    Huishoudens met een inkomen van 120% tot 130% van de normen genoemd in artikel 21 en 22 van de wet, exclusief vakantietoeslag, komen slechts in aanmerking voor de energietoeslag als zij een woning bewonen met een (voorlopig) energielabel c. tot en met g.

  • 4.

    De normen in artikel 21 en 22 worden vermeerderd, voor zover het een alleenstaande ouder betreft, met de verhoging op het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders (de zogenaamde alo-kop).

  • 5.

    Voor de berekening van het inkomen worden niet meegerekend:

    • a.

      het deel van het inkomen waarop executoriaal beslag is gelegd;

    • b.

      het deel van het inkomen waarmee rekening wordt gehouden ter aflossing in het minnelijk dan wel wettelijk traject schuldhulpverlening;

    • c.

      de eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg;

    • d.

      buitengewone lasten die voortkomen uit de algemene kosten van het bestaan en niet te voorkomen zijn.

  • 6.

    De energietoeslag wordt per woonadres maximaal 1 keer toegekend.

  • 7.

    De energietoeslag wordt niet toegekend als deze al voor een ander woonadres is verkregen.

  • 8.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt het vermogen niet in aanmerking genomen.

  • 9.

    In afwijking van artikel 1 onder d. wordt geen energietoeslag verstrekt aan huishoudens die op de peildatum:

    • a.

      in een inrichting verblijven als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet, tenzij er sprake is van verschuldigde energiekosten;

    • b.

      geen zelfstandige woning met een eigen energiecontract bewonen, zoals bepaalde woonvormen, beschermd wonen extramuraal, et cetera;

    • c.

      dak- of thuisloos zijn, dan wel in de basisregistratie personen zijn ingeschreven met enkel een briefadres.

    • d.

      18,19 of 20 jaar zijn;

    • e.

      in aanmerking komen voor studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000;

    • f.

      tijdelijk in Nederland verblijven, verbonden zijn aan een Nederlandse universiteit, maar niet staan ingeschreven als student en veelal geen aantoonbare inkomsten hebben.

Artikel 3 Hoogte energietoeslag

  • 1.

    De hoogte van de energietoeslag bedraagt voor huishoudens, genoemd in artikel 2, met een inkomen tot 120% € 1.300,-.

  • 2.

    De hoogte van de energietoeslag bedraagt voor huishoudens, genoemd in artikel 2, met een inkomen van 120% tot 130% € 500,-.

  • 3.

    Indien de aanvrager in een andere gemeente een hoger totaalbedrag voor de energietoeslag 2022 heeft gekregen dan het bedrag genoemd in lid 1, dan wordt het meerdere in mindering gebracht op het bedrag van de energietoeslag, genoemd in lid 1.

  • 4.

    Voor iedere volledige maand dat de aanvrager, na de inwerkingtreding van deze beleidsregels, in de gemeente Krimpen aan den IJssel is komen wonen dan wel aanspraak op de energietoeslag zou kunnen maken, wordt de hoogte van de energietoeslag als volgt verminderd:

    • a.

      Bij een toekenning conform lid 1 is de vermindering € 108,33 per maand;

    • b.

      Bij een toekenning conform lid 2 is de vermindering € 41,66 per maand.

Artikel 4 Ambtshalve toekenning

  • 1.

    Huishoudens die voldoen aan de omschrijving van artikel 2 en in de periode van de werkingsduur van deze beleidsregels op enig moment een periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college ontvangen, krijgen de energietoeslag ambtshalve toegekend.

  • 2.

    Lid 1 geldt ook voor huishoudens waarvan bij het college bekend is dat zij onder de doelgroep vallen.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Huishoudens die niet in aanmerking komen voor een ambtshalve toekenning, kunnen een aanvraag voor de energietoeslag indienen op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Een aanvraag kan uiterlijk tot en met 31 augustus 2024 worden ingediend.

  • 3.

    Bij de aanvraag overlegt de belanghebbende, voor zover nog niet aanwezig, gegevens die het college nodig heeft om het recht op de energietoeslag te bepalen.

Artikel 6 Citeertitel, inwerkingtreding en duur

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2023.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

  • 3.

    Deze beleidsregels vervallen op 31 augustus 2024.

Krimpen aan den IJssel, 31 oktober 2023

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

mr. A. Boele

de burgemeester,

J.J. Luteijn

Algemene toelichting

Inleiding

Vorig jaar hebben wij de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 vastgesteld. Wat betreft onder andere de doelgroep, inkomens- en vermogenseis, het uit te keren bedrag en aanvraagtermijn is toen aansluiting gezocht bij de door het ministerie van SZW en VNG opgestelde (niet-bindende) landelijke richtlijn. Voor 2023 heeft kabinet wederom een budget beschikbaar gesteld voor de energietoeslag. Ook voor 2023 is er weer een landelijke richtlijn opgesteld. Deze is wat betreft inkomens- en vermogenseis en het uit te keren bedrag ongewijzigd gebleven. Er zijn dan ook geen redenen om voor deze nieuwe beleidsregels andere regels te hanteren qua hoogte bedrag en vermogenseis.

 

Wel vindt er een uitbreiding van de doelgroep plaats met een iets hoger inkomen. De gemeenteraad heeft op 20 april 2023 besloten om extra geld beschikbaar te stellen voor de energietoeslag. Steeds meer huishoudens met een inkomen boven de 120% worden geraakt door de stijgende energielasten, maar komen niet in aanmerking voor bestaande regelingen, zoals de energietoeslag. Daarom willen we deze groep ook steunen met een eenmalige energietoeslag. De energietoeslag 2023 komt ook beschikbaar voor huishoudens met een inkomen tussen de 120% en 130%. Daarbij geldt wel als extra criteria dat de energietoeslag alleen beschikbaar is voor huishoudens met een woning met een (voorlopige) energielabel c tot en met g. Deze huishoudens wonen in een slechter geïsoleerde woning en hebben daardoor meestal een hogere energierekening. De hoogte van de energietoeslag wordt voor deze groep op € 500,- bepaald.

 

De energietoeslag is bedoeld om huishoudens met een laag inkomen deels te compenseren voor de gestegen energieprijzen. De energietoeslag is aanvullend op de andere maatregelen die het kabinet heeft genomen, zoals het invoeren van een prijsplafond, (tijdelijke) btw verlagingen en een korting van € 190,- per maand over de maanden november en december 2022.

 

Het energieverbruik kan per huishouden sterk verschillen. De maatregelen van het kabinet zullen niet kunnen voorkomen dat als gevolg van de sterk gestegen energierekening toch huishoudens in financiële problemen komen. Het gaat dan naar verwachting vooral om huishoudens met een laag inkomen die in slecht geïsoleerde woningen wonen. Voor deze en andere huishoudens met een laag inkomen heeft het kabinet de eenmalige energietoeslag 2022 en 2023 in het leven geroepen. In 2024 komt er geen energietoeslag meer.

 

Eenmalig en categoriaal

De energietoeslag 2023 is eenmalig. Voor het verstrekken van de eenmalige energietoeslag wordt gebruik gemaakt van het instrument categoriale bijzondere bijstand en is artikel 35 van de Participatiewet aangepast. Er is bewust gekozen om de toeslag als categoriale bijzondere bijstand te verstrekken en de uitvoeringskosten te beperken. Het college kan aan huishoudens (alleenstaanden en gezinnen) die aan de voorwaarden voldoen een energietoeslag toekennen, zonder te hoeven controleren of de energiekosten van die huishoudens daadwerkelijk sterk gestegen zijn en of zij over voldoende middelen (vermogen) beschikken om de energierekening te kunnen betalen. Overigens heeft de gemeente bij de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van de eenmalige energietoeslag niet de ruimte om te beoordelen of het huishouden daadwerkelijk is geconfronteerd met een sterk gestegen energierekening. Die ruimte bestaat alleen bij de individuele bijzondere bijstand.

 

Bijzondere bijstand

De Participatiewet kent twee vormen van bijstand: algemene bijstand en bijzondere bijstand. Algemene bijstand is bedoeld voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waaronder energiekosten. Bijzondere bijstand is bedoeld - zoals is opgenomen in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet - om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan. Energiekosten worden tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten gerekend. Deze kosten dienen uit een inkomen op bijstandsniveau te worden betaald, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf.

 

Bijzondere bijstand voor energiekosten is dus in principe niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het kabinet vindt dat bij de huidige onverwachte en ongekend sterke stijging van de energieprijzen sprake is van extra kosten vanwege bijzondere omstandigheden. Het

verlenen van bijzondere bijstand in verband met deze sterk gestegen energieprijzen wordt dan ook toelaatbaar geacht. Dit geldt zowel voor de individuele bijzondere bijstand als voor de categoriale bijzondere bijstand. Naast de energietoeslag (categoriale bijzondere bijstand) is maatwerk in de vorm van individuele bijzondere bijstand voor de sterk gestegen energiekosten dus ook mogelijk.

 

Wettelijk kader

De eenmalige energietoeslag 2023 heeft nogmaals tot een wijziging van de Participatiewet geleid. Met deze wijziging hebben gemeenten de volgende bevoegdheden op grond van de Participatiewet gekregen:

  • 1.

    de bevoegdheid om tot en met 31 augustus 2024 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen, gebruikmakend van het instrument van de categoriale bijzondere bijstand, dus zonder dat de gemeente hoeft vast te stellen dat de ontvanger de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt.

  • 2.

    de bevoegdheid om de eenmalige energietoeslag ambtshalve (dus zonder aanvraag) toe te kennen aan de huishoudens waarvan de getoetste inkomensgegevens bij het college bekend zijn.

In de wet is voor de energietoeslag 2023 opgenomen dat jongeren van 18 tot en met 20 jaar alsmede studenten niet meer in aanmerking komen voor de energietoeslag. Dit in tegenstelling tot 2022. In een voorkomend geval kunnen zij individuele bijzondere bijstand aanvragen.

 

De motivering van het kabinet is dat studenten als groep niet in overwegende mate getroffen zijn door een hoge energierekening. Wel wordt onderkend dat zij te maken kunnen hebben met hogere energiekosten. Vandaar dat studenten een tegemoetkoming energiekosten van € 400,- van DUO krijgen.

 

Voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar motiveert het kabinet de uitsluiting dat de ouders financieel verantwoordelijk zijn voor jongeren tot 21 jaar. Wanneer de ouders hier niet aan kunnen voldoen, kan een jongere voor de hoge energiekosten individuele bijzondere bijstand aanvragen. Op deze wijze komt de financiële ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand uitsluitend terecht bij de jongeren die het daadwerkelijk nodig hebben.

 

Door het opnemen van een wettelijke grondslag in de Participatiewet, kan de gemeente voor het verstrekken van de energietoeslag (deels) gebruikmaken van de al bestaande beleidskaders voor bijzondere bijstand en minimabeleid. Bij het opstellen van deze beleidsregels is hiermee zoveel als mogelijk rekening gehouden.

 

Onbelaste uitkering

De energietoeslag kan via de bijzondere bijstand belastingvrij worden verstrekt. Het feit dat de energietoeslag onbelast wordt verstrekt, betekent dat de ontvangst ervan géén gevolgen heeft voor het recht op en de hoogte van de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget, en ook niet voor de hoogte van de eigen (inkomensafhankelijke) bijdrage in de zorg. De energietoeslag wordt niet gezien als inkomen, maar telt wel als vermogen voor de toeslagen als het bedrag op een (spaar)rekening staat. Het bedrag is immers vrij te besteden.

 

Uitsluitingsgronden bijzondere bijstand

Aangezien de energietoeslag als bijzondere bijstand wordt bestempeld, gelden ook diverse regels uit de Participatiewet. Op basis van artikel 11 van de Participatiewet dient vastgesteld te worden of de aanvrager een rechthebbende is en of er sprake is van één van de uitsluitingsgronden van artikel 13 lid 1 van de Participatiewet.

 

Beleidsvrijheid en richtlijn uitvoering

De gemeente heeft de bevoegdheid om tot en met 31 augustus 2024 een energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen; het betreft dus geen verplichting. Het feit dat de energietoeslag onderdeel uitmaakt van de bijzondere bijstand, geeft beleidsvrijheid ten aanzien van de vormgeving.

De gemeente bepaalt:

  • de doelgroep van de energietoeslag. Dit houdt in dat de gemeente bepaalt wat er onder een laag inkomen wordt verstaan;

  • of er groepen worden uitgesloten van het recht op de energietoeslag (bijvoorbeeld groepen waarvan vaststaat dat zij geen energierekening hebben, zoals personen die in een instelling verblijven en dak- en thuislozen);

  • welk inkomen in aanmerking wordt genomen, waarbij de inkomsten bedoeld in artikel 31 lid 2 van de Participatiewet in ieder geval buiten beschouwing worden gelaten;

  • de periode waarover het inkomen in aanmerking wordt genomen. Dit is de referteperiode of peildatum of peilmaand;

  • of en welk vermogen in aanmerking wordt genomen;

  • de hoogte van het bedrag van de toe te kennen energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.

Er wordt veel belang gehecht aan een landelijk uniforme uitvoering van de energietoeslag. Daarom is er zowel dit jaar als vorig jaar door het ministerie van SZW en VNG een (niet-bindende) landelijke richtlijn opgesteld met betrekking tot onder andere de doelgroep, het uit te keren bedrag, aansluiting bij het huidige beleid bijzondere bijstand c.q. minimabeleid en het niet in aanmerking nemen van vermogen.

 

Bij het opstellen van deze beleidsregels zijn de uitgangspunten van de Handreiking eenmalige energietoeslag en de landelijke richtlijn in ogenschouw genomen. Waar dit past binnen ons beleid bijzondere bijstand, is dit overgenomen.

 

Maatwerk (via de individuele bijzondere bijstand)

Het hanteren van een inkomensgrens voor het recht op de energietoeslag betekent dat huishoudens met een inkomen net boven die inkomensgrens niet in aanmerking zullen komen voor de energietoeslag. Het bedrag van de energietoeslag van € 1.300,- maakt het verschil in tegemoetkoming tussen rechthebbenden en net-niet-rechthebbenden groot. Deze net-niet-rechthebbenden kunnen echter in vergelijkbare mate te maken hebben met energiearmoede. Voor deze groep kan zo nodig op individuele basis maatwerk geleverd worden met individuele bijzondere bijstand.

 

Het is ook aannemelijk dat er situaties zijn waar de sterke stijging van de energiekosten niet in verhouding staat tot de ondersteuning die door Rijk en gemeenten wordt gegeven. En waarbij de aanvrager (bijvoorbeeld door schulden) elke ruimte mist om de hogere kosten op te vangen. Ook dan kan de individuele bijzondere bijstand mogelijk tijdelijk uitkomst bieden. Bij individuele bijzondere bijstand zal er specifiek gekeken moeten worden naar de individuele situatie van de belanghebbende en de kosten die hij heeft te maken. Hierbij zal ook rekening gehouden moeten worden welke landelijke maatregelen door het Rijk zijn genomen, zoals het Tijdelijk Noodfonds Energie.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

 

Artikel 5 van de Participatiewet bepaalt dat ‘bijzondere bijstand’ de bijstand is, bedoeld in artikel 35, en de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36. In deze beleidsregels betekent ‘bijzondere bijstand’ alleen de bijzondere bijstand van artikel 35 van de Participatiewet.

 

Er is ook een definitie van het begrip huishouden opgenomen. Zo wordt voorkomen dat de energietoeslag naar belanghebbenden gaat die geen eigen (huur)woning (met energiecontract) hebben. Het kan voorkomen dat belanghebbenden een all-in prijs betalen voor huur en energie. Ook dan is het mogelijk om de energietoeslag te krijgen. Er moet in ieder geval een verplichting zijn om voor energie te betalen. Afhankelijk van de individuele situatie wordt dan beoordeeld of de belanghebbende onder de doelgroep kan vallen.

 

In artikel 35 van de Participatiewet is bepaald dat de belanghebbende recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de belanghebbende niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.

 

Het college besluit met welke middelen (inkomen en vermogen) rekening wordt gehouden. Ook vermogen wordt in deze beleidsregels in ogenschouw genomen (artikel 2 lid 8).

Zo kan het college besluiten bepaalde middelen (bijvoorbeeld kinderbijslag, huurtoeslag, bepaalde

heffingskortingen van de Belastingdienst, de individuele inkomenstoeslag, etc.) die voor de algemene bijstand buiten beschouwing worden gelaten, wel in aanmerking te nemen bij de verstrekking van bijzondere bijstand.

 

In dit artikel is geregeld welke inkomensbestanddelen meetellen. Het uitgangspunt is dat wat inkomen is bij de algemene bijstand dit ook is voor de categoriale bijzondere bijstand energietoeslag. Het tegenovergestelde geldt dus ook. Wat geen inkomen is voor de algemene bijstand is dat ook niet voor de energietoeslag.

 

Peildatum en referteperiode

Het college bepaalt de peildatum. Dit kan een vaste datum zijn of de datum van aanvraag van de energietoeslag. Ook bepaalt het college de periode waarover het inkomen in aanmerking wordt genomen, de referteperiode. Dit kan een maand zijn, een aantal maanden of een jaar.

 

Voor een praktische uitvoering geldt voor belanghebbenden die een aanvraag moeten indienen de aanvraagdatum als peildatum. Bij de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 is gekozen om de maand van aanvraag als referteperiode te hanteren. In de praktijk bleek dit niet altijd goed te werken. Het kon gebeuren dat een belanghebbende ineens een maand een hoger inkomen had, waardoor er geen recht op de energietoeslag bestond. Of dat een belanghebbende bewust een maand minder werkte om in aanmerking te kunnen komen voor de energietoeslag. Om dit te voorkomen wordt in deze beleidsregels geregeld dat het gemiddelde inkomen wordt gehanteerd van de 3 kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de energietoeslag wordt aangevraagd. Uiteraard kan waar deze regel ongunstig uitpakt, individueel maatwerk worden geleverd.

 

Voor zelfstandig ondernemers bleek het lastig om het juiste actuele inkomen vast te stellen. Deze gegevens zijn vaak niet direct voorhanden, en worden meestal pas later definitief. Daarom wordt in deze beleidsregels geregeld dat er gekeken wordt naar het inkomen over 2022. Mocht dit ongunstig uitpakken, dan kan in het individuele geval maatwerk geleverd worden door bijvoorbeeld wel naar het actuele inkomen te kijken. Het is aan de belanghebbende om dit dan inzichtelijk te maken. Hiervoor kan de belanghebbende bijvoorbeeld de kwartaalaangifte btw gebruiken of een overzicht (van de boekhouder) van privé-onttrekkingen.

 

Bij het opstellen van beleidsregels voor de energietoeslag zal het altijd gebeuren dat er belanghebbenden zijn die ‘buiten de boot vallen’ en geen recht hebben op de energietoeslag. Zij kunnen zo nodig een beroep doen op de individuele bijzondere bijstand (zie algemene toelichting).

 

Voor de ambtshalve toekenning is er geen aanvraagdatum. In artikel 4 wordt geregeld dat deze groep de energietoeslag ambtshalve krijgt betaald als er op enig moment gedurende de werkingsduur van deze beleidsregels een periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college wordt ontvangen. Dit artikel geeft de mogelijkheid om aan nog meer groepen de energietoeslag ambtshalve toe te kennen.

 

Artikel 2Doelgroep

In dit artikel staat een omschrijving van de doelgroep voor de energietoeslag.

 

Lid 1 tot en met 3

De energietoeslag is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen. Dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. Het college heeft de bevoegdheid om zelf invulling te geven aan wat onder een laag inkomen wordt verstaan en hoe dit inkomen wordt getoetst. In de vorig jaar opgestelde richtlijn van het ministerie is aanbevolen huishoudens met een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum / bijstandsniveau in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag. In deze beleidsregels wordt uitgegaan van het bijstandsniveau. Voor 2023 is een gelijkwaardige richtlijn opgesteld, die grotendeels niet afwijkt van de richtlijn voor 2022.

 

De energietoeslag 2023 staat ook open voor huishoudens met een inkomen van 120% tot 130%. Voor deze groep geldt wel als extra voorwaarde dat zij een woning bewonen met een (voorlopige) energielabel c tot en met g. Mensen met een dergelijk inkomen en hogere stookkosten kunnen problemen hebben met het betalen van hun energierekening. Daarom wordt de energietoeslag ook voor deze groep van huishoudens opengesteld.

 

Bij de toets op het inkomen wordt gekeken naar het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit, omdat de bijstandsnormen ook netto zijn.

 

Verder is geregeld dat het college, net als bij de reguliere bijzondere bijstand, het inkomen afzet tegen de ‘volle uitkeringsnormen’ in de Participatiewet. Dus niet tegen de kostendelersnorm.

 

Lid 4

In dit lid is, net als bij de reguliere bijzondere bijstand, opgenomen dat de norm van de alleenstaande ouder wordt vermeerderd met het bedrag van de alleenstaande ouderkop van het kindgebonden budget (2023: € 320,67 per maand). Hiermee wordt het inkomen van de alleenstaande ouder afgezet tegen een hoger normbedrag.

 

Lid 5

In dit lid wordt beschreven in welke situaties een bepaald inkomen niet in ogenschouw wordt genomen. Bijvoorbeeld bij beslag op het inkomen of als een deel van het inkomen wordt ingezet voor aflossing van schulden tijdens het minnelijk of wettelijk traject van schuldhulpverlening. De belanghebbende heeft dan wel een hoger inkomen, doch kan niet over dit (hogere) inkomen beschikken.

 

Daarnaast is in dit lid opgenomen dat voor de bepaling van het inkomen rekening wordt gehouden met buitengewone lasten. Het kenmerk hiervan is dat zij een dwingend karakter hebben en onvermijdelijk zijn. Bijvoorbeeld de alimentatieverplichting. Het is niet de bedoeling om rekening te houden met individuele extra kosten die een huishouden moet maken of het gemis aan toeslagen. Dergelijke kosten dienen beoordeeld te worden via de individuele bijzondere bijstand.

 

Lid 6

Om misverstanden te voorkomen is hier opgenomen dat per woonadres slechts 1 keer de energietoeslag kan worden verkregen. Dit is niet het geval als een nieuwe hoofdbewoner een woning betrekt, en deze nieuwe hoofdbewoner nog niet eerder de energietoeslag heeft ontvangen.

 

Lid 7

In dit lid wordt geregeld dat bij een verhuizing en een eerder verkregen energietoeslag voor een ander woonadres, door dezelfde aanvrager niet nogmaals een energietoeslag kan worden verkregen voor een nieuw woonadres. Dit slaat zowel op verhuizingen binnen de gemeente als verhuizingen vanuit andere gemeenten.

 

Lid 8

Vanwege een snelle uitvoerbaarheid van de regeling en in navolging van de landelijke richtlijn wordt het vermogen van de belanghebbende buiten beschouwing gelaten. Een groot vermogen zal in de meeste situaties bij belanghebbenden met een laag inkomen niet aan de orde zijn. Het college hoeft dus geen vermogenstoets toe te passen en kan het recht op de energietoeslag bepalen aan de hand van alleen het inkomen.

 

Lid 9

De energietoeslag wordt alleen toegekend aan huishoudens met een zelfstandige woning. In dit lid wordt bepaald welke groepen inwoners niet voor de energietoeslag in aanmerking komen.

 

Bewoners van zorg-, revalidatie- en verpleeginstellingen en van instellingen voor beschermd of begeleid wonen worden uitgesloten van de energietoeslag, omdat de instelling voorziet in de energiekosten. Of iemand in een inrichting verblijft, is voor belanghebbenden met een uitkering volgens de Participatiewet eenvoudig na te gaan, omdat zij een aparte norm hebben. Voor belanghebbenden met een Ioaw- of Ioaz-uitkering en voor overige inwoners kan worden nagegaan of het adres niet dat van een instelling is. Het zou kunnen voorkomen dat er een woonzorgvorm is waar de bewoners de energiekosten zelf betalen. In een dergelijk geval bestaat er wel recht op de energietoeslag.

 

Dak- en thuislozen en inwoners met alleen een briefadres worden eveneens uitgesloten van de energietoeslag, omdat zij geen energiekosten hebben.

 

Jongeren

Ook jongeren van 18, 19 en 20 jaar worden in de wet uitgesloten van het recht op de energietoeslag 2023. Zie hiervoor de algemene toelichting.

 

Wanneer een jongere van 18, 19 of 20 jaar samenwoont of gehuwd is met een partner van 21 jaar of ouder, wordt de oudere partner voor de energietoeslag als een alleenstaande beschouwd, omdat de jongere partner niet rechthebbend is. We beoordelen de aanvraag energietoeslag dan op basis van het inkomen van de oudere partner en op basis van 120% van de alleenstaandennorm.

 

Studenten

Studenten die in aanmerking komen voor studiefinanciering hebben ook geen recht op de energietoeslag 2023. Dit is in de wet opgenomen. Voor de duidelijkheid wordt dat hier wel opgenomen. Voor de energietoeslag 2022 waren studenten wettelijk niet uitgesloten.

Uitwonende studenten met een basisbeurs én een aanvullende beurs, en studenten in de leenfase die de laatste maand voorafgaand aan die leenfase een aanvullende beurs ontvingen, kunnen in het studiejaar 2023-2024 een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten ontvangen. Dit is een bedrag van € 400,-. De tegemoetkoming is geregeld in artikel 78ee van de Participatiewet en sluit aan bij de uitgangspunten en systematiek van de studiefinanciering. De tegemoetkoming wordt uitgekeerd door DUO. Voor de eenmalige tegemoetkoming energiekosten kunnen studenten in aanmerking

komen die op de peildatum van 1 oktober 2023:

  • uitwonend zijn; en

  • naast de basisbeurs een aanvullende beurs ontvangen van € 0,01 per maand of hoger.

Daarnaast kunnen ook in aanmerking komen studenten die op de peildatum van 1 oktober 2023:

  • geen recht hebben op een basisbeurs en aanvullende beurs;

  • nog wel gebruik maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening; en

  • die in de laatste maand voorafgaand aan de leenfase een aanvullende beurs ontvingen.

Er geldt geen inkomenstoets en geen vermogenstoets. Ook hoeft de student niet zelf een energiecontract te hebben. DUO zal de tegemoetkoming ambtshalve uitkeren aan studenten die aan de voorwaarden voldoen.

 

Partners van wie één studeert

Studenten zijn op grond van artikel 35, lid 5, onderdeel b van de Participatiewet uitgesloten van het recht op de energietoeslag 2023. Wanneer een student samenwoont of gehuwd is, wordt de partner voor de energietoeslag als een alleenstaande beschouwd, omdat de studerende partner niet rechthebbend is. We beoordelen de aanvraag energietoeslag dan op basis van het inkomen van de niet-studerende partner en op basis van 120% van de alleenstaandennorm.

Ontvangt de studerende partner een tegemoetkoming energiekosten van het DUO? Dan wordt die in mindering gebracht op de energietoeslag 2023.

 

Ook regelen we hier dat belanghebbende die tijdelijk in Nederland verblijven, verbonden zijn aan een Nederlandse universiteit, maar niet zijn ingeschreven staan als student en veelal geen aantoonbare inkomsten hebben, uitgesloten worden van de energietoeslag. Deze belanghebbenden ontvangen bijvoorbeeld een beurs vanuit een universiteit of worden door hun ouders onderhouden.

 

Artikel 3Hoogte energietoeslag

Lid 1 en 2

Net als in 2022 heeft het kabinet als richtlijn meegegeven dat de energietoeslag over 2023 wederom € 1.300,- kan bedragen. Dit bedrag wordt in één keer uitbetaald.

 

De hoogte van de energietoeslag voor huishoudens, genoemd in artikel 2, met een inkomen van 120% tot 130%, en de voorwaarden dat zij in een woning met een (voorlopig) energielabel c. t/m g. moeten wonen, is € 500,-.

 

Lid 3

Er zijn gemeenten die naast het bedrag van de energietoeslag 2022 (meestal € 1.300,-) een voorschot van de energietoeslag 2023 hebben gegeven. Dit werd toegestaan door het kabinet. Meestal ging dit om een bedrag van € 500,-. Deze groep van personen heeft al een totaalbedrag van (meestal) € 1.800.- ontvangen.

Als een dergelijke belanghebbende verhuist naar een andere gemeente en daar de energietoeslag 2023 aanvraagt, dan krijgt deze persoon nogmaals € 1.300,-, terwijl als hij niet verhuist, hij in zijn vorige gemeente slechts € 800,- zou krijgen.

Om dit te voorkomen wordt in dit lid opgenomen dat als er voor de energietoeslag 2022 totaal meer dan € 1.300,- is ontvangen, het meerdere van de energietoeslag 2023 wordt afgetrokken.

 

Lid 4

Het kan gebeuren dat een belanghebbende gedurende de looptijd van de regeling energietoeslag 2023 in de gemeente komt wonen, bijvoorbeeld vanuit het buitenland of afkomstig uit detentie. Of dat een belanghebbende te maken krijgt met een scheiding en daardoor afhankelijk wordt van een uitkering.

Deze belanghebbenden krijgen vanaf dat moment te maken met de kosten van energie. Zij hebben deze kosten niet eerder in het jaar gehad. Het is dan alleszins redelijk om niet het volledige bedrag aan energietoeslag toe te kennen, maar daarop een aftrek toe te passen.

 

Bijvoorbeeld: (stel dat deze beleidsregels op 1 december 2023 in werking treden)

  • Een aanvrager is vanaf 1 maart 2024 huurder van een nieuwe woning (o.a. ook statushouders). Voor die tijd had hij geen recht op de energietoeslag. De aftrek 3 volledige maanden van € 108,33 per maand is van toepassing. De energietoeslag wordt dan € 1.300,- min € 324,99 = € 975,01.

  • Een aanvrager woonde al in de woning, maar was geen hoofdbewoner en had geen energiecontract. De hoofdbewoner vertrekt, en de aanvrager wordt op 16 januari 2024 hoofdbewoner en is energiekosten verschuldigd. De aftrek 1 volledige maand van € 108,33 per maand.

Bij een toekenning van de energietoeslag van € 500,-, conform lid 2 is de aftrek in dit lid € 41,66 per maand.

 

Artikel 4Ambtshalve toekenning

In artikel 35 lid 5 van de Participatiewet wordt geregeld dat het college de energietoeslag ambtshalve kan vaststellen en verstrekken. Een schriftelijke aanvraag is dan niet nodig. Een ambtshalve toekenning is mogelijk als vaststaat dat een huishouden op de peildatum recht heeft. Dit kan worden aangenomen bij huishoudens die periodieke uitkering voor levensonderhoud van het college ontvangen.

 

Voor de ambtshalve toekenning is er geen aanvraagdatum. In dit artikel wordt geregeld dat belanghebbenden de energietoeslag ambtshalve kunnen krijgen betaald als zij gedurende de werkingsduur van de beleidsregels (dag na bekendmaking tot en met 31 augustus 2024) tot de doelgroep behoren.

 

Uitvoeringsorganisatie IJsselgemeenten beoordeelt net als bij de energietoeslag 2022 of dit ook weer mogelijk is voor nog meer groepen van belanghebbenden, zoals zij die bijzondere bijstand of individuele inkomenstoeslag ontvangen, een schuldregeling via Schuldhulpverlening hebben of een Aanvullende Inkomensondersteuning krijgen op hun AOW-pensioen via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Dit betekent ook dat belanghebbenden die de energietoeslag 2022 kregen toegekend, de energietoeslag 2023 ambtshalve kunnen krijgen als over hun actuele woon- en inkomensgegevens kan worden beschikt. Gemeenten kunnen hiertoe een toets op het inkomen laten uitvoeren door het Inlichtingenbureau. Het is hierbij wel zaak om de studenten en de jongeren tot 21 jaar uit de bestanden te halen. Zij komen immers niet in aanmerking voor de energietoeslag 2023.

 

Artikel 5Aanvraag

Aan een deel van de doelgroep kan de energietoeslag niet ambtshalve worden toegekend.

Denk hierbij aan werkenden met een laag inkomen, huishoudens met een uitkering van het UWV, AOW gerechtigden met enkel AOW of met daarbij een klein pensioen en zelfstandigen met een laag inkomen. Deze huishoudens kunnen de energietoeslag zelf aanvragen tot en met 31 augustus 2024.

 

Voor de aanvraag energietoeslag is een apart aanvraagformulier gemaakt. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen zal de belanghebbende verschillende gegevens moeten overleggen.

 

Artikel 6Citeertitel, inwerkingtreding en duur

De Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2023 gelden vanaf de dag na de bekendmaking. De regeling geldt tot en met 31 augustus 2024.