Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Altena

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Altena 2024 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage 1

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAltena
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Altena 2024 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage 1
CiteertitelSubsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Altena 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet op het primair onderwijs
  3. Wet kinderopvang
  4. Algemene subsidieverordening Altena 2019
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-11-2023nieuwe regeling

10-10-2023

gmb-2023-472982

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Altena 2024 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage 1

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena;

 

gelet op:

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Wet op het primair onderwijs;

  • -

    de Wet kinderopvang;

op grond van:

  • -

    artikel 3, artikel 6 lid 4, artikel 7 lid 4, artikel 8 lid 3, artikel 9 lid 3 aanhef en onder g, artikel 12, artikel 14, artikel 15 lid 3, artikel 16 en artikel 19, lid 2 van de Algemene subsidieverordening Altena 2019;

besluit:

 

vast te stellen de volgende subsidieregeling:

 

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Altena 2024 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage 1.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

    a.

    aanvraag

    een ingediende aanvraag op grond van deze subsidieregeling

    b.

    Asv

    de Algemene subsidieverordening Altena 2019

    c.

    Awb

    de Algemene wet bestuursrecht

    d.

    college

    college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena

    e.

    doelgroeppeuter

    een in Altena woonachtige peuter met VE-indicatie

    f.

    fiscaal maximum uurtarief

    het door het Rijk bepaalde maximale fiscale uurtarief voor kinderopvang, geldend voor het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan

    g.

    gemeente

    gemeente Altena

    h.

    houder

    degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een (VE-) kindercentrum exploiteert in de gemeente Altena

    i.

    inkomensafhankelijke

    ouderbijdrage

    een inkomensafhankelijke financiële bijdrage, gebaseerd op de VNG-adviestabel, die ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag moeten betalen voor afname van een reguliere- of VE-kindplaats voor hun peuter

    j.

    inkomensverklaring

    de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI). Voorheen heette dit de IB60-verklaring. Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar

    k

    JGZ

    de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD West-Brabant

    l.

    kalenderjaar

    van 1 januari tot en met 31 december in hetzelfde jaar

    m.

    kindercentrum

    voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang, die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen als bedoeld in de Wet kinderopvang en Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, gevestigd in de gemeente Altena en geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang

    n.

    kinderopvang

    de opvang van kinderen in de zin van de Wet kinderopvang;

    o.

    kinderopvangtoeslag

    de tegemoetkoming van het Rijk die ouders kunnen aanvragen als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvang, indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.6 van de Wet kinderopvang

    p.

    Landelijk Register

    Kinderopvang (LRK)

    het landelijk register kinderopvang, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen

    q.

    ouders

    (pleeg)ouder(s) en/of verzorger(s) van een reguliere peuter of doelgroeppeuter

    r.

    pedagogisch

    beleidsmedewerker

    een pedagogisch beleidsmedewerker of –coach, met minimaal een afgeronde hbo-opleiding in de richting pedagogiek, van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een VE-kindercentrum en die zorgt voor de totstandkoming en implementatie van het pedagogische beleid en/of het coachen van pedagogische medewerkers bij de uitvoering van hun werkzaamheden voor voorschoolse educatie

    s.

    peuter

    een in Altena woonachtig kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar

    t.

    Peutermonitor

    de Peutermonitor van Innovatie nul13 die data van de kinderopvangaanbieders, de JGZ en gemeente verzamelt, controleert en valideert, zodat de gemeente in overzichtelijke dashboards het bereik en de aanspraak op subsidie kan volgen

    u.

    peuteropvang

    een kortdurend aanbod van kinderopvang, bijvoorbeeld in dagdelen, voor peuters van 2 tot 4 jaar op een kindercentrum

    v.

    reguliere kindplaats

    een plaats in de peuteropvang van maximaal 8 uur per week, gedurende minimaal 40 en maximaal 52 weken per jaar, met een maximum van 320 uur per jaar, voor reguliere peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar en voor doelgroeppeuters in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar

    w.

    reguliere peuter

    een in Altena woonachtige peuter zonder VE-indicatie

    x.

    toezichthouder

    de toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de Wet kinderopvang

    y.

    VE

    Voorschoolse- en Vroegschoolse Educatie, inhoudende extra ondersteuning voor peuters met een achterstand in de Nederlandse taalontwikkeling, denk-rekenontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en (psycho)motorische ontwikkeling in de voorschool en in de vroegschool

    z.

    VE-indicatie

    een door de JGZ in Altena afgegeven verklaring voor een peuter die valt onder de door het college vastgestelde doelgroepdefinitie, zoals opgenomen in bijlage 1

    aa.

    VE-kindplaats

    een plaats op een VE-kindercentrum van maximaal 16 uur per week gedurende minimaal 40 en maximaal 52 weken per jaar, met een maximum van 640 uur per jaar, waarbij het aanbod is verspreid over minimaal 3 dagen per week en maximaal 6 uur per dag, voor doelgroeppeuters tussen 2,5 en 4 jaar

    bb.

    VE-kindercentrum

    kindercentrum gevestigd in de gemeente Altena dat voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang, Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, en als zodanig geregistreerd staat in het LRK

    cc.

    VE-kindercentrum in oprichting

    een kindercentrum, waar een (toekomstig) houder wil starten met VE, dat nog niet als VE-kindercentrum geregistreerd staat in het LRK

    dd.

    VE-uurtarief

    vergoeding per uur voor een VE-kindplaats, ten bedrage van

    € 12,02 voor het jaar 2024, welk bedrag met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks wordt verhoogd met hetzelfde bedrag waarmee het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het fiscaal maximum uurtarief verhoogd voor het desbetreffende jaar

    ee.

    verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag

    het door de ouders ingevulde en ondertekende gemeentelijke formulier waarin zij verklaren geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang

    ff.

    VNG-adviestabel

    een jaarlijks door de VNG opgesteld overzicht met adviesbedragen voor de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, gebaseerd op de landelijke kinderopvangtoeslagtabel voor het desbetreffende jaar

    gg.

    VVE-programma

    een programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI)

  • 2.

    Voor zover niet anders bepaald, hebben begrippen in deze subsidieregeling dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 4 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Doel van deze subsidieregeling

Deze subsidieregeling heeft als doel om peuteropvang en voorschoolse educatie te realiseren, zodat peuters van 2 tot 4 jaar in de gemeente Altena gelijke- en optimale ontwikkelingskansen geboden kunnen worden.

Artikel 4. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen en subsidiabele periode

A. Startsubsidie

  • 1.

    Startsubsidie kan uitsluitend eenmalig per VE-kindercentrum in oprichting worden verstrekt voor de in lid 2 genoemde activiteiten, mits die activiteiten noodzakelijk zijn voor het opstarten van VE, en met dien verstande dat dit op het desbetreffende VE-kindercentrum in oprichting resulteert in een daadwerkelijke bezetting van één of meer VE-kindplaatsen binnen een jaar na de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2.

    De activiteiten kunnen slechts betreffen:

    • a.

      het kwalificeren van de beroepskrachten voor VE (bijv. werken met VVE-programma, VE-scholing, taalniveau 3F voor mondelinge- en leesvaardigheden, opbrengstgericht werken);

    • b.

      het aanschaffen en implementeren van een VVE-programma en daarbij behorende materialen; of

    • c.

      het aanschaffen en implementeren van een daarop aansluitend kindvolgsysteem voor het periodiek volgen van de ontwikkeling van peuters.

  • 3.

    Geen startsubsidie, als bedoeld in lid 1, wordt verleend indien er sprake is van het overnemen van een kindercentrum van een andere houder dat reeds als VE-kindercentrum geregistreerd staat in het LRK.

B. Uitvoeringssubsidie

  • 4.

    Uitvoeringssubsidie kan uitsluitend per kalenderjaar worden verstrekt voor daadwerkelijk door peuters bezette reguliere kindplaatsen en VE-kindplaatsen op een (VE-)kindercentrum in de gemeente Altena ten behoeve van de volgende groepen peuters:

    • a.

      reguliere peuters en doelgroeppeuters in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar die een reguliere kindplaats bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Voor een maximum aantal van 160 uur per half jaar;

    • b.

      reguliere peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Voor een maximum aantal van 320 uur per kalenderjaar.

    • c.

      doelgroeppeuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar waarvan de ouders al dan niet recht hebben op kinderopvangtoeslag. Voor een maximum van 640 uur per kalenderjaar.

  • 5.

    Het college kan besluiten de uitvoeringssubsidie voor een VE-kindplaats van een doelgroeppeuter te verlengen tot maximaal 3 maanden na het bereiken van de leeftijd van 4 jaar, indien sprake is van een situatie waarin het wenselijk is dat het kind langer verblijft op het VE-kindercentrum en nog niet doorstroomt naar de basisschool.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 6.

    Subsidie voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in een VE-kindercentrum kan uitsluitend per kalenderjaar worden verstrekt voor het verhogen van de pedagogische kwaliteit, de totstandkoming en implementatie van pedagogische beleidsvoornemens of het coachen van pedagogisch medewerkers bij de uitvoering van hun werkzaamheden.

Artikel 5. Doelgroep

  • 1.

    Startsubsidie als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt uitsluitend verstrekt aan een (toekomstig) houder van het betreffende nieuwe VE-kindercentrum in oprichting.

  • 2.

    Uitvoeringssubsidie als bedoeld in artikel 4, lid 4 en 5, wordt uitsluitend verstrekt aan een houder van een (VE-)kindercentrum.

  • 3.

    Subsidie voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker als bedoeld in artikel 4, lid 6, wordt uitsluitend verstrekt aan een houder van een VE-kindercentrum.

Artikel 6. Voorwaarden en verplichtingen betreffende de houder

A. Startsubsidie

  • 1.

    De (toekomstige) houder, die startsubsidie is verleend, zorgt ervoor dat op het desbetreffende VE-kindercentrum in oprichting het opstarten van VE resulteert in een daadwerkelijke bezetting van een of meer VE-kindplaatsen binnen een jaar na de beschikking tot subsidieverlening.

B. Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    De houder zorgt ervoor dat hij voldoet aan de volgende voorwaarden en verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van peuteropvang:

    • a.

      de houder is verplicht te toetsen of ouders al dan niet recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de door de ouders ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag in combinatie met een inkomensverklaring van beide ouders;

    • b.

      de houder draagt er zorg voor dat ouders van peuters die tussen 1 januari en 30 juni van hetzelfde jaar geplaatst worden, de laatst beschikbare inkomensverklaring (max. 2 jaar oud) verstrekken. Voor peuters die tussen 1 juli en 31 december van hetzelfde jaar worden geplaatst, wordt de inkomensverklaring van het voorafgaande jaar gebruikt;

    • c.

      de houder bepaalt voor iedere reguliere- of doelgroeppeuter waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens en de VNG-adviestabel, de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

    • d.

      de houder int zelf de ouderbijdragen van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en de houder is tevens verantwoordelijk voor het bijbehorende risico van niet-betalers;

    • e.

      indien het verwachte verzamelinkomen van ouders wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring van de ouders, dan dient de houder in zijn administratie deze verklaring aan te vullen met documenten waaruit de hoogte van het nieuwe verwachte verzamelinkomen blijkt. Dergelijke documenten zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering, etc. Uit deze documenten blijkt dat de inkomenswijziging structureel is en ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats;

    • f.

      de houder is verplicht bij wijziging van het inkomen van de ouders de inkomensafhankelijke ouderbijdrage van bedoelde ouders aan te passen;

    • g.

      de houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de inkomensafhankelijke ouderbijdrage van bedoelde ouders is bepaald;

    • h.

      de houder bewaart de documenten uit sub g. tot drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verstrekt en stelt deze beschikbaar aan de gemeente als de gemeente hierop een controle wil uitvoeren;

    • i.

      de houder is verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op zijn website een overzicht van de geldende ouderbijdragen die voor het betreffende (VE-)kindercentrum gelden, per inkomensgroep en per type kindplaats te publiceren;

    • j.

      de houder is verplicht een aansluitovereenkomst af te sluiten met de leverancier van de Peutermonitor;

    • k.

      de houder is verplicht de volgende gegevens aan te leveren via de Peutermonitor:

      • i.

        voornaam van de peuter;

      • ii.

        achternaam van de peuter;

      • iii.

        geboortedatum van de peuter;

      • iv.

        postcode (zes tekens) van het woonadres van de peuter;

      • v.

        huisnummer van het woonadres van de peuter;

      • vi.

        huisnummertoevoeging van het woonadres van de peuter (indien van toepassing);

      • vii.

        woonplaats van de peuter;

      • viii.

        BSN van de peuter;

      • ix.

        naam van de locatie van het kindercentrum;

      • x.

        identificatiecode van het kindercentrum in het LRK;

      • xi.

        of het kindercentrum al dan niet is geregistreerd als VE-kindercentrum;

      • xii.

        startdatum van de peuter bij het kindercentrum;

      • xiii.

        (verwachte) einddatum van de peuter bij het kindercentrum;

      • xiv.

        of de peuter een indicatie heeft voor VE;

      • xv.

        aantal reguliere uren dat de peuter opvang heeft genoten in de betreffende maand, rekening houdend met het maximaal aantal uren volgens deze subsidieregeling;

      • xvi.

        aantal VE-uren dat de peuter opvang heeft genoten in de betreffende maand, rekening houdend met het maximaal aantal uren volgens deze subsidieregeling;

      • xvii.

        de hoeveelste peuter van het gezin in kinderopvang in het algemeen (hoeft enkel ingevuld te worden als ouders geen kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Indien er meer kinderen van hetzelfde gezin naar de opvang gaan, is het kind met de meeste opvanguren het eerste kind);

      • xviii.

        het kwartaal van de aangeleverde data;

      • xix.

        de maand waarin de gegevens worden aangeleverd;

      • xx.

        of de ouders van de peuter al dan niet recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • xxi.

        het gezamenlijk toetsings- en verzamelinkomen van de ouders zoals dat vermeld wordt op de inkomensverklaring van de Belastingdienst (hoeft enkel ingevuld te worden als ouders geen kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen).

    • l.

      de houder is verplicht om jaarlijks op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober de actuele data van de gegevens, zoals benoemd onder k, te uploaden in de Peutermonitor. Binnen twee weken na de genoemde datums moet de actuele data geüpload zijn in de Peutermonitor. Zo nodig vindt er, naar aanleiding van de geüploade data, overleg plaats tussen gemeente en de houder;

    • m.

      de houder is verplicht gedurende de periode waarop subsidieverlening betrekking heeft zijn (VE-)kindercentrum volgens de geldende wettelijke eisen te exploiteren en te voldoen aan de bepaalde verplichtingen en voorwaarden in deze subsidieregeling;

    • n.

      indien, gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft, tijdens controle door de gemeente of toezichthouder blijkt dat het betreffende (VE-)kindercentrum niet voldoet aan de voorwaarden uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, is de houder verplicht aantoonbare inspanningen te plegen om gedurende de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te voldoen;

    • o.

      de houder is verplicht volledige medewerking te verlenen aan zijn inzageverplichting als bedoeld in artikel 13, lid 6;

    • p.

      de houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de toezichthouder, de JGZ, de Onderwijsinspectie, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of aan andere (door het college) aangewezen instanties;

    • q.

      het college kan bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

    • r.

      de houder zorgt voor een overdracht van gegevens over de ontwikkeling van de reguliere peuter, middels het volledig (digitaal) ingevulde “Overdrachtsformulier ‘van kinderopvang naar basisonderwijs’ gemeente Altena”, bij de doorstroom van de reguliere peuter naar de basisschool.

  • 3.

    De houder zorgt ervoor dat hij voldoet aan de volgende voorwaarden en verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van VE:

    • a.

      de houder is verplicht te voldoen aan de verplichtingen in het tweede lid;

    • b.

      de houder biedt op het betreffende VE-kindercentrum minimaal een aanbod aan van 960 uur VE per doelgroeppeuter tussen 2,5 en 4 jaar;

    • c.

      de houder is verplicht deel te nemen aan het periodiek gemeentelijk VE-overleg;

    • d.

      de houder werkt met een erkend integraal ontwikkelingsgericht programma dat is opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi);

    • e.

      de houder werkt met een genormeerd kind- of ontwikkelvolgsysteem, zoals bijvoorbeeld KIJK, en draagt de gegevens vanuit dit systeem over aan de basisschool waar de peuter is aangemeld;

    • f.

      de houder houdt goed contact en werkt samen met één of meer basisscholen (warme overdracht en doorgaande leerlijn), de JGZ (vroegsignalering) en jeugdhulp;

    • g.

      de houder zorgt voor een warme overdracht van gegevens over de ontwikkeling van de doelgroeppeuter, middels het volledig (digitaal) ingevulde “Overdrachtsformulier ‘van kinderopvang naar basisonderwijs’ gemeente Altena”, bij de doorstroom van de doelgroeppeuter naar de basisschool;

    • h.

      de houder betrekt ouders in het kader van ouderbetrokkenheid.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 4.

    De houder van een VE-kindercentrum, die subsidie is verleend als bedoeld in artikel 4, lid 6, zorgt ervoor dat hij voldoet aan de volgende voorwaarden en verplichtingen met betrekking tot de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker:

    • a.

      de pedagogisch beleidsmedewerker richt zich op het implementeren en/of uitvoeren van beleidsvoornemens gericht op de doorgaande zorg- en leerlijn, ouderbetrokkenheid, interne kwaliteitszorg, toeleiding en externe zorg;

    • b.

      de pedagogisch beleidsmedewerker coacht en instrueert pedagogisch medewerkers VE;

    • c.

      de pedagogisch beleidsmedewerker verricht pedagogische educatieve werkzaamheden voor de doelgroeppeuters;

    • d.

      de houder legt afspraken over de rollen en taken van de pedagogisch beleidsmedewerker, als bedoeld in of krachtens artikel 1.50 van de Wet kinderopvang, vast in het pedagogisch beleidsplan.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

A. Startsubsidie

  • 1.

    De eenmalige startsubsidie bedraagt 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten zoals bepaald in lid 2 met een maximum van € 7.500,-- per VE-kindercentrum in oprichting.

  • 2.

    Voor startsubsidie komen de redelijk te maken kosten in aanmerking die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 en lid 2.

B. Uitvoeringssubsidie

  • 3.

    De grondslag van de uitvoeringssubsidie is het aantal daadwerkelijk afgenomen uren per reguliere kindplaats en/of VE-kindplaats in het betreffende kalenderjaar waarbij de uitvoeringssubsidie als volgt wordt berekend:

    • a.

      Peuters in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar:

      Doelgroep:

      Recht op kinderopvangtoeslag?

      Maximaal aantal uren en berekening uurtarief:

      Reguliere- en doelgroeppeuters

      Ouders hebben geen recht op kinderopvangtoeslag

      Fiscaal maximum uurtarief – inkomensafhankelijke ouderbijdrage

       

      (maximaal 160 uur per half jaar)

    • b.

      Peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar:

      Doelgroep:

      Recht op kinderopvangtoeslag?

      Maximaal aantal uren en berekening uurtarief:

      Reguliere peuters

      Ouders hebben geen recht op kinderopvangtoeslag

      Fiscaal maximum uurtarief – inkomensafhankelijke ouderbijdrage

       

      (maximaal 320 uur per jaar)

      Doelgroeppeuters

      Ouders hebben geen recht op kinderopvangtoeslag

      Uurtarief vanaf 0e tot en met 8e uur per week:

      Het vastgestelde VE-uurtarief – inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

       

      (maximaal 320 uur per jaar)

      Uurtarief vanaf 9e tot en met 16e uur per week:

      Het vastgestelde VE-uurtarief.

       

      (maximaal 320 uur per jaar)

      Ouders hebben wel recht op kinderopvangtoeslag

      Uurtarief vanaf 0e tot en met 8e uur per week:

      Fiscaal maximum uurtarief – het vastgestelde VE-uurtarief.

       

      (maximaal 320 uur per jaar)

      Uurtarief vanaf 9e tot en met 16e uur per week:

      Het vastgestelde VE-uurtarief.

       

      (maximaal 320 uur per jaar)

    • c.

      Doelgroeppeuters in de leeftijd van 4 tot maximaal 4 jaar en 3 maanden:

      Doelgroep:

      Recht op kinderopvangtoeslag?

      Maximaal aantal uren en berekening uurtarief:

      Doelgroeppeuters

      Ouders hebben geen recht op kinderopvangtoeslag

      Uurtarief vanaf 0e tot en met 8e uur per week:

      Het vastgestelde VE-uurtarief – inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

       

      (maximaal 80 uur in 3 maanden)

      Uurtarief vanaf 9e tot en met 16e uur per week:

      Het vastgestelde VE-uurtarief.

       

      (maximaal 80 uur in 3 maanden)

      Ouders hebben wel recht op kinderopvangtoeslag

      Uurtarief vanaf 0e tot en met 8e uur per week:

      Fiscaal maximum uurtarief – het vastgestelde VE-uurtarief.

       

      (maximaal 80 uur in 3 maanden)

      Uurtarief vanaf 9e tot en met 16e uur per week:

      Het vastgestelde VE-uurtarief.

       

      (maximaal 80 uur in 3 maanden)

  • 4.

    De gegevens uit de Peutermonitor zijn bepalend voor het bepalen van de hoogte van de subsidie op basis van de berekeningsgrondslag, als vermeld in lid 3.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 5.

    De hoogte van de subsidie voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker wordt berekend door het aantal doelgroeppeuters op 1 januari van het betreffende kalenderjaar per VE-kindercentrum te vermenigvuldigen met tien uur x het uurtarief ter hoogte van de CAO Kinderopvang schaal 9, hoogste trede.

Artikel 8. De aanvraag tot subsidieverlening

A. Startsubsidie

  • 1.

    De aanvraag om startsubsidie wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en wordt, naast de gegevens zoals genoemd in artikel 6 van de Asv, vergezeld van een beschrijving en planning van de activiteiten, waaruit blijkt dat en wanneer voldaan wordt aan de eisen gesteld in artikel 4, lid 1 en lid 2 en artikel 6, lid 1.

B. Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    De aanvraag om uitvoeringssubsidie wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en wordt, naast de gegevens zoals genoemd in artikel 6 van de Asv, vergezeld van een reële inschatting van het aantal door peuters bezette reguliere en VE-kindplaatsen per (VE-)kindercentrum in het komende kalenderjaar en een verklaring waarin de houder verklaart te zullen voldoen aan de eisen als bedoeld in artikel 6 lid 2, 3 en 4.

  • 3.

    De aanvraag om uitvoeringssubsidie, voor de doelgroep zoals bepaald in artikel 4 lid 5, wordt ingediend bij het college door middel van het daartoe door het college vastgestelde aanvraagformulier.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 4.

    De aanvraag om subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker wordt ingediend door middel van het aanvraagformulier als bedoeld in lid 2.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

A. Startsubsidie

  • 1.

    De aanvraag om startsubsidie, als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt, in afwijking van artikel 7, lid 3, van de Asv, ingediend uiterlijk 12 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten zoals genoemd in artikel 4, lid 2.

B. Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    De aanvraag om uitvoeringssubsidie, als bedoeld in artikel 4, lid 4, wordt in afwijking van artikel 7, lid 1, van de Asv, ingediend uiterlijk 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    De aanvraag om uitvoeringssubsidie, voor de doelgroep zoals bepaald in artikel 4 lid 5, wordt in afwijking van artikel 7, lid 1, van de Asv, uiterlijk ingediend als de desbetreffende doelgroeppeuter 3 jaar en 10 maanden oud is.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 4.

    Voor de aanvraag om subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker, geldt de aanvraagtermijn, als vermeld in lid 2.

Artikel 10. Beslistermijn en verantwoording

A. Startsubsidie

  • 1.

    Op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om startsubsidie als bedoeld in artikel 9, lid 1, beslist het college, in afwijking van artikel 8, lid 2, van de Asv, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

B. Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om uitvoeringssubsidie als bedoeld in artikel 9, lid 2, beslist het college, in afwijking van artikel 8, lid 1, van de Asv, uiterlijk op 1 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om uitvoeringssubsidie als bedoeld in artikel 9, lid 3, beslist het college, in afwijking van artikel 8, lid 1, van de Asv, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 4.

    In afwijking van artikel 4:31 van de Awb vermeldt de beschikking tot subsidieverlening niet het bedrag van de subsidie of het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 5.

    Op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker, is de beslistermijn genoemd in lid 2 van toepassing.

Artikel 11. Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 9, lid 3, aanhef en onder g, van de Asv, kan subsidieverlening worden geweigerd indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4, 5, 6 en 9 van deze subsidieregeling;

    • b.

      de aanvraag om subsidieverlening buiten de gestelde aanvraagtermijn wordt ingediend.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 9, lid 3, aanhef en onder g, van de Asv, kan subsidieverlening geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien er voor tenminste één van de vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

Artikel 12. Bevoorschotting van de subsidie

A Startsubsidie

  • 1.

    Conform artikel 13 lid 3 van de Asv wordt voor de startsubsidie een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Bevoorschotting gebeurt in beginsel in de eerste week van ieder kwartaal van het betreffende kalenderjaar op basis van de door de houder geüploade kwartaalgegevens in de Peutermonitor van het voorgaande kwartaal. Indien de uitvoeringssubsidie wordt verlengd, loopt deze wijze van bevoorschotting onverminderd door.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt, indien er van de houder geen gegevens bekend zijn van het voorgaande kwartaal, bevoorschot op basis van het aantal peuters, van de verschillende doelgroepen zoals benoemd in artikel 4 lid 4, waar de houder een subsidieaanvraag voor doet.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3 wordt, indien de uitvoeringssubsidie minder dan € 10.000,-- bedraagt, een voorschot van 100% van de verleende subsidie verstrekt in de eerste maand van het betreffende kalenderjaar.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 5.

    In de eerste week van het eerste kwartaal van het betreffende kalenderjaar wordt een voorschot verstrekt van 100% van de verleende subsidie.

Artikel 13. (Aanvraag) vaststelling en verantwoording van de subsidie

A Startsubsidie

  • 1.

    Vaststelling van de startsubsidie vindt ambtshalve plaats binnen 13 weken nadat de bij de verleningsbeschikking verplichte inlichtingen zijn verstrekt doch in ieder geval binnen 13 weken nadat de termijn van een jaar na de beschikking tot subsidieverlening is verstreken.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling van de uitvoeringssubsidie vindt plaats door het indienen van een door het college vastgesteld aanvraagformulier binnen de in de Asv genoemde termijnen. De eindverantwoording en vaststelling van de uitvoeringssubsidie vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de desbetreffende artikelen van de Asv en de Awb.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 dient de subsidieontvanger, in afwijking van artikel 15 lid 1 van de Asv, bij uitvoeringssubsidies van € 50.000,-- en hoger een aanvraag tot vaststelling in te dienen door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier binnen 13 weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 4.

    In aanvulling op de verantwoordingseisen zoals opgenomen in de Asv en de Awb verstrekt de subsidieontvanger met een aanvraag tot vaststelling van de uitvoeringssubsidie de volgende gegevens:

    • a.

      Peuters in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar:

    • per locatie en per maand het aantal reguliere- en doelgroeppeuters inclusief contractueel afgenomen uren (alleen voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag).

    • b.

      Peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar:

    • per locatie en per maand het aantal reguliere peuters (waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag) en doelgroeppeuters (uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag) inclusief contractueel afgenomen uren.

    • c.

      Doelgroeppeuters in de leeftijd van 4 tot maximaal 4 jaar en 3 maanden:

    • per locatie en per maand het aantal doelgroeppeuters inclusief contractueel afgenomen uren, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Voor de te verstrekken gegevens, genoemd in lid 4, kan verwezen worden naar de uitkomsten van de Peutermonitor.

  • 6.

    In aanvulling op leden 2, 3 en 4 geldt voor uitvoeringssubsidies dat het college bij de houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de subsidie te controleren. De houder is verplicht het college desgewenst daartoe inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen met betrekking tot wijziging van de hoogte van het gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomsten van peuters waaruit aantal uren, type kindplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VE-indicaties, afgegeven door het consultatiebureau, voor plaatsing van doelgroeppeuters;

    • e.

      documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de ouderbijdrage;

    • f.

      overige meldingen in wijziging in de inkomens- of gezinssituatie.

  • 7.

    Bij uitvoeringssubsidies tot en met € 10.000,-- vindt, in afwijking van de leden 2, 3, 4 en 6 de wijze van verstrekken en eindverantwoording, alsmede de vaststelling, plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van de Asv en de Awb.

  • 8.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats met toepassing van artikel 7.

C. Subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker

  • 9.

    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker van meer dan € 10.000,-- doch ten hoogste € 50.000,-- wordt ingediend overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker van € 50.000,-- en meer wordt ingediend overeenkomstig het bepaalde in lid 3 van dit artikel. De aanvraag tot vaststelling bevat een verantwoording over het aantal doelgroeppeuters, volgens de Peutermonitor, op peildatum 1 januari van het betreffende kalenderjaar waarop de subsidievaststelling betrekking heeft. Dit overzicht dient als basis voor de definitieve afrekening van de financiering van de pedagogisch beleidsmedewerker.

  • 10.

    Bij subsidies inzet pedagogisch beleidsmedewerker tot en met € 10.000,-- vindt, in afwijking van lid 9, de wijze van verstrekken en eindverantwoording, alsmede de vaststelling, plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van de Asv en de Awb.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van een of meer bepalingen van deze subsidieregeling als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 15. Slot- en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Op subsidiebeschikkingen en besluiten die zijn genomen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze subsidieregeling, blijft de Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020 van toepassing.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4 van deze regeling wordt een aanvraag, om uitvoeringsubsidie en subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker voor het kalenderjaar 2024, ingediend op uiterlijk 30 november 2023.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 10, lid 2 en 5 van deze regeling beslist het college, op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om uitvoeringssubsidie en subsidie inzet pedagogisch beleidsmedewerker voor het kalenderjaar 2024, op uiterlijk 31 december 2023.

  • 6.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als:

  • Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Altena 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 oktober 2023.

Het college van burgemeester en wethouders van Altena,

de secretaris,

R. van Wuijtswinkel

de burgemeester,

drs. E.B.A. Lichtenberg MCM

Bijlage 1: Doelgroepdefinitie

 

Burgemeester en wethouders zijn conform artikel 167 van de Wet op primair onderwijs verplicht om vast te stellen welke kinderen in aanmerking komen voor VE.

 

De definiëring van de doelgroep komt tot stand met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra in de gemeente als bedoeld in de Wet kinderopvang.

 

Op basis hiervan zijn in het verleden in Werkendam, Wijk en Aalburg en Woudrichem afzonderlijke definities vastgesteld. Deze definities zijn geharmoniseerd tot één geheel.

 

Het college van de gemeente Altena stelt de volgende doelgroepdefinitie vast voor de gemeente Altena:

Kinderen die voor voorschoolse educatie in aanmerking komen zijn peuters woonachtig in Altena tussen 2,5 en 4 jaar oud, die:

  • -

    door de Jeugdgezondheidszorg GGD West-Brabant geïndiceerd zijn met een achterstand in de spraak/taalontwikkeling, of hierop een significant risico lopen.

  • -

    door de Jeugdgezondheidszorg GGD West-Brabant geïndiceerd zijn met achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling, of hierop een significant risico lopen.

Deze definitie zal jaarlijks geëvalueerd worden in het VVE-overleg waarin de kinderopvangorganisaties, het onderwijs maar ook de GGD Jeugdgezondheidszorg en de bibliotheek zijn vertegenwoordigd.