Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hardenberg

Financiële verordening gemeente Hardenberg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHardenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Hardenberg
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Hardenberg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

07-11-2023

gmb-2023-471853

573798

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Hardenberg

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

Accountant: een door de raad aangewezen accountant, die de opdracht heeft de jaarrekening te controleren. (Zie artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet).

 

Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie. Het gaat informatie die nodig is voor het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

 

College: het college van burgemeester en wethouders.

 

Jaarrekening: het document waarin het college verantwoording aflegt aan de gemeenteraad over de baten en lasten in het begrotingsjaar. (Zie artikel 197 van de Gemeentewet).

 

Jaarverslag: het document waarin het college verantwoording aflegt aan de gemeenteraad over het door hem gevoerde beleid en bestuur in het begrotingsjaar.

 

Overheidsbedrijf: een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet samen met één of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

 

Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college aan de gemeenteraad waarin verantwoording wordt afgelegd over de naleving van geldende wet- en regelgeving bij de totstandkoming van de baten en lasten en balansmutaties in de jaarrekening.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling van de begroting vast. Dit gebeurt minimaal eens per acht jaar.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma vast:

    • a.

      de taakvelden en

    • b.

      de beleidsindicatoren.

  • 3.

    In het voorstel van het college staan in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren 1 .

  • 4.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken, kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarverslag / jaarrekening

  • 1.

    Het college geeft in de begroting inzicht in de financiële positie 2 met:

    • a.

      Een raming van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma’s is opgenomen.

    • b.

      Een voorspelling van de begin- en eindbalans van het begrotingsjaar.

    • c.

      Het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar, over het begrotingsjaar en over het jaar volgend op het begrotingsjaar.

    • d.

      De jaarlijks terugkerende arbeidskosten en daarmee samenhangende verplichtingen van vergelijkbaar volume.

    • e.

      De investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

      • Van nieuwe investeringen wordt per investering het benodigde investeringskrediet opgenomen.

      • Van lopende investeringen wordt het goedgekeurde investeringskrediet, de besteding tot en met het voorgaande begrotingsjaar en de raming van de besteding van het krediet in het lopende boekjaar aangegeven.

    • f.

      De financiering.

    • g.

      De stand en het gespecificeerde verloop van de reserves.

    • h.

      De stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

    • i.

      De ontwikkeling van de schuldpositie.

    • j.

      Belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de financiële positie van het vorig begrotingsjaar.

  • 2.

    Het college geeft in het jaarverslag en de jaarrekening inzicht 3 in:

    • a.

      De realisatie van de doelstellingen per programma en de wijze waarop maatschappelijke effecten zijn bereikt.

    • b.

      De gerealiseerde baten en lasten per programma.

    • c.

      De balans en de toelichting.

    • d.

      De bijlage met de verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen.

    • e.

      De bijlage met het overzicht van de gerealiseerde baten en lasten per taakveld.

    • f.

      De besteding van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten van investeringen.

  • 3.

    In de begroting en in de jaarrekening wordt in elk programma een overzicht van de geraamde of bestede incidentele baten en lasten opgenomen. Baten en lasten worden daarin per post genoemd vanaf € 100.000.

 

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Het college stuurt elk jaar voor 1 juli aan de raad een Perspectiefnota. In deze nota doet het college een voorstel voor het beleid en voor de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad geeft zijn algemene beschouwingen over het voorgestelde beleid en stelt de (financiële) uitgangspunten voor de meerjarenbegroting vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 200.000 opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting:

    • de baten en de lasten per programma;

    • de nieuwe investeringskredieten;

    • wijzigingen van al eerder geautoriseerde kredieten voor investeringen met een meerjarig karakter.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 3.

    Het college informeert de raad en doet een voorstel tot wijziging van de begroting als de verwachting is dat:

    • de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden;

    • de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden;

    • de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 4.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Dit voorstel moet voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen worden gedaan. In dat voorstel informeert het college de raad over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 5.

    Bij programma- en projectbudgetten en investeringen met een meerjarig karakter stelt het college aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het budget worden opgebouwd. Verschuivingen van lasten tussen de jaarschijven van een budget worden in de tussentijdse rapportage en/of de jaarrekening toegelicht.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.

    Er zijn drie rapportages:

    • in mei en november ontvangt de raad een brief met een voorstel voor aanpassing van de baten en lasten per programma in de begroting; in deze brieven worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 100.000 toegelicht.

    • in september ontvangt de raad een Zomernota met een verantwoording over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van de baten en de lasten per programma.

 

Artikel 7. Jaarverslag en jaarrekening

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van het jaarverslag en de jaarrekening biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

 

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1.

    In het kader van de actieve informatieplicht beslist het college niet over:

    • a.

      de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 1 miljoen;

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties zoals beschreven in het treasurystatuut;

    • c.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen

    dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college mee te delen.

 

Artikel 9. EMU-saldo

  • 1.

    Het Rijk stuurt een bericht als alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort4 hebben overschreden. Het college informeert de raad en doet een voorstel voor aanpassing van de begroting als dat nodig is.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens

  • 1.

    Bij de jaarrekening moet het college een rechtmatigheidsverantwoording opnemen. Voor die verantwoording doet het college onderzoek naar de toepassing van het voorwaardencriterium (zie artikel 11), het begrotingscriterium (zie artikel 12) en het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium (zie artikel 13).

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen. Alleen afwijkingen worden gemeld, die groter zijn dan de verantwoordingsgrens. Die grens is 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf Bedrijfsvoering in het jaarverslag geeft het college een toelichting op de uitkomsten van het rechtmatigheidsonderzoek. Het college geeft een toelichting op geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de rapportagegrens genoemd in het vastgestelde controleprotocol. En het college noemt welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

 

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Voor de verantwoording over rechtmatige uitvoering is het belangrijk dat bij financiële (beheers)handelingen aan de eisen en voorwaarden wordt voldaan, die zijn opgenomen in wet- en regelgeving. Die eisen en voorwaarden gaan over de doelgroep, termijn(en), grondslag(en), administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks een normenkader op. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het gaat om Europese regelgeving, wettelijke bepalingen en eigen regelgeving, zoals verordeningen vastgesteld door de raad. Bij de wettelijke bepalingen zijn alleen de financiële beheershandelingen van belang. Voor verordeningen geldt dat alle gemeentelijke verordeningen voor zover deze bepalingen bevatten over financiële beheershandelingen onderdeel uitmaken van het normenkader. Ook andere besluiten van de raad met een kader stellend karakter en die bepalingen bevatten over financiële beheershandelingen, zijn een verplicht onderdeel van het normenkader (begroting, beleidsnota’s5 , raadsbesluiten over investeringsvoorstellen).

  • 3.

    Het normenkader wordt voor het einde van het boekjaar aan de raad aangeboden. De raad wordt gevraagd dit kader vast te stellen.

  • 4.

    Het college zorgt er voor dat dit normenkader wordt uitgewerkt in een toetsingskader voor de interne beheersing.

 

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Voor de verantwoording over rechtmatige uitvoering is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de hoogte van de baten en lasten in de door de raad vastgestelde begroting en de door de raad vastgestelde investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s. De financiële beheershandelingen moeten binnen deze bedragen tot stand zijn gekomen. Afwijkingen op de ramingen van de baten en lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 100.000 worden toegelicht.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is vastgesteld. In artikel 5 is bepaald dat de raad de baten en lasten vaststelt per begrotingsprogramma.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal van het door de raad vastgestelde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Bij (meerjarige) programma’s en projecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal van het door de raad beschikbaar gestelde bedrag voor het programma of project. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het programma of project, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 5.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen zijn niet onrechtmatig in de volgende situaties:

    • a.

      Tegenover de overschrijding van het beschikbare budget staan inkomsten die specifiek bestemd zijn voor de (extra) uitgaven.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is goedgekeurd doordat de raad een tussentijdse rapportage, waarin die overschrijding is opgenomen, heeft vastgesteld.

  • 6.

    Begrotingsonrechtmatigheden die groter zijn dan de verantwoordingsgrens en die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze onrechtmatigheden worden niet toegelicht in de paragraaf Bedrijfsvoering.

 

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Voor de verantwoording over rechtmatige uitvoering is het belangrijk dat er geen sprake is van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college ziet er op toe dat misbruik en oneigenlijk gebruik wordt voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd. Daarvoor stelt het college beleid vast. Daarin staan de 10 algemene uitgangspunten, de risico’s en de maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen en te ontdekken.

 

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota Waardering en afschrijving vaste activa aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en beschrijft in ieder geval:

    • a.

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • b.

      het moment van starten met afschrijven;

    • c.

      de gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen (= de afschrijvingstermijn);

    • d.

      de componentenbenadering;

    • e.

      restwaarde.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting. Met dat plan wordt inzicht gegeven in de geplande investeringen en de daarbij behorende kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

 

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen worden één of meer voorzieningen voor het risico op oninbaarheid gevormd.

    • a.

      Voor vorderingen op verbonden partijen en iedere andere partij wordt de omvang van die voorziening bepaald op basis van een individuele beoordeling van het risico van de openstaande vorderingen.

    • b.

      Een voorziening wegens oninbaarheid ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid wordt gevormd voor openstaande vorderingen met betrekking tot:

      • onroerendezaakbelasting;

      • precariobelasting;

      • hondenbelasting;

      • parkeerbelasting;

      • rioolheffing;

      • afvalstoffenheffing;

      • bijstandsverstrekking.

 

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats6 .

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld. In de nota staat beschreven:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen, en

    • c.

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5.

    De reserves worden jaarlijks bij zowel de begroting als de jaarrekening getoetst en de onderliggende bestedingsplannen wordt hierbij geactualiseerd.

 

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het in rekening brengen van kosten wordt een kostprijs berekend. In de berekening wordt rekening gehouden met:

    • de directe kosten,

    • de overheadkosten en

    • de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa.

  • 2.

    De kostprijs wordt gebruikt voor:

    • rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

    • goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.

  • 3.

    In de kostprijs voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, wordt ook rekening gehouden met:

    • de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW),

    • de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en

    • de kosten voor straatreiniging.

  • 4.

    De overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, worden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de verantwoordingen over de besteding van die uitkering of subsidie toegerekend aan die activiteiten.

  • 5.

    De overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, worden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 6.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden7 wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten. Dat aandeel wordt als volgt berekend:

    • de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan die rechten en heffingen en goederen, werken, diensten

      gedeeld door

    • de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 7.

    In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij iedere afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in lid 4 zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet8 .

 

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet aan de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de:

    • onroerende-zaakbelastingen

    • rioolheffing

    • afvalstoffenheffing

    • forensenbelasting

    • marktgelden

    • parkeerbelastingen

    • lijkbezorgingsrechten

    • leges.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor:

    • de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden;

    • voor de huren en de tarieven voor erfpachten.

  • 3.

    Bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota legt het college vooraf een besluit voor aan de raad.

 

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college biedt de raad één keer in de vier jaar een Treasurystatuut aan. Daarin staan de kaders:

    • om garanties en leningen te verstrekken,

    • voor het aantrekken en uitzetten van financiële middelen en

    • voor het gebruik van rente-instrumenten.

  • 2.

    Het college stelt één keer in vier jaar of eerder als dat nodig is een Uitvoeringsbesluit Treasury vast.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en het jaarverslag

Artikel 21. Lokale heffingen

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Die onderdelen zijn:

    • de geraamde inkomsten;

    • het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

    • een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen. Daarbij wordt inzichtelijk gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, de geraamde baten de geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

    • een aanduiding van de lokale lastendruk;

    • een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2.

    In de paragraaf lokale heffingen wordt ook opgenomen:

    • de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

    • een overzicht van de verschillende lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing.

 

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Netto schuld per inwoner: de bruto schuld min de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar.

    • b.

      Bruto schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva.

    • c.

      Geldelijke bezittingen: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

    • d.

      Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: de positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst van de onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiëleverhoudingswet en de in de begroting (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing de verplichte onderdelen op, die genoemd zijn in artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Die onderdelen zijn:

    • een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • een inventarisatie van de risico's;

    • het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

    • een kengetal voor de:

      • -

        netto schuldquote;

      • -

        netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

      • -

        solvabiliteitsratio;

      • -

        grondexploitatie;

      • -

        structurele exploitatieruimte; en

      • -

        belastingcapaciteit;

    • een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

  • 3.

    Het college neemt in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken in ieder geval op:

    • de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • de wijze waarop wordt omgegaan met risico’s van schommelingen in de economische groei en de omvang van het weerstandsvermogen;

    • de wijze waarop met projectspecifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen;

  • 4.

    De norm voor het minimaal benodigde weerstandsvermogen is 1,4 maal de omvang van alle risico’s gezamenlijk. Voor de berekening van de omvang van de risico’s wordt rekening gehouden met de kans dat een risico zich voordoet.

 

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op, die genoemd zijn in artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Die onderdelen zijn:

    • Wegen

    • Riolering

    • Water

    • Groen

    • Gebouwen.

    Het college beschrijft voor die onderdelen het beleidskader, de financiële consequenties en de gevolgen daarvan voor de begroting.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

 

Artikel 24. Financiering

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf Financiering de verplichte onderdelen op, die genoemd zijn in artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. In de paragraaf staan de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille. En de paragraaf geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

 

Artikel 25. Bedrijfsvoering

  • 1.

    Op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten beschrijft het college in de paragraaf Bedrijfsvoering de stand van zaken en de beleidsvoornemens over de bedrijfsvoering.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf Bedrijfsvoering in ieder geval op:

    • de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • de kosten van inhuur derden;

    • de huisvestingskosten;

    • de automatiseringskosten;

    • de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

    • een toelichting op de uitkomsten van het rechtmatigheidsonderzoek. In de toelichting staan de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de rapportagegrens genoemd in het voor het boekjaar vastgestelde controleprotocol en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

  • 3.

    Het college neemt in de paragraaf Bedrijfsvoering in het jaarverslag in de volgende informatie op als deze situaties zich voordoen:

    • een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen;

    • rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan;

    • geconstateerde fraude door eigen medewerkers.

 

Artikel 26. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college beschrijft in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen die genoemd zijn in artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Die onderdelen zijn:

    • de visie op en de beleidsvoornemens met betrekking tot verbonden partijen;

    • een overzicht van de verbonden partijen met een beschrijving van het publieke belang, het belang van de gemeente, de omvang van het eigen en vreemd vermogen, het financiële resultaat van de verbonden partij en de risico’s voor de financiële positie van de gemeente.

 

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf grondbeleid de verplichte onderdelen die zijn genoemd in artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De paragraaf beschrijft:

    • een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

    • een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • de beleidsuitgangspunten met betrekking tot de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

  • 2.

    Het college biedt de raad elk jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • het verloop van de grondvoorraad;

    • de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

  • 3.

    Het college biedt de raad jaarlijks een grondprijzenbrief aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De raad stelt de grondprijzenbrief vast.

  • 4.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

 

Artikel 28. Wet open overheid (WOO)9

  • 1.

    Het college beschrijft in de paragraaf Wet open overheid in de jaarlijkse begroting de beleidsvoornemens voor de uitvoering van deze wet. In de jaarlijkse verantwoording doet het college verslag van de uitvoering.

 

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een kwalitatief goede opzet en werking van de administratie. Daarmee zorgt het college voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over besteding van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens en van de daaraan ontleende informatie, de controle op de rechtmatigheid, de controle op de doelmatigheid en de controle op de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 30. Financiële organisatie

  • 1.

    Het college draagt zorg voor:

    • a.

      de indeling van de gemeentelijke organisatie;

    • b.

      de scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • f.

      het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • g.

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

    • h.

      het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

    • i.

      het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

 

Artikel 31. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de interne toetsing van de getrouwheid van de informatie die wordt gegeven en de rechtmatigheid van de financiële (beheers)handelingen. Daarvoor wordt ieder jaar een intern controleplan vastgesteld.

  • 2.

    Het college rapporteert over de uitkomsten van de interne toetsing in de rechtmatigheidsverantwoording (zie artikel 10) en in de paragraaf Bedrijfsvoering in het jaarverslag (zie artikel 25, lid 2 onder f). Het college informeert de raad over genomen maatregelen tot herstel van eventuele tekortkomingen.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor:

    • de systematische controle van de administratie;

    • de bezittingen en het financieel vermogen.

    Waardepapieren, voorraden, uitstaande leningen, debiteurenvorderingen, liquiditeiten, opgenomen leningen, kortlopende schulden en vorderingen van crediteuren worden ieder jaar gecontroleerd.

    Registergoederen en bedrijfsmiddelen worden ten minste eenmaal in de 4 jaar gecontroleerd.

  • 4.

    Bij afwijkingen in de administratie of in de bezittingen of in het financieel vermogen neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Intrekking oude regeling

  • 1.

    De Financiële verordening 2017 Gemeente Hardenberg wordt ingetrokken en is niet meer van toepassing op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken vanaf het begrotingsjaar 2024.

 

Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023 en is van toepassing op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken vanaf het begrotingsjaar 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Hardenberg.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardenberg van 7 november 2023.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

F.G.S. Droste M.W. Offinga


1

Zie artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Bijlage 1 of https://wetten.overheid.nl/BWBR0037783/2018-12-29

2

Op grond van de artikelen 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording

3

Op grond van de artikelen 24 tot en met 58a van het Besluit begroting en verantwoording

4

Zie artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, https://wetten.overheid.nl/BWBR0034360/2019-01-01

5

Het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid is niet opgenomen in het normenkader. Dit is door de raad op 25 januari 2022 besloten op grond van de adviezen van de Commissies BBV en BADO.

6

Met uitzondering van voorzieningen die gewaardeerd worden tegen contante waarde (bijvoorbeeld de voorziening Grondbedrijf).

7

voor zover dat niet activiteiten zijn als bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 17

8

https://wetten.overheid.nl/BWBR0008691/2021-02-18#Hoofdstuk4b

9

Zie artikel 3.5 WOO https://wetten.overheid.nl/BWBR0045754/2022-08-01