Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heemskerk

Beleidsregels vrijlating giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen gemeente Heemskerk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeemskerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels vrijlating giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen gemeente Heemskerk 2023
CiteertitelBeleidsregels vrijlating giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen Gemeente Heemskerk 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 17 van de Participatiewet
  3. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-11-202301-07-2023nieuwe regeling

17-10-2023

gmb-2023-469911

D/2023/585253

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels vrijlating giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen gemeente Heemskerk 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk

gelet op:

 

  • artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht;

  • artikel 17, 31, tweede lid, onderdeel l en m, van de Participatiewet.

overwegende dat het wenselijk is om naar aanleiding van deze artikelen beleidsregels vast te stellen:

 

  • artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet regelt dat de belanghebbende uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op bijstand;

  • artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bepaalt dat niet tot middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften en daar genoemde uitkeringen en vergoedingen voor schade, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

Besluit vast te stellen de Beleidsregels vrijlating giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen Gemeente Heemskerk 2023.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening / regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Algemene Wet Bestuursrecht, Participatiewet, alsmede andere wet en regelgeving.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • De wet: de Participatiewet;

  • Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk;

  • Belanghebbende: aan wie een uitkering is toegekend op grond van de Participatiewet of Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • Gift: een ontvangst in geld of in natura uit vrijgevigheid van derden (personen of instellingen). Er is in ieder geval geen sprake van een gift, wanneer er een terugbetalingsverplichting en/of enige vorm van tegenprestatie of verplichtend karakter is. Een ontvangst waarvan de herkomst niet verifieerbaar is, wordt niet als gift aangemerkt.

  • Gift in natura: schenking van goederen, of een andere vorm niet zijnde geld, door een natuurlijk persoon of instelling;

  • Eenmalige gift: eenmaal ontvangen gift in een kalenderjaar;

  • Periodieke gift: meer dan eenmalig ontvangen gift in een kalenderjaar;

  • Schadevergoeding: een vergoeding voor gemaakte en toekomstige onkosten, ter herstelling of compensatie als gevolg van een schade;

  • Erfenis: totaal aan bezittingen en schulden dat iemand na zijn overlijden nalaat.

Hoofdstuk 2 Giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen

Artikel 2 Giften

  • 1.

    Een eenmalige of periodieke gift, in geld of in natura, als bedoeld in artikel 31 tweede lid, onder m, van de wet wordt een vrij te laten bedrag van € 1.800,- per kalenderjaar gehanteerd.

  • 2.

    Lid 1 van dit artikel geldt per uitkering. Een echtpaar heeft een vrijlating tot € 1.800,- per jaar, niet per persoon.

  • 3.

    Wanneer een belanghebbende gedurende een jaar minder dan € 1.800,- aan giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende jaar.

  • 4.

    Voor belanghebbenden is de vrijlating van € 1.800,- naar rato van toepassing vanaf de datum van toekenning van de uitkering tot en met 31 december van het betreffende kalenderjaar.

  • 5.

    Een gift of giften die het vrij te laten bedrag zoals bepaald in lid 1 overstijgen, worden tot de middelen van de belanghebbende gerekend.

  • 6.

    Zolang het totaalbedrag aan giften in een kalenderjaar onder € 1.800,- blijft, hoeft de belanghebbende de giften niet bij het college te melden. Zodra het totaalbedrag in een kalenderjaar meer bedraagt dan € 1.800,- geldt onverkort de inlichtingenplicht van artikel 17 van de Participatiewet.

Artikel 3 Giften voor bijzondere kosten

  • 1.

    Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden.

  • 2.

    Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden verstrekt voor noodzakelijke kosten dan wel uit medisch oogpunt wenselijke kosten. Dit voor zover de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd.

  • 3.

    Giften van werkgevers ten behoeve van werknemers worden niet in aanmerking genomen als middel voor de bijstand, voor zover en in zoverre deze onbelast zijn.

  • 4.

    Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en dergelijke charitatieve instellingen worden niet als middel beschouwd.

  • 5.

    De giften als bedoeld in de voorafgaande leden tellen niet mee voor het vrij te laten bedrag zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze beleidsregels.

Artikel 4 Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

  • 1.

    Een gift of geldlening die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag, en die niet meer bedraagt dan de voor de belanghebbende geldende maandelijkse netto bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld), wordt niet in aanmerking genomen als middel.

  • 2.

    Het gedeelte van de gift dat de maandelijkse bijstandsnorm als bedoeld in bovenstaand lid overschrijdt, telt mee voor de opbouw van het vrij te laten bedrag voor giften, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze beleidsregels. Voor zover de gift hoger is dan het vrij te laten bedrag wordt het meerdere als vermogen aangemerkt.

Artikel 5 Giften in verband met schulden

  • 1.

    Een gift die wordt ontvangen ter afbetaling van een problematische schuld, ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt niet in aanmerking genomen als middel.

  • 2.

    Er is sprake van een problematische schuld als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening een negatief vermogen is vastgesteld en er een terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.

Artikel 6 Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Het 2/3 deel van de schadevergoeding voor immateriële schade wordt in aanmerking genomen als vermogen.

  • 4.

    Voor schadevergoedingen geldt altijd een meldplicht, ook als het nog niet duidelijk is wat precies de hoogte van de schadevergoeding is.

Artikel 7 Erfenissen

  • 1.

    Erfenissen worden in lijn met giften behandeld en komen in aanmerking voor de vrijlating beschreven in artikel 2 lid 1. Het meerdere wordt in aanmerking genomen als vermogen.

  • 2.

    Voor erfenissen geldt altijd een meldplicht, ook als het nog niet duidelijk is wat precies de hoogte van de erfenis is.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na datum bekendmaking en werken terug tot en met 1 juli 2023.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

Beleidsregels vrijlating giften, geldleningen voor levensonderhoud, schadevergoedingen en erfenissen Gemeente Heemskerk 2023.

Aldus vastgesteld in de B&W vergadering van 17 oktober 2023

burgemeester en wethouders van Heemskerk,

de secretaris,

de burgemeester,

Toelichting

Algemeen

Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.

De beleidsregels maken duidelijk tot welk bedrag giften binnen een kalenderjaar altijd worden vrijgelaten en niet gemeld hoeven te worden.

 

Het college zal ten aanzien van giften die niet binnen de bepaling van deze beleidsregels vallen, altijd nog een specifieke afweging moeten maken of de gift niettemin uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

 

Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, dat onderdeel uitmaakt van de Participatiewet.

 

Bij het vaststellen van deze beleidsregels is geen onderscheid gemaakt tussen belanghebbenden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen. Kwetsbare jongeren vallen vaak tussen wal en schip wat betreft (schuld)hulpverlenende instanties. Het is wenselijk om (verdere) schuldproblematiek te voorkomen bij deze groep. Er is daarom gekozen om geen aparte (beleids)regel op te nemen voor jongeren van 18 tot 21 jaar.

 

Het is niet van toepassing op uitkeringen die verstrekt worden op basis van de IOAW en IOAZ. Het begrip middel, en daarmee ook de inhouding van inkomsten op de uitkering, is wat betreft deze wetten vastgelegd in artikel 8 van de IOAW en IOAZ. Andere vormen van middelen/inkomen die hierin niet zijn genoemd, moeten buiten beschouwing worden gelaten en zijn niet van invloed op het recht op uitkering. Hieruit vloeit voort dat voor deze uitkeringen giften niet als middel aangemerkt kunnen worden.

 

Het niet in aanmerking van middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 van de Participatiewet (waaronder giften) ziet in beginsel alleen op vaststelling van de algemene bijstand. In hoeverre vermogen en inkomsten boven de bijstandsnorm worden betrokken bij het vaststellen van bijzondere bijstand legt de gemeente in de (draagkracht) regels voor bijzondere bijstand vast. Vrijlaten van giften kan zowel bij aanvang als tijdens een lopende uitkering van toepassing zijn.

 

Wel of geen gift

Er is sprake van een gift als er geen verplichting tot betalen is en er dus geen vorm van tegenprestatie of overeenkomst tegenover staat. Het moet gaan om een betaling vanuit vrijgevigheid. Het winnen van een prijs in een loterij, waarbij een lot is aangeschaft, is geen gift. De betaling van de prijs volgt uit de aanschaf van het lot. Ook een bonus betaald door een werkgever is geen gift (maar kan soms wel vrijgelaten worden). Bijschrijvingen van ex-partners bedoeld voor partner- en/of kinderalimentatie vallen ook niet onder giften, maar zijn inkomen en worden dus niet vrijgelaten.

Ook andere inkomsten, een erfenis, een vrijwilligersvergoeding of schadevergoedingen zijn geen giften.

Onder giften wordt bijvoorbeeld verstaan:

  • een tas met boodschappen

  • geld om te helpen bij het betalen van een rekening

  • geld als extraatje om de maand door te komen

  • een koelkast, wasmachine.

Schadevergoedingen

Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiele en immateriële schadevergoeding. Een materiele schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen al gemaakt kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden.

 

Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding exorbitant hoog, of heeft deze een loondervend karakter, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat door de gemeente wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.

 

Herkomst ‘gift’ onduidelijk

Wanneer de herkomst van een betaling niet verifieerbaar is (bijvoorbeeld bij kasstortingen), wordt deze niet als gift aangemerkt en vindt er ook geen vrijlating plaats. Middelen waarvan de herkomst niet duidelijk is worden altijd als inkomsten beschouwd en mogelijk kan het recht op bijstand in dat geval helemaal niet worden vastgesteld.

 

Individuele beoordeling

De individuele beoordeling of giften wel of niet worden meegenomen bij de vaststelling van de uitkering wijzigt niet. De beleidsregels geven slechts een duidelijke ondergrens aan wanneer giften niet als middel worden gezien. Bij de individuele beoordeling betrekken we naast de individuele omstandigheden in ieder geval het doel en de bestemming van deze giften en of aannemelijk is dat deze giften hier ook aan worden uitgegeven. Gaat het om een specifiek doel, waarvoor geen algemene bijstand wordt verleend, kunnen giften worden vrijgelaten. Denk bijvoorbeeld aan een door crowdfunding in te zamelen budget om een niet door de verzekering te vergoeden noodzakelijke operatie uit te voeren. Giften die ter vrije besteding zijn en in een kalenderjaar het bedrag van € 1.800,- overstijgen komen in beginsel niet voor vrijlating in aanmerking.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Giften

Eerste lid: Periodieke giften, in geld of natura, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet worden vrijgelaten tot een bedrag ter hoogte van € 1.800,- per kalenderjaar per uitkering. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als bij eenmalige giften. Bij overschrijding van het vrij te laten bedrag wordt het meerdere aangemerkt als inkomen over de maand waarin de overschrijding plaats vindt.

 

Giften in natura

De Centrale Raad van Beroep heeft onder andere in haar uitspraak:

CRvB 23-8-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1918 aangegeven dat giften in natura, die niet te gelde kunnen worden gemaakt om van te leven kunnen, niet als middel in de zin van artikel 31 van de Participatiewet kunnen worden beschouwd. Het gaat dan bijvoorbeeld om verbruiksgoederen, zoals boodschappen die iemand krijgt, maar het kan ook gaan om andere giften in natura, zoals betaling door een derde van de zorgkosten of een vliegticket.

Bepaalde kostbare roerende en onroerende zaken, kunnen wel als middel, namelijk als vermogensbestanddeel, worden aangemerkt, omdat deze te gelde kunnen worden gemaakt en met de opbrengst daarvan kan worden voorzien in kosten van levensonderhoud.

Wanneer giften, die niet als middel in de zin van de Participatiewet zijn te beschouwen, wel een substantiële kostenbesparing op het levensonderhoud opleveren, kan de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 van de Participatiewet worden afgestemd.

Voor zover kostenbesparingen in een kalenderjaar (al dan niet in combinatie met andere giften) het bedrag van € 1.800,- per kalenderjaar niet overstijgen, wordt de bijstand niet afgestemd. Wanneer kostenbesparingen (al dan niet in combinatie met andere giften) hoger zijn dan € 1.800,- wordt een individuele beoordeling gemaakt.

 

Ontbreken woonkosten

Bij belanghebbenden waarvan de volledige woonlasten door derden worden betaald geldt een aparte afspraak. In die situatie beoordelen we deze betaling niet als gift en kostenbesparing, maar stellen we dat nu er geen woonlasten verschuldigd zijn, artikel 27 van de Participatiewet is van toepassing.

 

Vaststellen waarde

De waarde van kostbare roerende en onroerende zaken (giften in natura) wordt door het college vastgesteld op de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering overeenkomstig artikel 34 lid 1 onderdeel a van de Participatiewet. Hoe wij dat doen is afhankelijk van de aard van de gift. De waarde van een voorwerp kan bepaald worden via een nota, de NIBUD-normen of een bankafschrift van de verstrekker. Het kan ook nodig zijn om de waarde te laten bepalen door een deskundige via een taxatie of schatting gebaseerd op gemiddelde vergelijkbare handels-/verkoopprijzen.

 

Vrijlating van € 1.800,-

Er is gekozen voor één vrijlatingsbedrag, ongeacht leeftijd, samenstelling van het huishouden of hoogte van de bijstandsnorm; dit geeft duidelijkheid aan zowel de belanghebbende als aan de uitvoering. Het vrij te laten bedrag van € 1.800,- is gekozen op twee gronden:

Ten eerste kunnen giften fiscale gevolgen hebben voor de ontvangers, de eventuele fiscale gevolgen van ontvangen giften worden bepaald door de belastingdienst. Daarop heeft de gemeente geen invloed. Dit bedrag beneden de grens van giften die belastingvrij ontvangen kunnen worden;

Ten tweede zorgt een vast bedrag voor gelijkheid onder alle belanghebbenden, ook wanneer men gedurende het jaar meerdere uitkeringsnormen ontvangt. Voor de uitvoering van deze beleidsregel geldt de vrijlating per uitkering, niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

 

Tweede lid: Voor de uitvoering van deze beleidsregels geldt de vrijlating niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

 

Derde lid: Dit lid hoeft geen nadere toelichting.

 

Vierde lid: Voor mensen die een uitkering toegekend hebben gekregen is de vrijlating van € 1.800,- naar rato van toepassing vanaf de datum van toekenning tot en met 31 december. Bijvoorbeeld: als een belanghebbende vanaf 1 juli instroomt in de uitkering, geldt over de periode vanaf 1 juli (een half kalenderjaar) een vrijlating van € 900,- (de helft van de oorspronkelijke vrijlating).

 

Vijfde lid: Giften boven het vastgestelde vrij te laten bedrag hebben meestal het karakter van inkomsten. Er is sprake van een besteedbaar inkomen dat hoger ligt dan het bestaansminimum. Dit is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet aanvaardbaar en het betreffen immers giften die kunnen worden aangewend voor levensonderhoud. Deze giften dienen dan ook verrekend te worden met de bijstand volgens artikel 32 lid 1 en artikel 58 lid 4 van de wet. Indien dit niet (meer) mogelijk is, dient (voor het resterende gedeelte) een terugvordering opgesteld te worden.

 

Er zijn situaties denkbaar waarin een gift wel aan het vermogen moet worden toegerekend. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de gift een auto betreft. Als de auto een waarde heeft die lager is dan de vrijlating voor een auto, CRvB 04-11-2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG3646, heeft dit voor de vermogensvaststelling geen consequentie. Dit, voor zover de belanghebbende niet over een andere auto beschikt waarop al een vrijlating is toegepast. Indien de waarde van de auto meer bedraagt dan de vrijlating, wordt de waarde van de auto volledig aangemerkt als vermogen.

 

Zesde lid: Dit lid hoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 3Giften voor bijzondere kosten

Eerste lid: Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is, worden niet tot de middelen gerekend waar in de bijstand rekening mee moet worden gehouden. Dit is ook het geval wanneer de bijzondere bijstand een maximale vergoeding kent en de gift hoger is.

Een voorbeeld is dat er voor de aanschaf van een nieuwe bril de vergoeding vanuit de bijzondere bijstand maximaal € 180,- is. Belanghebbende kiest voor optionele extra’s (zoals dunne glazen), waardoor de bril uitkomt op € 300,-. In dat geval wordt een gift van € 300,- volledig buiten beschouwing gelaten.

 

Tweede lid: Er kunnen situaties zijn waarin de gemaakte kosten vanuit medisch oogpunt wel wenselijk zijn, maar die niet onder bijzondere bijstand vallen. In dat geval kan de gift vrijgelaten worden, mits deze de levensstandaard niet verhoogt.

Een voorbeeld is het geval indien de belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van een medisch hulpmiddel zoals een scootmobiel. Of iets medisch wenselijk is zal door de belanghebbende moeten worden aangetoond (bijvoorbeeld door een verklaring van een zorgprofessional zoals een huisarts).

 

Derde lid: Er is ruimte om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, tegoedbonnen of een bedrag met de kerst etc.

 

Vierde lid: Gelet op de tijdelijkheid en voorwaarden die van toepassing zijn om een verstrekking vanuit de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en dergelijke charitatieve instellingen te ontvangen tellen de waarde van deze giften niet mee als middel.

 

Vijfde lid: Dit lid hoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 4Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

Eerste lid: Als gevolg van een eventuele lange behandelingsduur door de gemeente kan het zijn dat familie of anderen aan belanghebbende geld geven voor de meest belangrijke uitgaven. De gemeente maakt de keus deze - door de familie als overbrugging bedoelde betalingen, vaak gedaan zonder een afdwingbare terugbetalingsverplichting - tot de aangegeven hoogte niet toe te rekenen aan het vrij te laten bedrag.

 

Tweede lid: Het gedeelte van de gift dat de maandelijkse bijstandsnorm overschrijdt, wordt meegeteld voor het bereiken van het vrij te laten bedrag.

Voorbeeld: De van toepassing zijnde bijstandsnorm is € 500,- per maand voor de belanghebbende. De ontvangen gift bedraagt € 800,-. De overschrijding van € 300,- op de bijstandsnorm wordt in mindering gebracht op het vrij te laten bedrag van € 1.800,-

 

Artikel 5Giften in verband met schulden

Eerste lid: Om de gift vrij te kunnen laten dient de afbetaling van de schuld rechtstreeks aan de schuldeiser plaats te vinden. Daarnaast dienen het schulden te zijn die geen betrekking hebben op de bijstandsperiode: de schulden zijn dus vooraf aan de bijstandsperiode ontstaan. Door een rechtstreekse betaling aan de schuldeiser ontstaat een voor de belanghebbende onherroepelijk karakter.

 

Tweede lid: De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening voor schulden. Het hebben van problematische schulden is echter in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Giften in de vorm van afbetaling van schulden kunnen daarom worden vrijgelaten als de aflossing van de schuld, naar het oordeel van het college, de eventuele re-integratie en/of schuldhulpverlening ten goede komt.

Een (nog) niet opeisbare schuld wordt niet als een problematische schuld beschouwd.

 

Artikel 6Schadevergoeding

Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de schade aannemelijk moeten maken.

 

Eerste lid: Wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.

 

Tweede lid: Door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, wegvalt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand. Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld door middel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

 

Derde lid: Wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Van de immateriële schadevergoeding wordt 2/3 deel in aanmerking genomen als vermogen.

Voorbeeld IV: een alleenstaande heeft een vermogen van € 1.000,- en krijgt een immateriële schadevergoeding van € 8.000,-. Hiervan wordt € 2.667,- volledig vrijgelaten. De overige € 5.333,- wordt bij het vermogen opgeteld waardoor het vermogen nu € 6.333,- bedraagt. Het kan voorkomen dat er situaties zijn waarin het wenselijk is dat er afgeweken wordt van de richtlijn op basis van een individuele situatie. Uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade zoals beschreven in artikel 31 lid 2 onderdeel l Participatiewet worden altijd volledig vrijgelaten. Dit is geregeld bij ministeriële regeling. De regeling die hier bedoeld wordt is de Regeling PW, IOAW en IOAZ, artikel 7. Hieronder valt bijvoorbeeld een schadevergoeding voor gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire.

 

Vierde lid: Een belanghebbende is te allen tijde verplicht om een schadevergoeding te melden bij de gemeente. Ook in de situatie dat de hoogte van de schadevergoeding nog niet is vastgesteld, dient er een melding gemaakt te worden van dat er mogelijk recht is op een schadevergoeding.

 

Artikel 7Erfenissen

Eerste lid: Erfenissen zijn geen giften als bedoeld in onderdeel m van de Participatiewet. Het behandelen van erfenissen als zodanig betreft bovenwettelijk begunstigend beleid. Gezien erfenissen en giften zonder specifieke bestemming allebei ter vrije besteding is worden deze op eenzelfde wijze behandeld.

 

Tweede lid: Een belanghebbende is te allen tijde verplicht om een erfenis te melden bij de gemeente. Ook in de situatie dat de hoogte van de erfenis nog niet is vastgesteld, dient er een melding gemaakt te worden van dat er recht is op een erfenis.

 

Artikel 8. en 9.

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.