Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel vrijlating van inkomsten Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Delft 2023 |
Citeertitel | Beleidsregel vrijlating van inkomsten Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Delft 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel gedeeltelijke vrijlating inkomsten alleenstaande ouders Participatiewet 2015 en de Beleidsregel algemene vrijlating inkomsten Participatiewet 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-11-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 24-10-2023 |
Voor zover er in deze beleidsregel bepaalde begrippen worden genoemd dan hebben deze dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.
In aanvulling hierop wordt verstaan onder:
Artikel 3: Algemene vrijlatingsregeling
Voor de algemene vrijlatingsregeling geldt dat inkomsten uit arbeid voor ten hoogste 6 maanden kunnen worden vrijgelaten. Dat mag alleen als dit bijdraagt aan arbeidsinschakeling. Het college bepaalt wanneer dit bijdraagt aan arbeidsinschakeling. De vrijlating is tot 25% van de inkomsten met een in de wet geregeld maximumbedrag.
Deze vrijlating geldt niet voor personen jonger dan 27 jaar. Als een persoon één van de vrijlatingen als genoemd in artikel 4, 5 of 6 ontvangt, wordt op het moment dat de belanghebbende 27 jaar wordt, de lopende inkomstenvrijlating onderbroken. Belanghebbende heeft recht op de algemene vrijlating. Heeft de belanghebbende de algemene vrijlatingsregeling doorlopen, dan wordt de vrijlating als genoemd in artikel 4, 5 of 6 hervat.
Artikel 7: Tijdelijke inkomstenvrijlating alleenstaande ouder
De vrijlating moet naar het oordeel van het college bijdragen aan arbeidsinschakeling. Het college heeft besloten dat naar haar oordeel alle betaalde werkzaamheden die aangemerkt kunnen worden als algemeen geaccepteerde arbeid zoals bedoeld in de wet, bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de alleenstaande ouder.
De Participatiewet, IOAW en IOAZ hebben een complementair karakter en zijn aanvullend op eigen middelen. Daarom worden inkomensbestanddelen waarover een uitkeringsgerechtigde kan beschikken tot de middelen gerekend. Binnen de Participatiewet geldt dit ook voor vermogensbestanddelen. Er zijn een aantal uitzonderingen vastgelegd in de vorm van vrijlatingen.
Er zijn voorwaarden verbonden aan de verschillende vrijlatingsregelingen. Welke mogelijkheden er zijn en hoe het college omgaat met deze voorwaarden regelt zij in deze beleidsregel.
Artikel 2 Volgorde van vrijlatingsregelingen
De vrijlatingen worden, indien van toepassing, in een vaste volgorde ingezet. In onderstaand schema staat aangegeven in welke volgorde de vrijlatingen, indien van toepassing, worden ingezet.
Schema 1: volgorde inzet vrijlatingsregelingen Participatiewet, IOAW en IOAZ
Artikel 3 Algemene vrijlatingsregeling
De Participatiewet, IOAW en IOAZ geven de mogelijkheid om gedurende een periode van ten hoogste 6 maanden tot 25% van de inkomsten uit arbeid vrij te laten (niet te korten op de uitkering). De genoemde 25% kent een in de wet geregeld maximum bedrag.
Voorwaarde is dat het college van mening is dat voor bepaalde groepen deze vrijlating kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling. In feite stimuleert het college hiermee de parttime arbeidsinschakeling in de hoop dat dit leidt tot een structurele baan waarmee meer wordt verdiend dan de uitkering.
Met deze beleidsregel worden enkele groepen aangewezen van wie het college verwacht dat met deze vrijlating een bijdrage wordt geleverd aan deelname op de arbeidsmarkt. Dit zijn:
Deze vrijlatingsregeling geldt voor een periode van ten hoogste 6 maanden.
De vrijlating kan één keer per bijstandsperiode worden verleend. Onder bijstandsperiode wordt verstaan:
Artikel 4 Structurele inkomstenvrijlating medisch urenbeperkt
Mensen met een medische urenbeperking mogen een deel van hun inkomsten uit arbeid houden. Onder medisch urenbeperkt wordt verstaan dat iemand als gevolg van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling niet een volle werkweek kan werken.
Het college bepaalt wanneer iemand om medische redenen minder uren kan werken. Het college kan advies vragen aan het UWV om te bepalen of de belanghebbende minder uren kan werken. Ook een belanghebbende kan een schriftelijke aanvraag doen bij de gemeente.
De vrijlating kan worden toegepast voor beide partners als beiden aan alle voorwaarden voldoen.
Artikel 5 Tijdelijke vrijlatingsregeling doelgroep loonkostensubsidie
Om te zorgen dat werken loont, ook voor werknemers die in deeltijd werken en aanvullende bijstand ontvangen en voor wie de werkgever loonkostensubsidie ontvangt, is er een vrijlatingsregeling voor de doelgroep loonkostensubsidie. De regeling geeft de mogelijkheid om inkomsten vrij te laten voor de duur van maximaal 12 maanden.
De vrijlating geldt alleen voor de inkomsten verdiend met de uren waarin met loonkostensubsidie wordt gewerkt.
De vrijlating kan worden toegepast voor beide partners als beiden aan alle voorwaarden voldoen.
Ondanks dat de vrijlatingsregeling nog niet wettelijk is geregeld in de IOAW en IOAZ, kan de vrijlating ook op deze doelgroep worden toegepast. Deze wijzigingen zullen namelijk met terugwerkende kracht worden toegepast tot en met 1 januari 2023. Dit volgt uit de memorie van toelichting bij de Verzamelwet SZW 2024.1
Artikel 6 Verlengde vrijlatingsregeling doelgroep loonkostensubsidie
Het college beoordeelt na de tijdelijke vrijlatingsregeling van 12 maanden voor de doelgroep loonkostensubsidie of er sprake is van een situatie waarin uitbreiding van de uren niet of bijna niet mogelijk is. Als dit zo is, kent het college een verlenging van de vrijlatingsregeling doelgroep loonkostensubsidie toe. Deze wordt toegekend voor onbepaalde tijd en geldt zolang de werknemer niet in staat is om meer uren te werken en uitbreiding van de deeltijduren dus niet mogelijk is.
De vrijlating kan verlengd worden als ‘in de persoon gelegen factoren’ ervoor zorgen dat uitbreiding van uren (bijna) niet mogelijk is en de werknemer dus niet meer uren kan werken. Hierbij is altijd sprake van een persoonlijke toetsing en dus sprake van maatwerk. Te denken valt aan belemmeringen, zoals het niet beschikbaar zijn van noodzakelijk vervoer van en naar het werk of ontbreken van beschikbare hulp van derden bij de dagelijkse verzorging of het huishouden.
Voordat de verlengde vrijlating formeel beëindigd kan worden toetst het college of de persoonlijke omstandigheden, waardoor meer uren werken niet mogelijk was, zijn veranderend en neemt het college een besluit. Anders loopt de vrijlating door.
Voor de werknemer geldt dat hij/zij veranderende omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de vrijlating van inkomsten, op grond van artikel 17 van de Participatiewet moet melden aan het college.
Net als de tijdelijke vrijlatingsregeling doelgroep loonkostensubsidie is de verlengde vrijlatingsregeling nog niet geregeld in de IOAW en IOAZ. Ook voor deze regeling geldt dat de vrijlating al kan worden toegepast voor personen met een IOAW- of IOAZ-uitkering vooruitlopend op de beoogde wetswijzigingen.
Artikel 7 Tijdelijke inkomstenvrijlating alleenstaande ouder
De wetgever vindt het belangrijk dat ook alleenstaande ouders gestimuleerd worden om te gaan werken. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat zij vanwege de combinatie van werk en zorgtaken vaak langer de tijd nodig hebben om hun arbeidsuren uit te breiden en zo uit te stromen.
Voor toepassing van de inkomstenvrijlating is nodig dat:
Het werk dat wordt gedaan moet belangrijk zijn voor de verdere inschakeling in de arbeid in de toekomst. Het college is van mening dat voor alleenstaande ouders geldt dat alle werkzaamheden (voor normaal gebruikelijk werk) bijdragen aan de mogelijkheden van arbeidsinschakeling. Daarom besluit zij dat de vrijlatingsregeling zoals bedoeld in de wet van toepassing is op alle inkomsten die worden verdiend door de alleenstaande ouders. Deze vrijlatingsregeling kan bestaan naast andere vrijlatingsregelingen, zoals bijvoorbeeld de onkostenvergoeding vrijwilligerswerk.
De vrijlating duurt een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden. Als iemand binnen de lopende 30 maanden van baan wisselt, is er ook met de nieuwe baan recht op vrijlating áls dit binnen de lopende 30 maanden valt.