Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Erfpachtsbepalingen 1917 |
Citeertitel | Erfpachtsbepalingen 1917 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De historie bij de erfpachtsbepalingen van 1917 is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.
De vindplaatsen en data van de bekendmaking zijn niet meer te achterhalen.
De regeling werkt niet rechtstreeks tegenover derden, maar slechts door een ‘van-toepassing-verklaring’ bij een concrete uitgifte in erfpacht. Voor de datum inwerkingtreding is derhalve dezelfde datum genomen als datum van ondertekening.
Burgerlijk Wetboek
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-06-1989 | art. 779 | 05-06-1989 Gedeputeerde Staten van Friesland; 22 juni 1989 | 8151 | ||
12-05-1954 | - | 12-05-1954 Geen | - | ||
26-06-1917 | nieuwe regeling | 26-06-1917 Geen | Nr 258R/138 |
De uit te geven bouwterreinen zijn gelegen ten noorden en oosten van de Oostersingel en ten zuiden van het Cambuursterpad en zijn op de bijbehorende situatiekaart in arcure aangegeven en verdeeld in: Blokken I, II, III, VIII, C, D, E en F.
Artikel 3. Diepte der terreinen.
Op alle blokken moet het terrein steeds tot een diepte in erfpacht genomen worden als door Burgemeester en Wethouders wordt bepaald.
Gegadigden zullen een op zegel geschreven en door hen ondertekende aanvrage, ingericht naar het daarvoor tegen betaling der kosten van het zegel aan de secretarie der gemeente verkrijgbaar formulier, moeten bezorgen in een daarvoor bestemde ter secretarie aanwezige bus, welke elke vrijdag des namiddags te vier uur in een openbare vergadering van Burgemeester en Wethouders zal worden geopend. Burgemeester en Wethouders beslissen binnen 14 dagen.
De aanvrage moet vergezeld gaan van een situatietekening op een schaal van ten minste 1:500. In de aanvrage moet het verlangde terrein duidelijk zijn aangeduid en, behalve een nadere duidelijke omschrijving van het terrein, vermelden de waarde volgens welke men het terrein in erfpacht wenst te bekomen, welke niet lager kan zijn dan het in de lijst voor het terrein aangegeven bedrag.
Artikel 6. Meerdere aanvragen om hetzelfde stuk.
Indien bij het openen van de bus blijkt, dat twee of meer aanvragen eenzelfde terrein betreffen dat voor dezelfde waarde wordt aangevraagd, zal door ieder der aanvragers, die van Burgemeester en Wethouders zo spoedig mogelijk van deze omstandigheid bericht ontvangen, in een gesloten en ondertekend schrijven, dat vóór de volgende vrijdag in de in het eerste lid van artikel 5 bedoelde bus wordt bezorgd de opgegeven waarde kunnen worden verhoogd. De bus wordt ten tijde en op de wijze, als in het eerste lid van artikel 5 is aangegeven, geopend. Wordt door geen der aanvragers de door hem opgegeven waarde verhoogd, dan wordt door het lot beslist, aan wie van hen het gevraagde terrein provisioneel zal worden toegewezen.
Artikel 7. Toewijzing en eventuele weigering.
De gevraagde terreinen zullen, behoudens het bepaalde bij art. 26, door Burgemeester en Wethouders in het geval van art. 5 aan de aanvragers of bij aanvragen van hetzelfde terrein tegen verschillende waarde aan de hoogste aanvragers en in het geval van art. 6 aan de hoogste bieder, de door het lot of de door Burgemeester en Wethouders aangewezen aanvrage provisioneel worden toegewezen.
Uit deze waarborgsom worden voor zover mogelijk in de eerste plaats de belopen boeten verhaald. Zij wordt in dat geval op eerste aanmaning van Burgemeester en Wethouders door de erf- pachter tot het oorspronkelijke bedrag aangevuld en zal aan hem worden teruggegeven, wanneer, voor zover van hem afhankelijk, aan de bepalingen van art. 16 - wat al betreft, alleen aan de bepaling van de eerste zinsnede - is voldaan.
Indien daartoe bij de aanvrage het verzoek wordt gedaan, kan de erfpachter, na daartoe bekomen vergunning van Burgemeester en Wethouders, het terrein echter terstond na de toewijzing, in art. 7 bedoeld, in gebruik nemen tegen vergoeding van |/2 pct van de waarde, die tot grondslag van de canon strekt, voor elke maand of gedeelte daarvan, die hij het terrein vóór de vertekening der akte in gebruik neemt.
De erfpachter moet het terrein ontvangen zo goed en kwaad als het moge wezen, naar de grootte, die het in de akte is verklaard te hebben en in de toestand, waarin het is bij de vertekening der akte met alle daaraan verbonden bekende of onbekende gebreken, lusten, lasten, actiën, heersende en lijdende erfdienstbaarheden, massaliteiten, bezwaren van onderhoudsrechten en verplichtingen en wat van dien aard meer moge zijn, zonder dat de erfpachter enig verhaal zal kunnen uitoefenen tegen de gemeente, die geen andere vrijwaring belooft, dan voor het volle genot van het terrein, indien de erfpachter daarin mocht worden gestoord.
Artikel 12. Duur van het erfpachtsrecht.
De uitgifte geschiedt, voor zover daaromtrent hieronder geen andere bepalingen zijn gesteld, voor een tijdvak, eindigende de 31e december 1990 en onder de navolgende bepalingen.
Alle belastingen, die op de in erfpacht uitgegeven grond of op de daarop gestichte gebouwen mochten liggen of gelegd worden, zijn van de dag der aanvaarding af voor rekening van de erfpachter. Art. 48 der wet van 26 mei 1870 (Staatsblad no. 82) kan door hem niet worden ingeroepen. Hij doet afstand van het hem bij art. 776, 2e lid, van het Burgerlijk Wetboek toegekende recht.
Alle kosten op de uitgifte in erfpacht vallende (die der over- schrijving en de kosten van uitmeting van het terrein door een landmeter van het kadaster daaronder begrepen), komen ten laste van hem met wie het erfpachtscontract is aangegaan.
Behalve in het geval, dat de erfpachter niet overeenkomstig artikel 16, letter a, binnen vijf jaar de bebouwing heeft voltooid, heeft de gemeente het recht om, wegens het niet naleven dezer bepalingen, een boete op te leggen ten hoogste ten bedrage van twintigmaal de jaarlijkse erfpachtsom. Zij heeft in alle gevallen het recht om wegens het niet naleven van de bepalingen, genoemd in het eerste lid, de vervallenverklaring van het erfpachtsrecht te vorderen.
Artikel 16. Algemene bouwbepalingen.
De erfpachter is behalve tot naleving der wetten en verordeningen op het bouwen en inrichten van woningen, mede gehouden te dier zake de bepalingen in acht te nemen, vermeld onder de volgende letters:
Onverminderd de bevoegdheid van de gemeente om de vervallenverklaring van het erfpachtsrecht te vorderen, verbeurt de erfpachter voor iedere volle maand vertraging in de voltooiing van de bebouwing een boete van één gulden per m5 van de oppervlakte van de in het eerste lid bedoelde percelen, voor zover de bebouwing daarvan niet voltooid is. Bij gedeelten van een maand vertraging wordt de boete naar evenredigheid berekend.
De hoogte van wegen, die nog niet zijn aangelegd, wordt op aanvrage door Burgemeester en Wethouders aangewezen. Zodra aan een der geprojecteerde wegen een gebouw uitwendig voltooid is, overeenkomstig de door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde plannen, zullen deze op een door de betrokkene gedaan daartoe strekkend verzoek een begin maken met de aanleg van die weg.
Ingeval ten aanzien van nevens- of achter elkaar gelegen terreinen over de wijze van afscheiding der terreinen als bedoeld in artikel 690 van het Burgerlijk Wetboek geen overeenstemming kan worden verkregen, moet zodanige scheiding op gemene kosten gemaakt en onderhouden worden en bestaan uit een ijzeren hek of een houten schutting, waarvan de tekening en samenstelling door Burgemeester en Wethouders moeten worden goedgekeurd.
De schutting moet worden gemaakt van vuren planken, zwaar drie centimeter, behalve de grondplank, welke van Amerikaans grenen hout moet zijn, alle gespijkerd tegen palen van Amerikaans grenen hout, zwaar tien bij twaalf centimeter, lang drie meter, die op afstanden van twee meter en om de andere op ieders erf moeten geplaatst worden.
Vóór tot het stichten van nieuwe, of tot het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van bestaande gebouwen, afsluitingen van terreinen enz. wordt overgegaan, zullen aan Burgemeester en Wethouders plattegrond-, gevel- en doorsnedetekeningen moeten worden overgelegd, alle op een schaal van ten minste 1 B 100 voor de gebouwen en 1 B 50 voor de afsluitingen en met ingeschreven maten voorzien van lengte, breedte en hoogte van alle vertrekken en verdiepingen.
Wanneer blijkt, dat bij de uitvoering de goedgekeurde tekeningen niet zijn gevolgd of dat gebouwd wordt zonder de tekeningen eerst te laten goedkeuren, vervalt, onverminderd de bevoegdheid om artikel 15, 2e lid, eerste zin, toe te passen, zonder inmorastelling de erfpacht en wordt de waarborgsom, in artikel 8 omschreven, het eigendom van de gemeente.
De erfpachter moet dulden, dat vanwege de gemeente aan de gestichte gebouwen al de toestellen voor straatverlichting, waterleiding, brandweer en die voor de benaming van straat of weg worden aangebracht, welke Burgemeester en Wethouders nodig oordelen, zonder daarvoor enige vergoeding te kunnen vorderen.
Artikel 18. Overgang en overdracht van het recht.
Bij overdracht of overgang van het recht op het geheel of een gedeelte van het terrein, moet de rechtverkrijgende binnen drie maanden na de overdracht of de overgang, onder staving van zijn recht, daarvan aan Burgemeester en Wethouders en te hunnen genoegen kennis geven, met betaling van hetgeen de vroegere erfpachter blijkens vaststelling door Burgemeester en Wethouders terzake het erfpachtscontract nog aan de gemeente schuldig is.
Artikel 20. Splitsing van het recht.
Indien de bebouwing daartoe aanleiding geeft, kan met inachtneming van door Burgemeester en Wethouders te stellen eisen, op verzoek van de erfpachter het recht worden gesplitst in willekeurige delen, in die zin, dat het terrein, waarop elk deel afzonderlijk betrekking heeft, is bebouwd met of bestemd voor de bouw van een of meer gebouwen, dan wel behoort tot een appartement, als bedoeld in art. 638A van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek is verplicht en moet worden ingewilligd vóór tot het vervreemden of bezwaren van een gedeelte van het recht wordt overgegaan.
Nieuwe akten van erfpacht, die in plaats der oorspronkelijke treden, worden ten koste van de verzoeker of de verzoekers opgemaakt en in de openbare registers overgeschreven voor ieder door splitsing te ontstaan deel, voor de overblijvende duur van het recht, overigens voor zover mogelijk op de bestaande voorwaarden, behoudens de gevolgen der splitsing en de in verband met de splitsing noodzakelijk geachte voorwaarden.
Artikel 22. Te niet gaan van het recht door beëindiging op gronden van algemeen nut.
De Gemeenteraad kan het beëindigen van het recht voor het geheel of een gedeelte van het terrein tegen schadevergoeding, op gronden van algemeen nut, te zijner beoordeling, voor een in het besluit bepaald omschreven doel uitspreken, twee maanden nadat door Burgemeester en Wethouders aan de erfpachter van hun voornemen om een daartoe strekkend voorstel aan de Gemeenteraad te doen, kennis is gegeven (zie ook art. 25).
Blijft bij de beëindiging van het recht een gedeelte over dat kleiner is dan 1/4 van de uitgestrektheid van het gehele terrein of dan 75 m5, dan zal de Gemeenteraad, indien de erf- pachter dit verklaart te verlangen, de beëindiging van het recht voor het gehele terrein uitspreken, behoudens in geval het terrein aan een ander terrein, bij dezelfde erfpachter in eigendom of erfpacht, grenst.
Artikel 23. Schadevergoeding bij beëindiging op gronden van algemeen nut.
De schadevergoeding, bedoeld in het 1e lid van het vorig artikel, bestaat uit de vergoeding van de waarde van de opstal in de toestand, waarin die zich ten tijde van de beëindiging bevindt, vermeerderd met 10% der waarde, evenwel onder aftrek van hetgeen de erfpachters blijkens vaststelling door Burgemeester en Wethouders ter zake het erfpachtscontract nog aan de gemeente schuldig is. Deze waarde wordt, ingeval van verschil, bepaald door deskundigen.
Bij de berekening van de vergoeding, bedoeld in het 1e lid, wordt niet gelet op nieuwe gebouwen of getimmerten of op veranderingen, gemaakt of aangebracht na de kennisgeving van Burgemeester en Wethouders aan de erfpachter, dat aan de Raad de beëindiging van het recht op gronden van algemeen nut zal worden voorgesteld, tenzij hij bewijst dat die werkzaamheden reeds vóór de kennisgeving waren opgedragen.
Artikel 24. Vervallenverklaring van het recht.
Onverminderd de te belopen boeten, kan de Gemeenteraad met ingang van de bij het besluit te noemen datum, de vervallen- verklaring van het recht uitspreken in de volgende gevallen:
In al deze gevallen moet de erfpachter met tussenpozen van ten minste twee weken driemaal vooraf door Burgemeester en Wethouders zijn aangeschreven.
Artikel 25. Bepalingen aangaande te niet gaan van het recht zowel bij de beëindiging op gronden van algemeen nut als bij vervallenverklaring.
Burgemeester en Wethouders geven aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers twee maanden vooraf bij deurwaardersexploit kennis van hun voornemen om aan de Gemeenteraad voor te stellen het uitspreken van de beëindiging van het recht, op gronden van algemeen nut, of de vervallenverklaring van het recht, in het laatste geval met vermelding van de feiten en gronden, die naar hun oordeel tot de vervallenverklaring aanleiding geven.
Artikel 26. Te niet gaan van het recht door verloop van de tijd waarvoor het is uitgegeven.
Indien ingevolge het bepaalde bij het tweede lid van art. 21 het terrein één jaar vóór verloop van de termijn waarvoor het is uitgegeven, wederom in de in art. 2 bedoelde lijst is opgenomen en de bestaande erfpachter op de wijze als is voorzien bij art. 5 binnen een half jaar na die opneming een aanvrage doet om hetzelfde terrein tegen de nieuw vastgestelde waarde in erfpacht te verkrijgen, houden Burgemeester en Wethouders de beslissing op die aanvragen aan totdat een halfjaar na gezegde opneming is verstreken.
Artikel 27. Gevolgen van te niet gaan van het recht, zowel bij beëindiging op gronden van algemeen nut, als na vervallenverklaring, als ingeval van verloop van de termijn zonder vernieuwing van het recht.
Na het te niet gaan van het recht, ingevolge raadsbesluit, waarbij de beëindiging van het recht op gronden van algemeen nut is uitgesproken, of na vervallenverklaring van het recht, of door verloop van de termijn ingeval van niet-vernieuwing van het recht treedt de gemeente terstond in de eigendom van de opstal; de erfpachter is bijgevolg niet gerechtigd daarna iets weg te ruimen of iets aan de toestand te veranderen.
Artikel 28. Te niet gaan van het recht, na vervallenverklaring of door verloop van de termijn, zonder dat vernieuwing plaats heeft.
Behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen treedt de gemeente, na vervallenverklaring of na te niet gaan van het recht, door verloop van de termijn, zonder dat vernieuwing plaats heeft in de eigendom van de opstal, tegen vergoeding van de waarde in de toestand, waarin die opstal zich ten tijde van het te niet gaan bevindt, evenwel onder aftrek van hetgeen de erfpachter, blijkens vaststelling door Burgemeester en Wethouders, ter zake het erfpachtscontract nog aan de gemeente schuldig is. Deze waarde wordt ingeval van verschil bepaald door deskundigen.
Artikel 29. Bepalingen betreffende te niet gaan van het recht na vervallenverklaring.
Het bepaalde bij het vorig artikel omtrent de vergoeding, bij vervallenverklaring van het recht, is niet toepasselijk indien Burgemeester en Wethouders, na daarvan aan de erfpachter en de ingeschreven hypothecaire schuldeiser binnen twee maanden na de vervallenverklaring kennis te hebben gegeven:
De erfpachter wordt bij toepassing van het 1e lid, sub a uitbetaald de netto-opbrengst van de opstal, bij toepassing van het 1e lid, sub b de vergoeding voor de opstal, berekend volgens het vorig artikel, een en ander onder aftrek van hetgeen de erfpachter, blijkens vaststelling door Burgemeester en Wethouders, ter zake het erfpachtscontract nog aan de gemeente schuldig is.
Zolang niet de toewijzing, bedoeld in het 2e lid of de uitgifte, bedoeld in het 1e lid b, is tot stand gekomen, kunnen Burgemeester en Wethouders verklaren af te zien van hun verlangen tot toepassing van dit artikel. Zij zullen daarvan onverwijld kennis geven aan de erfpachter en de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Na die kennisgeving wordt het bepaalde bij art. 28 weder van toepassing.
Artikel 30. Bevoegdheid tot herstel door ingeschreven hypothecaire schuldeisers van verzuimen van de erfpachter.
Artikel 31. Recht van de ingeschreven hypothecaire schuldeisers op de vergoeding enz.
De ten tijde van het te niet gaan van het recht ingevolge raadsbesluit waarbij de beëindiging van het recht op gronden van algemeen nut is uitgesproken, na vervallenverklaring, of door verloop van de termijn ingeval van niet-vernieuwing ingeschreven hypothecaire schuldeisers wordt door Burgemeester en Wethouders zo spoedig mogelijk kennis gegeven van het bedrag, waarop de vergoedingen, bedoeld in het 1e lid van art. 22 en het 1e lid van art. 28 zijn bepaald, of van het feit, dat zij gebruik maken van de hun bij art. 29 gegeven bevoegdheid en in dat geval van de opbrengst bedoeld in het 3e lid van dat artikel.
Artikel 32. Bevoegdheid van de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, ingeval van te niet gaan van het recht bij beëindiging op gronden van algemeen nut of na vervallenverklaring of door verloop van de termijn ingeval van niet-vernieuwing.
Aan de hypothecaire schuldeisers, ingeschreven bij het te niet gaan van het recht ingevolge raadsbesluit, waarbij de beëindiging van het recht op gronden van algemeen nut of waarbij vervallenverklaring is uitgesproken, of door verloop van de termijn, zonder dat vernieuwing plaats vindt, komen in afwijking van het bepaalde bij artt. 23, 4e lid, 28, 4e lid en 29, 3e lid, de vergoeding, bedoeld in het 1e lid van art. 22, die bedoeld in het 1e lid van art. 28 en de netto-opbrengst bedoeld in het 3e lid van art. 29 toe en, na voldoening van deze, het overschot aan de erfpachter, zonder dat de door de erfpachter belopen boete van hetgeen de hypothecaire schuldeisers volgens de in dit lid bepaalde toekomt, zal worden afgetrokken.
Zijn partijen overeenkomstig het 4e lid van art. 33 naar de rechter verwezen of wordt volgens die bepaling een rechterlijke beslissing door de gemeente afgewacht of uitgelokt, dan blijft het bedrag, waarover strijd loopt, in afwachting van de beslissing in rechte, bij de gemeente berusten en heeft na die beslissing de uitbetaling volgens de vorige leden van hetgeen alsdan aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers of de erfpachter blijkt toe te komen, plaats.
De bedragen, die ingevolge het 4e lid van art. 23, het 4e lid van art. 28 en het 3e lid van art. 29 aan de erfpachter moeten worden uitbetaald, worden verminderd met de kosten, die de gemeente ter zake, bedoeld in het vorig lid, heeft gemaakt, volgens vaststelling door Burgemeester en Wethouders, en de proceskosten, die te haren laste mochten zijn gebracht. De vorderingen der ingeschreven hypothecaire schuldeisers, bedoeld in het 1e lid, zullen zich ook uitstrekken over de kosten van hun proces met de erfpachter, die te hunnen laste zijn gekomen.
Artikel 33. Bepaling van het bedrag, dat de ingeschreven hypothecaire schuldeisers ten tijde van het te niet gaan van het erfpachtsrecht te vorderen hebben.
De ingeschreven hypothecaire schuldeisers zowel als de erf- pachter geven ieder voor zich het verschuldigde binnen één maand nadat het bedrag der vergoeding of der opbrengst, bedoeld in het 1e lid van art. 31, te hunner kennis is gebracht, aan Burgemeester en Wethouders op, waartoe, desverlangd, aan hen ter vaststelling van het bedrag, behoorlijk inzage wordt gegeven van en vertoond worden alle betrekkelijke boeken en bescheiden en mondeling of schriftelijk door de schuldeisers alle inlichtingen worden gegeven, die hun ten dienste staan, desgewenst in persoonlijke wederzijdse tegenwoordigheid.
Artikel 34. Hypothecaire schuldeisers.
Waar hypothecaire schuldeisers aan de voorgaande artikelen in verband met het bepaalde bij art. 9, 2e lid, rechten ontlenen, zijn slechts die schuldeisers gerechtigd, die van hun optreden en het door hen gekozen domicilie aan Burgemeester en Wethouders en te hunnen genoegen hebben doen blijken.
Waar in de voorgaande artikelen gesproken wordt van de waar- den van de grond, wordt, behoudens in het geval dat de waarde door de Gemeenteraad met het oog op het vaststellen van de canon moet worden bepaald, daaronder uitsluitend verstaan de courante verkoopwaarde van de grond, zonder inbegrip van de opstal.
Bij de schatting van de courante verkoopwaarde van de grond wordt vrijheid voorbehouden in de keuze van de gegevens, waarop de zuiverste schatting kan worden gegrond. Tot grondslag kunnen o.a. worden genomen de prijzen bij verkoop uit de hand of bij veiling onder normale omstandigheden in de laatste tijd, van gronden in de omgeving, gelijkwaardige of ongelijkwaardige, in het laatste geval met inachtneming der aan te nemen verhouding. In plaats van verkoop van gronden kan ook die van grond en opstal als één geheel worden beschouwd; dan wordt berekend het gedeelte dat geacht moet worden voor de grond daarin te zijn begrepen.
Bij de schatting van de courante verkoopwaarde van de opstal wordt vrijheid voorbehouden in de keuze van de gegevens waarop de zuiverste schatting kan worden gegrond. Tot grondslag kunnen o.a. worden genomen de prijzen bij verkoop uit de hand of bij veiling onder normale omstandigheden in de laatste tijd, van panden in de omgeving, gelijkwaardige of ongelijkwaardige, in het laatste geval met inachtneming der aan te nemen verhouding. Daarna wordt berekend het gedeelte dat geacht moet worden voor de opstal daarin te zijn begrepen.
Is de opstal in onvoldoende staat, dan wordt genomen de waarde die hij zou hebben, na aanbrenging van de nodige herstellingen en verbeteringen, onder aftrek van de kosten die daaraan zouden zijn verbonden. Moet de opstal geacht worden geen andere dan afbraakwaarde te bezitten, doordat hij dient voor een speciale niet courante bestemming en niet dan met, in vergelijking van het te verkrijgen resultaat, onevenredig grote kosten voor een courante bestemming is geschikt te maken, of in een zodanige toestand verkeert, dat hij geacht moet worden op te zijn, dan wordt de afbraakwaarde berekend.
De waarde van de opstal kan in geen geval worden bepaald boven het bedrag, dat de stichting ten tijde der waardebepaling zou kosten van zodanige of soortgelijke gebouwen als aanwezig zijn, verminderd met hetgeen daarvan in verband met hun ouderdom en de toestand, waarin zij zich bevinden, moet worden afgetrokken.
Voor zover de aard, inrichting, constructie, samenstelling of bouworde van de opstal of een gedeelte daarvan is van een ten tijde der waardebepaling niet of minder gebruikelijk type met hoger kosten, dan wordt voor de toepassing van het vorig lid in aanmerking genomen een gebruikelijk type, daarmede het meest overeenkomende.
Waar in de voorgaande artikelen sprake is van deskundigen, wordt daaronder verstaan een commissie samengesteld uit drie leden, waarvan wordt benoemd: een lid door Burgemeester en Wethouders; een lid door de wederpartij in het geschil (erfpachter of hypothecaire schuldeisers); een lid door beide vorige gezamenlijk of, zo die het niet eens kunnen worden, door de rechter in het kanton Leeuwarden.
De samenstelling der commissie moet hebben plaatsgevonden binnen twee maanden nadat de uitspraak der deskundigen is ingeroepen, van welk beroep door Burgemeester en Wethouders onverwijld aan betrokkenen kennis wordt gegeven. Indien door hen de benoeming als bedoeld in het 1e lid niet binnen de bepaalde tijd is geschied, heeft deze plaats door de rechter in het kanton Leeuwarden. De uitspraak der commissie wordt binnen twee weken aan Burgemeester en Wethouders, die voor de mededeling aan de belanghebbenden zorgdragen, medegedeeld.
De Raad behoudt zich het recht voor, deze bepalingen en de in art. 2 bedoelde lijst, alsmede de situatiekaart te allen tijde aan te vullen of te wijzigen, zonder dat daardoor aan verkregen rechten schade kan worden toegebracht.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, behoudens voorgaande bepalingen, aan de uitgifte van elk terrein zodanige bijzondere voorwaarden te verbinden, als zij noodzakelijk achten. De belang- hebbende heeft te dien aanzien binnen 30 dagen, nadat hij daarvan kennis heeft gekregen, beroep op de Raad.
Bijlage Lijst bedoeld in artikel 2.
Blok I, VIII, C (gedeelte grenzend aan trambaan diep 25 m) en E (idem) per c.a. |
|
Blok C (gedeelte niet grenzend aan trambaan) D, E (niet grenzend aan trambaan) en F per c.a |
Vastgesteld bij Raadsbesluit van 26 juni 1917 no. 258R/138.
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij resolutie van de 12e juli 1917, no. 16.
Bijlage Raadsbesluit d.d. 5 juni 1989, nr. 8151
In te stemmen met de “Nota Erfpacht 1989” en derhalve tot:
het uitdrukkelijk verlengen ex artikel 779 Burgerlijk Wetboek (danwel artikel 5.7.1.9a Nieuw Burgerlijk Wetboek – zonodig met de bijbehorende overgangswetgeving -) van alle op de aan de gemeente Leeuwarden toebehorende goederen rustende op 31 december 1990 expirerende erfpachtsrechten en het te dien einde na 31 december 1990 zonder verzet van de gemeente Leeuwarden in het bezit van de desbetreffende erfpachters laten van deze onroerende goederen;
Het beperken van de uit de onder I. bedoelde verlenging van ex artikel 779 Burgerlijk Wetboek voortvloeiende mogelijkheid van de gemeente Leeuwarden om door opzegging een einde te maken aan de onder I. bedoelde erfpachtsrechten tot die gevallen, waarbij zich omstandigheden voordoen welke vóór de onder I. bedoelde verlenging ex artikel 779 Burgerlijk Wetboek aanleiding zouden hebben gegeven tot een te niet gaan van het erfpachtsrecht door beëindiging op gronden van algemeen nut of door vervallenverklaring als bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 22 en 24 van de bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterreinen, gelegen tussen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehorende aan de gemeente Leeuwarden (Erfpachtsbepalingen 1917), zoals deze bepalingen thans luiden;
het op een opzegging als hiervoor onder a. bedoeld, voor zoveel mogelijk, op overeenkomstige wijze van toepassing verklaren van de artikelen 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35 en 36 van de hiervoor onder a. gemelde Erfpachtsbepalingen 1917, zoals deze bepalingen thans luiden (zonodig met inachtneming van de aanpassingen welke voortvloeien uit een invoering van de desbetreffende boeken van het Nieuw Burgerlijk Wetboek);
het ter zake van de hiervoor onder a. bedoelde beperking van de mogelijkheid van de gemeente Leeuwarden om door opzegging een einde te maken aan de onder I. bedoelde erfpachtsrechten, volstaan met het afleggen van een onherroepelijke éénzijdige verklaring tegenover de desbetreffende erfpachters en het als zodanige verklaring aanmerken van dit besluit;
het voor alle onder I. bedoelde erfpachtsrechten per 30 juni 1989 blijvend verlengen van de bestaande mogelijkheid tot aankoop van de blote eigendom van de onroerende goederen waarop de erfpachtsrechten rusten, zulks evenwel met dien verstande dat de mogelijkheid tot aankoop van de blote eigendom niet bestaat:
voor zover het betreft een aandeel in een erfpachtsrecht, gevormd door toepassing van artikel 875a Burgerlijk Wetboek (voorheen artikel 638 Burgerlijk Wetboek), tenzij allen, die een aandeel als zoëven bedoeld in het erfpachtsrecht hebben, een verzoek om het onroerend goed waarop het erfpachtsrecht rust, te mogen kopen, indienen;
Bijlage Raadsbesluit d.d. 5 juni 1989, nr. 8151
In te stemmen met de “Nota Erfpacht 1989” en derhalve tot:
het uitdrukkelijk verlengen ex artikel 779 Burgerlijk Wetboek (danwel artikel 5.7.1.9a Nieuw Burgerlijk Wetboek – zonodig met de bijbehorende overgangswetgeving -) van alle op de aan de gemeente Leeuwarden toebehorende goederen rustende op 31 december 1990 expirerende erfpachtsrechten en het te dien einde na 31 december 1990 zonder verzet van de gemeente Leeuwarden in het bezit van de desbetreffende erfpachters laten van deze onroerende goederen;
Het beperken van de uit de onder I. bedoelde verlenging van ex artikel 779 Burgerlijk Wetboek voortvloeiende mogelijkheid van de gemeente Leeuwarden om door opzegging een einde te maken aan de onder I. bedoelde erfpachtsrechten tot die gevallen, waarbij zich omstandigheden voordoen welke vóór de onder I. bedoelde verlenging ex artikel 779 Burgerlijk Wetboek aanleiding zouden hebben gegeven tot een te niet gaan van het erfpachtsrecht door beëindiging op gronden van algemeen nut of door vervallenverklaring als bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 22 en 24 van de bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterreinen, gelegen tussen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehorende aan de gemeente Leeuwarden (Erfpachtsbepalingen 1917), zoals deze bepalingen thans luiden;
het op een opzegging als hiervoor onder a. bedoeld, voor zoveel mogelijk, op overeenkomstige wijze van toepassing verklaren van de artikelen 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35 en 36 van de hiervoor onder a. gemelde Erfpachtsbepalingen 1917, zoals deze bepalingen thans luiden (zonodig met inachtneming van de aanpassingen welke voortvloeien uit een invoering van de desbetreffende boeken van het Nieuw Burgerlijk Wetboek);
het ter zake van de hiervoor onder a. bedoelde beperking van de mogelijkheid van de gemeente Leeuwarden om door opzegging een einde te maken aan de onder I. bedoelde erfpachtsrechten, volstaan met het afleggen van een onherroepelijke éénzijdige verklaring tegenover de desbetreffende erfpachters en het als zodanige verklaring aanmerken van dit besluit;
het voor alle onder I. bedoelde erfpachtsrechten per 30 juni 1989 blijvend verlengen van de bestaande mogelijkheid tot aankoop van de blote eigendom van de onroerende goederen waarop de erfpachtsrechten rusten, zulks evenwel met dien verstande dat de mogelijkheid tot aankoop van de blote eigendom niet bestaat:
voor zover het betreft een aandeel in een erfpachtsrecht, gevormd door toepassing van artikel 875a Burgerlijk Wetboek (voorheen artikel 638 Burgerlijk Wetboek), tenzij allen, die een aandeel als zoëven bedoeld in het erfpachtsrecht hebben, een verzoek om het onroerend goed waarop het erfpachtsrecht rust, te mogen kopen, indienen;