Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VTH-Jaarplan gemeente Asten 2023 |
Citeertitel | VTH-Jaarplan gemeente Asten 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-11-2023 | nieuwe regeling | 28-02-2023 |
Asten is een groene gemeente in de Brabantse Peel met 17.000 inwoners in de drie dorpskernen: Asten, Ommel en Heusden. Het is een aantrekkelijke gemeente om te wonen, werken en recreëren. Asten is bekend om haar natuurgebieden, waaronder het Nationaal Park de Groote Peel en het natuurgebied De Peelrand. Hier kunnen recreanten genieten van een wandeling, fietstocht of een andere activiteiten. Het buitengebied trekt dan ook veel bezoekers aan.
Het centrum van Asten heeft een ruim winkelaanbod met diverse horecagelegenheden. Daarnaast is het voorzieningenniveau hoog, zo zijn er in de gemeente Asten verschillende scholen en sportvoorzieningen, en is de bouw van het nieuwe gemeenschapshuis bijna afgerond.
Ook is er veel bedrijvigheid op meerdere industrieterreinen, recreatiegebieden en in het buitengebied, waar agrarische bedrijven zoals glastuinbouw, melkveebedrijven en intensieve veehouderijen gevestigd zijn. Daarnaast Asten is bekend om haar natuurgebieden Het buitengebied trekt veel bezoekers aan, en de bereikbaarheid via de A67 is gunstig.
In de Toekomstagenda 2030 heeft Asten haar visie voor de nabije toekomst weergegeven en een viertal doelstellingen geformuleerd.
Dit beleidskader VTH draagt bij aan de realisatie van deze vier doelstellingen. De toekomstvisie vormt een belangrijk afwegingskader in het bepalen van de richting van onze uitvoeringstaken binnen het VTH-taakveld. Het beleidskader is tevens gebaseerd op het coalitieakkoord 2022-2026, waarmee ook invulling aan onze Toekomstagenda wordt gegeven.
Het beleidskader en het uitvoeringsprogramma worden dit jaar gebundeld aan u aangeboden. De twee documenten zijn geïntegreerd in een gezamenlijk document. Het vaststellen van deze documenten is een wettelijke verplichting, zoals opgenomen in hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht.
Voor u ligt het VTH-jaarplan van de gemeente Asten. Hierin is het beleidskader en het uitvoeringsprogramma geïntegreerd. In dit VTH-plan leest u achtereenvolgens:
Bij het opstellen van dit VTH-plan is er uitdrukkelijk gekeken naar de opgaven uit het Coalitieakkoord 2022-2026 en de Begroting 2023.
VTH is de afkorting van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. De uitvoering van dit taakveld is in de gemeente Asten verdeeld over meerdere teams. We hebben een team vergunningen, waarin de casemanagers vergunningen verantwoordelijk zijn voor het proces omtrent de omgevingsvergunningen die gaan over de fysieke leefomgeving. Toezicht en handhaving is gelegen bij het team Leefbaarheid, Handhaving en Veiligheid. Hoewel de taken verdeeld zijn over twee teams, wordt gezamenlijk gewerkt aan de opgave van vergunningen, toezicht en handhaving. Daartoe vindt regelmatig afstemming plaats.
De basis voor de uitvoering van deze VTH-taken is vastgelegd in een aantal wet- en regelgeving, zoals:
1.3. Interne en externe samenwerking
Om onze wettelijke taken goed uit te kunnen voeren, is een goede samenwerking intern tussen de verschillende teams/afdelingen en met bepaalde externe partijen cruciaal. Binnen de gemeente Asten streven we ernaar om zoveel mogelijk integraal te werken. Bij de uitvoering van bepaalde taken zijn immers verschillende belangen betrokken en deze kunnen dan op een integrale wijze bij elkaar betrokken worden. Daarnaast werken we ook veel samen met externe partijen, zoals de Omgevingsdienst Zuid-Oost-Brabant (hierna: ODZOB), de Veiligheidsregio Zuid-Oost-Brabant (hierna: VRBZO) en andere bevoegde gezagen zoals Politie, Samen Sterk in het Buitengebied (SSiB), Peelland InterventieTeam (PIT) en het waterschap. Het is immers wettelijk geregeld dat bepaalde partners gemeenten ondersteunen in het leveren van een specifieke expertise. Voor het behalen van onze gezamenlijke doelen is het dus belangrijk dat we goede samenwerkingsafspraken maken en waar nodig integraal afstemmen. Het hoofddoel is om met een verbeterde integrale samenwerking (intern/extern) betere resultaten te behalen binnen het VTH-taakveld.
In dit jaarplan nemen wij u mee in de keuzes die we maken. In het eerste hoofdstuk nemen we u mee in het beleidskader en worden achtereenvolgens de omgevingsanalyse, de probleemanalyse, de risicoanalyse en tenslotte in hoofdstuk 3 de hieruit voortvloeiende prioriteiten beschreven. Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op de strategieën en de middelen die we willen inzetten om onze doelstellingen te kunnen bereiken. In hoofdstuk 6 beschrijven we ons uitvoeringsprogramma. Als laatste leest u in hoofdstuk 7 hoe we deze beleidscyclus monitoren en evalueren. Omwille van de leesbaarheid hebben wij van het VTH-jaarplan de benodigde achtergrondinformatie opgenomen in de bijlagen. Hier wordt naar verwezen in de afzonderlijke hoofdstukken.
2. Beleidskader: Omgevingsanalyse en maatschappelijke opgaven
Voor ons VTH-plan is de Toekomstagenda Asten 2030 (hierna: Toekomstagenda) een belangrijk kader. Deze agenda is een weergave van onze maatschappelijke uitdagingen en doelen, die in samenwerking met onze inwoners zijn bepaald. De Toekomstagenda is leidend bij de opstelling van ons beleid, onze besluitvorming en uitvoering. Onze prioritering dient bovendien bij te dragen aan het bereiken van deze doelstellingen. Het VTH-plan is daarom opgesteld in lijn met de Toekomstagenda.
In dit hoofdstuk worden eerst de doelstellingen uit de Toekomstagenda beschreven. Vervolgens passeren het coalitieakkoord, belangrijke beleidskaders en ontwikkelingen binnen het VTH-taakveld en onze omgeving de revue.
Beleidsdoelstellingen voor de basistaken zijn:
2.1. Toekomstagenda Asten 2030
De gemeenteraad heeft op 27 juni 2017 de Toekomstagenda opgesteld. De Toekomstagenda vormt het kompas van onze besluitvorming. Hieronder worden onze vier maatschappelijke opgaven kort weergegeven.
De Toekomstvisie Asten 2030 geeft de visie van de ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Het coalitieakkoord 2022-2026 ‘Gedreven door passie en ambitie’ geeft daar nadere invulling aan.
Voor het VTH-taakveld zijn de onderstaande punten uit het coalitieakkoord relevant:
Sterke lokale economie en mobiliteit
Bruisende en aantrekkelijke kernen
De VTH-taken zijn bij uitstek taken die vallen binnen het fysieke domein van een gemeente. Echter, wij zien steeds meer dat het belangrijk is om ontwikkelingen integraal te beoordelen.
We leggen de koppeling tussen het fysieke en sociaal domein, ook in verband met gezondheid als afwegingskader in de Omgevingswet.
Een voorbeeld hiervan is mantelzorg. Hoewel sommige mantelzorgvoorzieningen vergunningsvrij gerealiseerd kunnen worden, komen we in onze toezichtstaken situaties tegen waarin de noodzaak van deze voorzieningen in twijfel wordt getrokken. Hier is samenwerking met het sociale team dan ook onmisbaar. Ook bij situaties zoals burenruzies, uithuisplaatsingen en woningontruimingen, en bij illegalen permanente bewoning, werken we met hen samen.
Aan de andere kant maken we ook afspraken met onze externe partners, zoals de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant. Daarnaast maken we afspraken met de politie over integrale acties (bijvoorbeeld handhaving op vakantieparken) en samenwerking bij incidenten, zoals de hiervoor genoemde woningontruimingen.
2.4. Beleidsplan Sociaal Domein 2022-2027
Aansluitend aan de Toekomstagenda is er een beleidsplan Sociaal Domein gemeente Asten 2022- 2027 opgesteld. Bij de opstelling van dit plan is informatie opgehaald bij de gemeenteraad, de commissie burgers, de adviesraad Sociaal Domein, onze inwoners, netwerkpartners, de Kinderraad van Prodas, de leerlingenraad van het Varendonck College en ambtenaren van de gemeente. Deze input heeft geleid tot 6 pijlers in het Sociaal Domein voor de gemeente Asten:
2.5. Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2019-2022
In de Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2019-2022 (hierna Kadernota IVB) zijn de strategische uitgangspunten en lokale prioriteiten omtrent veiligheid opgenomen. Dit plan is gebaseerd op de veiligheidssituatie in onze gemeente. Er is hiervoor vanuit interne/externe partners en de Veiligheidsmonitor input verkregen. In 2023 zal de gemeenteraad nieuwe kader voor veiligheid vast gaan stellen voor de periode 2023-2026.
Het Veiligheidsplan Peelland richt zich op de gemeenschappelijke doelen die voortkomen uit het regionaal Veiligheidsplan en de door de raad vastgestelde prioriteiten. Burgemeesters, Het Openbaar Ministerie en de Politie (de driehoek Peelland) stellen om de vier jaar het Regionaal Veiligheidsplan Oost-Brabant vast.
Het Veiligheidsplan Peelland 2023-2025 is door de driehoek Peelland vastgesteld op 22 juni 2022 en wordt een integraal onderdeel van onze nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid Asten 2023-2025. Deze wordt in de eerste helft 2023 vastgesteld door de gemeenteraad van Asten.
De prioriteiten die in dit plan zijn opgenomen sluiten aan bij onze lokale prioriteiten en zijn als volgt:
De Toekomstagenda Asten 2030 is opgesteld in samenspraak met onze burgers. Deze kernopgaven worden dan ook breed gedragen door de bevolking van Asten. De realisatie van deze opgaven is niet alleen de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar moet samen met de gemeenschap worden uitgevoerd. Daarom ondersteunen we burgerinitiatieven die bijdragen aan de realisatie van onze kernopgaven, direct of indirect. De gemeente zal hierin vooral faciliterend optreden, maar kan indien nodig ook sturend zijn. Hiervoor hebben we kaders vastgesteld in het programma Vitale Democratie, rekening houdend met de verandering in rollen, houding en gedrag in de geest van de Omgevingswet.
2.7. Eigen verantwoordelijkheid
Een goed woon- en leefklimaat in Asten maken we samen. Onze inwoners voelen en zijn hier zelf ook verantwoordelijk voor. Ook is er een verschuiving naar meer eigen verantwoordelijkheid in het Omgevingsrecht, die begon bij de invoering van de Wabo en wordt verder uitgebreid bij de invoering van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb).
Wij leggen steeds meer verantwoordelijkheid bij onze burgers en ondernemers. Zowel bij het ontwikkelen als uitvoeren van nieuw beleid zijn we zijn kritisch op de regels, zodat onnodige barrières kunnen worden gedetecteerd en voorkomen. Bij de invoering van de Omgevingswet zullen burgers en ondernemers nog nadrukkelijker te maken krijgen met de zorgplicht.
Echter, het werken met een grotere eigen verantwoordelijkheid brengt ook risico's met zich mee. Daarom is toezicht belangrijk. Wanneer wordt vastgesteld dat de eigen verantwoordelijkheid ongewenste situaties veroorzaakt, zal er stringenter opgetreden worden volgens de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht.
Hierboven hebben we aangegeven dat we initiatieven van burgers omarmen en wij sturen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers of bedrijven. Dit betekent dat we als gemeente onze sturende rol moeten loslaten en steeds meer een ondersteunende rol moeten aannemen.
We willen er dus voor zorgen dat burgers en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen en daarbij moeten we ook bekijken wat de verantwoordelijkheid is van de gemeente zelf. Ook willen we burgerparticipatie bevorderen en burgers betrokken maken.
We willen dat de aanvragers, burgers of ondernemers, de gemeente zien als een informatiepunt en dit ook erkennen. Tijdig advies vragen bij de gemeente voorkomt frustratie, handhaving en eventuele juridische procedures achteraf. We moeten als gemeente dus sturen op tijdige en volledige adviezen en preventie, maar het is de verantwoordelijkheid van de burger om vervolgens correct met het advies om te gaan.
2.9. Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging bouwen
Met de komst van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging bouwen wordt deze faciliterende en adviserende rol des te meer belangrijker en de erkenning van de burger van deze rol van de gemeente. Alsmede de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven neemt toe.
Communicatie op dit vlak zal dus extra belangrijk worden onder de Omgevingswet. Dat betekent dat wij in het kader van de Omgevingswet onze processen van vooroverleg, verkennen initiatief, en participatie zullen optimaliseren. Door het proces aan de voorzijde goed te organiseren, kunnen we handhaving aan de achterzijde in veel gevallen voorkomen. De wet Kwaliteitsborging brengt een verandering met zich mee in het taakveld van vergunningverlening en toezicht voor de activiteit bouwen. Met de komst van deze wet zal de toetsing van de bouwkwaliteit en het toezicht op de bouw verzorgd worden door een ‘erkende private kwaliteitsborger’ en wordt de aansprakelijkheid van de aannemer aangescherpt. De gemeente krijgt dus bij de gevallen waar de wet Kwaliteitsborging bouwen van toepassing is een wezenlijk andere rol in het bouwproces. We zullen vooraf bijvoorbeeld moeten toetsen of private kwaliteitsborger gecertificeerd is en of de toegepaste werkmethode geschikt is. En vervolgens dient de gemeente een verklaring voor ingebruikname af te geven. De handhavingsbevoegdheden blijven wel hetzelfde.
Kortom zullen deze drie uitgangspunten ‘Burgerparticipatie’, ‘Eigen verantwoordelijkheid’ en ‘Facili- leren’ met de komst van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborg voor het bouwen extra aandacht behoeven in onze werkwijzen/processen, en onze gemeentelijke rol, gelet op het doel en de uitgangspunten van deze wetten.
De gemeente wil zichtbaar op straat zijn en betrokken zijn bij onze bewoners. Bij initiatieven gaan we daarom graag naar mensen toe om op locatie over de gewenste ontwikkelingen te praten, maar ook als er geen specifieke initiatieven zijn willen we op straat bereikbaar zijn.
Daarom hebben we twee Bijzondere Opsporingsambtenaren (Boa), die onze ogen en oren op straat. Net als bij de politie gaat van hun aanwezigheid een preventieve werking uit. Ze kunnen ingrijpen als de leefbaarheid wordt aangetast. Juist in dat middengebied, op het snijvlak van leefbaarheid en veiligheid, werken we een zo effectief mogelijke samenwerking met de politie. Er vindt dan ook een operationele samenwerking en informatieuitwisseling plaats tussen beiden.
Sinds jaar en dag wordt er discussie gevoerd over de manier waarop overheidsbesluiten getoetst worden. Eerder was de gedachte dat de rechter niet op de stoel van de wetgever en het bestuur moest gaan zitten, maar dat is sinds de ingrijpende gevolgen van de Toeslagenaffaire gekanteld. De roep om meer indringende en intensieve toetsing door de bestuursrechter is luider geworden en het streven is om meer de menselijke maat toe te passen.
Recentelijk heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de uitwerking van het evenredigheidsbeginsel (ECLI:NL:RVS:2022:285). De uitspraak gaat over de vraag met welke intensiteit de bestuursrechter bestuurlijke maatregelen moet toetsen en wat daarbij de betekenis is van het evenredigheidsbeginsel.
De bestuursrechter gaat bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel onderscheid maken tussen geschiktheid, noodzakelijkheid en evenredigheid van het overheidsbesluit. Indien hiervoor aanleiding is, toetst de bestuursrechter (1) of het besluit geschikt is om het doel te bereiken, (2) of het een noodzakelijke maatregel is of dat met een minder vergaande maatregel kon worden volstaan en (3) of de maatregel evenwichtig is.
De variëteit in toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is echter niet terug te brengen tot drie standaardsituaties. Het is veel meer een glijdende schaal waarbij de bestuursrechter alle varianten tussen vol en terughoudend kan toepassen. De intensiteit van die toets wordt bepaald door de mate van beleidsruimte die de overheid heeft om een besluit te nemen, maar ook door het doel dat het besluit dient en wat het gewicht daarvan is. Ook is van belang of en in welke mate belangen van betrokken burgers en bedrijven worden geraakt. De bestuursrechter zal intensiever toetsen naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit inbreuk maakt op mensenrechten.
3. Beleidskader: Probleemanalyse, risicoanalyse en prioriteiten
Jaarlijks stellen we een probleem- en risicoanalyse op om zodoende inzicht te krijgen in de ontwikkelingen, problemen en risico’s die in onze gemeente spelen en wat de rol van het VTH- taakveld is om deze te beheersen of aan te pakken. Naast dat de wet dit ons verplicht om op te stellen, is het onze basis voor de prioritering binnen ons VTH-taakveld. In dit hoofdstuk worden onze prioriteiten inzichtelijk gemaakt.
3.1. Hoe komt onze prioritering tot stand?
Onze risicomatrix is opgesteld aan de hand van de modelmatrix van het Centrum van Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en geeft inzicht in de risico’s van activiteiten voor een specifieke situatie. Hierbij is het goed te vermelden dat niet alle reguliere activiteiten in de analyse zijn opgenomen. We hebben een voorselectie gemaakt van activiteiten en deze zijn onderverdeeld in categorieën. Deze categorieën corresponderen met de categorieën uit de Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid gemeente Asten 2019-2022.
We hebben de risicomatrix uitgezet binnen de organisatie en bij onze externe partners. Ambtelijk en bestuurlijk is deze risicomatrix ingevuld. Ten behoeve van de integraliteit, hebben we deze risicomatrix net als voorafgaande jaren breder uitgezet. In het model (zie bijlage 2 – Risicomatrix) bepalen we aan de hand van de kans dat een overtreding zal plaatsvinden én de gevolgen die dat met zich meebrengt, waar onze prioriteiten moeten liggen. Hierdoor maken we bij het inzetten van onze beschikbare capaciteit en middelen verantwoorde keuzes.
In hoofdstuk 2 hebben wij onze omgevingsanalyse beschreven, waar onder andere onze maatschappelijke opgaven uit de Toekomstagenda en het coalitieakkoord zijn uitgelicht. De omgevingsanalyse vormt samen met de risicoanalyse de probleemanalyse. In het onderstaande schema is dat schematisch weergegeven.
Vervolgens worden de uitkomsten van onze probleemanalyse gewogen tegen onze maatschappelijke opgaven van de Toekomstagenda. We willen namelijk bewerkstelligen dat het VTH-taakveld ook daadwerkelijk bijdraagt aan het realiseren van onze maatschappelijke opgaven. Zodoende hebben we onze prioritering van 2023 bepaald.
In bijlage 4 treft u een overzicht van de prioritering per thema aan die uit de risicoanalyse naar voren zijn gekomen. Hiermee is de basis gelegd voor de uitvoering van onze VTH-taken. Onze wettelijke taken en de hoogste prioriteiten uit de risicomatrix vormen onze eerste taken.
De overige activiteiten zullen beoordeeld worden aan de hand van de Toekomstagenda Asten 2030. In bijlage 4 vindt u een overzicht van de (geprioriteerde) activiteiten in relatie tot de Toekomstagenda Asten 2030.
3.2. Wat zijn onze prioriteiten?
Hieronder geven wij per thema de hoogste prioritering aan. De rode draad in het VTH-beleid is dat de inschatting van de risico’s voor de leefomgeving doorslaggevend is voor de prioriteiten die we stellen bij het stimuleren of afdwingen van het naleefgedrag. Uiteraard maken we hierbij ook keuzes. Deze keuzes worden gevormd door verschillende factoren. Als eerste is de Toekomstagenda Asten 2030 bepalend. Hierin zijn onze kernopgaven opgenomen. Hierbij staan de wettelijke taken niet ter discussie maar zijn primair opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
Zoals eerder valt te lezen, kiezen wij ook voor een bepaalde mate van eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Het naleefgedrag is hierbij medebepalend voor de mate waarin verantwoordelijkheid wordt gegeven. Als laatste merken wij op dat, mede gelet op de wettelijke taken, ook keuzes gemaakt moeten worden. Er zal immers nooit voldoende capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren.
Onder dit thema Integriteit en Veiligheid vallen onder meer activiteiten die meer fundamenteel onze rechtsorde en veiligheid bedreigen. De prioritering voor dit thema is als volgt gerangschikt:
In dit thema Woon- en leefomgeving staat de leefbaarheid van de wijk, de buurt en de straat centraal. De prioritering voor dit thema is als volgt gerangschikt:
3. Fysieke kwaliteiten (brandveiligheid en gezondheid)
In het fysieke domein zijn de fysieke kwaliteiten van de verschillende activiteiten cruciaal. Voor diverse activiteiten is toetsing op constructieve veiligheid, brandveiligheid, volksgezondheid en de exploitatievergunning belangrijk. Binnen dit thema hebben de volgende drie activiteiten de hoogste prioriteit:
Onze jeugd moet in een goede en veilige omgeving kunnen opgroeien, de toekomst ligt immers in handen van de jeugd. Bij het thema Jeugd en/of Horeca staat dit centraal. De prioritering voor dit thema is als volgt gerangschikt:
In de ODZOB-regio is een Regionaal Operationeel Kader (ROK) vastgesteld. Aan dit kader ligt ook een risicoanalyse ten grondslag. Het college heeft zich hieraan geconformeerd en op basis hiervan wordt door de ODZOB het uitvoeringsprogramma samengesteld. Derhalve wordt hiervoor in dit kader geen aparte afweging gemaakt, maar is dit integraal onderdeel van dit beleidskader.
In het voorafgaande hoofdstuk is de prioritering van de gemeente Asten uitgewerkt. Op basis van deze prioritering willen wij onze doelstellingen behalen. In dit hoofdstuk volgt de uitwerking van de vraag hoe wij dit gaan doen. Welke strategieën zullen wij gaan toepassen om de gewenste doelstellingen te bereiken. Aan de hand van onze beschikbare middelen en capaciteit wordt de juiste strategie bepaald. In dit hoofdstuk zullen we de verschillende strategieën voor de uitvoering kort uiteenzetten.
De toetsingsstrategie gaat over de wijze waarop we omgevingsvergunningaanvragen toetsen. De risicoanalyse bevat verschillende activiteiten voor vergunningverlening en aanvragen worden op meerdere niveaus getoetst, afhankelijk van het risico, de historie en prioriteit. We werken met vier verschillende toetsingsniveau’s, gebaseerd op de landelijke toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB 2012). In bijlage 5 vindt u meer informatie over deze matrix en hoe deze naar de toetsmatrix van Asten vertaald is. De uitkomsten van de risicomatrix, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, zijn daarin het uitgangspunt.
Voor effectieve regelgeving is het nodig dat burgers begrijpen wat de regels beogen en de gevolgen van niet-naleving; dit bevordert de naleving. Op basis van lokale en landelijke ontwikkelingen, klachten of systeemanalyses, nemen we maatregelen om overtredingen te voorkomen. Dit doen we door actief te communiceren met burgers en bedrijven via onze social media, website, bijeenkomsten of gesprekken.
Bij vermoedens van overtredingen volgens onze prioriteiten, handelen we preventief door gesprekken of het opleggen van een bestuurlijke maatregel, afhankelijk van de ernst van de overtreding en de potentiële gevolgen.
Toezicht op naleving van wetten en regels is noodzakelijk, we moeten controleren of regels worden nageleefd. Prioritering bepaalt de frequentie, diepgang van de controle en het vervolgtraject (zie ook bijlage 6 – toezichtstrategie). Toezichthouders voeren de controles over het algemeen zelfstandig uit, maar in de laatste jaren vormt integraal toezicht een steeds belangrijker onderdeel van bijvoorbeeld het tegengaan van ondermijnende criminaliteit, waardoor er steeds vaker samen met partners ODZOB, VRBZO, PIT, brandweer en politie samengewerkt wordt.
We streven ernaar dat de toezichthouder bij een bepaald toezichtobject alle relevante beleidsvelden meeneemt in de controle. De toezichthouder die de relevante vakinhoudelijke kennis heeft, voert de controle uit en zorgt ervoor dat hij vooraf duidelijke instructies krijgt met betrekking tot de relevante wetgeving. Waar nodig en mogelijk voeren toezichthouders van de gemeente, VRBZO en ODZOB gezamenlijk controles uit.
Bij het uitvoeren van toezicht hebben we een aantal randvoorwaarden opgesteld. Deze zijn:
In de gemeente Asten wordt met thema’s gewerkt waarbij de programmatische aanpak wordt toegepast. Hierbij wordt het geheel integraal bekeken om bevoegdheden effectief in te zetten. Dit kan bestaan uit preventief toezicht, interventies met het Peelland InterventieTeam (PIT) en/of inspanningen voor leefbaarheid/openbare orde. Voorbeelden van deze aanpak zijn de revitalisering van recreatieve locaties, interventies tegen ondermijning door PIT, vrijkomende agrarische bebouwing, preventie van leefbaarheid/verwarde personen en aanpak van overlast door hangjongeren. Hiervoor wordt nauw samengewerkt tussen toezicht en handhaving, politie, beleid, sociaal team en PIT, zodat toezicht en handhaving zo effectief mogelijk is. Wanneer een programmatische aanpak noodzakelijk is en de uitvoering uit het programma onvoldoende is, wordt een apart voorstel gemaakt.
Binnen het VTH-werkveld wordt intensief samengewerkt met interne en externe partners. Deze samenwerking en gezamenlijke afstemming is belangrijk voor het bereiken van onze doelen. Daarom streven we naar een efficiënte en effectieve samenwerking, waarbij we de gezamenlijke doelstellingen najagen. De uitwerking van onze samenwerkingsstrategie is in bijlage 7 te vinden.
In onze handhavingsstrategie bepalen we op welk niveau en op welke manier we handhavend optreden. Onze handhavingsstrategie stellen we jaarlijks vast bij het vaststellen van dit VTH-plan, waarmee we ons conformeren aan de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO), waarin is uitgewerkt welke basisaanpak (bestuursrecht en/of strafrecht) we kiezen bij het constateren van een overtreding. De LHSO wordt door de gemeente Asten voor alle toezicht- en handhavingstaken met betrekking tot de omgevingstaken toegepast. In bijlage 8 vindt u de tabel van de LHSO en in bijlage 9 worden de uitgangspunten voor de prioriteiten, en welke handhavingsinspanning wordt ingezet, beschreven.
Wanneer strafrecht van toepassing is, wordt bij milieuovertredingen het Regionaal Milieu Team van de politie over de overtreding geïnformeerd. Bij overige overtredingen doet het gemeentebestuur aangifte bij de lokale basiseenheid, die afstemming verzorgt met het openbaar ministerie.
Naast het strafrecht kan er uiteraard ook bestuursrechtelijk gehandhaafd worden. Met de komst van de Omgevingswet ontstaat er voor de gemeente, naast de gebruikelijk handhavingsinstrumenten, meer mogelijkheden voor het toepassen van de bestuurlijke boete, vooral op gebieden als bouwen, monumentenzorg, natuurbescherming (vooral administratieve CITES-feiten) en milieu (emissiehandel en Brzo).
Indien er sprake is van een overtreding, treden we uiteraard op. Dit is een feitelijk gegeven in het bestuursrecht. Bestuursorganen hebben namelijk de beginselplicht tot handhaving bij de constatering van overtredingen, zoals blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State. Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgezien van handhavend optreden en kan de strijdigheid met wet- en regelgeving tijdelijk worden gedoogd. Ons uitgangspunt is om niet te gedogen, aangezien we gedogen niet wenselijk vinden. In het geval dat we wel genoodzaakt zijn om te gedogen, is gedogen volgens relevante rechtspraak aanvaardbaar indien: (1) het gedogen beperkt is in omvang en/of tijd, (2) het gedogen expliciet bij een besluit gebeurt, (3) sprake is van een zorgvuldige en kenbare belangenafweging, (4) duidelijke voorwaarden aan het gedogen worden gesteld en (5) regelmatig wordt bezien of de situatie zodanig is dat gedogen nog gerechtvaardigd is en of aan de voorwaarden die aan het gedogen zijn gesteld wordt voldaan. Voorts dient het gedogen beperkt te blijven tot drie uitzonderingssituaties, te weten overmachtssituaties, overgangssituaties en situaties waarin handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
Daarbij geldt de kanttekening dat we, zoals hierboven beschreven bij toezicht, ook gebruik maken van de prioriteitstelling om onderscheid te maken in de wijze waarop we uitvoering geven aan een bepaalde handhavingstaak. Dit doen we om onze handhavingscapaciteit doelmatig in te zetten. De VTH-onderdelen waarvoor een hoge prioritering is gegeven, worden actief gehandhaafd. De onderdelen met een gemiddelde prioriteit worden in principe thematisch gehandhaafd of worden meegenomen in een integrale controle. Buiten de gestelde prioriteiten treden we niet direct handhavend op. Dat betekent niet dat er niet op termijn tegen de geconstateerde laag geprioriteerde overtredingen kan worden opgetreden. Het blijft immers een overtreding. Voor een verdere uitleg hierover zie bijlage 9 -uitwerking Handhavingsstrategie.
Een handhavingsverzoek is een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op een aanvraag dient het bestuursorgaan altijd binnen een bepaalde wettelijke termijn een besluit te nemen. Een handhavingsverzoek nemen we op grond van de wettelijke bepalingen dus altijd in behandeling. Aan de hand van de prioriteitenlijst bepalen we of er wel of niet handhavend wordt opgetreden. Zie hiervoor ook bijlage 9 – uitwerking Handhavingsstrategie.
4.6.3. Meldingen/klachtenstrategie
We controleren niet op basis van een anonieme of vage melding/klacht. Wanneer een melding of klacht wordt ingediend, waarbij een zekere bewijslast is toegevoegd, wordt contact opgenomen met de melder. De melder wordt geïnformeerd over de geldende regelgeving. Daarnaast wordt gekeken of de melder ook zelf een verantwoordelijkheid heeft en deze heeft genomen of nog kan nemen. Indien mogelijk wordt ook de mogelijkheid geboden voor buurtbemiddeling. Wanneer een klacht of melding past binnen de prioritering wordt toezicht en handhaving opgestart om een mogelijke overtreding ongedaan te maken.
In het geval we handhavend optreden wordt de overtreder gedwongen de overtreding te beëindigen, onder druk van een (voorwaardelijke) sanctie, op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Bij het opleggen van een sanctie houden we rekening met de ernst van de overtreding en bepalen we binnen welke termijn de overtreding opgeheven moet zijn. Voor de sanctiestrategie gebruiken we ook de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO).
Het bepalen van de hoogte van de dwangsom is maatwerk, omdat dit afhankelijk is van verschillende factoren. Voor het bepalen van de dwangsom en de begunstigingstermijn gebruiken we in beginsel de Leidraad Handhavingssancties en begunstigingstermijnen, voor zover dit mogelijk is. Indien van deze leidraad wordt afgeweken wordt dit besluit gemotiveerd.
Gedogen betekent dat er niet tegen een overtreding opgetreden wordt en dit staat haaks op de beginselplicht tot handhaving. Gedogen achten we dan ook niet wenselijk en ons uitgangspunt is om niet te gedogen.
Bij het inzetten van handhaving is onze prioritering leidend. Daardoor kan het voorkomen dat we overtredingen constateren, maar niet direct inzetten op handhaving omdat deze capaciteit op basis van de prioritering ergens anders ingezet wordt. Er ontstaat dan een vorm van passief gedogen.
Hoewel dit niet wenselijk is, is dit verschijnsel in de praktijk niet te voorkomen. De werkwijze is immers dat we onze handhavingscapaciteit aanwenden voor onze prioriteiten. Overtredingen die hierdoor ‘blijven liggen’ worden op een later tijdstip alsnog opgepakt. Een nader uitwerking van onze gedoogstrategie wordt weergegeven in bijlage 9.
In het geval dat een toestemming om een activiteit uit te voeren niet gerealiseerd wordt, kan de vergunning worden ingetrokken volgens de Wabo. Voor het intrekken van de vergunning, zullen de casemanagers eerst de vergunninghouder informeren over de mogelijkheid van het bestuursorgaan om de vergunning in te trekken. Dit is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer binnen een halfjaar geen uitvoering is gegeven aan de vergunning, zullen de casemanagers de intrekkingsprocedure opstarten. Dit geldt ook voor oudere vergunningen.
Communicatie rond handhaving moet duidelijk en eenduidig zijn. Goede communicatie omtrent handhaving draagt bij aan het vertrouwen van de burger in de overheid. Het optreden van de overheid bevestigt immers dat de gemeente haar burgers aan de wet- en regelgeving houdt.
Daarnaast gaat van de communicatie over handhaving een preventieve werking uit. Concreet betekent dit dat we beleidswijzigingen en handhavingsresultaten actief bekend maken.
4.9. Klacht- en meldingsstrategie
Wanneer een inwoner of bedrijf ontevreden is, is het mogelijk om een klacht in te dienen. De oorzaken van een klacht kunnen variëren, zoals bijvoorbeeld overlast veroorzaakt door een kachel, verkeerd geparkeerde auto's, geluidsoverlast, of overlast van jongeren. Niet alle klachten worden door ons behandeld. Klachten over geluidsoverlast worden door de ODZOB behandeld. De klachten die we ontvangen worden geregistreerd in ons systeem, behalve anonieme klachten. Zie hiervoor ook bijlage 7 onder het kopje 'bereikbaarheid gemeentelijke organisatie, VRBZO en ODZOB'.
In bepaalde gevallen kan een klacht ook een verzoek tot handhaving zijn. In dat geval is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Op basis van de prioritering wordt de klacht afgehandeld. Bij een lage prioriteit wordt er lang niets mee gedaan, bij een hoge prioriteit wordt er direct gecontroleerd en gehandhaafd. Bij een officiële klacht nemen we altijd een besluit.
4.10. Mediation en buurtbemiddeling
Bij bezwaren tegen vergunningen of afwijzing van handhavingsverzoeken wordt altijd eerst geprobeerd om via een tafelgesprek (mediation) tot een oplossing te komen. Als dit niet lukt of als men hier geen gebruik van maakt, wordt de zaak behandeld door de bezwaarschriftencommissie van de gemeente. Bij handhavingszaken zal tot aan het opleggen van een sanctiemaatregel geprobeerd worden via overleg een overtreding ongedaan te laten maken. Dit kan bij de constatering door de toezichthouder of gedurende het sanctietraject plaatsvinden.
Buurtbemiddeling kan bij het oplossen van buurtenruzies helpen. Het doel is om het gesprek tussen buurtbewoners op gang te brengen en hen te ondersteunen bij het maken van afspraken om toekomstige overlast te voorkomen. Betrokken partijen moeten wel bereid zijn om samen te werken. Politie en justitie blijven buiten beeld bij buurtbemiddeling.
Ervaringen in vergunningen, handhaving en toezicht laten zien dat mediation/buurtbemiddeling effectief is. Er zijn minder juridische procedures nodig en veel zaken worden op vreedzame wijze opgelost. Goede communicatie met de klant is minstens zo belangrijk als een tijdige beslissing, en voorkomt juist geschillen en conflicten. Het bespaart tijd, geld en administratieve lasten en leidt vaak tot win-win situaties.
4.11. Strategie wettelijke basisregistraties
Op basis van de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) registreert de gemeente gegevens over adressen en gebouwen. Dit gebeurt door middel van geautomatiseerde vergelijkingen tussen de oude en nieuwe situatie, vastgesteld met behulp van luchtfoto's. Hierdoor kan de gemeente bouwwerken opmerken die nog niet bekend waren. In dat geval zal er ter plaatse een inspectie plaatsvinden door een gemeentelijke toezichthouder bouw- en woningtoezicht. Bouwinspecties, opleveringscontroles en gereed meldingen worden ook doorgegeven zodat de gegevens in de BAG opgenomen kunnen worden.
Voor de Wet Basisregistratie Personen (BRP) werkt de gemeente mee aan het landelijke project van het Ministerie van Binnenlandse Zaken om adresfraude te voorkomen De aangeleverde adressen worden onderzocht. Ook wordt eigen onderzoek gedaan en bij controles arbeidsmigranten of andere situatie worden de gegevens opgevraagd om te controleren of de basisregistratie op orde is. Sinds 2019 vindt inschrijving vooral elektronisch plaats, maar voor bepaalde locaties is inschrijving nog noodzakelijk bij het loket. In gevallen van bewoning zonder verleende ontheffing, wordt direct het toezicht- en handhavingstraject opgestart.
De uitvoering van de taken voor de BAG en BRP zijn wettelijk verplicht en kunnen niet risicogericht worden ingestoken. De uitvoering van deze taken kan overigens wel samenlopen met bestaande thema's, zoals huisvesting van werknemers en recreatieterreinen, ondermijning, bouw- en woningtoezicht (vergunning en gebiedsgericht). In het geval dat deze samenloop niet geborgd kan worden, zullen extra uren nodig zijn.
Voor het uitvoeren van de strategieën en het bereiken van doelen, zijn personele capaciteit en financiële middelen nodig. De eisen hiervoor zijn opgenomen in artikel 7.5 van het Besluit omgevingsrecht. De capaciteit en middelen zijn geborgd in de begroting. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan.
Een groot deel van de voornoemde VTH-taken worden door de afdelingen LHV en Vergunningen uitgevoerd. Specifieke uitvoeringstaken worden op basis van gemeenschappelijke regelingen door andere partners uitgevoerd en daarmee uitbesteed.
Dit gebeurt deels uit verplichting zoals bij de basistaken van de ODZOB. Maar dit kan ook een eigen keuze betreffen. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij de verzoektaken voor de ODZOB. De uitbesteding c.q. deelname aan gemeenschappelijke regelingen kosten geld. De hieraan verbonden uitgaven zijn opgenomen in de begroting. In de volgende paragrafen beschrijven we aan welke partners taken zijn uitbesteed en hoeveel middelen we daarvoor in de begroting gereserveerd hebben.
Omgevingsdienst Zuid-Oost-Brabant
De gemeentelijke taken op het gebied van milieu zijn uitbesteed aan de ODZOB.
Het gaat dan om advisering over en uitvoering van taken zoals vergunningverlening, toezicht en handhaving. De inzet van de ODZOB is geregeld in een
Dienstverleningsovereenkomst en een werkprogramma. In de begroting 2023 is de inzet voor het werkprogramma opgenomen. Voor additionele opdrachten worden separate opdrachten uitgezet zoals voor de toetsing RO-plannen.
Vele gemeentelijke taken op het gebied van brandveiligheid zijn uitbesteed aan de Brandweer. Het gaat dan om advisering bij vergunningverlening en handhaving en het uitvoeren van controles. De inzet van de brandweer is geregeld in het Basistakenpakket.
Afspraken worden vastgelegd in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. In de begroting zijn deze werkzaamheden opgenomen.
Dit hoofdstuk bevat het uitvoeringsprogramma en vormt daarmee het sluitstuk van de voorgaande hoofdstukken. Dit zijn de wettelijke taken die uitgevoerd moeten worden en de aangegeven prioriteerde taken. We hebben namelijk aangegeven wat we in 2022 hebben gedaan en wat we het komende jaar gaan oppakken gelet op onze prioriteiten. We zullen eerst de kwaliteitsdoelstellingen beschrijven voor vergunningen toezicht en handhaving. Vervolgens beschrijven we wat we gaan oppakken op basis van de beschikbare middelen.
6.2. Kwaliteitsdoelstellingen Toezicht en Handhaving
Voor toezicht en handhaving zijn doelstellingen geformuleerd die in de uitvoering nagestreefd worden in het gehele proces van toezicht en handhaving.
In de toezichtrapporten zijn de toezichtbevindingen op de naleving van wet- en regelgeving vastgelegd. Deze gegevens worden betrokken in de beoordeling van het gedrag van de overtreder zoals bedoeld in de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). De categorie-indeling wordt vastgelegd. Onze bevindingen worden via een brief kenbaar gemaakt aan eigenaar, huurder van betreffend object/perceel;
6.3. Uitvoeringsprogramma Vergunningen 2023
Vergunningverlening Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) | |||
| |||
6.4. Uitvoeringsprogramma: Leefbaarheid, Toezicht en Handhaving 2023
Politie, boa, PIT,ODZOB, VRBZO, Sociaalteam, team ruimte.Op zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk spoor. |
Taken op basis van brandveiligheid en milieu volgen uit het werkprogramma van de VRBZO en ODZOB.
6.5. Uitvoeringsprogramma: Beleidswerkzaamheden en projecten gepland voor
7. Monitoring, rapportage en evaluatie
In onderhavig VTH-plan hebben we uitgebreid stilgestaan bij de uitvoering van onze taken en welke doelen we willen bereiken. Om de voortgang hiervan bij te houden, stellen wij een aantal vragen: behalen we onze doelstellingen? Houden we ons aan de prioriteiten? Doen we wat we hebben gepland? En hanteren we de juiste strategieën om onze doelen te verwezenlijken.
Ieder jaar wordt het VTH beleidskader en uitvoeringsprogramma door het college vastgesteld. Tevens worden deze ter kennisname aan de gemeenteraad voorgelegd. Aan de provincie Noord-Brabant, als interbestuurlijk toezichthouder, wordt gerapporteerd.
Het doel van de kwaliteitscriteria VTH is om de uitvoering beter inzichtelijk en beter volgbaar te maken.
In het geval dat uit dat uit de monitoring blijkt dat een doelstelling niet wordt gerealiseerd, wordt hiervoor een verklaring in het jaarverslag opgenomen, uiteraard wel afhankelijk van het moment van constateren. Verbetermaatregelen worden indien nodig voorgesteld om in het vervolg de doelstelling wel te realiseren.
Dit jaar heeft de gemeente Asten weer een evaluatie van de kwaliteitscriteria VTH gedaan, deze is bijgevoegd als bijlage 10.
Het model gaat uit van de volgende formule:
Risico = (negatief (effect) x (de kans dat dit effect voorkomt).
Het model houdt in dat van alle activiteiten (overtredingen) de kans wordt bepaald dat er iets gebeurt en wordt afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan (het effect). Voor elke activiteit/overtreding kan per categorie een score tussen 0 en 5 gegeven worden waarbij 0 staat voor ‘geen effect’ en 5 voor ‘groot negatief effect’. De risicoanalyse resulteert in een lijst, waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk zijn gemaakt.
Er zijn zes categorieën gedefinieerd om het effect van een activiteit/overtreding te bepalen:
De kans dat regels worden overtreden hangt af van drie factoren:
Ook deze factoren krijgen een score van 0 (zeer goed bekend/zeer veel nut/ nauwelijks bewust overtreden) tot en met 5 (niet bekend/geen nut/altijd bewust overtreden).
Bijlage 3 - Prioritering naar thema 2023
Bijlage 5 – Toelichting Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012
Deze matrix kent kolommen voor alle hoofdgebruiksfuncties, die het Bouwbesluit kent en voor enkele sub-gebruiksfuncties, die bijzondere aandacht verdienen of zouden kunnen verdienen, zoals kinderdagverblijven. Elke afdeling in het Bouwbesluit heeft in de matrix een rij. Voor zover van toepassing vermeldt elke cel een score voor het landelijk vastgestelde toetsniveau: een 1, 2, 3 of 4. Deze niveaus worden in deze toelichting stuk voor stuk gedefinieerd en nader toegelicht.
De Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 is als opvolger van de CKB 1 )-matrix in de eerste plaats opgesteld, omdat per 1 april 2012 het Bouwbesluit 2012 van kracht is met op onderdelen een andere indeling dan het Bouwbesluit 2003 kende. Ook de input vanuit de gebruikers van het in 2010 gestopte Toetsprotocol CKB online en de opvolger daarvan BRIStoets plus voortschrijdend inzicht bij de Vereniging BWT Nederland en bij BRIS (als eigenaar van BRIStoets) zijn aanleiding om de matrix uit 2002, die in 2006 licht is aangepast, eens goed tegen het licht te houden. Daartoe is door de VBWTN opdracht gegeven aan BRIS, die hierbij Nieman Raadgevend Ingenieurs heeft ingeschakeld.
Weliswaar in minder dwingende mate dan voorheen in de CKBmethodiek, is de matrix nog steeds een sturingsinstrument in BRIStoets, de applicatie die begin 2011 werd gelanceerd en waarmee bouwplannen kunnen worden getoetst aan het Bouwbesluit of beter gezegd: waarin de bevindingen die de toetser verkrijgt conform het aangegeven toetsniveau kunnen worden vastgelegd.
De kwaliteitscriteria voor de uitvoering van Wabo vergen dat 1 uitvoeringsorganen werken met een toetsprotocol en een toezichtprotocol. Essentieel element in zulke protocollen is dat weloverwogen en herleidbaar wordt aangegeven welk aspect welke aandacht verdient. De matrix is daarbij onmisbaar, bij voorkeur gebaseerd op een risicoanalyse. De landelijke matrix kan daarvoor worden gebruikt. Hogere scores kleuren dan groen en lagere rood. (zie bijlage)
De matrix wordt ook opgenomen in de BN 50192 voor het gecertificeerd toetsen van bouwplannen en geeft daarin het landelijke minimum niveau aan. Als een gecertificeerde toetser toetst in opdracht van een bevoegd gezag kan dit opdracht verlenen conform de eigen matrix, de landelijke matrix of het voor gecertificeerde toetsers gebruikelijke hogere niveau. Als de opdracht wordt uitgevoerd voor een aanvrager van een omgevingsvergunning wordt niet lager getoetst dan op niveau 3.
Het op verantwoorde wijze toetsen van een bouwplan is een vak, dat specifieke kennis en ervaring vergt. Een ervaren en goed opgeleide toetser kan bij veel toetsaspecten op een lager toetsniveau conclusies trekken over het wel of niet voldoen aan het Bouwbesluit dan iemand die het vak nog moet leren. De scores in de matrix zijn afgestemd op een toetser die voldoende is opgeleid, maar geen specialist is en niet kan bogen op jarenlange ervaring. Zowel toetsende en vergunningverlenende overheidsorganen als gecertificeerde bureaus dienen in hun eigen beleids- of managementinformatie aan te geven in hoeverre ervaren toetsers en specialisten kunnen afwijken van de matrix. Naast de feitelijke toetsing spelen daarbij ook een rol de communicatie met de aanvrager of opdrachtgever en de 'bewijslast' in het geval het bouwplan niet in overeenstemming is met het Bouwbesluit. Om deze reden zal bijvoorbeeld voor gelijkwaardige oplossingen (artikel 1.3) altijd - dus zowel privaat als publiek, ervaren of onervaren, specialistisch of generiek - moeten worden getoetst op het hoogste niveau: 4.
Het feitelijke toetsproces voltrekt zich stapsgewijs. Zoals blijkt uit de hierna volgende definities, begint elke toets met niveau 1 om vast te stellen of alle voor de inhoudelijke beoordeling noodzakelijke gegevens ook daadwerkelijk zijn ingediend en zo nodig aanvullende gegevens op te vragen. Dit is meer dan een administratieve handeling. Toetsen op niveau 1 vergt een algemene beoordeling van het betreffende plan en een globale inschatting van de risico's van het bouwwerk als zodanig en in relatie tot de directe omgeving. De Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) geeft een limitatieve opsomming van alle relevante indieningsbescheiden, maar van de toetser mag worden verwacht dat deze hier niet formalistisch maar professioneel mee omgaat. Met andere woorden: de focus moet liggen op de gegevens die nodig zijn om het bouwplan adequaat te kunnen beoordelen. De matrix is naast de professionaliteit van de toetser en diens risico-inschatting mede richtinggevend om het begrip 'adequaat' invulling te geven.
Als de matrix aangeeft dat met toetsen op niveau 1 kan worden volstaan, qaat de ervaren toetser aan de zijde van het bevoeqd qezaq alleen verder als de stukken en / of de risicoanalyse daartoe aanleidinq qeven. Met andere woorden: als het vermoeden bestaat dat de informatie onjuist is en dat alleen door diepgaander te toetsen kan worden vastgesteld. Ervaren en onervaren toetsers zullen bij aspecten waarvoor de matrix hogere niveaus dan 1 aangeeft allen ook de toets op niveau 2 uitvoeren en al naar gelang de matrix en het interne beleid dit van hen vragen, ook op niveau 3 of 4. Ook daarbij geldt steeds de onderstreepte frase hierboven. In geval van weigering vergt de inhoudelijke onderbouwing daarvan uiteraard ook een grondige toetsing.
Het niet beoordelen komt in de landelijke toetsmatrix niet voor. Zie ook de toelichting op niveau 1. Niveau 0 is vanwege het bevoegd gezag alleen van toepassing binnen het kader van experimenten, zoals in Almere zijn toegestaan onder de Crisis- en herstelwet. Of op aanvragen waarvoor een gecertificeerde toetsing op basis van BN 5019 heeft plaatsgevonden en de rapportage daarvan is aangeleverd bij de aanvraag. Dit geldt alleen voor aanvragen waarbij alle scopes onder de vigeur van de BN 5019 zijn getoetst.
Niveau 1 geeft in beginsel minimale invulling aan de taak van de toetsende instantie3 ). Niveau 1 kan worden toegepast op voorschriften waarvan de kans dat niet wordt voldaan zeer gering is en de gevolgen indien niet wordt voldaan eveneens zeer gering zijn, met andere woorden: als het risico ( = kans x effect!) gering wordt geacht. In Bouwbesluit 2012 is het aantal voorschriften met 30% terug gebracht en de resterende voorschriften zijn derhalve in principe dermate relevant, dat het toekennen van niveau 1 in de matrix alleen nog uitzonderingen betreft. Indien relevante gegevens niet aanwezig zijn en het bevoegd gezag niet om aanvulling heeft gevraagd, dan kan de vergunning hier niet meer op worden aangehouden/geweigerd.
Feitelijk is niveau 1 niet meer dan het beoordelen of alle stukken beschikbaar zijn die conform de Mor nodig zijn om de aanvraag (voor een bouwactiviteit) inhoudelijk te kunnen behandelen, voorheen aangeduid als de ontvankelijkheidstoets conform het Biab. De technische mogelijkheid in de eigen matrix onderdelen op niveau 0 (nul) toe te kennen is alleen bedoeld voor bouwplannen die weliswaar privaat gecertificeerd zijn getoetst, maar volledigheidshalve wel administratief worden ingevoerd. Als een bevoegd gezag niveau 0 ook zou toepassen voor de eigen toetsing geeft het daarmee feitelijk aan ook de ontvankelijkheid van de aanvraag niet meer te beoordelen. Dat is weliswaar heel transparant, maar in strijd met de wet.
Niveau 2 is inhoudelijk het basisniveau binnen de matrix. Het is mogelijk om op basis van een aannemelijke uitkomst een vergunning te verlenen, nadere gegevens te vragen of een aanvullende buitencontrole voor te schrijven. Een vergunning weigeren op basis van een niet aannemelijke uitkomst zal vrijwel altijd in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel. Indien een uitkomst niet aannemelijk is, zal de berekening altijd gecontroleerd/nagerekend moeten worden of kan middels een verzoek om aanvullingen meer duidelijkheid verschaft worden.
Niveau 3 is het niveau van toetsen voor voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid, met name van kwetsbare groepen. Niveau 3 is eveneens geadviseerd voor voorschriften die gesteld zijn in het algemeen belang. Het bepalen van wat de belangrijkste berekeningen zijn blijft een taak van de toetser. Hiervoor is geen eenduidige instructie te geven. Welke aspecten moeten worden nagerekend wordt bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.
Niveau 4 komt in de matrix alleen voor met betrekking tot toepassing van gelijkwaardige oplossingen (art. 1.3 van Bouwbesluit 2012). In de praktijk zal toetsen op niveau 4 voorkomen wanneer de kwaliteit van de aanvraag dan wel de veronderstelde weigeringsgrond aanleiding geeft tot het zwaarder toetsen dan volgt uit de matrix. Niveau 4 is uiteraard zeer geschikt om bepaalde al dan niet tijdelijke of gebiedsgewijze speerpunten binnen het gemeentelijk beleid extra invulling te geven.
De verschillende toetsniveaus zijn vooral gedefinieerd met betrekking tot voorschriften waaraan een berekening aan ten grondslag ligt. In het geval van eenvoudige voorschriften zoals de aanwezigheid van een buitenruimte is een onderscheid tussen niveau 2, 3 en 4 nauwelijks te maken.
In de toetsniveaus wordt aangegeven dat vanaf niveau 2 wordt beoordeeld of een uitkomst aannemelijk is. De waarde van de inschatting of iets aannemelijk is, is sterk afhankelijk van de kennis en ervaring van de toetser. Het is aan het bevoegd gezag of de certificaathouder om vast te stellen of een toetser voldoende kennis en ervaring heeft om op niveau 2 te toetsen (zie paragraaf 4 van deze toelichting). Bij toetsing onder certificaat dient de toetsrapportage altijd aan te geven wat het daadwerkelijk toegepaste niveau van toetsing per aspect per (hoofd)gebruiksfunctie is.
Als een gemeente opdracht geeft aan een privaat bureau om ingekomen bouwplannen te toetsen ten behoeve van de vergunningverlening gebeurt dat in het algemeen vanwege het geheel of gedeeltelijk ontbreken van eigen inhoudelijke capaciteit voor deze taak. In de opdracht hoort de gemeente aan te geven wat het vereiste minimale toetsniveau is.
De LTB neemt in de BN 5019 de plaats in van de vroegere CKB-matrix. De meerwaarde van het toetsen onder certificaat zit voor een belangrijk deel in de 'garantie' dat toetsing aan het Bouwbesluit op een verantwoord niveau plaatsvindt. Zowel de opdrachtgever voor de gecertificeerde toets als het bevoegd gezag, dat de vergunning verleent, moet daarvan op aankunnen. In de te overleggen toetsrapportage moet de daadwerkelijk gehanteerde matrix worden opgenomen. De op de website van de Vereniging BWT Nederland beschikbaar te stellen interactieve matrix kan daarvoor worden gebruikt door deze aan te passen aan de hand van de instructie in de bijlage van deze toelichting en de kolommen A, B, C, D plus die van de op het bouwwerk van toepassing zijnde hoofd- en sub-gebruiksfuncties naar de toetsrapportage te kopieëren.
Deze nieuwe Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB 2012) is tot stand gekomen via een opdracht van de eigenaar - de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland aan BRIS, die bij de uitvoering hiervan Nieman Raadgevend Ingenieurs heeft ingeschakeld. Het tussenresultaat hiervan is voorgelegd aan een gebruikersgroep tijdens een bijeenkomst op 30 november 2011. Deelnemers waren ervaren plantoetsers uit diverse gemeenten uit alle delen van het land en betrokkenen bij de BN5019. Deels zijn zij hiertoe gericht uitgenodigd door de VBWTN, deels hebben zij gereageerd op een oproep daartoe op de website www.bwtinfo.nl. In deze bijeenkomst zijn zowel de toetsdefinities (zie paragraaf 5) als de matrix zelf uitvoerig besproken en op onderdelen aangepast.
Het ministerie van BZK en de (voormalige) VROM-Inspectie zijn niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de matrix. Wel is overleg gevoerd inzake de toepassing van het toetsniveau 'nul', wat niet past binnen de wettelijke taak van het bevoegd gezag. Bij afdelingen die betrekking op de brandveiligheid is het aan de NVBR4 gevraagde advies verwerkt. Anders dan bij de start van het CKB-project in 2001/2002 zien de VBWTN zelf en de verschillende gebruikerscategorieën het als een eigen verantwoordelijkheid van publieke en private toetsers om op basis van hun eigen professionaliteit tot afspraken te komen. De LTB 2012 en deze toelichting zijn daarvan het resultaat.
De input voor het aan de bijeenkomst d.d. 30-11-2011 voorgelegde voorstel voor de matrix kan als volgt worden omschreven:
Daar waar mogelijk is het niveau uit de vroegere CKB-matrix overgenomen
Gelijkwaardigheid heeft nu een plaats gekregen in de matrix, uiteraard op niveau 4. In de BN 5019 geldt dit voor alle technisch-inhoudelijke scopes: A, B, C, D, E en 15 .
Vanwege de toename van verwarming door 'biomassa' is voor de beoordeling van het voldoen aan de voorschriften voor rookgasafvoer het niveau in de matrix over de gehele linie verhoogd van 2 naar 3.
Voor nieuwbouw is vanwege de minimale verkrijgbaarheid van asbest- of formaldehydehoudende materialen het niveau in de matrix verlaagd naar 1.
Afdelinq 3.11: Vanwege de nieuwe bepalingsmethode voor daglichttoetreding is het niveau bij enkele relevante (hoofd-)gebruiksfunctie tijdelijk één stap verhoogd naar 2 of 3; na een gewenningsperiode kan dit niveau wellicht na twee jaar weer worden verlaagd;
Hoofdstuk 5:Aan energiezuinigheid en milieu is over de volle breedte (voor zover van toepassing) een hoger niveau, te weten 3, toegekend omdat dit in overeenstemming is met de beleidsmatige prioriteit die zowel de rijksoverheid als tal van gemeenten en provincies hieraan toekennen
Afdelinqen 6.1, 6.3, 6.5, 6.6, 6.7 en 6.8:
Vanwege de risico's voor veiligheid en gezondheid is voor enkele basale installaties (verlichting, waterleiding, brand-/rookdetectie, ontruiming, blusmiddelen, bereikbaarheid hulp) het niveau verhoogd naar 2 en soms naar 3, ook al is bekend dat dit niet in overeenstemming is met de praktijk bij veel gemeenten als gevolg van onder meer gebrek aan deskundige capaciteit.
In de bijeenkomst d.d. 30-11-2011 zelf zijn de wijzigingsvoorstellen uitvoerig besproken en akkoord bevonden. De aanwezigen hebben ter vergadering of naderhand nog enkele 5 wijzigingen toegevoegd:
Hiervoor raden wij nadrukkelijk aan deze niveaus door het bevoegd gezag te laten vaststellen, echter in samenhang met het door de gemeente Utrecht en het COBc6 ontwikkelde constructieprotocol. Dit vanwege het weinige houvast dat het Bouwbesluit inhoudelijk biedt op dit aspect en vanwege de veelheid aan constructieve mogelijkheden en omstandigheden, die om meer maatwerk vragen dan deze matrix kan bieden.
Afdelingen 2.8 t/m 2.16 en 7.1 t/m 7.3:
De niveaus zijn overgenomen uit de CKB-matrix. Deze worden ook door de NVBR gesteund. Afdelingen 2.16 - vanwege de relevante risico's bij resp. het plasbrandaandachtsgebied - en 7.2 - althans bij logies, cel, gezondheidszorg en kinderopvang - hebben een hoger niveau gekregen: 3.
Omdat de spuivoorziening bij woongebouwen in het algemeen visueel is te toetsen is het niveau verlaagd van 3 naar 2. Afdeling 6.12 (veilig onderhoud):
Voor deze afdeling is een laag niveau voorzien, maar omdat dit een nieuw toetsaspect is per 1 juli 2012 wordt het niveau met het oog op de gewenning tijdelijk op 2 gesteld.
Daar waar dit van toepassing is zijn vanwege het overgangsrecht voor stallingsruimten voor fietsen de scores uit de CKB-matrix overgenomen. Dit overgangsrecht loopt nog tot 1-4-2017.
Op 17 december 2011 zijn de niveaudefinities en de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit
2012 vastgesteld door het bestuur van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht
Nederland conform het advies van de deelnemers aan de bijeenkomst op 30 november 2011. Het bestuur heeft opdracht gegeven tot publicatie van beide ingebed in een toelichting van de VBWTN zelf. Daartoe dient dit document. Publicatie vindt plaats via de website van de vereniging.
LTB 2012 en toelichting worden per 1 januari 2012 aangeboden aan BRIS ter opname in het digitale toetsprotocol BRIStoets en aan het Gezamenlijk College van Deskundigen (GCvD) van de BN5019 ter vervanging van de CKB-matrix. De matrix kan door iedereen vrij worden gebruikt echter steeds onder verwijzing naar deze toelichting met niveaudefinities en bronvermelding van de eigenaar: de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (VBWTN) en verificatie van de actuele versie. Het is zonder uitdrukkelijke toestemming van het bestuur van de VBWTN NIET TOEGESTAAN daarbij het logo van de VBWTN te plaatsen of anderszins de indruk te wekken, dat het betreffende product of applicatie op enigerlei wijze door de VBWTN is 'goedgekeurd' of wordt gesteund. De matrix is met inbegrip van de toelichting een hulpmiddel voor toepassing door de toetsers van bouwplannen, echter geheel onder hun eigen verantwoordelijkheid.
Als gebruikers zien wij in de eerste plaats:
BRIS als leverancier van BRIStoets (met bijbehorend gebruikersoverleg) en het GCvD van de BN5019 zijn naast de eigen communicatiemiddelen van de VBWTN zoals de websites, het maandblad Bouwregels in de Praktijk (uitg. Sdu), e-mailverkeer en bijeenkomsten, de belangrijkste informatiebronnen over de behoefte aan aanpassingen en de respons daarop. Daarnaast kunnen natuurlijk komende wijzigingen van het Bouwbesluit aanleiding vormen tot aanpassingen van de matrix en de toelichting.
Versiebeheer: op de websites van de VBWTN en van BRIS zal steeds vanaf de daarvoor geldende invoeringsdatum de meest actuele versie beschikbaar zijn, herkenbaar aan de aanduiding LTB2012 gevolgd door de datum van invoering. De eerste versie draagt derhalve de aanduiding:
Deze datum is drie maanden voor de invoering van het Bouwbesluit 2012. Voor publiekrechtelijk gebruik zal de versie die op 1 april 2012 actueel is worden ingebouwd in de daarvoor bedoelde versie van BRIStoets (en eventuele andere protocollen). Dat zal waarschijnlijk bovengenoemde versie zijn, tenzij deze tussen de steldatum 18 januari 2012 en de invoeringsdatum van Bb 2012 nog wordt gewijzigd.
De huidige matrix ziet voornamelijk op nieuwbouw, tenzij de betreffende afdeling ook van toepassing is op bestaande bouw zoals per afdeling wordt vermeld (zie bijvoorbeeld het verschil tussen 2.14 en 6.1). De VBWTN en BRIS overwegen afzonderlijke matrices te ontwikkelen voor Verbouw en voor Tijdelijke bouw. Via de genoemde communicatiemiddelen zullen de potentiële gebruikers van deze protocollen worden geïnformeerd.
Zoals in het VTH-plan is aangegeven, hoeft niet voor iedere activiteit een vergunning verleend te worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan toezicht op vergunningsvrije bouwwerken. In de analyse zijn daarom ook activiteiten opgenomen waarvoor geen vergunning hoeft te worden aangevraagd, maar wel prioriteit aan is toegekend. De prioritering in het milieudomein ten aanzien van toezicht en handhaving heeft regionaal plaatsgevonden. Hierover zijn afspraken gemaakt met de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant.
Voor het vergunningsgericht toezicht is per categorie bepaald wat het risico is en welke prioriteit hieraan verbonden is. Dit bepaalt dan de toezichtsfrequentie. Dit wordt in onderstaande tabel weergegeven.
Bijlage 7 – Samenwerking bij VTH-taken
Binnen VTH is samenwerking noodzakelijk. Hieronder beschrijven we de partijen waarmee Asten structureel samenwerkt.
Omgevingsdienst Zuid-Oost-Brabant
Bij de verplichte milieutaken die de omgevingsdienst uitvoert namens de gemeente Asten wordt er intensief samengewerkt. Bij elke controle die de omgevingsdienst uitvoert wordt beoordeeld of het gewenst is dat een gemeentelijk toezichthouder meegaat. Met deze werkwijze wordt de integraliteit en kwaliteit van de controles namens de gemeente Asten bewaakt. Ook wordt voorkomen dat bedrijven te maken krijgen met een onnodig hoge toezichtlast.
Veiligheidsregio Brabant-Zuid-Oost
Samenwerking met de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost vindt plaats op het gebied van de brandveiligheid. De taken van de Veiligheidsregio zijn vastgelegd in de Wet Veiligheidsregio’s, welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Naast de repressieve taak, het blussen van branden, voert de veiligheidsregio verschillende andere taken uit. De Veiligheidsregio heeft een verplichte adviestaak binnen de rampenbestrijding en verzorgt de ambtelijke ondersteuning in geval van een calamiteit.
Op basis van een dienstverleningsovereenkomst vervullen ze ook een adviestaak aan het team Handhaving en kunnen zij zelfstandig brandveiligheidscontroles uitvoeren namens de gemeente Asten. Wanneer er brandveiligheidscontroles worden uitgevoerd wordt gekeken of een gemeentelijk toezichthouder andere aspecten moet controleren. Op deze wijze wordt de toezichtlast laag gehouden.
Onze casemanagers vergunningen werken bij het beoordelen van de aanvragen ook nauw samen met de ODZOB en de VRBZO. Bepaalde VTH-taken zijn namelijk als basistaken of verzoektaken overgeheveld naar de ODZOB/VRBZO. Deze samenwerking is essentieel omdat alle VTH-taken door of namens het college worden uitgevoerd.
Bereikbaarheid gemeentelijke organisatie, VRBZO en ODZOB
Via de website, de Buiten Beter-app, milieuklachtencentrale tijdens kantoortijden of via het alarmnummer zijn de organisaties bereikbaar. Via de rampenbestrijding zijn alle organisaties bereikbaar en beschikbaar in geval van calamiteiten (van verschillende niveaus). Hiervoor geldt een beschikbaarheid van 24 uur per dag. Voor toezicht geldt dat deze niet gebonden is aan kantoortijden, maar wordt ingezet wanneer dit nodig is.
Politie en Openbaar Ministerie
De samenwerkingsafspraken die gemaakt zijn met de politie en het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd in de Brabantse handhavingsstrategie “Zo handhaven we in Brabant”. Hierin is beschreven op welke wijze het bestuursrecht en strafrecht wordt toegepast en wanneer wij samen optrekken. Daarnaast vindt samenwerking plaats binnen de aanpak van georganiseerde (ondermijnende) criminaliteit.
Binnen de driehoek vindt overleg plaats in gevallen waar samenwerking op voorhand noodzakelijk geacht wordt. Dit kan samenwerking zijn in het toezicht maar ook in de handhaving. Politie en
Openbaar Ministerie worden op deze manier actief betrokken bij het handhaven op veiligheidsissues in de gemeente Asten. Afhankelijk van de uitkomsten van een actie wordt gezamenlijk bepaald of strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of beide sporen bewandeld dienen te worden om tot het beste resultaat te komen.
Ook vindt er afstemming plaats over het toezicht in de openbare ruimte. In veel gevallen kan de gemeente de politie ondersteunen en omgekeerd.
Afbakening taken politie en boa’s
Op 1 april 2014 informeerde de Minister van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer per brief over het toezicht in de openbare ruimte. In deze brief stelt de minister dat het toezicht in de openbare ruimte een gedeelde overheidstaak is van politie en de gemeenten. De minister stelt dat gemeenten zorgen voor ogen en oren op straat door het inzetten van boa’s. Deze kunnen ingrijpen wanneer de leefbaarheid wordt aangetast door overtredingen die overlast en kleine ergernissen veroorzaken. De politie is aan zet wanneer het gaat om het handhaven van de openbare orde en veiligheid. De omschrijving van de Domein I Openbare Ruimte Boa’s is hier op aangepast.
Van een boa wordt verwacht dat hij toezicht houdt in de openbare ruimte. Hij treedt op in situaties waarin geen sprake is van te verwachten gevaar. De politie is aan zet wanneer er sprake is van geweld, als geweld dreigt of waar sprake is van criminaliteit.
Het Peelland Interventie Team (PIT) speelt een belangrijke rol bij de integrale aanpak van de ondermijnende criminaliteit, handhavingsknelpunten en bij overlast. Het PIT is een interventieteam onder de regie van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren. Naast deze zes gemeenten zijn ook de politie Oost-Brabant, de Afdeling Vreemdelingen Identificatie Mensenhandel (AVIM), Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost en Senzer convenantpartner. Binnen het PIT wordt nauw samengewerkt met Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Enexis, GGD, UWV, de ODZOB en de Belastingdienst. Het team staat daarnaast in nauw contact met het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) en de Taskforce Brabant Zeeland.
Het team kijkt naar brandveiligheid, boekhouding, illegale bewoning, vergunningen, inschrijvingen BRP, mensenhandel, prostitutie, drugs, sociale verzekeringsfraude en andere overtredingen van wet- en regelgeving. Het PIT werkt daarbij ook nauw samen met zorg- en welzijnsinstanties.
Op 1 januari 2013 is de organisatie van de Politie ingericht als Nationale Politie. Dit houdt in dat er één landelijk korps is met tien regionale eenheden. De voormalige korpsen Brabant-Noord en Brabant Zuid-Oost vormen nu de regionale eenheid Oost-Brabant. Onder de regionale eenheid vallen weer diverse basisteams. De gemeente Asten valt onder het basisteam Peelland. De basisteams richten zich op de veelvoorkomende criminaliteit en zijn het eerste aanspreekpunt voor burgers. Daarnaast worden de basisteams ingezet bij het afhandelen van noodhulp en niet- spoedeisende meldingen.
Samen sterk in het Buitengebied (SSiB)
Samen sterk in het Buitengebied (SSiB) is een samenwerkingsverband tussen de Brabantse gemeenten, waterschappen, Openbaar Ministerie, politie en terreinbeheerders. Voor de groene taken zijn de boa’s ondergebracht bij de Omgevingsdienst Brabant Noord. De samenwerking richt zich op de aanpak van stroperij, wildcrossen en (drugs) afvaldumpingen.
Peelland InterventieTeam (PIT)
Bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit werken we samen met de andere Peelgemeenten en onze veiligheidspartners zoals de politie, het Openbaar Ministerie en Belastingdienst. Ten behoeve van deze integrale samenwerking is het Peelland InterventieTeam opgericht. Hierin hebben we als gemeente asten ook een actieve rol en bijdrage in. Aanpak ondermijning is in ons coalitieakkoord ook opgenomen als een van onze speerpunten. We treden onder andere op tegen hennepteelt, synthetische drugs, mensenhandel en uitbuiting in het buitengebied. Dit sluit ook aan bij de prioriteiten die voortvloeien uit de risicomatrix.
Bijlage 8 – Tabel Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)
Bijlage 9 - Uitwerking Handhavingsstrategie
Zoals reeds is aangegeven is er een prioritering ten aanzien van de VTH-taken gemaakt. Aan de hand van deze prioritering kan per VTH-taak een strategie worden opgesteld, die de basis vormt voor de uitvoering van dit jaarlijkse VTH-beleid. Hierdoor kan er een bepaalde handhavingsinspanning toegeschreven worden aan een handhavingsactiviteit.
We onderscheiden de volgende uitgangspunten:
1. Actief handhaven: bij actief handhaven wordt systematisch, gestructureerd en volgens een vaste controlefrequentie toezicht gehouden. Er wordt met een scherp oog op toegezien dat geen overtredingen kunnen plaatsvinden. Er wordt dus proactief gehandhaafd om mogelijke overtredingen tegen te gaan.
2. Thematisch handhaven: bij thematisch handhaven wordt thematisch, projectmatig en steekproefsgewijs gecontroleerd op de naleving van wet- en regelgeving. Een voorbeeld van thematisch handhaven is het proactief handhaven bij evenementen om overtredingen te voorkomen. Een voorbeeld van projectmatig handhaven is het ITV en VAB project. Bij het thematisch of projectmatig handhaven worden afzonderlijke uitgangspunten/prioriteiten vastgelegd. Deze zullen onderdeel uitmaken van het op te stellen uitvoeringsprogramma.
3. Passief handhaven: bij passief handhaven wordt alleen gehandhaafd op basis van klachten of meldingen over overtredingen.
4. Preventieve handhaving: op basis van klachtmeldingen, systeemanalyse en ontwikkelingen spelen we in om overtredingen te voorkomen. Dit kan door communicatie, maar ook door in gesprek te gaan met burgers en bedrijven.
Uitvoering prioritering naar handhavingstaak
Uitgangspunt is dat we actief handhaven op onze hoog geprioriteerde overtredingen. Indien er sprake is van een overtreding van laag geprioriteerde overtredingen wordt alleen naar aanleiding van een handhavingsverzoek van een belanghebbende beoordeeld of handhavend opgetreden moet worden. Dan zullen we een beoordeling maken in het individuele geval, waarbij de belangen van de verzoeker worden betrokken. We zullen dan bezien of het ondanks de prioritering in dat concrete geval toch handhavend moet worden opgetreden. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld het karakter van het overtreden voorschrift, het daarbij betrokken algemene belang en de concrete belangen van de verzoeken en de overtreder in het betreffende geval. Deze werkwijze is onvermijdelijk in het kader van doelmatige handhaving.
Het resultaat van die afweging kan zijn, dat van handhaving wordt afgezien. Indien er wel een sanctie wordt opgelegd naar aanleiding van een handhavingsverzoek, dan levert dat op zichzelf geen strijd met het gelijkheidsbeginsel ten opzichte van gevallen waarin niet om handhaving is verzocht en geen sanctiebesluit is genomen. In die gevallen is er immers niet de omstandigheid dat een verzoek is gedaan waarmee in de bestuurlijke afweging rekening moet worden gehouden. Het betekent wel dat het bestuursorgaan deugdelijk moet motiveren waarom het ondanks de prioritering, toch handhavend heeft opgetreden. Die afweging in het concrete geval moet dus inzichtelijk en duidelijk worden (vgl. ECLI:NL:RVS:2021:1961, AB 2021.320).
We zullen jaarlijks monitoren welke overtredingen wel geconstateerd zijn, maar waar we op basis van onze prioritering niet tegen opgetreden hebben. Hierin nemen we ook de uitgestelde handhavingsverzoeken mee. Jaarlijks bepalen we of er overtredingen zijn welke nu wel prioriteit gegeven moeten worden. Afzien van handhaving betekent niet dat er niet op termijn tegen opgetreden kan worden, want het blijft een overtreding.
In bepaalde uitzonderlijke noodsituaties is actief gedogen aanvaardbaar, mits deze zijn beperkt in omvang en tijd. Daarnaast vindt gedogen plaats na een zorgvuldige belangenafweging en wordt deze aan een controle onderworpen. Gedogen mag er niet voor zorgen dat sprake is van extra hinder en/of overlast die voor de omgeving onevenredig groot wordt. Daarnaast is gedogen niet mogelijk wanneer de gedoogsituatie leidt tot een onomkeerbare situatie die niet-wenselijk is. Ten slotte mag recidiverend of bewust calculerend gedrag niet beloond worden door middel van gedogen. De afweging of gedogen mogelijk is, is afhankelijk of het een overgangssituatie is (dus op korte termijn legaliseerbaar/vergunbaar) of een overmachtssituatie (zodanig uitzonderlijke omstandigheden en risico beheersbaar dat tijdelijk niet tegen een overtreding wordt opgetreden (maximaal 4 maanden). In overige situaties ligt het niet voor de hand om over te gaan tot gedogen van een overtreding. Actief of passief gedogen betekent nooit dat er sprake is van legalisatie van een overtreding en dus niet handhavend opgetreden kan worden.
Bijlage 10 – Evaluatie kwaliteitscriteria 2022
Evaluatie kwaliteitscriteria 2022
Het doel van de kwaliteitscriteria VTH is om de uitvoering beter inzichtelijk en beter volgbaar te maken.
In het geval dat uit dat uit de monitoring blijkt dat een doelstelling niet wordt gerealiseerd, wordt hiervoor een verklaring in het jaarverslag opgenomen, uiteraard wel afhankelijk van het moment van constateren. Verbetermaatregelen worden indien nodig voorgesteld om in het vervolg de doelstelling wel te realiseren.
Dit jaar heeft de gemeente Asten weer een evaluatie van de kwaliteitscriteria VTH gedaan, nadat over het jaar 2021 niet geëvalueerd is geworden.
Bij de laatste evaluatie in 2020 voldeden we niet aan 2 van de 26 deskundigheidsgebieden:
Van belang is dat vanuit het gelijke speelveld de bevoegdheden van ons college worden uitgevoerd door de gemeente zelf, ODZOB en VRBZO. In dit geheel is gekeken of voldaan kan worden omdat deze integraal voor het bevoegd gezag samenwerken. Externe partijen worden separaat beoordeeld, maar komen voor het volledige beeld wel terug in dit document (in tegenstelling tot in 2020).
De belangrijkste wijziging van de kwaliteitscriteria 2.3 deel B
De kwaliteitscriteria zijn in 2022 geüpdatet naar versie 2.3 deel B. Ook zijn de competentieprofielen vernieuwd en toegevoegd aan de kwaliteitscriteria Uitvoering en Handhaving.
Er zijn 5 nieuwe competentieprofielen ontwikkeld welke zich richten op de rollen van casemanager, vergunningverlener, toezichthouder/handhaver, juridisch adviseur en specialistisch adviseur. De nieuwe competentieprofielen sluiten aan op de belangrijkste competenties per vakgebied voor de Omgevingswet.
Wat houdt het kwaliteitscriterium in?
Hierbij gaat het om de volgende activiteiten:
In totaal dienen 4 fte 1/3 van hun tijd te besteden aan activiteit 1 tot en met 6.
Bij Asten is 3,5 fte aanwezig die 1/3 van hun tijd aan de bovenstaande activiteiten besteden, daarnaast wordt 1 fte ingehuurd. Voor zowel eenvoudige als complexe aanvragen is dus voldoende fte aanwezig.
2.Vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening
Wat houdt het kwaliteitscriterium in?
Hierbij gaat het om de volgende activiteiten:
In totaal dienen 4 fte 2/3 van hun tijd te besteden aan activiteit 1 tot en met 5.
Bij Asten is 3,5 fte aanwezig voor bovenstaande activiteiten en aanvullend wordt 1 fte ingehuurd. Voor zowel eenvoudige als complexe aanvragen is dus voldoende fte aanwezig.
Er wordt ook met de ODZOB samengewerkt. De bouwtechnische toets en de controle op volledigheid van de bijbehorende gegevens zijn bij de ODZOB belegd, net als de inhoudelijke beoordeling van sloopmeldingen.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
3.Vergunningverlening milieu (Bal + omgevingsplan)
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Afhandelen van meldingen of het gegevens en bescheiden (verstrekt bij informatieplicht start activiteit) met betrekking tot milieu in het kader van het Besluit activiteiten leefomgeving en/of het omgevingsplan, inclusief het beoordelen van gekwantificeerde doelvoorschriften, erkende maatregelen, verplichte maatregelen en/of het beoordelen van een gelijkwaardige voorziening op basis van representatieve meetgegevens, onderbouwde berekeningen of een risicoanalyse en het opstellen van maatwerkvoorschriften en instemmende beschikkingen.
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
4.Toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
In totaal dienen 4 fte 2/3 van hun tijd te besteden aan activiteit 1 tot en met 6. Waarbij 2 fte ingezet moet worden voor eenvoudige situaties en 2 fte voor complexe situaties.
Bij Asten beschikken we over medewerkers die voldoen aan de werkervaring en aanvullende kennis voor complexe situaties en deze medewerkers besteden minstens 2/3 van hun tijd aan de 6 activiteiten.
5.Toezicht en handhaving milieu
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
6.Toezicht en handhaving bodem
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
7.Toezicht en handhaving groene wetgeving
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij SSiB (Samen Sterk in Brabant) belegd.
Bij SSiB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldoen wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
8.Behandelen juridische aspecten vergunningverlening
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat hierbij om de volgende activiteiten:
Er moeten minimaal twee medewerkers 2/3 fte aan deze vier activiteiten besteden, of per paar minimaal 5 procedures doorlopen inclusief vertegenwoordiging ter zitting (voor activiteit 4).
In Asten zijn momenteel 2 fte aanwezig in combinatie met 2 fte voor vergunningverlening RO/Bouwen en de uitvoering zoals bij de ODZOB is belegd. Daarnaast ondersteunt de jurist VTH bij juridische procedures voor bezwaar en beroep en is er een uitloop naar de juristen van JKZ. Voor de minder complexe aanvragen wordt voldaan.
De behandeling van bezwaar en beroep maakt onderdeel uit van de werkzaamheden van tenminste een van de casemanagers, eventueel met ondersteuning van de Jurist VTH.
9.Behandelen juridische aspecten handhaving
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat hierbij om de volgende activiteiten:
Opstellen van beschikkingen ten aanzien van (complexe) handhavingszaken (ook gedoogbeschikkingen) en het doen van aanschrijvingen in het kader van de Omgevingswet onderdelen bouw, RO, milieu (zorgvuldige voorbereiding, deugdelijke motivering, gebaseerd op actuele wetgeving en conform jurisprudentie).
Er moeten minimaal twee medewerkers 2/3 fte aan deze zeven activiteiten besteden, of per paar minimaal 5 procedures doorlopen inclusief vertegenwoordiging ter zitting (voor activiteit 7).
Bij Asten beschikken wij over drie medewerkers die voldoen aan de drie jaar of meer werkervaring en zij besteden meer dan 2/3 van hun tijd aan de 7 activiteiten. Daarnaast is er ook een medewerker met minder dan een jaar werkervaring, welke in activiteiten 1 en 2 wordt begeleid door medewerkers met drie jaar of meer werkervaring.
10.Behandelen van de juridische aspecten buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat hierbij om de volgende activiteiten:
Er moeten minimaal twee medewerkers 1/3 fte aan deze vijf activiteiten besteden, of per paar minimaal 5 procedures doorlopen inclusief vertegenwoordiging ter zitting (voor activiteit 5).
Bij Asten beschikken wij over drie medewerkers die voldoen aan de drie jaar of meer werkervaring. Zij besteden 1/3 deel van hun tijd aan de 5 activiteiten. Daarnaast is er ook een medewerker met minder dan een jaar werkervaring welke wordt begeleid door de ervaren medewerkers.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
12.Buitengewone opsporing natuur en milieu en fysieke leefomgeving
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om de volgende activiteiten:
Minimaal twee medewerkers moeten 2/3 fte aan deze zeven activiteiten besteden.
Minimaal twee medewerkers moeten 2/3 fte aan deze vier activiteiten besteden.
De VRBZO voert de controles uit op dit gebied. Wanneer toezichthouders van gemeente zaken constateren wordt dit voorgelegd aan de VRBZO alvorens aanschrijving volgt. Het gaat dan vooral over het brandveiligheidsaspect in relatie tot gebruiksvergunningen en meldingen. De reguliere controles bouw/RO, waarvan brandveiligheid ook onderdeel van uitmaakt, wordt uitgevoerd door toezichthouders van de gemeente (valt onder deskundigheidsgebied 4 (hierbij wordt voor brandveiligheid zo nodig advies gevraagd). De VRBZO voldoet aan de kwaliteitscriteria.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Deze activiteiten kunnen uitbesteed worden aan een marktpartij, mits de uitbestedende overheidsorganisatie beschikt over de deskundigheidsgebieden ‘2. Vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening’ en ‘4. Toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening’.
Minimaal twee medewerkers moeten 2/3 van de fte hieraan besteden aan eenvoudige situaties en twee medewerkers moeten eveneens 2/3 van de fte besteden aan complexe situaties.
Deze activiteiten worden volledig belegd bij de ODZOB. De ODZOB voldoet aan de kwaliteitscriteria.
Vervallen, deels opgegaan in deskundigheidsgebied 21. Geluid.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
Genoemde activiteiten kunnen ook uitbesteed worden aan een marktpartij mits de uitbestedende overheidsorganisatie beschikt over het deskundigheidsgebied ‘4. Toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening’.
Minimaal twee medewerkers moeten 1/3 van de fte besteden aan deze zeven activiteiten.
Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door de ODZOB. Voor de controle Sloopwerkzaamheden (exclusief asbest) van onder deskundigheidsgebied 4.
18.Afvalwater (indirecte lozingen)
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
De activiteiten kunnen uitbesteed worden mits overheid over het deskundigheidsgebied toezicht en handhaven milieu beschikt en minimaal één medewerker met de deskundigheid voor afvalwater.
Minimaal twee medewerkers moeten 1/3 van de fte besteden aan deze vijf activiteiten.
Indirecte lozingen vanuit inrichtingen maken onderdeel uit van het werkprogramma van de ODZOB. Tevens is het waterschap actief bezig met de verwerking van afvalwater. Voor deze taak is een medewerker vanuit toezicht betrokken en kijkt vooral naar de bescherming van het riool.
Vanuit indirecte lozingen voldoen de ODZOB en Waterschap aan de kwaliteitscriteria.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
21.Geluid & trillingen (milieu en bouw)
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
22.Groen en ecologie (als onderdeel van de beoordeling van initiatieven)
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om de volgende activiteiten:
In totaal dienen 2 fte 1/3 van hun tijd te besteden aan activiteit 1 tot en met 4.
Bij gemeente Asten is in totaal 2 fte aanwezig, waarvan de twee medewerkers (met minimaal 2 jaar ervaring) 1/3 van hun tijd aan de bovenstaande werkzaamheden besteden.
23.Groen en ecologie (vergunningverlening natuur)
Wat houdt de kwaliteitscriteria in?
Het gaat om de volgende activiteiten:
In totaal dienen 2 fte 2/3 deel van hun tijd aan activiteit 1 te besteden en 1/3 deel aan activiteiten 2 en 3. Er is bij de gemeente Asten voldoende capaciteit en ervaring aanwezig.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om de volgende activiteiten:
Bovenstaande activiteiten zijn bij de ODZOB belegd.
Bij de ODZOB is voldoende werkaanbod en capaciteit aanwezig, zodat hieraan voldaan wordt om dit deskundigheidsgebied te borgen.
25.Stedenbouw en inrichting openbare ruimte
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om de volgende activiteiten:
Minimaal twee medewerkers moeten beschikbaar zijn voor deze vier activiteiten, zowel voor eenvoudige als complexe situaties.
Bij Asten is 2 fte aan capaciteit met meer dan 3 jaar werkervaring om eenvoudige en complexe situaties van bovenstaande vier activiteiten te behandelen.
26.Kostenverhaal gebiedsontwikkeling en planeconomie
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om
Er dienen minimaal twee medewerkers van 1/3 beschikbaar te zijn.
Bij gemeente Asten zijn twee medewerkers van 1/3 deel met de drie activiteiten bezig.
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om
Minimaal twee medewerkers moeten 2/3 fte van hun tijd besteden aan deze vijf activiteiten óf 1/3 fte besteden aan deze vijf activiteiten, indien ook een of meerdere van de overige activiteiten van de deskundigheid Cultuurhistorie worden uitgevoerd.
Wanneer het onderdeel cultuurhistorie aan de orde is, wordt ODZOB om advies gevraagd, hiermee wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria.
28.Energiebesparing en duurzaamheid
Wat houdt de kwaliteitscriteria in? Het gaat om de volgende activiteiten:
Minimaal twee medewerkers moeten 1/3 fte hieraan besteden. Deze activiteiten zijn ondergebracht bij de ODZOB.
Uit de uitgevoerde toets blijkt dat Asten aan alle deskundigheidsgebieden voldoet. Waar in 2020 aan 2 deskundigheidsgebieden niet voldaan werd.
De deskundigheidsgebieden waar in 2020 aan voldaan werd, voldoet de gemeente Asten nu ook aan.
Voor de evaluatie van volgend jaar pakken wij onderdeel D op. We gaan de competentieprofielen en het stappenplan breed in de organisatie inzetten.
Niveau 1 kwam ook in de vroegere CKB-matrix veelvuldig voor. Die is tot stand gekomen met steun van het rijk en met uitdrukkelijke instemming van de VROM-inspectie. Voorts is van belang een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN:BP2082, nr. 201005387/1/H1) d.d. 26 januari 2011, waarin deze concludeert dat een vergunning niet kan worden verleend, indien van een bepaald aspect (in dat geval de constructie) gegevens ontbreken. Deze uitspraak van de Afdeling impliceert dat toetsen op niveau 1 eveneens mogelijk is.