Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening gemeente Doetinchem 2024 |
Citeertitel | Bomenverordening gemeente Doetinchem 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Bomenverordening gemeente Doetinchem 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 26-10-2023 |
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, levend of afgestorven, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 30 cm omtrek op 1,30 meter boven maaiveld;
Een besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt digitaal bekend gemaakt op officielebekendmakingen.nl na verzending aan de aanvrager.
Artikel 6: Beperking geldigheidsduur
De vergunning vervalt als daarvan niet binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden gebruik is gemaakt.
Artikel 13: Uitzicht belemmerende beplanting
De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke voor het wegverkeer het benodigde vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden of te verwijderen na aanschrijving van het college, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Artikel 14: Afstand tot de erfgrens
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgelegd op 0,50 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Met het toezicht houden op de naleving van het bepaalde bij of volgens deze verordening zijn belast de daartoe door het college of de burgemeester aangewezen personen.
Artikelsgewijze toelichting bomenverordening gemeente Doetinchem 2024
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
Boom: de definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Deze discussie speelt vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 30 centimeter omtrek is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt de minimumgrootte niet voor aanplant opgelegd in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 30 centimeter omtrek en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken is van belang in stedelijke parken en op buitenplaatsen of landgoederen. Het begrip “afgestorven” is opgenomen om ook dode bomen te beschermen. Hiervoor zijn verschillende redenen. De eerste reden is dat in het najaar en in de winter het moeilijk te bepalen is of een boom daadwerkelijk afgestorven is. De tweede reden is dat het op deze manier niet lonend is om ervoor te zorgen dat een levende boom afsterft, zodat er geen kapvergunning meer nodig is.
Houtopstand: opgenomen is de omschrijving “een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken”. Meer algemeen is hier bedoeld: ongesnoeide of slechts weinig gesnoeide, natuurlijk uitgegroeide hagen, die hoger zijn dan 3 meter. Vanwege de grote ecologische en/of landschappelijke waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming van belang. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden. Evenals voor de houtwal geldt voor een (lint)begroeiing van heesters en struiken dat het om een “grotere” begroeiing, dus “van enige omvang” moet gaan. In ieder geval zijn de lager dan 3 meter, gesnoeide hagen in tuinen of op erven niet bedoeld.
Hakhout: de definitie van hakhout is opgenomen, omdat nog steeds binnen de gemeentegrenzen, zij het sporadisch, dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die een op zich te beschermen waarde vormt. Opgenomen is tevens “boomvormers”, ofwel opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard en omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.
Knotten/kandelaberen: deze begripsomschrijving is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. De definitie biedt tevens de mogelijkheid om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 2 sub d. Ook geeft de definitie een vakkundige begrenzing van het begrip “geknot” als vermeld in artikel 2 lid 2 sub d.
Boomwaarde: deze boomwaarde-bepaling is opgenomen om aan te sluiten op de landelijke eenheid in financiële benadering van houtopstand. De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB) stelt op grond van marktcijfers, CBS-statistiek en rechtspraak jaarlijks richtlijnen vast inzake de methodiek van het taxeren van bomen (www.boomtaxateur.nl).
Bomen effect analyse: waardevolle houtopstanden kunnen (ernstig) beschadigd of vernietigd worden door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast zijn of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of een boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Opgenomen is “zowel boven- als ondergronds” om op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming is nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Binnen het vakgebied geldt dat bij achterstallige snoei niet meer dan 20% van de bladmassa mag worden gesnoeid. Als noodmaatregel kan eenmalig meer dan 20% gesnoeid (maximaal 30%). Door het snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume kan het beeld worden aangetast. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat rigoureus snoeien vergunningplichtig is. Zoals bijvoorbeeld uitgesproken in de zaak “Slootjes”, HR 15 december 1992, JBR. Indien in voorkomende gevallen een vergunning wordt verleend, zal afhankelijk van de situatie de term “vergunning tot verplanten”, “vergunning tot kandelaberen” of “vergunning tot knotten” gehanteerd worden.
ARTIKEL 2: Verbod en omgevingsvergunning
Dit lid zorgt ervoor dat in acute probleemsituaties door houtopstanden, meestal dus gevaarzetting voor zaken of personen door instabiliteit van bomen, er meteen gehandeld kan worden. Met nadruk geldt dat het om een acute probleemsituatie moet gaan. In geval het acute karakter opgelost kan worden door het treffen van alternatieve (tijdelijke) voorzieningen, is dit lid niet van toepassing.
De begrippen “dunning” en “ander regulier onderhoud” kunnen op diverse wijzen worden geïnterpreteerd en bieden de (onbedoelde) mogelijkheid om houtopstanden te kappen om niet-bosbouwkundige redenen. In deze is van belang dat dunning en ander regulier onderhoud worden geïnterpreteerd naar vaste gewoonte (vakliteratuur) en rechtspraak. Met name over dunning is veel rechtspraak. Samenvattende conclusie uit jurisprudentie is dat dunning beschouwd moet worden als een normale onderhoudsregel en de gemeente niet een normale bedrijfshuishouding mag beperken.
Kort gezegd moet het bij interpretatie van dit lid gaan om een in het vak gebruikelijke en vakkundige beheersingreep met als primair doel bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand.
ARTIKEL 4: Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De weigeringsgronden worden hier met name genoemd. In de aanhef staat “onder meer”: de genoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer en andere weigeringsgronden zijn. Eén weigeringsgrond kan voldoende zijn om een vergunning te weigeren. De hier genoemde weigeringsgronden zijn in feite maatschappelijke waarden die aan bomen toegekend worden.
Om deze meetbaar te maken, wordt gewerkt met meetbare waarderingscriteria: 1. Plaats in de ruimtelijke structuur; 2. Plaats in de ecologische structuur; 3. Zichtbaarheid; 4. Omvang en/of leeftijd; 5. Cultuurhistorische waarde; 6. Dendrologische waarde; 7. Educatieve waarde; 8. Toekomstverwachting. Deze waarderingscriteria zijn nader uitgewerkt in de notitie ‘Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem’ en kunnen direct gekoppeld worden aan de onderscheiden weigeringsgronden: natuur- en milieuwaarden; landschappelijke waarden; cultuurhistorische waarden; waarden van stads- en dorpsschoon en waarden voor recreatie en leefbaarheid.
Dit artikel regelt dat derden-belanghebbenden in de gelegenheid gesteld worden eventueel bezwaar en beroep aan te tekenen. Nadere regels omtrent de openbaarmaking zijn vastgelegd in de notitie ‘Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem’.
ARTIKEL 6 : Beperking geldigheidsduur
Dit artikel is nodig om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen voor de activiteit kappen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder. In geval een vergunning na 2 jaar in het geheel niet gebruikt is dan vervalt de vergunning. In geval de vergunning na 2 jaar slechts ten dele is gebruikt betekent dit artikel dat na de gestelde termijn van twee jaar voor de resterende bomen een nieuwe aanvraag ingediend moet worden.
ARTIKEL 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften
ARTIKEL 8: Instandhouding en herplant van houtopstanden
Als herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift wordt gesteld, dan kan iemand aan de oplegging van een herplantplicht ontkomen door zonder vergunning te vellen. Dit lid maakt het mogelijk bij vellingen zonder vergunning een zelfstandige herplantplicht op te leggen. Opgenomen is de zinsnede “dan wel op andere wijze is teniet gegaan”, zodat de zelfstandige herplantplicht ruimer toegepast kan worden. Bijvoorbeeld in geval een houtopstand verloren is gegaan door verwaarlozing, een calamiteit (bv. storm), vellingen ingevolge de Plantenziektewet of in het kader van andere wettelijke bepalingen dan wel op natuurlijke wijze is gestorven.
Door het opnemen van een instandhoudingsplicht kan opgetreden worden tegen al of niet opzettelijke ernstige bedreigingen die kunnen leiden tot het verloren gaan van een houtopstand. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om ophoging, afgraving, egaliseren van de bodem of het wijzigen van de grondwaterstand. In sommige gevallen kan er discussie ontstaan over het al of niet schadelijk zijn van te plegen c.q. gepleegde handelingen; in dergelijke gevallen kan de eigenaar opgelegd worden een boom effect analyse te overleggen waaruit blijkt dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging die kan leiden tot het verloren gaan van de houtopstand. De instandhoudingsplicht wordt nu expliciet benoemd, om onduidelijkheid hierover te voorkomen.
De modelbomenverordening geeft een aantal richtlijnen waaraan een lijst met bijzondere bomen moet voldoen, hoe de juridische bescherming verder geregeld kan worden (bijvoorbeeld opname in het bestemmingsplan), welke verplichtingen de gemeente zichzelf oplegt ten aanzien van de instandhouding van aangewezen bomen en een aanbeveling voor het instellen van een bomenfonds voor het onderhoud. Ten aanzien van weigering van een kapvergunning voor een bijzondere boom is wel een bepaling opgenomen in deze verordening ( artikel 4, lid 3).
ARTIKEL 13: Uitzicht belemmerende beplanting
Uit oogpunt van volledigheid en duidelijkheid is dit artikel expliciet opgenomen. Het gaat hier met nadruk om het benodigde vrije uitzicht en niet om een volledig vrij uitzicht. Een houtopstand mag het niet onmogelijk maken op een veilige manier verkeersmanoeuvres uit te voeren. Dit artikel is in eerste instantie bedoeld als handvat voor de gemeente om op te treden tegen houtopstanden op particulier terrein maar kan ook gelden voor openbare houtopstanden. In alle gevallen blijft het een beleidsafweging waarin ook andere aspecten dan verkeersveiligheid meewegen.
ARTIKEL 14: Afstand tot de erfgrens
Artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek geeft in lid 2 de vrijheid aan gemeenten om in hun verordening kleinere afstanden vast te stellen dan de daar genoemde twee meter voor bomen en een halve meter voor heesters en heggen. Er zijn verschillende redenen aan te voeren om deze wettelijk bepaalde afstand te verkleinen:
gezien de grote hoeveelheid van dit soort burengeschillen in ons land is het inperken van het aantal geschillen door verkleining van de afstand waarover geruzied kan worden, een belang op zich. In feite kan dit artikel indirect dus mede bijdragen aan de bestrijding en vermindering van burengeschillen, althans van de juridische aspecten van deze geschillen.
De formulering is verder standaard conform de model-bomenverordening en geldend in vele gemeenten.