Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Rijswijk 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Rijswijk 2024
CiteertitelBeleidsregel Bibob Gemeente Rijswijk 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Deze regeling vervangt de Bibob-beleidslijn 2013 voor Rijswijk.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. Alcoholwet
  4. Huisvestingswet 2014
  5. Algemene plaatselijke verordening voor Rijswijk 2021
  6. Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Rijswijk
  7. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. Algemene subsidieverordening Rijswijk 2020
  9. Aanbestedingswet 2012
  10. Inkoop- en aanbestedingsbeleid 2018
  11. Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

24-10-2023

gmb-2023-461249

23.079922

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Rijswijk 2024

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende dat,

 

  • -

    voorkomen moet worden dat de overheid criminele activiteiten faciliteert;

  • -

    de aanpak van ondermijning een gemeentelijke prioriteit is;

  • -

    de gemeente Rijswijk streeft naar integer handelen;

  • -

    de gemeente Rijswijk alleen zaken wil doen met integere partijen;

  • -

    het voorgaande Bibob-beleid uit 2013 komt;

  • -

    de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk op basis van het voorgaande tot vernieuwing van hun Bibob-beleid over willen gaan;

gelet op,

 

het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Omgevingswet, de Huisvestingswet 2014, de Algemene plaatselijke verordening voor Rijswijk 2021, de Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Rijswijk, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de algemene subsidieverordening Rijswijk 2020, de Aanbestedingswet 2012, het inkoop- en aanbestedingsbeleid gemeente Rijswijk, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Burgerlijk Wetboek;

 

besluiten vast te stellen:

 

de “Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Rijswijk 2023”.

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder :

    • a.

      de Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • b.

      Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb;

    • d.

      APV: Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Rijswijk;

    • e.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk;

    • f.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de Wet door het bestuursorgaan;

    • g.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid, van de Wet;

    • h.

      eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente Rijswijk in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente Rijswijk op verzoek kan beschikken;

    • i.

      overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

    • j.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum;

    • k.

      vastgoedtransactie: een transactie zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet.

  • 3.

    Waar in deze beleidsregel “gemeente Rijswijk” wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als – wanneer van toepassing – de rechtspersoon met overheidstaak bedoeld.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen en subsidies

Artikel 2 : Toepassingsbereik bij aanvragen om een beschikking en subsidie

 

Artikel 2.1 :

Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt eigen onderzoek uitgevoerd:

  • a.

    artikel 3 Alcoholwet indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming tenzij sprake is van een slijterij;

  • b.

    artikel 3 Alcoholwet (paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet) waarbij de exploitatie van de horeca-activiteiten niet in eigen beheer plaatsvinden;

  • c.

    artikel 2:10 van de APV (exploitatievergunning horecabedrijf);

  • d.

    artikel 2:20 van de APV (exploitatievergunning speelgelegenheid);

  • e.

    artikel 2:22 van de APV (tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat);

  • f.

    artikel 3:4 van de APV (seksinrichting of escortbedrijf);

  • g.

    artikel 41 en 42 Huisvestingswet 2014 (opkoopbescherming/ verhuur vergunning);

  • h.

    artikel 5.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet (omgevingsplanactiviteit) en tweede lid, aanhef en onder a en b van de Omgevingswet (bouwactiviteit, milieubelastende activiteit).

Artikel 2.2  

Bij de volgende aanvragen om een beschikking of subsidie wordt een eigen onderzoek gestart wanneer deze beschikking of subsidie wordt aangevraagd om één of meerdere activiteiten uit te gaan voeren en/of projecten te starten die zijn genoemd in Bijlage 1 bij deze beleidsregel (risicocategorieën) of wanneer de locatie waarvoor de beschikking of subsidie wordt aangevraagd is aangemerkt als risicogebied als genoemd in Bijlage 2 bij deze beleidsregel :

  • a.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet (omgevingsplanactiviteit)

  • b.

    de aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a en b van de Omgevingswet (bouwactiviteit, milieubelastende activiteit)

  • c.

    de aanvraag als bedoeld in 2:8 van de APV (evenementenvergunning);

  • d.

    de aanvraag van een vergunning voor het wijzigen van de woonruimtevoorraad als bedoeld in artikel 5:2 of 5:9 van de Huisvestingsverordening Rijswijk 2023

  • e.

    de aanvraag om een subsidie op grond van de Algemene subsidieverordening Rijswijk 2020.

Artikel 2.3  

Bij de aanvragen om een beschikking of subsidie wordt een eigen onderzoek gestart naar aanleiding van :

  • a.

    eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

  • b.

    een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

  • c.

    een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

  • d.

    informatie waaruit volgt dat ten aanzien van een betrokkene in een andere gemeente in het kader van een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd.

Artikel 3 : Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen en subsidies

 

Artikel 3.1 :

De gemeente Rijswijk start een eigen onderzoek bij reeds verleende beschikkingen of subsidies indien:

  • a.

    sprake is van een melding op een beschikking als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet (omgevingsplanactiviteit) en de activiteit(en) waar deze beschikking op ziet in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een aangewezen risicogebied als bedoeld in Bijlage 2;

  • b.

    sprake is van een melding op een beschikking als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a en b van de Omgevingswet (bouwactiviteit, milieubelastende activiteit) en de activiteit(en) waar deze beschikking op ziet in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een aangewezen risicogebied als bedoeld in Bijlage 2;

  • c.

    eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

  • d.

    er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • e.

    er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

  • f.

    informatie waaruit volgt dat ten aanzien van een betrokkene in een andere gemeente in het kader van een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking of subsidie is aangevraagd.

Artikel 3.2  

De gemeente Rijswijk kan een eigen onderzoek starten bij een verleende beschikking of subsidie indien de verstrekte beschikking of subsidie betrekking heeft op een activiteit en/of gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Rijswijk na de verstrekking van de beschikking, in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een aangewezen risicogebied als bedoeld in Bijlage 2.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 4 : Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

 

Artikel 4.1 :

Het bestuursorgaan past de Wet toe met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet waarbij de gemeente Rijswijk als civiele partij betrokken is, indien:

  • a.

    het vastgoedobject gebruikt wordt of gebruikt gaat worden voor één of meerdere activiteiten die genoemd zijn in Bijlage 1 van deze beleidsregel en/of het object gesitueerd is in een aangewezen risicogebied als bedoeld in Bijlage 2;

  • b.

    er sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente wanneer tevens sprake is van een aanvraag om een beschikking genoemd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel;

  • c.

    eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

  • d.

    er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • e.

    er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen.

Artikel 4.2 :

De gemeente Rijswijk zal de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure in het kader van een vastgoedtransactie. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, zijn hieromtrent ontbindende voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.

Artikel 5 : Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

 

Artikel 5.1 :

De gemeente Rijswijk kan een eigen onderzoek uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten.

Artikel 5.2 :

De gemeente Rijswijk zal in beginsel een eigen onderzoek uitvoeren bij overheidsopdrachten, indien het een opdracht betreft die gebruikt wordt of gebruikt gaat worden voor één of meerdere activiteiten die genoemd zijn in Bijlage 1 bij deze beleidsregel en/of indien de opdracht gesitueerd is in een aangewezen risicogebied als bedoeld in Bijlage 2, indien:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

  • b.

    er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • c.

    er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

  • d.

    informatie waaruit volgt dat ten aanzien van een betrokkene in een andere gemeente in het kader van een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd.

Artikel 5.3 :

De gemeente Rijswijk zal de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure in het kader van een overheidsopdracht. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, zijn hieromtrent ontbindende voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.

Artikel 5.4 :

Bij de uitvoering van de overeenkomst kan het bepaalde in artikel 5.2 aanleiding zijn om een eigen onderzoek te starten naar de contractpartij en/of de onderaannemer.

Hoofdstuk 4: Het Bibob-onderzoek, uitkomst en informatieverstrekking

Artikel 6 : Het eigen onderzoek

 

Artikel 6.1 :

Het Bibob-onderzoek start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

Artikel 6.2 :

Het Bibob-onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit:

  • a.

    het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht, of (gunning van) een subsidie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en

  • b.

    het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de Wet kan raadplegen.

Artikel 6.3 :

Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de Wet, kan ingevolge artikel 9 van de Wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 6.4 : Gevolgen van een Bibob-onderzoek

  • a.

    Het bestuursorgaan kan de aanvraag van (een wijziging van) de beschikking of subsidie weigeren ofwel een reeds afgegeven beschikking intrekken dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, indien naar aanleiding van het eigen onderzoek dan wel het Bibob-onderzoek onderzoek blijkt dat er niet meegewerkt kan worden, of dat er ernstig gevaar is als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

  • b.

    Bij mindere mate van gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet kunnen extra voorwaarden worden verbonden aan een beschikking, subsidie, transactie of overheidsopdracht;

  • c.

    Het bestuursorgaan heeft eenzelfde bevoegdheid als genoemd in het vorige lid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking, subsidie, transactie of overheidsopdracht niet rechtvaardigt;

  • d.

    Betrokkene(n) wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet;

  • e.

    Het bestuursorgaan kan een advies van het Bureau gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 7 : Informatieverstrekking

 

Artikel 7.1 :

Bij een aanvraag om een beschikking of subsidie, de beoordeling van een reeds verleende beschikking of subsidie of toepassing van een eigen onderzoek bij een overheidsopdracht en/of vastgoedtransactie dient betrokkene het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, te voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

Artikel 7.2 :

In geval dat het ingevulde Bibob-vragenformulier onvoldoende informatie bevat voor het eigen onderzoek kan de betrokkene worden verzocht om nadere gegevens.

Artikel 7.3 : Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • a.

    Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Wet, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb;

  • b.

    Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de Wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. De verleende beschikking kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 7.4 : Informatieplicht

  • a.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene(n) schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene(n) wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • b.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking, subsidie, transactie of overheidsopdracht te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking, subsidie, transactie of overheidsopdracht in te trekken, wordt aan betrokkene(n) een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene(n) wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.

Hoofdstuk 5: Overige bepalingen

Artikel 8 : Toepassing Bibob in afwijking van de beleidsregel

Daar waar deze beleidsregel (nog) niet in voorziet en er zowel binnen als buiten de in deze beleidsregel genoemde onderwerpen of rubrieken toch bezwaren/bedenkingen zijn met betrekking tot de integriteit van de betrokkene of de transparantie van de bedrijfs-/organisatiestructuur of met betrekking tot de wijze van financiering, beslist de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of men de Wet Bibob alsnog toepast. Hiervan zal de betreffende betrokkene onverwijld in kennis worden gesteld. De wettelijke basis hiervoor is artikel 4:84 Awb, op grond waarvan het de gemeente Rijswijk is toegestaan om, indien concrete omstandigheden daartoe aanleiding geven en mits gemotiveerd, af te wijken van wat in de beleidsregel staat (inherente afwijkingsbevoegdheid).

Artikel 9 : Uitzonderingen op het toepassingsbereik

Eigen onderzoek blijft achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 10 : Intrekken oude beleidsregel

De beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het

openbaar bestuur, “Bibob-beleidslijn 2013 voor Rijswijk”, vastgesteld op 8 januari 2013, per 1 januari 2024 wordt ingetrokken.

Artikel 11 : Invoeringsdatum

Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op 24 oktober 2023 en treedt in werking op 1 januari 2024.

 

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Bibob Gemeente Rijswijk 2024”.

Aldus vastgesteld op 24 oktober 2023.

De burgemeester van Rijswijk,

H. Sahin

Burgemeester en wethouders,

De secretaris,

P.M. Schuit

de burgemeester,

H. Sahin

Bijlage 1: Risicocategorieën

 

Risicocategorieën waarbij door de gemeente Rijswijk in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

  • Hotels / pensions / kamerverhuurbedrijven

  • Omzetten / splitsen van woningen / panden voor kamerverhuur of realisatie van woonruimten

  • Transformatie van kantoorpanden (naar woningen en/of kamers)

  • Bedrijfsverzamelgebouwen, garageboxen en opslagruimtes

  • Horecabedrijven, coffeeshops en shisha-lounges

  • Speelautomatenhallen / gamecenters / wedkantoor

  • Smartshops / Headshops / Giftshops

  • Prostitutie-, escort- en seksbedrijven en winkels

  • Religieuze instellingen

  • Scholen

  • Recreatieparken en jachthavens

  • Sporthallen en -complexen

  • Fitnessbedrijven / sportscholen

  • Wellnesscentra / zonnestudio’s

  • Kappers / Barbershops / Nagelstudio’s / Tattooshops

  • Darkstores

  • Vuurwerkbranche

  • Autodealer / transportmiddelenverhuur

  • Garagebedrijf / autoruiten, -onderdelen en -materialen

  • Autopoetsbedrijf / autoschade, -demontage en -sloperij

  • Energieproducenten (w.o. (mest)vergisters, windmolens, zonneparken, etc.)

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven / afvalrecyclingbedrijven

  • Sloopbedrijven / asbestverwijderingsbedrijven

  • Metaalbewerkingsbedrijven

  • Zorgbureaus / zorgaanbieders (inclusief aanbieden van zorgwoningen)

  • Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten;

  • Verkoop van bedrijfskavels waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • Verhuur gemeentelijke vastgoed waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

  • Bouwsommen (bij omgevingsvergunning bouwactiviteit) boven € 500.000,-

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Bijlage 2: risicogebieden

 

Risicogebieden waarbij door de gemeente Rijswijk in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

De burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk kunnen bepaalde gebieden aanwijzen waarbij het wenselijk is dat in dat gebied een eigen onderzoek wordt gestart indien sprake is van een aanvraag om een beschikking of subsidie of een vastgoedtransactie wordt aangegaan of een overheidsopdracht wordt gegund.

 

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, herontwikkeling van gebieden, bepaalde gebieden waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten, en dergelijke.

 

Aangewezen risicogebieden:

Nader te bepalen door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk.

 

Toelichting op de Beleidsregel Bibob Gemeente Rijswijk 2024

Aanleiding

Het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt. De gemeente Rijswijk streeft naar integer handelen en wil alleen zaken doen met integere partijen. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren naar de integriteit van de betrokkene(n) en diens omgeving. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen bijvoorbeeld vergunningen of subsidies worden geweigerd of ingetrokken, of kan de gemeente besluiten geen opdracht te verlenen aan een partij of geen vastgoedtransactie aan te gaan.

 

Ondertussen is de Wet verschillende malen aangepast om het toepassingsbereik van de Wet uit te breiden, laatstelijk per 1 oktober 2022. Met deze aanpassing is het toepassingsbereik verder verruimd en zijn er meer mogelijkheden toegevoegd voor het doen van het eigen onderzoek. Deze laatste aanpassing is mede aanleiding om het Bibob-beleid te actualiseren zodat dit in lijn is met de geldende wet- en regelgeving en zodat alle mogelijkheden voor het eigen onderzoek worden benut.

 

Zo is het mogelijk de Wet toe te passen bij vergunningen afgegeven voor risicobranches en -gebieden zoals bedoeld in de APV en voor zover het bestuursorgaan deze heeft aangewezen. Verder betreft het hier voornamelijk een belangrijke verbetering van de informatiepositie van het bestuursorgaan bij het uitvoeren van het eigen onderzoek. Zo kan bijvoorbeeld informatie uit Bibob-onderzoeken ook tussen gemeenten onderling worden gedeeld, of worden uitgewisseld met, zoals een aantal maal in de Beleidsregel terug te lezen is : “informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC; een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet; de officier van justitie, een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze Wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet”

 

De Wet geeft de gemeente Rijswijk hierbij eigen beleidsruimte bij de besluitvorming over het toepassen van de uit de Wet voortvloeiende bevoegdheden. Vanwege de zwaarte van het middel Bibob wordt een keuze gemaakt: in sommige gevallen zal de gemeente het instrument inzetten, en in andere gevallen kan de gemeente het instrument inzetten. De keuze is gemaakt op een landelijk beeld van sectoren en activiteiten waarbij er meer dan gemiddeld risico is dat bestuursorganen onbedoeld criminele activiteiten faciliteren.

 

Opzet van de Beleidsregel

Na de begripsbepalingen in Hoofdstuk 1 wordt in Hoofdstuk 2 ingegaan op de Wet Bibob bij publiekrechtelijke beschikkingen en subsidies. Hoofdstuk 3 behandelt de privaatrechtelijke transacties. Hoofdstuk 4 het onderzoek en Hoofdstuk 5 de overige bepalingen. In de Bijlagen 1 en 2 zijn respectievelijk de risicocategorieën en risicogebieden opgesomd. De risicocategorieën zijn gebaseerd op een landelijk beeld van sectoren en activiteiten waarbij er meer dan gemiddeld risico is dat bestuursorganen onbedoeld criminele activiteiten faciliteren.

 

Resultaten en gevolgen van het (eigen) onderzoek

Wanneer de gemeente een eigen onderzoek start dient de betrokkene (en eventueel degene die met de betrokkene gelijk kan worden gesteld) het Bibob-vragenformulier in te vullen en in te leveren bij de gemeente. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren ter onderbouwing van de gegeven antwoorden worden gevraagd. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, subsidie of transactie maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag.

 

De gemeente kan door het doen van eigen onderzoek zelfstandig een gevaarsconclusie trekken op grond van de Wet en hierop bijvoorbeeld een weigering of intrekking van een beschikking baseren, bijvoorbeeld aan de hand van informatie die naar voren komt uit bestuurlijke rapportages van de politie en justitiële gegevens of strafvorderlijke gegevens. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om advies aan te vragen bij het Bureau.

 

Indien de gemeente een advies heeft ontvangen van het Bureau dient zij op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid van de Wet zelf een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking. De gemeente hoeft het advies van het Bureau dus niet te volgen en dient hierin een eigen afweging te maken.

 

Het (eigen) onderzoek kent drie soorten uitkomsten :

  • -

    er is sprake van ernstig gevaar; of;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar; of;

  • -

    er is sprake van geen gebleken gevaar.

Op grond van artikel 3 van de Wet kan een bestuursorgaan een beschikking, subsidie of transactie weigeren, afbreken of intrekken wanneer:

  • a.

    sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld), de zogenaamde ‘A-grond’, en/of

  • b.

    sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten; de zogenaamde ‘B-grond’, en/of

  • c.

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Ad a. Voor de beoordeling van de ‘A-grond’ zijn strafbare feiten relevant waarmee financieel voordeel kan worden verkregen. Om tot een ernstig gevaar op de A-grond te komen moet aannemelijk zijn dat er (tenminste) een groot voordeel is of zal worden behaald met de vermoedelijk door een (rechts)persoon gepleegde feiten. Dat voordeel mag niet (geheel) ontnomen zijn en gekeken moet worden naar de grootte van het voordeel in combinatie met het tijdsverloop sinds de genoten voordelen. Niet aannemelijk hoeft te worden gemaakt dat het voordeel ook daadwerkelijk is of wordt geïnvesteerd in de onderneming.

 

Ad b. Voor de beoordeling van de ‘B-grond’ zijn feiten relevant die overeenkomen of samenhangen met de activiteiten waar de beschikking op ziet. Daarbij zijn ook strafbare feiten relevant die in het verlengde liggen van de beschikkingsactiviteiten. Daarnaast zijn ook strafbare feiten die door de beschikking kunnen worden gefaciliteerd van belang of feiten waarvoor de betreffende branche waarop de beschikking toeziet, kwetsbaar is. Bij de B-grond wordt verder rekening gehouden met het aantal feiten of de pleegperiode van de antecedenten, evenals met het tijdsverloop sinds de feiten zich hebben voorgedaan.

 

Ad c. Daarnaast kan het bestuursorgaan een beschikking subsidie of transactie weigeren, afbreken of intrekken wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of ter behoud van de beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Hierbij kan bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan het geval dat sprake is van valsheid in geschrifte door het onjuist invullen van een Bibob-vragenformulier of door geen melding te maken van eerdere contacten met politie of justitie.

 

Indien een mindere mate van gevaar bestaat, hebben bestuursorganen slechts de bevoegdheid om voorschriften aan een vergunning te verbinden. Er is dan geen bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te weigeren. De voorschriften moeten erop gericht zijn het gevaar weg te nemen of te beperken. Wanneer een voorschrift niet wordt nageleefd, kan de beschikking worden ingetrokken.

 

Gevolgen van een Bibob-onderzoek

  • 1.

    De gemeente gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking, het afbreken van de onderhandelingen of als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

  • 2.

    Wanneer blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente bij mindere mate van gevaar voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 3.

    De gemeente heeft eenzelfde bevoegdheid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. De gemeente kan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan de gemeente de beschikking intrekken.

  • 4.

    De gemeente kan een advies van het Landelijk Bureau Bibob gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Bibob-register

Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Landelijk Bureau Bibob) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het toepassen van de Wet zal de gemeente hiervan melding maken zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de Wet.

 

Tippen andere gemeenten en/ of rechtspersonen

De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

 

Verstrekken van gegevens aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen

De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de Wet verstrekken aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen met een overheidstaak zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.

 

Toelichting bij bijlage 1.

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten.

 

Om de Wet toe te passen, dient of sprake te zijn van een beschikking (bijvoorbeeld een vergunning of subsidie) of een privaatrechtelijke rechtshandeling (overheidsopdracht of vastgoedtransactie).

 

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent dus niet dat voor deze activiteiten ook altijd een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet valt, zal er dus ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden. Wanneer een activiteit op zichzelf niet vergunningplichtig is (bijvoorbeeld een kapperszaak starten) en er geen andere vergunningplichtige activiteiten gaan plaatsvinden (zoals bijvoorbeeld een verbouwing), dan wel een privaatrechtelijke overeenkomst met de overheid als partij wordt aangegaan, kan de Wet niet worden toegepast. Het enkele feit dat een activiteit als risicocategorie is aangewezen, maakt deze activiteit dus niet meteen vergunningplichtig.

 

Wanneer er door een initiatiefnemer een (voorgenomen) project wordt ingediend, waarbij één of meerdere van onderstaande activiteiten zal gaan plaatsvinden, zal dus gekeken moeten worden of hier activiteiten plaatsvinden waarvoor een beschikking of subsidie zal moeten worden afgegeven (die onder de werking van de Wet valt) of dat een vastgoedtransactie of overheidsopdracht zal worden aangegaan.

 

De beleidsregel met de bijbehorende lijst van risicocategorieën is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet wordt ingezet.

 

Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan volgt uit de beleidsregel dat al in de fase van de kavelverkoop een eigen onderzoek wordt gestart. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en/ of dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst. Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden.

 

Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert maar een andere partij de gebruiker van het hotel wordt die de Alcoholwetvergunning aanvraagt, of wanneer projecten na realisatie in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers nog bekend zijn.

 

De lijst met risicocategorieën is tot stand gekomen vanwege het feit dat die activiteiten specifiek zijn aangewezen om de Wet op toe te passen (zoals bijvoorbeeld de Alcoholwetvergunning en bepaalde omgevingswetvergunningen) en op basis van ervaringen die gemeenten in de afgelopen jaren hebben opgedaan bij het toepassen van de Wet.