Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Ruimte en infrastructuur |
Inwerkingtreding op 1 januari 2024, gelijktijdig met inwerkingtreding Omgevingswet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | Nieuwe regeling | 18-04-2023 | RA22.069 |
Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden
De raad van de gemeente Reusel-De Mierden;
gelezen het voorstel van het college van 11 oktober 2022;
gezien de behandeling van het voorstel door de Commissie Ruimte op 31 oktober 2022 en 4 april 2023;
gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;
vast te stellen de ‘Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden’.
Artikel 2 Taak en werkzaamheden
De gemeenteraad geeft opdracht aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant om de commissie vorm te geven en te faciliteren. De commissie heeft tot taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Waaronder ook wordt verstaan het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit als over de werkzaamheden van de commissie.
adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;
adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;
adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten regels over reclame in de openbare ruimte, voorwerpen op of aan de weg, standplaatsvergunning, exploitatievergunning horecabedrijven en ligplaatsvergunning en andere zaken die invloed kunnen hebben op de fysieke leefomgeving.
Artikel 3 Verplichte advisering
Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen i tot en met iii en onder b van deze verordening.
De commissie bestaat uit minimaal twee leden, de voorzitter daaronder begrepen, voor de plannen die geen betrekking hebben op erfgoed en drie leden, de voorzitter daaronder begrepen voor plannen die betrekking hebben op erfgoed. De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant stelt leden en plaatsvervangers, die de leden bij afwezigheid kunnen vervangen, voor en benoemt hen. Dit geldt niet voor het aanwijzen van een dorpsbouwmeester, welke taken als bedoeld in artikel 2, derde lid, krijgt toegewezen.
De door Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant voorgedragen leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering en op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. De door Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant aangewezen plaatsvervangers hebben vergelijkbare deskundigheid en maatschappelijke kennis en ervaring.
De commissie brengt advies uit binnen een termijn van twee weken, tenzij het college heeft aangegeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.
Artikel 8 Beraadslaging en standpuntbepaling
De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot een niet-openbare behandeling, dan legt het college daaraan klemmende redenen, als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen. De openbaarheid geldt niet voor informeel vooroverleg.
De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht. Andere belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.
Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten anders dan in aanwezigheid van ten minste twee leden. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een (rijks)monumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten anders dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van erfgoedzorg.
Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.
Artikel 9 Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie (mandatering)
De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet en artikel 2, derde lid, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, een subcommissie of daartoe aangewezen ambtenaren.
Door de commissie kunnen maximaal drie lokale burgerleden en hun plaatsvervangers worden benoemd. Zij worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid op het gebied van erfgoed of op het gebied van andere aan ruimtelijke ordening gerelateerde onderwerpen, die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. De burgerleden en hun plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Burgerleden die geen aantoonbare professionele deskundigheid bezitten, hebben geen stem maar geven slechts op basis van hun lokale kennis hun mening of advies aan de andere leden.
Artikel 11 Verwerking van het advies
Het college kan eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Een second opinion wordt pas gevraagd nadat de commissie de mogelijkheid tot heroverweging van het advies heeft gekregen. Het college stelt de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte. De commissie neemt een second opinion voor kennisgeving aan en kan hier niet op reageren.
Artikel 13 Relatie met andere adviseurs
Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.
De leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid die op voordracht van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant zijn benoemd of door de commissie zijn gevraagd, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van de tarieven, zoals jaarlijks afgesproken met de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant. Door het college voorgestelde of gevraagde burgerleden of adviseurs ontvangen geen vergoeding.
Artikel 16 Overgangsbepalingen
De op grond van de Bouwverordening Reusel-De Mierden en de Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste zes jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum dat deze verordening in werking treedt.
Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en erfgoedzorg van kracht, met dien verstande dat de Adviescommissie omgevingskwaliteit Reusel-De Mierden wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.
Artikel 17 Vervallen oude regeling
De Bouwverordening Reusel-De Mierden en de regels met betrekking tot de commissie in artikel 2.3.3.4, tweede en derde lid, artikel 2.3.4.1, artikel 2.3.5.1, tweede lid, laatste volzin en artikel 2.3.5.1, derde lid van de Verordening fysieke leefomgeving Reusel-De Mierden vervallen.