Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Verordening nadeelcompensatie ‘s-Hertogenbosch 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie ‘s-Hertogenbosch 2024
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie 's-Hertogenbosch 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

10-10-2023

gmb-2023-459115

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie ‘s-Hertogenbosch 2024

De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 10 oktober 2023,

Gezien het voorstel met reg.nr. 15362628,

Besluit

  • 1.

    De ‘Verordening Nadeelcompensatie ’s-Hertogenbosch 2024’ vast te stellen

  • 2.

    De verordening genoemd onder 1 in werking te laten treden op het moment dat de Omgevingswet en titel 4.5 van de Algemene Wet bestuursrecht in werking treden.

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade indient;

  • b.

    bestuursorgaan: het bestuursorgaan van de gemeente die bevoegd is te beslissen op de aanvraag om tegemoetkoming in schade;

  • c.

    belanghebbenden:

    • degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht.

  • d.

    adviseur: een door het bestuursorgaan aan te wijzen deskundige;

  • e.

    adviescommissie: een schadebeoordelingscommissie, bestaande uit meerdere adviseurs.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente;

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere schadevergoedingsregeling van toepassing is.

 

Artikel 3. Heffen recht

  • 1.

    Uitsluitend voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding ten gevolge van een besluit als bedoeld in artikel 15.1 van de Omgevingswet wordt een recht van € 300 geheven. Voor alle overige aanvragen om schadevergoeding die op grond van artikel 4:126 Awb voor schadevergoeding in aanmerking komen wordt geen recht geheven.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

 

Artikel 4. Aanvraag

De aanvrager maakt gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

 

Artikel 5. Inschakeling van een adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Advies bij een adviseur of adviescommissie wordt slechts ingewonnen voor zover dat noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2.

    Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door een bestuursorgaan van de gemeente ‘s-Hertogenbosch genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      het in de aanvraag genoemde bedrag aan schadevergoeding minder bedraagt dan € 500,-- voor natuurlijke personen en € 1.000,-- voor rechtspersonen;

    • d.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3.

    Een adviseur of adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste adviseur of adviescommissie, benoemd door burgemeester en wethouders voor een termijn van maximaal vier jaar met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke adviseur of adviescommissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen.

  • 4.

    Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviseur of adviescommissie wordt genomen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

 

Artikel 6. Wrakingsregeling

  • 1.

    Indien op basis van deze verordening een adviseur dan wel adviescommissie moet worden ingeschakeld, benoemt het bestuursorgaan binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, een adviseur of adviescommissie.

  • 2.

    Voorafgaand aan de benoeming van de adviseur of de adviescommissie zendt het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden een mededeling over het voornemen een adviseur of adviescommissie te benoemen.

  • 3.

    De aanvrager en de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het tweede lid schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur of van (leden van) de adviescommissie bij het bestuursorgaan indienen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.

 

Artikel 7. Werkwijze van de adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting te geven, dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 3.

    Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie

  • 4.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan de belanghebbenden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn van ten hoogste vier weken verlengen;

  • 5.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren;

  • 6.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken;

  • 7.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

 

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn, onder toezending van het advies, bekend aan de aanvrager en de belanghebbenden

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

 

Artikel 9. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding.

 

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en Afdeling 15.1 van de Omgevingswet in werking treden. Mochten deze wettelijke regelingen op verschillende momenten in werking treden, dan geldt voor de inwerkingtreding van deze verordening de datum van de laatste inwerkingtreding van deze wettelijke regelingen.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente ‘s-Hertogenbosch 2024.’

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch d.d. 10 oktober 2024,

De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch,

De griffier,

Drs. W.G. Amesz

De voorzitter,

Drs. J.M.L.N. Mikkers

Toelichting

Gemeentelijk handelen of gemeentelijke besluitvorming kan rechtmatig zijn maar toch schade veroorzaken. Soms moet die schade worden vergoed. Dit heet nadeelcompensatie. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een weg wordt opengebroken waardoor een winkel omzetverlies lijdt omdat de winkel niet- of nauwelijks bereikbaar is. Planschade is een bijzondere vorm van nadeelcompensatie. Bij planschade gaat het concreet om verlies van inkomen of vermindering van de waarde van een onroerende zaak als gevolg van een planologische maatregel. Nadeelcompensatie is dus breder dan planschade alleen. Naar verwachting treden op 1 januari 2023 de Omgevingswet (hierna: Ow) en titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in werking. Met de nieuwe wetgeving komen de algemene bepalingen over nadeelcompensatie in de Awb. In de Ow komen enkele aanvullende (specifieke inhoudelijke) regels voor het omgevingsrecht. Over een aantal onderwerpen is het daarnaast mogelijk om aanvullende procedurele regels op te nemen in een gemeentelijke verordening. Met onderhavige ‘Verordening Nadeelcompensatie ’s-Hertogenbosch 2022’ wordt daarin voorzien.

 

Verordening nadeelcompensatie

De Ow kent geen verplichting om een Verordening nadeelcompensatie vast te stellen. De gemeente heeft wel de bevoegdheid om in een Verordening nadeelcompensatie regels te stellen over de wijze van beoordeling van een aanvraag van een schadevergoeding en de totstandkoming van een beslissing op een aanvraag. De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een verordening. Reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet (zie artikel 4:128, lid 1 Awb) en de adviescommissie en/of adviseur een juridische basis krijgen in de verordening. Bovendien zorgt een verordening voor een duidelijke en eenduidige regeling over het in behandeling nemen van een verzoek tot nadeelcompensatie die makkelijk raadpleegbaar is voor burgers en ondernemers. Verder kunnen in de verordening nadere regels worden opgenomen over de wijze van beoordeling van een aanvraag om schadevergoeding, de totstandkoming van een beslissing op de aanvraag en de ontvankelijkheid van de aanvraag.

 

Toelichting artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begrippen

Hierin worden de begrippen toegelicht. Dit is belangrijk voor het toepassen en interpreteren van de regels in de overige artikelen. Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Ow en de Awb.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om vanwege een rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat wel een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de (dwingende) regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

 

Tweede lid

Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere schadevergoedingsregeling van toepassing is. Zo een bijzondere regeling kan zijn voor een specifiek project binnen de gemeente of een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, rioleringen, wegopbrekingen. Bijvoorbeeld de “Algemene verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI) gemeente 's-Hertogenbosch 2016”.

 

Artikel 3. Heffen recht

Eerste lid

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. Heffen van recht betekent een vergoeding voor het in behandeling nemen van een aanvraag (voor in dit geval nadeelcompensatie). De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt €300,-. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding verhoogd met het geheven recht (zie artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb): aanvrager krijgt in dat geval dus het betaalde recht terug.

 

Rechtmatige besluiten niet genomen op grond van de Omgevingswet EN feitelijke handelingen die in aanmerking kunnen komen voor nadeelcompensatie vinden hun grondslag in het nieuwe artikel 4:126 Awb. Voor het in behandeling nemen van dit soort aanvragen om schadevergoeding wordt geen drempelbedrag geheven. De Bossche praktijk leert dat door burgers en ondernemers n.a.v. dit soort besluiten niet al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Indien wordt overgegaan tot een aanvraag om schadevergoeding wordt deze aanvraag meestentijds afgewezen en/of wordt gekozen een bijzondere nadeelcompensatieregelingen op te stellen, zoals bijvoorbeeld ‘Specifieke beleidsregels voor nadeelcompensatie Bartenbrug en Beleidsregels Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen ’s-Hertogenbosch 2021’. Vooraf een drempelbedrag instellen t.a.v. dit soort besluiten of feitelijke handelingen wordt om die redenen niet dienstbaar, noch dienstig geacht.

 

Tweede lid

Als het recht voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding niet binnen de gestelde termijn wordt voldaan, is de aanvraag niet-ontvankelijk. Dit heeft tot gevolg dat de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling wordt gesteld.

 

Artikel 4. Aanvraag

De artikelen 4:2 en (nieuwe) 4:127 van de Awb bevatten een wettelijke grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. In aanvulling op bovengenoemde wettelijke grondslag is in het eerste lid van artikel 4 van deze verordening geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld [elektronisch] formulier. Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het [elektronisch] formulier, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De gemeenten moet dan aangeven bij de aanvrager dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te worden genomen. De gemeente kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.

 

Artikel 5. Inschakeling van een adviseur of adviescommissie

Eerste lid

In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur moet worden ingeschakeld. De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb. De adviescommissie en de adviseur zijn een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de (nieuwe) Awb (kamerstukken II, nr. 3, 3261, 2010 – 2011, pag. 28 – 29). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Tweede lid

In dit lid is bepaald in welke gevallen in elk geval geen advies wordt ingewonnen bij een adviseur en/of adviescommissie. In artikel 5, lid 2 sub c staan drempelbedragen genoemd. Aanvragen voor een vergoeding lager dan dit drempelbedrag, mits op voorhand evident is wat de hoogte van de verzochte vergoeding is, hoeven niet te worden beoordeeld door een adviseur. De kosten voor het inschakelen van een adviseur wegen in dat geval namelijk niet op tegen de eventueel uit te keren vergoeding. In dat geval zal het college de aanvraag zonder adviseur in behandeling kunnen nemen of af kunnen wijzen. De hoogte van de drempelbedragen voor natuurlijke- (€500,-) en rechtspersonen (€1.000,-) is gelijk aan de zogeheten bageteldrempel die door Rijkswaterstaat wordt gehanteerd.

 

Derde lid

Het bevoegd bestuursorgaan kan een adviseur of adviescommissie inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan is ingediend (zie artikel 4:130, lid 1 Awb). De gemeentelijke praktijk leert in elk geval dat met betrekking tot aanvragen voor planschade in de regel altijd adviseur wordt ingeschakeld, omdat de beoordeling van de aanvraag objectieve expertise vereist waarover het bestuursorgaan niet beschikt. Lid 3 van artikel 5 geeft de mogelijkheid om zowel een vaste als tijdelijke adviseur of adviescommissie in te stellen.

 

Vierde lid

Aangesloten wordt bij hetgeen in artikel 4:5 Awb is geregeld. Indien het bestuursorgaan besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviseur of adviescommissie, doet zij dat binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn aanvraag aan te vullen, maar het bestuursorgaan daarna alsnog besluit om de aanvraag zonder adviseur of adviescommissie af te wijzen, doet het bestuursorgaan dat binnen 8 weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen (hierbij is aansluiting gezocht bij de acht weken als bedoeld in artikel 4:130 Awb).

 

Artikel 6.

Eerste lid

In dit lid is geregeld dat, indien een adviseur dan wel adviescommissie wordt ingeschakeld, het bestuursorgaan de adviseur dan wel adviescommissie binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, benoemt.

 

Tweede, derde en vierde lid

De aanvrager en andere belanghebbenden moeten schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de benoeming van een adviseur of adviescommissie. De benoeming van een adviseur of adviescommissie dient schriftelijk bekend te worden gemaakt. Indien de aanvrager of andere belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van één of meerdere adviseurs hebben zij de mogelijkheid om deze te wraken. Hierdoor worden enige bezwaren over de objectiviteit of integriteit van de beoogde adviseur in een vroeg stadium kenbaar gemaakt. In dat geval kan in een later stadium, wanneer het adviestraject is afgerond, de objectiviteit of integriteit van de adviseur niet meer in twijfel worden getrokken door de aanvrager.

 

Het bestuursorgaan moet binnen twee weken na het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking beslissen. Dit is een procedurele beslissing. Dit heeft tot gevolg dat gelet op het bepaalde in artikel 6:3 van de Awb tegen de beslissing van het bestuursorgaan op het wrakingsverzoek geen afzonderlijke rechtsmiddelen aangewend kunnen worden.

 

Artikel 7. Werkwijze van de adviseur of adviescommissie

Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager en andere belanghebbenden onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken. Tevens worden de hiervoor geldende termijnen vastgelegd.

 

Eerste lid

Vanuit de gemeente wordt bijstand verleend aan de adviseur of adviescommissie, door alle voorhanden zijnde informatie met betrekking tot de aanvraag om tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Dit is noodzakelijk voor de adviseur of adviescommissie om een gedegen advies te kunnen geven. Zie in dit verband ook artikel 3:7 Awb.

 

Tweede en derde lid

Het tweede en derde lid bevatten regels over de mogelijkheid van de aanvrager, het bestuursorgaan en belanghebbenden om een toelichting te geven en de bezichtiging.

 

Vierde en vijfde lid

Het concept advies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan eventueel andere betrokken belanghebbenden te worden toegezonden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn van ten hoogste vier weken verlengen.

 

Zesde en zevende lid

Het zesde en zevende lid regelt de termijnen waarbinnen de adviseur of adviescommissie advies dient uit te brengen aan het bestuursorgaan.

 

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

Dit artikel bepaalt de termijn voor het door het bestuursorgaan beslissen op de aanvraag.

 

Artikel 9. Uitbetaling

Dit artikel regelt de uitbetaling. De uitbetaling geschiedt uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag om tegemoetkoming in de schade.

 

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel gaat in op de inwerkingtreding. De inwerkingtreding van deze verordening zal plaatsvinden op dezelfde datum als de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Vooralsnog staat de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet op 1 januari 2024.

 

Overgangsrecht

Overgangsrecht is essentieel voor een soepele overgang van het oude naar het nieuwe recht. De Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iow) bevat in paragraaf 4.2.7 (dus op wetsniveau) overgangsrecht voor nadeelcompensatie.

 

Overgangsrecht voor algemene nadeelcompensatiezaken (titel 4.5 Awb)

In de ‘Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten’ is het overgangsrecht opgenomen voor nadeelcompensatiezaken op grond van titel 4.5 Awb. Dit gaat om nadeelcompensatie als gevolg van andere schadeoorzaken dan die genoemd zijn in de Ow. Het overgangsrecht voor deze algemene nadeelcompensatiezaken is opgenomen in artikel IV van de Wns en regelt:

 

  • Op schade die is veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht vóór inwerkingtreding van de Wns, blijft het oude recht van toepassing;

  • Op schade die is veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt vóór inwerkingtreding van de Wns, blijft het oude recht van toepassing;

  • Als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen vóór inwerkingtreding van de Wns, dan blijft het oude recht ook van toepassing op schade door latere besluiten of handelingen ter uitvoering van dezelfde activiteit.

 

De nieuwe wet geldt dus alleen voor de nieuwe gevallen. Het tijdstip waarop het schadeveroorzakende besluit bekend is gemaakt of de schadeveroorzakende handeling is verricht (vóór of na inwerkingtreding van de Wns), is bepalend voor de vraag of het oude of nieuwe recht van toepassing is.

 

Overgangsrecht voor nadeelcompensatie in de Omgevingswet (hoofdstuk 15 Ow)

 

Lopende procedures om schadevergoeding

Op alle lopende procedures over schadevergoeding blijft het oude recht van toepassing, totdat het besluit om schadevergoeding onherroepelijk is geworden en een toegekende schadevergoeding volledig is betaald (zie artikelen 4.17 lid 3, 4.18 lid 3, 4.19 lid 3, 4.20 lid 3, 4.21 lid 2 Iow). Dus bijvoorbeeld op een verzoek om planschade op grond van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), ingediend voor inwerkingtreding van de Ow, blijft de planschaderegeling in de Wro onverkort van toepassing.

 

Nog in te dienen verzoeken om schadevergoeding voor oude of in voorbereiding zijnde besluiten

Is het schadeveroorzakende besluit of de schadeveroorzakende handeling voor de inwerkingtreding van de Ow genomen of verricht? Dan blijft ook op een verzoek om schadevergoeding dat na inwerkingtreding van de Ow is ingediend het oude recht van toepassing. De wet maakt per type besluit onderscheid tussen:

 

  • a.

    vastgestelde besluiten,

  • b.

    onherroepelijke besluiten en

  • c.

    van kracht geworden besluiten.

 

Hieronder volgt een toelichting.

 

Ad a) Vastgestelde besluiten

Voor de besluiten die zijn vastgesteld voor inwerkingtreding van de Ow als bedoeld in de artikelen 4.17, lid 1 en 4.20, lid 1 Iow, blijft het oude recht nog van toepassing op een verzoek om schadevergoeding voor schade veroorzaakt door dat besluit. Daarvoor geldt de eis dat het verzoek wordt ingediend binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de Ow. Op die verzoeken is dus de oude regeling omtrent schadevergoeding van toepassing.

 

Besluiten in voorbereiding

De Ow bevat ook overgangsrecht (onder bepaalde voorwaarden) voor de situatie dat de bovengenoemde besluiten in lid 1 van de artikelen 4.17 en 4.20 Iow nog in voorbereiding waren op het moment van inwerkingtreding van de Ow. Dat is geregeld in lid 2 van de artikelen 4.17 en 4.20 Iow.

 

Ad b) Onherroepelijke besluiten

Voor de besluiten die onherroepelijk zijn geworden voor inwerkingtreding van de Ow als bedoeld in artikel 4.18 Iow, blijft het oude recht nog van toepassing op een verzoek om schadevergoeding voor schade veroorzaakt door dat besluit. Daarvoor geldt de eis dat het verzoek wordt ingediend binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de Ow. Dat zijn:

 

  • a.

    een onherroepelijk besluit of plan als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Spoedwet wegverbreding,

  • b.

    een onherroepelijk besluit als bedoeld in artikel 8.4, 8.15, 8.43, eerste lid, 8.70, eerste lid, of 10.15, eerste lid, van de Wet luchtvaart in samenhang met artikel 8.31 van die wet,

  • c.

    een onherroepelijk besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder c, van de Wro (besluit omtrent een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit, een sloopactiviteit of gebruik dat strijdig is met een bestemmingsplan of beheersverordening, exploitatieplan, algemene maatregel van bestuur, provinciale verordening of voorbereidingsbesluit).

 

Besluiten in voorbereiding

De Ow bevat ook overgangsrecht (onder bepaalde voorwaarden) voor de situatie dat de bovengenoemde besluiten nog in voorbereiding waren op het moment van inwerkingtreding van de Ow. Dat is geregeld in lid 2 van artikel 4.18 Iow. Concreet houdt dit in dat de termijn voor schadevergoeding al begint met tellen bij het moment van vaststelling. Als het besluit pas drie jaar later onherroepelijk zou worden, heeft degene die schade lijdt geen vijf maar twee jaar de tijd om het verzoek in te dienen.

 

Ad c) Van kracht geworden besluiten c.q. inwerking getreden besluiten

Voor de besluiten die van kracht zijn geworden voor inwerkingtreding van de Ow als bedoeld in artikel 4.19 Iow blijft het oude recht nog van toepassing op een verzoek om schadevergoeding voor schade veroorzaakt door dat besluit. Daarvoor geldt de eis dat het verzoek wordt ingediend binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dat zijn:

 

  • a.

    een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder a, Wro (meeste bepalingen van een bestemmingsplan, beheersverordening of inpassingsplan),

  • b.

    een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder b, Wro (bepalingen van wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan)

  • c.

    een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder e, Wro (bepaling van een provinciale verordening of algemene maatregel van bestuur, voor zover die een weigeringsgrond voor een vergunning bevat),

  • d.

    een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder f, Wro (bepaling van een exploitatieplan, voor zover die een weigeringsgrond voor een vergunning bevat).

 

Besluiten in voorbereiding

De Ow bevat ook overgangsrecht (onder bepaalde voorwaarden) voor de situatie dat de bovengenoemde besluiten nog in voorbereiding waren op het moment van inwerkingtreding van de Ow. Dat is geregeld in lid 2 van artikel 4.19 Iow.

 

Overgangsrecht tijdelijk deel omgevingsplan

Na inwerkingtreding van de Ow wordt het geldende planologische kader van rechtswege onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit betekent dat onder andere bestaande bestemmingsplannen, inpassingsplannen en beheersverordeningen automatisch worden aangemerkt als tijdelijk deel van het een omgevingsplan (zie artikel 22.1 Ow jo. 4.6, lid 1 Ivw).

 

In artikel 22.13 Ow is bepaald dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan niet geldt als schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 15.1 lid 2 Ow. Dit heeft te maken met het feit dat in artikel 15, lid 2 Ow is bepaald dat als voor een activiteit op grond van een regel in een omgevingsplan een omgevingsvergunning is vereist, niet het omgevingsplan maar de omgevingsvergunning het schadeveroorzakende besluit is. Hiermee wordt ook het moment dat om nadeelcompensatie kan worden verzocht, verschoven van de vaststelling van het omgevingsplan naar het moment dat de omgevingsvergunning wordt verleend. Het bovengenoemde artikel 22.13 Ow voorkomt daarmee dat een benadeelde die voor de inwerkingtreding van de Ow geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om een verzoek om vergoeding van planschade in te dienen, door de verschuiving van het schademoment opnieuw die mogelijkheid krijgt. In een dergelijk geval is het oorspronkelijke (in het tijdelijk deel overgenomen) bestemmingsplan de schadeoorzaak. Nu het bestemmingsplan reeds vóór de inwerkingtreding van de Ow van kracht is geworden, blijft het oude recht van toepassing tot 5 jaar na inwerkingtreding van de Ow (zie onder Ad c) Van kracht geworden besluiten c.q. inwerking getreden besluiten).

 

Voorts is het zo dat een aantal besluiten onderdeel gaat uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, terwijl ze voorheen geen deel uitmaakten van een bestemmingsplan. Voor deze besluiten is bepaald dat ze niet gelden als schadeveroorzakend besluit voor nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ow (zie artikel 22.13, lid 2 Ow). Dat zijn een onherroepelijk besluit tot aanwijzing van:

 

  • a.

    een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument of provinciaal monument,

  • b.

    een gemeentelijk of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht,

  • c.

    een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht, waarvan de inhoud wordt opgenomen in een omgevingsplan.

 

Het is immers niet de bedoeling dat bestaande onherroepelijke aanwijzingen opnieuw als schadeveroorzakend besluit gaan gelden waarbij opnieuw de mogelijkheid ontstaat om een verzoek om schadevergoeding in te dienen.

 

Overgangsrecht nadeelcompensatie- en planschadeverordeningen

De Awb en de Omgevingswet bevatten dwingende bepalingen voor nadeelcompensatie. Na inwerkingtreding van de wijziging van de Awb en de Ow hebben de bestaande verordeningen over planschade en nadeelcompensatie hun werking verloren, behalve voor gevallen die vallen onder het overgangsrecht. Op die gevallen blijft het oude recht van toepassing en dus ook de oude verordening.