Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Beleidsregels Wet inburgering gemeente Renkum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet inburgering gemeente Renkum
CiteertitelBeleidsregels Wet inburgering gemeente Renkum
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering 2021
  2. Besluit inburgering 2021
  3. Regeling inburgering 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-10-2023Nieuwe regeling

17-10-2023

gmb-2023-458934

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet inburgering gemeente Renkum

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Renkum;

 

gelet op:

de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021

 

overwegende dat:

het gewenst is beleidsregels vast te stellen over de uitvoering van de in de Wet inburgering 2021 en aanverwante regelgeving aan het college van burgemeester en wethouders opgenomen taken en bevoegdheden;

 

Besluit vast te stellen de volgende ‘Beleidsregels Wet inburgering gemeente Renkum’.

 

 

Artikel 1 Definities

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Asielstatushouders: Inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, Wet

      inburgering 2021;

    • c.

      AZC: asielzoekerscentrum;

    • d.

      BRP: Basisregistratie Personen;

    • e.

      COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

    • f.

      College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

    • g.

      DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

    • h.

      ELIP (einde lening inburgeringsplichtig) groep:. asielstatushouders die inburgeringsplichtig zijn onder de Wet inburgering 2013, en 95% van hun lening hebben verbruikt maar nog niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan óf die in de laatste twaalf maanden vóór het aflopen van de inburgeringstermijn ten minste 75 procent van de sociale lening hebben verbruikt.

    • i.

      Inburgeringsplichtige: persoon die op grond van artikel 3 Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • j.

      Inburgeringswetgeving: de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021, de Regeling

      inburgering 2021;

    • k.

      IND: Immigratie- en Naturalisatiedienst;

    • l.

      Gemeente: gemeente Renkum

    • m.

      Gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen die verblijf hebben op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021;

    • n.

      Leerroutes: de B1-route als bedoeld in artikel 7, de onderwijsroute als bedoeld in artikel 8, of de Z-route als bedoeld in artikel 9 van de Wet inburgering 2021;

    • o.

      MAP: Module Arbeidsmarkt en Participatie;

    • p.

      NAW: naam-, adres-, en woonplaats;

    • q.

      PIP: persoonlijk Plan Inburgering en Participatie;

    • r.

      PVT: participatieverklaringstraject, als bedoeld in artikel 6 lid 1 onderdeel a en artikel 6 lid 4 van de Wet inburgering 2021;

    • s.

      Wet: Wet inburgering 2021

  • 2.

    Tenzij anders aangegeven worden de begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wet, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021 en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 2 Informatieverstrekking

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen op adequate wijze informatie ontvangen over:

    • a.

      hun rechten en plichten op grond van de inburgeringswetgeving;

    • b.

      de MAP;

    • c.

      het PVT;

    • d.

      de leerroutes.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding.

 

Artikel 3 Brede intake

  • 1.

    Het college neemt de brede intake zo snel mogelijk af, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij de gemeente. Voor asielstatushouders is dit het moment waarop de inburgeringsplichtige door het COA wordt gekoppeld aan de gemeente. Voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment dat zij de DUO-kennisgeving over de inburgeringsplicht hebben ontvangen.

  • 2.

    Het college roept de inburgeringsplichtige schriftelijk op voor de brede intake en vermeldt in de brief:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      plaats en tijdstip waarop de brede intake wordt afgenomen;

    • c.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake te voeren zonder dat daarbij andere mensen (bijvoorbeeld familieleden) aanwezig zijn dan professionals;

    • d.

      De gevolgen die het college kan verbinden aan het niet op de brede intake verschijnen van de inburgeringsplichtige of het hieraan onvoldoende meewerken. De gevolgen zijn beschreven in artikel 12.

  • 3.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 4.

    Het college legt de relevante informatie die wordt verkregen in verband met de afname van de brede intake schriftelijk vast.

 

Artikel 4 Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

  • 1.

    Het college beoordeelt op basis van de gegevens die het COA bij de eventuele voorinburgering heeft verkregen en de uitkomsten van de brede intake welke leerroute voor de inburgeringsplichtige passend is.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht , de re-integratieplicht en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 3.

    Het college stemt de keuze voor een leerroute in ieder geval af op de MAP, het PVT, de (eventuele) maatschappelijke begeleiding en het (eventuele) schuldhulpverleningsplan van aanpak.

 

Artikel 5 PVT inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het PVT duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit:

    • a.

      workshops die een inleiding in de Nederlandse kernwaarden geven;

    • b.

      een excursie waarin een praktische uitwerking wordt gegeven aan ten minste een Nederlandse kernwaarde

  • 2.

    Het college stemt het PVT zoveel mogelijk af op de lokale situatie en de bekendheid van de inburgeringsplichtige met de Nederlandse kernwaarden.

  • 3.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van twaalf uren.

  • 4.

    Het college biedt het PVT binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplichtige aan, op een passend moment binnen het individuele traject van de inburgeringsplichtige.

  • 5.

    Na beëindiging van deelname aan de onderdelen van het PVT verzendt het college aan de inburgeringsplichtige een uitnodiging voor de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 6.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de participatieverklaring;

    • b.

      plaats en tijdstip waarop de participatieverklaring ondertekend dient te worden;

    • c.

      De gevolgen die het college kan verbinden aan het door de inburgeringsplichtige niet verschijnen voor de ondertekening. De gevolgen zijn beschreven in artikel 13.

  • 7.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de ondertekening van de participatieverklaring liggen minimaal vijf werkdagen.

  •  

Artikel 6 MAP inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De MAP bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      minimaal tien uren kennismaking met, en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt in klassikale vorm; en

    • b.

      veertig uren praktijkcomponent.

  • 2.

    Het college beoordeelt op basis van de uitkomsten van de brede intake hoeveel klassikale uren en welke stage voor de inburgeringsplichtige passend zijn.

  • 3.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van veertig uren als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 4.

    Bij de invulling van de MAP houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht , de re-integratieplicht en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 5.

    Het college biedt inburgeringsplichtigen binnen de inburgeringstermijn de MAP aan, op een passend moment binnen het individuele traject van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Na afronding van de klassikale uren en de praktijkcomponent nodigt het college de inburgeringsplichtige uit voor het eindgesprek ter afronding van de MAP.

  • 7.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van het eindgesprek;

    • b.

      plaats en tijdstip waarop het eindgesprek wordt gevoerd;

    • c.

      de gevolgen die het college kan verbinden aan het door de inburgeringsplichtige niet deelnemen aan het eindgesprek. De gevolgen zijn beschreven in artikel 13.

  • 8.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het eindgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 9.

    Het college beoordeelt op basis van het eindgesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan

  • de in dit artikel bedoelde urennorm en aan de doelstelling van de MAP. Bij deze beoordeling houdt het college rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

  •  

Artikel 7 Voortgangsgesprekken

  • 1.

    De frequentie van de voortgangsgesprekken wordt bepaald op basis van de uitkomsten van de brede intake en afgestemd op de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat in het eerste jaar minimaal twee voortgangsgesprekken plaatsvinden.

  • 2.

    Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief voor de voortgangsgesprekken:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van het voortgangsgesprek;

    • b.

      plaats en tijdstip waarop het voortgangsgesprek plaatsvindt;

    • c.

      de gevolgen die het college kan verbinden aan het door de inburgeringsplichtige niet verschijnen voor het voortgangsgesprek. De gevolgen zijn beschreven in artikel 13.

  • 3.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het voortgangsgesprek liggen minimaal vijf

  • werkdagen.

  • 4.

    Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken neemt het college kennis van de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.

  • 5.

    Als het voortgangsgesprek daartoe aanleiding geeft wordt het PIP of het werkplan dat onderdeel uitmaakt van het PIP geheel of op onderdelen aangepast.

  •  

Artikel 8 Maatschappelijke begeleiding

  • 1.

    De maatschappelijke begeleiding voor asielstatushouders bevat in ieder geval:

    • a.

      ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van voorzieningen zoals bijvoorbeeld wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen, onderwijs en kennismaking met de lokale woonomgeving;

    • b.

      voorlichting over basisvoorzieningen en thema’s zoals bijvoorbeeld wonen, inkomen, werk, zorg, onderwijs, opvoeding en kennismaking met maatschappelijke organisaties.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van Vluchtelingenwerk. De inburgeringsplichtige krijgt zo mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 3.

    De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

 

Artikel 9 PIP

  • 1.

    In het PIP worden opgenomen:

    • a.

      de te volgen leerroute en, als het gaat om een asielstatushouder, de intensiteit van de leerroute;

    • b.

      de daarvoor nodige ondersteuning en begeleiding (voortgangsgesprekken);

    • c.

      het PVT en de MAP;

    • d.

      voor zover van toepassing: de mogelijkheden van voor- of vroegschoolse educatie; en

    • e.

      indien het gaat om een asielstatushouder: de intensiteit van de leerroute.

  • 2.

    De afspraken uit het PIP worden vastgelegd in een beschikking.

  • 3.

    Voor een bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtige wordt de beschikking op grond van de Participatiewet inzake opgelegde arbeids- en re-integratieverplichtingen (en/of ontheffingen) en inzake toegekende re-integratievoorzieningen bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld.

  • 4.

    Voor een bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtige met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt de ontzorgingsbeschikking op grond van artikel 56a Participatiewet bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld.

  • 5.

    Zo snel mogelijk na de afname van de brede intake gaat het college in gesprek met de inburgeringsplichtige over de manier waarop de inburgeringsplichtige aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen. Daarbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Het college stelt het PIP zo snel mogelijk vast, maar in ieder geval binnen 10 weken nadat de inburgeringsplichtige de DUO-kennisgeving over de inburgeringsplicht heeft ontvangen. Als de inburgeringsplichtige op de datum van die DUO-kennisgeving nog niet is ingeschreven in de gemeente waar hij op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 wordt gehuisvest, dan vangt de termijn van 10 weken aan op de dag na de dag van inschrijving in de BRP van de gemeente.

  • 7.

    Het college kan afwijken van de in het vorige lid genoemde termijn, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om het PIP binnen deze termijn vast te stellen.

  • 8.

    Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute door een andere gemeente is vastgesteld, verhuist naar de gemeente, stelt het college het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in de BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.

 

Artikel 10 Overschakelen naar een andere leerroute: algemene bepalingen

  • 1.

    De inburgeringsplichtige kan binnen maximaal anderhalf jaar vanaf de dag na dagtekening van het PIP overschakelen naar een andere leerroute, met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route.

  • 2.

    Het college beoordeelt aan de hand van de uitkomsten van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling of taalschakeltrajectinstelling of de inburgeringsplichtige over moet schakelen naar een andere leerroute. Als de inburgeringsplichtige overschakelt naar een andere leerroute dan wijzigt het college het PIP.

     

Artikel 11 Afschalen

  • 1.

    Afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen.

  • 2.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van 600 uren als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De beoordeling of niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    Als de beoordeling bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, schaalt het college (onderdelen van) de B1-route af naar A2-niveau en wijzigt het college het PIP.

  •  

Artikel 12 Boete niet verschijnen en meewerkplicht brede intake

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing. In de schriftelijke waarschuwing vermeldt het college:

    • a.

      een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

    • b.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in het derde lid.

  • 2.

    Tussen de datum van de waarschuwing en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op. Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. In de boetebeschikking vermeldt het college:

    • a.

      een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

    • b.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in het vijfde lid.

  • 4.

    Tussen de datum van het boetebesluit en de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen en maximaal twee maanden.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de boete niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op en voltooit het college de brede intake in afwezigheid van de inburgeringsplichtige. De tweede en derde volzin van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het college legt met toepassing van artikel 5:5 Awb geen bestuurlijke boete op voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.

  • 7.

    Het college legt met toepassing van artikel 5:41 Awb geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de inburgeringsplichtige kan worden verweten.

  • 8.

    Het college legt met toepassing van artikel 5:42, eerste lid, Awb geen bestuurlijke boete op als de inburgeringsplichtige is overleden.

  • 9.

    Het college legt met toepassing van artikel 5:43 Awb en artikel 5:50, tweede lid, onderdeel a, Awb geen bestuurlijke boete op indien aan de inburgeringsplichtige wegens dezelfde overtreding al eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel, nadat hij zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, een kennisgeving is bekendgemaakt dat geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd.

  • 10.

    Het college verlaagt de wettelijke boete met toepassing van artikel 5:46, derde lid, Awb als de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

 

Artikel 13 Boete tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige de verplichtingen uit het PIP niet of onvoldoende nakomt, verzendt het college aan hem een voornemen tot het opleggen van een boete. Het betreft de volgende verplichtingen:

    • a.

      deelnemen aan de voortgangsgesprekken;

    • b.

      deelnemen aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT;

    • c.

      deelnemen aan het eindgesprek (MAP) en ondertekenen van de participatieverklaring (PVT).

  • 2.

    Voor asielstatushouders gaat het daarnaast om de verplichting om deel te nemen aan de inburgeringslessen.

  • 3.

    Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb.

  • 4.

    De boete wordt met toepassing van artikel 7.1, derde lid, Besluit inburgering 2021 steeds met 100 procent van het boetebedrag verhoogd tot een bedrag van ten hoogste € 800, als binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de dag van constatering van het niet nakomen van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen een eerdere overtreding, bestaande uit het niet nakomen van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen is geconstateerd, en de boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

  • 5.

    Bij het opleggen van de boete wegens het niet nakomen van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen, worden met toepassing van artikel 7.1, vierde lid, Besluit inburgering 2021 de volgende uitgangspunten in acht genomen:

    • a.

      indien er sprake is van opzet, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 procent;

    • b.

      indien er sprake is van grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 75 procent;

    • c.

      indien er geen sprake is van opzet of grove schuld wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent;

    • d.

      indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent.

  • 6.

    Artikel 12, zesde tot en met tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 14 Samenloop inburgeringsboete en maatregel Participatiewet

  • 1.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, die betrekking hebben op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, kiest het college voor een verlaging van de uitkering op grond van de geldende Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Renkum. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het college legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Wet inburgering op.

  • 2.

    Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, die betrekking hebben op het vergroten van de taalbeheersing, legt het college een boete op grond van de Wet inburgering op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3.

    Bij keuze tussen enerzijds handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en anderzijds handhaving op grond van de Wet inburgering via een boete weegt het college af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar zijn oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

 

Artikel 15 Begeleiding ELIP-groep

  • 1.

    Het college kan begeleiding bieden aan asielstatushouders die behoren tot de ELIP-groep.

  • 2.

    Het college besluit na overleg met de cursusinstelling of begeleiding geboden wordt. Het college betrekt hierbij:

    • a.

      de noodzaak;

    • b.

      de verwijtbaarheid;

    • c.

      de financiële draagkracht, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.

  • 3.

    Het college bepaalt welke begeleiding het meest passend en noodzakelijk is. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om:

    • a.

      advies of begeleiding over het te volgen traject;

    • b.

      een beperkte financiële bijdrage voor de bekostiging van extra inburgeringslessen.

  • 4.

    Voor het bepalen van de financiële draagkracht van de in dit artikel bedoelde asielstatushouder en zijn gezin wordt een vermogens- en inkomensgrens gehanteerd. Voor de vermogensgrens wordt aangesloten op artikel 34 van de Participatiewet. Bij de inkomensgrens wordt uitgegaan van 150% van de bijstandsnorm.

    Een asielstatushouder als bedoeld in dit artikel met een hoger vermogen of inkomen dan het in dit lid genoemde wordt geacht te beschikken over voldoende financiële draagkracht.

  • 5.

    In het geval er voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn, zoals mogelijkheden voor uitstel via DUO, biedt het college geen beperkte financiële bijdrage zoals bedoeld in lid 3b van dit artikel. Het college kan wel advies of begeleiding bieden over het te volgen traject zoals bedoeld in lid 3a van dit artikel.

 

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag van bekendmaking op www.overheid.nl

Artikel 18 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering gemeente Renkum.

 

Aldus besloten op 17 oktober 2023 te Oosterbeek.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

M.J.J. Wagener

de burgemeester,

A.M.J. Schaap

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 - Definities

Onderdelen b en l.

Inburgeringsplichtigen worden onderscheiden in asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten en overige migranten anderzijds:

 

Asielstatushouder: artikel 13, eerste lid, Wet inburgering 2021

Inburgeringsplichtige die rechtmatig verblijf heeft op grond van een:

  • a.

    verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of

  • b.

    verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, voor verblijf bij een houder van een:

    • 1.

      verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

    • 2.

      verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000; of

    • 3.

      EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene die is verleend met een aantekening internationale bescherming als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

 

Gezinsmigrant en overige migrant: artikel 19 Wet inburgering 2021

Inburgeringsplichtige die verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021.

Bovenstaand onderscheid is op diverse punten van belang. Zo biedt het college alleen asielstatushouders een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (artikel 4 van deze beleidsregels). Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding (artikel 8 van deze beleidsregels). De inhoud van het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider: het bevat ook de intensiteit van de leerroute (artikel 9 van deze beleidsregels). In verband daarmee geldt voor asielstatushouders ook een extra boete: de gemeentelijke boete voor het zich niet houden aan de in PIP vastgestelde intensiteit van de leerroute, oftewel, de boete voor het niet verschijnen bij de inburgeringscursus of het taalschakeltraject (artikel 13 van deze beleidsregels).

Zogenoemde nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders. Met de term nareizigers wordt meestal gerefereerd aan nareizigers met een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet inburgering 2021. Soms wordt met de term nareizigers gerefereerd aan nareizende familieleden die vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. In dat geval gaat het om inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Beide typen nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders en niet onder het begrip gezinsmigranten en overige migranten.

 

Artikel 2 - Informatieverstrekking

Veel informatie over de Wet inburgering 2021 is te vinden op de website van de rijksoverheid, de website van de IND en de website van DUO. Veel van die informatie is beschikbaar in meerdere talen.

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding (artikel 8 van deze beleidsregels). In verband daarmee draagt het college er zorg voor dat asielstatushouders op adequate wijze informatie ontvangen over de maatschappelijke begeleiding (tweede lid).

 

Artikel 3 – Brede intake

De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om aan de inburgeringsplicht te voldoen.

In artikel 5.2, tweede lid, van het Besluit inburgering 2021 wordt voorgeschreven dat de gemeente de inburgeringsplichtige erop wijst dat hij het recht heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen met de gemeente te voeren, dus zonder de aanwezigheid van een partner of een ander persoon (bijvoorbeeld een familielid of iemand anders uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeringsplichtige). Deze bepaling ziet niet op degene die de inburgeringsplichtige vanuit zijn professie kan ondersteunen en begeleiden tijdens de gesprekken, zoals bijvoorbeeld een tolk of een maatschappelijk begeleider.

De gevolgen als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt zijn beschreven in artikel 12 van deze beleidsregels.

 

Artikel 4 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

Voor alle inburgeringsplichtigen wordt beoordeeld welke leerroute passend is.

Het COA doet de inburgeringsplichtige in het AZC die nog niet is ingeschreven in de gemeente van uiteindelijke huisvesting een aanbod tot voorbereiding op de inburgering. Men spreekt ook wel van voorinburgering. De deelname aan voorinburgering is kosteloos en deelname kan niet worden verplicht. Het COA verstrekt via de Portal Inburgering gegevens die bij de voorinburgering zijn verkregen aan het college. De informatie over de voorinburgering zegt iets over de vorderingen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en hebben invloed op het bepalen van de leerroute (eerste lid).

Het college stemt de keuze voor een leerroute ook af op een eventueel schuldhulpverleningsplan van aanpak op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (derde lid). Asielstatushouders verkeren vaak in een kwetsbare financiële positie. Hun kwetsbare financiële positie is het gevolg van een onder deze groep wijdverspreid risico op armoede en voor hen geldende specifieke oorzaken van schulden. Zodra zij staan ingeschreven in de BRP van de gemeente kunnen zij zich voor schuldhulpverlening melden bij het college van de gemeente. Binnen vier weken na de melding vindt dan een eerste gesprek plaats waarin zij hun formele aanvraag kunnen indienen. Binnen acht weken na de formele aanvraag beslist het college op die aanvraag. Een toekenning heeft de vorm van een plan van aanpak schuldhulpverlening. Tussen de melding en het schuldhulpverleningsplan van aanpak kunnen in beginsel dus hooguit twaalf weken zitten. Als het college voortvarend te werk gaat kan een schuldhulpverleningsplan van aanpak gereed zijn vóór het PIP.

Alleen aan asielstatushouders biedt het college binnen maximaal drie maanden na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen. Als het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in de Portal Inburgering. Aan de hand van deze registratie beoordeelt DUO of hij een verlenging van de inburgeringstermijn wegens het ontbreken van verwijtbaarheid zal geven.

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Zij verstrekken deze gegevens aan het college (artikel 9.2, vierde lid, Besluit inburgering 2021). Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt. Het college registreert vervolgens de voortgang van de leerroute, de aanwezigheid en geleverde inspanningen, en het taalniveau in de Portal Inburgering. Deze registratie geldt alle inburgeringsplichtigen. In dit verband zij opgemerkt dat voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject niet alleen met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten worden gevoerd. Gegevens over het aantal examenpogingen en behaalde examens kan het college trouwens raadplegen in de Portal Inburgering.

De bepalingen over registraties in de Portal Inburgering en de bepaling over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 5 – PVT inburgeringsplichtigen

Het afronden van het PVT is, samen met het afronden van de MAP en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht.

Ook inburgeringsplichtigen die de Z-route volgen, moeten het PVT afronden. Dat geldt voor zowel asielstatushouders als gezinsmigranten en overige migranten. Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat het PVT (samen met de MAP) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

De norm van twaalf uren (tweede lid) is gelijk aan de minimale urennorm van artikel 3.1, derde lid, Besluit inburgering 2021. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT- activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm van twaalf uren (artikel 3.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (derde lid).

Het PVT wordt afgerond door het deelnemen aan de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring. Met de ondertekening van de participatieverklaring verklaren inburgeringsplichtigen dat zij kennis hebben genomen van de belangrijkste waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving, dat zij deze respecteren en dat zij de universele mensenrechten eerbiedigen en niet daarmee in strijd zullen handelen en dat zij actief een bijdrage willen leveren aan de Nederlandse samenleving. Een toelichting op de participatieverklaring is in meerdere talen beschikbaar.

Als de inburgeringplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

De bepalingen over registraties in de Portal Inburgering (zesde en tiende lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 6 –MAP inburgeringsplichtigen

Het afronden van de MAP is, samen met het afronden van het PVT en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht.

Ook inburgeringsplichtigen die de Z-route volgen, moeten de MAP afronden. Dat geldt voor zowel asielstatushouders als gezinsmigranten en overige migranten. Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat de MAP (samen met het PVT) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

Inburgeringsplichtigen die de onderwijsroute (taalschakeltraject) volgen of hebben gevolgd zijn wettelijk vrijgesteld van de plicht om de MAP te volgen en af te ronden.

Artikel 3.1 Regeling inburgering 2021 schrijft een norm voor van veertig uren gericht op de praktische inzet van de inburgeringsplichtige op de arbeidsmarkt en deze urennorm wordt ingevuld met een stage (eerste lid, onderdeel b). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP- activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op die urennorm (artikel 3.2, derde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (derde lid).

De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige, waarin de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring worden besproken.

Als de inburgeringplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

De bepalingen over registraties in de Portal Inburgering zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 7 – Voortgangsgesprekken

Voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject worden niet alleen gevoerd met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten. Deze contactmomenten geven gemeenten de mogelijkheid om beter zicht te houden op het verloop van de inburgering en de eventuele (door de inburgeringsplichtige zelf) ingekochte inburgeringslessen.

De gevolgen als de inburgeringplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt zijn beschreven in artikel 13 van deze beleidsregels.

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt (artikel 9.2, vierde lid, Besluit inburgering 2021). Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige (vierde lid).

 

Artikel 8 – Maatschappelijke begeleiding

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding.

In de Portal Inburgering staan de asielstatushouders vermeld die in aanmerking komen voor maatschappelijke begeleiding. De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

Asielstatushouders die gebruik maken van de Logeerregeling van het COA moeten zich weliswaar inschrijven bij de gemeente op het logeeradres, maar deze inschrijving is niet de inschrijving die een recht op maatschappelijke begeleiding doet ontstaan. Het recht op maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders met een verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vangt namelijk pas aan op de dag waarop de inburgeringsplichtige asielstatushouder is ingeschreven in de BRP van de gemeente die hem volgens de taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 moet huisvesten.

 

Artikel 9 – PIP

Voor alle inburgeringsplichtigen stelt het college een PIP vast. De inhoud van het PIP is gereguleerd in artikel 15 Wet inburgering 2021 en is voor asielstatushouders uitgebreider dan dat voor gezinsmigranten en overige migranten: het bevat ook de intensiteit van de leerroute. De intensiteit van de leerroute betekent concreet: de frequentie en de duur van de cursusbijeenkomsten (en bij de B1-route de frequentie en de duur van de bijeenkomsten voor het opdoen van Kennis van de Nederlandse Maatschappij). Anders geformuleerd: met intensiteit van de leerroute wordt bedoeld de omvang, de zwaarte en planning van het inburgeringstraject.

Het college verzendt het PIP in ieder geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken nadat de inburgeringsplichtige de DUO-kennisgeving over de inburgeringsplicht heeft ontvangen. Is de inburgeringsplichtige op de datum van die DUO-kennisgeving nog niet ingeschreven in de gemeente waar hij op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 wordt gehuisvest? Dan ligt de deadline 10 weken na de dag van inschrijving in de BRP van de gemeente. Dit punt heeft betekenis voor de meeste asielstatushouders. Deze regel geldt ook als een andere gemeente voor de verhuizing van de inburgeringsplichtige een PIP voor hem had vastgesteld (artikel 5.3, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Bij het overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route (artikelen 10 respectievelijk 11 van deze beleidsregels) past het college het PIP aan en wordt het nieuwe PIP aan de inburgeringsplichtige verzonden.

Op grond van artikel 5.3, tweede lid, Besluit inburgering 2021 kan het college afwijken van de hoofdregel van de 10-wekentermijn. Dat kan alleen als het redelijkerwijs niet mogelijk is om het PIP binnen de 10-wekentermijn vast te stellen zonder informatie van een derde, van welke informatie het college in afwachting is. Uiterlijk twee weken na ontvangst van deze informatie stelt het college het plan dan alsnog vast.

De bepaling over registratie in de Portal Inburgering is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 10 – Overschakelen naar een andere leerroute

Als blijkt dat een bepaalde leerroute niet passend is, kan worden geschakeld naar een andere leerroute. Als de onderwijsroute bijvoorbeeld te hoog gegrepen is, ligt het voor de hand over te schakelen naar de B1-route met de mogelijkheid om op niveau A2 examens te halen. Het uitgangspunt is dat ook na het switchen van de ene naar een andere leerroute aan alle onderdelen van nieuwe leerroute wordt voldaan. Zo moet bij het switchen van de onderwijsroute - waarbij een vrijstelling van de MAP geldt - naar de B1-route dus ook aan de MAP worden voldaan.

De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is maximaal anderhalf jaar vanaf de aanvang van de inburgeringstermijn. Met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route. Dat is de hoofdregel. Zie artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021. De inburgeringtermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP.

Er zijn twee uitzonderingen op die hoofdregel.

 

Uitzondering 1

De inburgeringsplichtige heeft na de in artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021 bepaalde termijn een van deze niet vrijstellende opleidingen afgerond of voortijdig beëindigd (artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021):

  • Praktijkonderwijs (pro);

  • Voortgezet speciaal onderwijs (vso), in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel en het uitstroomprofiel dagbesteding;

  • Entreeopleiding (mbo niveau 1).

De internationale schakelklassen (ISK’s) naar de opleidingen genoemde onder a en b vallen hier ook onder.

 

De reden voor deze uitzondering is als volgt. Vooropgesteld: Bovenstaande opleidingen stellen niet vrij van de inburgeringplicht, maar rechtvaardigen wel een verlenging van de inburgeringstermijn. Er moet dus een PIP worden vastgesteld. Vervolgens is het zo dat de leerroute in het PIP en dus het PIP soms moet worden gewijzigd wanneer de inburgeringsplichtige zo’n niet vrijstellende opleiding heeft afgerond. Te verwachten is namelijk dat hij dan een ‘hogere’ leerroute aankan dan in eerste instantie werd gedacht en in het PIP is vastgelegd. De niet vrijstellende opleiding loopt 1,5 jaar na aanvang van de inburgeringstermijn soms nog door. Daarom is in artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021 geregeld dat de gemeente de leerroute kan wijzigen na het afronden van de niet vrijstellende opleiding, ook als de datum van afronding van deze opleiding ligt na het verstrijken van de termijn van 1,5 jaar. De uitzondering geldt uitsluitend voor bovenstaande vrijstellende opleidingen. De uitzondering geldt voor de inburgeringsplichtigen die de opleiding 1,5 jaar na aanvang van de inburgeringstermijn succesvol hebben afgerond. De uitzondering geldt ook voor degenen die de opleiding voortijdig hebben beëindigd, maar die de opleiding 1,5 jaar na aanvang van de inburgeringstermijn nog wel volgden.

 

Uitzondering 2

In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan het college afwijken van de in artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021 bepaalde termijn (artikel 5.4, derde lid, Besluit inburgering 2021).

Het overschakelen naar een andere leerroute moet worden onderscheiden van de mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2. Ná het afschalen naar niveau A2 is overschakelen naar een andere leerroute alleen dan nog mogelijk als de termijn van anderhalf jaar om over te schakelen nog niet verstreken is.

De bepalingen over registraties in de Portal Inburgering en de bepaling over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 11 – Afschalen

Afschalen is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen (eerste lid). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan heeft het college de mogelijkheid deze bestede uren in mindering te brengen op de urennorm van 600 uren (artikel 5.5, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (tweede lid), ook wanneer het daarbij gaat om in het kader van de brede intake gevolgd alfabetiseringsonderwijs.

Uiteraard staat er niets aan in de weg dat de inburgeringsplichtige op onderdelen wordt geëxamineerd op B1- of zelfs B2-niveau, als de inburgeringsplichtige daar op onderdelen toe in staat is.

De mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2 moet worden onderscheiden van het overschakelen naar een andere leerroute. Na 600 cursusuren Nederlands als tweede taal zal de termijn van anderhalf jaar die geldt voor het overschakelen soms al verstreken zijn.

 

Artikel 12 – Boete niet verschijnen en meewerkplicht brede intake

Samenvattend ziet de systematiek van oproep en boeteoplegging er als volgt uit:

  • a.

    Oproep met oproeptermijn;

  • b.

    Niet verschenen binnen oproeptermijn? Waarschuwing, herhaalde oproep en nieuwe termijn (niet begrensd);

  • c.

    Niet verschenen binnen nieuwe termijn? Boete, herhaalde oproep en nieuwe termijn (begrensd tot 2 maanden);

  • d.

    Niet verschenen binnen deze nieuwe termijn? Boete en voltooiing brede intake in afwezigheid inburgeringsplichtige.

 

Bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. Dat is geen wettelijke verplichting, maar een wettelijke mogelijkheid. De in artikel 12 van deze beleidsregels genoemde overtredingen zijn namelijk zogenoemde lichte overtredingen en de bestuurlijke boete is een financiële beschikking. Uit artikel 4:12 Awb in samenhang met artikel 5:53 Awb vloeit daarom voort dat geen verplichting geldt de overtreder in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen.

De boete bedraagt € 250 (artikel 7.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat het college geen lagere boete kan opleggen, behalve bij bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld omstandigheden die verband houden met zijn draagkracht) (artikel 5:46, derde lid, Awb).

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet op een oproep voor de brede intake verschijnt omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

N.B. Het afzien van het opleggen van een boete, bijvoorbeeld op grond van artikel 5:41 Awb, heeft geen invloed op de hierboven beschreven systematiek van oproep en boeteoplegging. In de beschrijving van die systematiek mag, in andere woorden, voor ‘boete’ worde gelezen: boetebeschikking (waaronder een beschikking om af te zien van het opleggen van een boete). Zo is de procedure bij het afzien van het opleggen van een boete na de tweede oproep als volgt:

  • a.

    Eerste oproep

  • b.

    Niet verschenen / meegewerkt op eerste oproep? Waarschuwing, tweede oproep

  • c.

    Niet verschenen / meegewerkt op tweede oproep? Beschikking waarmee wordt afgezien van het opleggen van een boete, derde oproep

  • d.

    Niet verschenen / meegewerkt op derde oproep? Tweede beschikking (boetebeschikking of beschikking waarmee wordt afgezien van het opleggen van een boete) en voltooiing brede intake in afwezigheid inburgeringsplichtige

Als een belanghebbende naar aanleiding van de derde en laatste oproep (onder c) wederom niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, kan opnieuw een boeteprocedure worden gestart (onder d).

Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 12 van deze beleidsregels) en boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. De maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.

 

Maximum tijdens (verlengde) inburgeringstermijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO

verlengde inburgeringstermijn ten hoogste € 2.400.

 

Maximum tijdens nieuwe termijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete ten hoogste:

  • a.

    € 400 bij een nieuwe termijn van zes maanden;

  • b.

    € 800 bij een nieuwe termijn van een jaar;

  • c.

    € 1.200 bij een nieuwe termijn van anderhalf jaar;

  • d.

    € 1.600 bij een nieuwe termijn van twee jaar.

Onder artikel 12 van deze beleidsregels valt ook het niet meewerken aan de leerbaarheidstoets. Om na te gaan of inburgeringsplichtigen de leerbaarheidstoets afleggen, krijgt het college de uitkomsten van de leerbaarheidstoets van DUO, die de leerbaarheidstoets afneemt.

Het college registreert de boete in de Portal Inburgering als DUO daarom vraagt (elfde lid). Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 13 – Boete tijdens het inburgeringstraject

Net als bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Zie hierover verder de toelichting op artikel 12 van deze beleidsregels.

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt (artikel 9.2, vierde lid, Besluit inburgering 2021). Deze gegevens dienen niet alleen om de voortgangsgesprekken voor te bereiden (artikel 7 van deze beleidsregels) en om te beoordelen of overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route aan de orde is (artikelen 10 respectievelijk 11 van deze beleidsregels). Ze dienen ook om te kunnen beoordelen of een boete aan de orde is.

De boete bedraagt € 50 (artikel 7.1, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat artikel 5:46, derde lid, Awb van toepassing is en dat het college een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

De boete wordt steeds met 100 procent van het boetebedrag verhoogd tot een bedrag van ten hoogste € 800, als binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding, een eerdere overtreding, bestaande uit het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit het PIP is geconstateerd. Voorwaarde daarbij is dat, als de nieuwe overtreding wordt begaan, de boete vanwege de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden (artikel 7.1, derde lid, Besluit inburgering 2021). Hierbij past het college de volgende opbouw toe:

  • a.

    € 50 bij een eerste boete;

  • b.

    € 100 bij een tweede boete;

  • c.

    € 200 bij een derde boete;

  • d.

    € 400 bij een vierde boete; en

  • e.

    € 800 bij een vijfde en verdere boete.

Als de termijn tussen twee overtredingen van de afspraken uit het PIP meer dan 12 maanden is, dan

moet het college opnieuw beginnen met een boete van € 50.

 

Bij het opleggen van de boete worden de volgende uitgangspunten in acht genomen (artikel 7.1, vierde lid, Besluit inburgering 2021):

  • a.

    indien er sprake is van opzet, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 procent;

  • b.

    indien er sprake is van grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 75 procent;

  • c.

    indien er geen sprake is van opzet of grove schuld wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent;

  • d.

    indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent.

 

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet deelneemt aan een activiteit in het kader van het PVT omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

Het totaal aan boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) en de boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 12 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. Zie hierover verder de toelichting op artikel 12 van deze beleidsregels.

 

Artikel 14 – Samenloop inburgeringsboete en maatregel Participatiewet

Dit artikel heeft twee belangrijke implicaties:

  • 1.

    Het college legt een boete op grond van de Wet inburgering op wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij de aangeboden inburgeringscursus en daarmee niet voldoet aan de inspanningsverplichting voor bijstandsgerechtigden om de Nederlandse taal te beheersen, voor zover dit noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (artikel 18b Participatiewet). Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 2.

    Het college verlaagt de uitkering van de inburgeringsplichtige wanneer hij zich niet houdt aan de verplichtingen en afspraken genoemd in artikel 14, lid 1. Het college legt dan geen boete op wegens het niet nakomen van een PIP-verplichting.

 

Als de bijstand eenmaal is verlaagd op grond van artikel 18 of 18b van de Participatiewet, dan mag het college, op grond van artikel 27 Wet inburgering 2021, geen boete meer opleggen op grond van de Wet inburgering 2021.

Met artikel 14 van deze beleidsregels vult het college zijn bevoegdheid om een boete op grond van de Wet inburgering 2021 nader, of preciezer, iets restrictiever in dan artikel 27 Wet inburgering 2021 dat doet. De reden daarvoor is gelegen in de rechtsgelijkheid van inburgeringsplichtigen. Artikel 27 Wet inburgering 2021 verhindert op zichzelf namelijk niet dat er in de praktijk diverse situaties kunnen ontstaan die tot rechtsongelijkheid leiden:

  • de ene inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering krijgt een boete op grond van de Wet inburgering 2021;

  • een andere inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering krijgt een verlaging op grond van de Participatiewet;

  • weer een andere inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering krijgt eerst een boete op grond van de Wet inburgering 2021 en daarna zelfs een verlaging op grond van de Participatiewet (al zijn er wel redenen waarom er na een inburgeringsboete soms geen maatregel meer zal volgen: het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, Awb; het afstemmingsbeginsel als bedoeld in artikel 18b, zevende lid, Participatiewet).

 

Dat deze drie situaties in de praktijk kunnen voorkomen, is uit oogpunt van rechtsgelijkheid van inburgeringsplichtigen niet wenselijk. Daarom hanteert het college als beleid om geen boete op te leggen en alleen de bijstand te verlagen in een situatie waarin zowel een boete als een verlaging mogelijk zijn.

 

Artikel 15 – Begeleiding ELIP-groep

Vreemdelingen die inburgeringsplichtig waren op grond van de oude Wet inburgering 2013 moesten op eigen kracht inburgeren. Wel konden zij een lening van maximaal € 10.000 krijgen. Als ze asielstatushouder zijn en nog steeds inburgeringsplichtig zijn, kunnen ze wel een steuntje in de rug gebruiken. Aan wie bijna het maximale leenbedrag hebben bereikt, kan de gemeente daarom begeleiding aanbieden. Niet alleen als zij daarom vragen, maar ook uit eigen beweging. Het gaat hier om de zogenoemde ELIP-groep: einde lening inburgeringsplichtig. De asielstatushouder heeft bijna het maximale leenbedrag bereikt als hij € 9.500,- van de lening heeft gebruikt. Maar ook de asielstatushouder die pas € 7.500,- van de lening heeft gebruikt valt onder de ELIP-groep, als hij tenminste in de laatste 12 maanden van zijn inburgeringstermijn zit. Gezinsmigranten maken geen onderdeel uit van de ELIP-groep.

 

De benodigde hulp kan uit verschillende componenten bestaan. Begeleiding van de ELIP-groep is maatwerk. Een aanzienlijk deel van deze groep kan op eigen kracht inburgeren. De eerste stap is dus bepalen of de inburgeraar behoefte heeft aan hulp. Vervolgens kan de hulp bijvoorbeeld bestaan uit advies of begeleiding over het te volgen traject, maar soms volstaat het wijzen op een administratieve tekortkoming. In andere gevallen is een beperkte financiële bijdrage voor de bekostiging van extra inburgeringslessen noodzakelijk. In enkele gevallen is een meer omvangrijke begeleiding nodig. Dit is het geval wanneer achterliggende problematiek ten grondslag ligt aan het niet voldoen aan de inburgeringsplicht. Deze voorbeelden zijn niet de enige begeleidingsvormen die een asielstatushouder uit de ELIP-groep nodig kan hebben. Welke begeleiding het meest passend en noodzakelijk is, zal de gemeente per geval moeten bekijken.

 

In lid 3 c wordt aangegeven dat er bij het afwegen of er voldoende financiële draagkracht is, wordt uitgegaan van een inkomensgrens van 150% van de bijstandsnorm. Deze norm sluit aan bij de bovengrens inkomen die het college voor een aantal andere minimaregelingen hanteert. Het is daarmee een grens die niet te snel inburgeringsplichtigen die binnen de ELIP-groep vallen uitsluit, maar het ook niet onbeperkt maakt.

 

Het vierde lid is formeel noodzakelijk om aan te geven dat het hier niet gaat om asielstatushouders die onder de Wet inburgering 2021 vallen, maar om asielstatushouders die onder de oude Wet inburgering 2013 vallen. Inhoudelijk, dat wil zeggen: qua verblijfsrecht, is er verder geen verschil tussen beide groepen asielstatushouders. Zie de toelichting op artikel 1 van deze beleidsregels voor het antwoord op de vraag om welk verblijfsrecht het gaat.

 

Artikel 16 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.