Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende De Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende De Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023
CiteertitelFinanciële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-10-202328-10-2023vervanging regeling

21-09-2023

gmb-2023-458550

RVB23-0022

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende De Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023

Intitulé

De Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023

 

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

 

gelet op artikel 212 Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen:

De Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

- uitgaven: totaal van de lasten na toevoegingen en onttrekkingen aan reserves

- uitvoeringsplan: het overzicht van de geplande investeringen voor de komende 4 jaar

- overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

- Stresstest: een stoplichtenmodel over de belangrijkste financiële kengetallen; schuldquote, solvabiliteit, grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit.

- rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

 

 

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

2.

a. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de doelstellingen en de taakvelden per programma vast.

b. Indien wijzigingen in de indeling van een programma of aanpassingen in de doelstelling nodig zijn, dan worden deze in de kadernota of begroting expliciet vermeld. Deze wijzigingen worden deze ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.

3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven, evenals de stortingen en onttrekkingen aan de reserve(s).

2. In het overzicht van baten en lasten worden de lasten en baten per programma weergegeven, evenals het overzicht van algemene dekkingsmiddelen, de overhead, de heffing vennootschapsbelasting, de post onvoorzien en de onttrekkingen en stortingen aan de reserve(s).

3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting en jaarstukken wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

4. In de begroting wordt het uitvoeringsplan opgenomen.

5. In de jaarrekening wordt het overzicht van de beschikbaar gestelde kredieten opgenomen en de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten

6. In de begroting en in de jaarrekening worden incidentele baten en lasten toegelicht als deze groter zijn dan € 100.000,-.

 

Artikel 4. Kaders begroting

1. Het college biedt jaarlijks aan de raad het beleidskader aan waarin een voorstel voor het beleid en voor de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming wordt gedaan. De raad stelt het beleidskader voor 15 juli van enig jaar vast.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien van 0,1% van de uitgaven opgenomen afgerond op € 1.000.

3. Het college is geautoriseerd om de in lid 2 genoemde middelen aan te wenden indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen tot een maximum van € 100.000. Het college legt hierover in de tussentijdse rapportages en in de jaarrekening verantwoording af aan de raad.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

2. Bij de begrotingsbehandeling stelt de raad de 1e jaarschijf van het uitvoeringsplan vast en neemt kennis van de jaarschijven 2, 3 en 4. Het college is na deze autorisatie bevoegd om gedurende het jaar conform het uitvoeringsplan kredieten uit de 1e jaarschijf beschikbaar te stellen. De raad formaliseert de beschikbaar gestelde kredieten bij het 1e of 2e concernbericht of eventueel bij een afzonderlijk raadsvoorstel.

3. Het college informeert de raad als ze verwacht dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden. Dit geldt voor iedere individuele afwijking van € 100.000 of meer.

4. Overschrijdingen tot een maximum van € 100.000 of feitelijk budgettair neutrale activiteiten worden door het college in de eerstvolgende tussenrapportage aan de raad voorgelegd.

5. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het formaliseren van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter stelt het college de raad voor om ook deze meerjarige budgetten te autoriseren.

6. Bij voorstellen, zowel aanpassing van de exploitatie als investeringen, van meer dan € 1 miljoen als bij onttrekkingen van meer dan € 250.000 aan de algemene reserve wordt, voor definitieve besluitvorming door de raad, een geactualiseerde stresstest aan de auditcommissie voorgelegd.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over het bijstellen van het beleid en een toelichting op de:

a. Financiële afwijkingen groter dan € 50.000 op de baten en de lasten per programma;

b. Afwijkingen groter dan € 50.000 op (beoogde) toevoegingen c.q. onttrekkingen aan reserve(s) per programma;

c. Afwijkingen groter dan € 50.000 op de realisatie en raming van investeringskredieten.

d. De financiële kengetallen zoals in de begroting opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing;

3. De raad formaliseert de budgetten van de investeringskredieten bij een tussentijdse rapportage. Met een begrotingswijziging wordt de toekenning of bijstelling van de afzonderlijke kredieten ter besluitvorming voorgelegd.

 

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

a. De aan- en verkoop van onroerende goederen groter dan € 250.000 ;

b. Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000;

c. Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

 

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

 

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

 

Artikel 10. Voorwaardencriterium

1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 11. Begrotingscriterium

1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

4. Uitgangspunt is dat iedere overschrijding van kosten en onderschrijding van baten van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

a. Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

b. Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

c. De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

 

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

 

 

Artikel 13. Begrotingsregels

1. Gedurende het begrotingsjaar komen begrotingswijzigingen niet t.l.v. of t.g.v. de algemene reserve. Bij de jaarrekening komt het jaarresultaat t.g.v. of t.l.v. de algemene reserve.

2. Het resultaat van grexen wordt toegevoegd/onttrokken aan de algemene reserve. Indien dit bij de tussentijdse rapportages bekend is, wordt het dan meegenomen.

3. Afwijkingen van de vastgestelde begroting:

a. Verwachte tekorten op een budget worden in eerste instantie opgelost binnen het taakveld en als dat niet kan binnen het programma. Gedurende het jaar wordt een verwacht tekort niet tussen programma’s gecompenseerd om te voorkomen dat er onnodig en/of verkeerd wordt bijgestuurd op strategisch belangrijke onderwerpen.

Uitgezonderd hiervan zijn de algemene dekkingsmiddelen (zoals OZB, rente en Gemeentefonds). Meevallers in de algemene dekkingsmiddelen worden in het betreffende begrotingsjaar in beginsel niet gebruikt voor extra uitgaven. Tegenvallers in de algemene dekkingsmiddelen leiden in beginsel in het betreffende begrotingsjaar niet tot bezuinigingen op budgetten.

b. Lager dan begrote uitgaven mogen worden ingezet ter compensatie van tegenvallers binnen hetzelfde programma.

c. Hoger dan begrote inkomsten bij taakvelden komen ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen of een uit hoofde van een gesloten circuit aan het beleidsterrein gekoppelde reserve of voorziening en worden niet direct of automatisch ingezet voor extra uitgaven.

d. Indien een extra bate wordt verkregen van een medeoverheid (bijv een taakmutatie in de algemene uitkering) of andere externe partij, dan wordt beoordeeld of het uitgavenbudget aanvullend verhoogd moet worden of niet.

4. Afwijkingen van beschikbaar gestelde kredieten:

a. Verwachte overschrijdingen van een krediet voor de onderdelen bedrijfsvoering/-middelen, vastgoed en openbare ruimte worden binnen de totale ruimte van deze moederkredieten opgevangen.

b. Bij aanbestedingsvoordeel wordt het beschikbaar gestelde krediet met 75% van het aanbestedingsvoordeel (afgerond op € 1.000) verlaagd. Het voordeel valt vrij in het saldo van de moederkredieten van het betreffende jaar.

5. Budgettair neutrale begrotingswijzigingen, rekeninghoudend met hetgeen is opgenomen in lid 3, worden:

a. door de raad vastgesteld als ze programma overstijgend zijn. Ze worden aan de raad voorgelegd bij de eerst volgende tussentijdse rapportage

b. door het college vastgesteld als ze taakveld overstijgend zijn, maar binnen het programma budgettair neutraal zijn

c. door de budgethouder(s) vastgesteld als ze binnen hetzelfde taakveld budgettair neutraal zijn

6. Incidentele budgetten die voor een specifieke taak/project beschikbaar zijn gesteld mogen bij niet volledige besteding in het jaar dat ze beschikbaar zijn gesteld worden overgeheveld. Uitgangspunt is dat hiervan in het 2e Concernbericht een melding wordt gemaakt. Bij de jaarrekening wordt het exact over te hevelen bedrag vastgesteld en wordt dit bedrag aan de raad kenbaar gemaakt. Wanneer het niet in het 2e Concernbericht is gemeld kan het nog meegenomen worden bij de resultaatbestemming van de jaarrekening.

7. Voor het lopende jaar wordt in beginsel geen nieuw beleid of intensivering van bestaand beleid verwerkt. Dit wordt integraal afgewogen bij het beleidskader of begroting. Hierop geldt de volgende uitzondering:

a. Voorstellen voor nieuw beleid of intensivering mogen alleen tussentijds worden voorgelegd wanneer het voorstel voldoet aan de twee O’s (onuitstelbaar en onvermijdelijk). Wanneer de financiële gevolgen meer dan € 100.000 bedragen worden deze met een raadsvoorstel aan de raad voorgelegd en anders meegenomen bij de tussentijdse rapportages.

b. Voorstellen voor nieuw beleid of intensivering van bestaand beleid mogen tussentijds worden voorgelegd wanneer er (structurele) dekking is gevonden binnen de financiële kaders.

 

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota investeren en afschrijven aan. De raad stelt de nota vast. In de nota worden bepalingen opgenomen inzake regelgeving voor waardering, activering, afschrijving van vaste activa, de spelregels voor het opstellen van het uitvoeringsplan en het beschikbaar stellen van kredieten.

 

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling van deze vorderingen.

 

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. In de nota worden in ieder geval bepalingen opgenomen omtrent de vorming van, de storting in en de onttrekking aan reserves en voorzieningen en het rentebeleid inzake reserves en voorzieningen.

2. Afwijkingen van het door de raad vastgestelde beleid dienen vooraf ter autorisatie aan de raad te worden voorgelegd met uitzondering van uit landelijke wetgeving voorkomende gevallen. Deze worden in de eerstvolgende tussenrapportage aan de raad ter autorisatie voorgelegd.

 

Artikel 17. Grondbeleid

1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. het verloop van de grondvoorraad;

d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

 

Artikel 18. Financieringsfunctie

Het college biedt de raad eens in de vier jaar het treasurystatuut aan. De raad stelt het treasurystatuut vast. In het treasurystatuut wordt het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en toezicht houden op de financiële vermogenswaarde, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s beschreven.

 

Artikel 19. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

2. Het college maakt een berekening van de kosten van overhead. Dit wordt opgenomen in de paragraaf lokale heffingen

3. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

4. De overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie worden extracomptabel berekend en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

5. De overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting worden voor de belastingaangifte extracomptabel aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

7. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zesde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

8. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

9. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

 

Artikel 20. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 21. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de lokale belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en de leges. De raad stelt deze tarieven vast. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota(‘s) vooraf een besluit voor aan de raad.

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

 

 

Artikel 22.  

1. In de begroting en jaarrekening worden minimaal de verplichte paragrafen opgenomen. De verplichte paragrafen zijn:

a. Lokale heffingen;

b. Risico’s en weerstand;

c. Financiering;

d. Onderhoud kapitaalgoederen;

e. Verbonden partijen;

f. Grondbeleid;

g. Bedrijfsvoering.

2. In deze paragrafen wordt een toelichting gegeven en verantwoording afgelegd over het gevoerde (financiële) beleid. Het college gaat hierbij in op tenminste de verplichte onderdelen op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording voor provincies en gemeenten.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

 

 

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de gemeentelijke organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 25. Interne controle

1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 9 lid 3. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

2. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

 

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De Financiële verordening gemeente Bergen op Zoom 2022 wordt met ingang van datum inwerkingtreding Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt een dag na bekendmaking in werking, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening van het verslagjaar 2023 en later.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening van de gemeente Bergen op Zoom 2023.

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 2023

De griffier,

Drs. E.P.M. van der Meer

De voorzitter,

Drs. M. Mulder MSc