Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2023 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2019.
Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2023
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-10-2023 | 01-07-2023 | nieuwe regeling | 19-10-2023 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in de wet, artikel 7, eerste lid, onderdeel a, of personen zoals beschreven in artikel 10d, lid 2 van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, dan wel het minimum-uurloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;
Als de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van een voorziening, de verplichtingen zoals genoemd in de afgesloten trajectovereenkomst verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak op vakantietoeslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag
De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
Om de noodzaak van inzet jobcoaching vast te stellen, kan het college een medisch advies dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen. Er is sprake van noodzaak wanneer de werknemer zonder de ondersteuning niet in staat is om zijn werkzaamheden in redelijkheid te verrichten. Bovendien moet er een behoefte zijn aan deze ondersteuning vanuit zowel werkgever als werknemer.
De noodzaak van de voorziening persoonlijke ondersteuning wordt ieder half jaar her beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan de ondersteuning steeds met een halfjaar verlengd worden tot maximaal 2 jaar in totaal. Een verlenging van deze ondersteuning na 2 jaar kan uitsluitend plaatsvinden op aanvraag, tot maximaal totaal 3 jaar. Ook dan zal de noodzaak beoordeeld worden. De mate van begeleiding wordt bepaald door de arbeidsdeskundige. Deze beoordeelt aldus de noodzaak, de duur en de omvang van de betreffende voorziening.
Het totaalbedrag per regime is gemaximeerd tot het bedrag zoals vermeld in de tabel 1 hieronder.
Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week. Werkt de persoon minder dan 24 uur dan wordt het bedrag naar rato van het minder aantal uren werken vastgesteld. De totaalbedragen zijn gelijk aan de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV.
Artikel 8 Interne werkbegeleiding
Het totaalbedrag per regime is gemaximeerd tot het bedrag zoals vermeld in de tabel2 hieronder.
Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week. Werkt de persoon minder dan 24 uur dan wordt het bedrag naar rato van het minder aantal uren werken vastgesteld. De (all-in) totaalbedragen zijn gelijk aan 50% van de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV. All-in wil zeggen inclusief administratiekosten, reiskosten, reistijd, etc. Deze vergoeding is bedoeld als compensatie voor het productieverlies van de begeleidende medewerker.
De interne werkbegeleider dient een opleidingsmodule voor werkbegeleider te hebben afgerond, gericht op het begeleiden van werknemers uit de doelgroep zoals omschreven in lid 1 van dit artikel. Een opleidingsmodule voor werkbegeleider kan bijvoorbeeld een HARRIE-training of soortgelijke training zijn.
Om de noodzaak van een werkplekaanpassing vast te stellen, kan het college een medisch advies dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen. Er is sprake van noodzaak wanneer de werknemer zonder de aanpassing of hulpmiddel niet in staat is om zijn werkzaamheden in redelijkheid te verrichten. Bovendien moet er een behoefte zijn aan deze ondersteuning vanuit zowel werkgever als werknemer.
Om in aanmerking te komen voor een werkplekaanpassing dient ook aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:
Er moet sprake zijn van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het behoort tot de mogelijkheden werkplekaanpassing al toe te kennen gedurende de werkstage of proefplaatsing, op voorwaarde dat schriftelijk de intentie is verstrekt dat na deze periode er een arbeidsovereenkomst volgt;
Als uit medisch onderzoek, uitgevoerd door een door de gemeente te bepalen onafhankelijke organisatie, blijkt dat belanghebbende niet staat is om te fietsen, kan het college besluiten de duur van de reiskostenvergoeding te continueren tot maximaal de duur van het inburgeringstraject, opleiding of re-integratietraject.
Artikel 12 Begeleidingskosten beschut werk
De noodzaak van de voorziening begeleidingskosten beschut werk wordt 1 x per 3 jaar her beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan inzet van de voorziening begeleidingskosten beschut werk steeds met 3 jaar worden verlengd. De noodzaak van de begeleiding wordt in combinatie met een loonwaardemeting bepaald door de arbeidsdeskundige.
Artikel 14 Parttime ondernemen
De voorwaarden die aan de uitkering zijn gesteld blijven onveranderd van toepassing. Dit betekent onder meer het volledig beschikbaar zijn en te blijven voor de arbeidsmarkt. De parttime ondernemen activiteiten mogen geen belemmering vormen voor het aanvaarden van arbeid in loondienst. Ook blijft het volledig en actief solliciteren van toepassing.
Artikel 15 Subsidie bedrijfsadviezen
Het college kan een werkgever subsidie toekennen ter stimulering van onderzoeken bij en het uitbrengen van adviezen aan particuliere bedrijven in de gemeente Rijssen-Holten voor het creëren van (extra) werkplekken voor mensen met een arbeidsbeperking en/of uitkeringsgerechtigde werkzoekenden met een achterstand tot de arbeidsmarkt.
Artikel 16.6 Uitsluiting inkomstenvrijlating
Geen recht op een inkomstenvrijlating en inkomstenvrijlating alleenstaande ouders bestaat als:
Artikel 17 Vrijlating vergoeding vrijwilligerswerk
Indien een uitkeringsgerechtigde (met behoud van uitkering) als vrijwilliger of voor het opdoen van werkervaring werkzaam is bij een instelling of werkgever, en daarvoor van die organisatie een vrijwilligersvergoeding ontvangt, dan wordt die vergoeding als bedoeld in de wet, artikel 31 lid 2, onder k vrijgelaten van verrekening met de uitkering tot het bedrag dat overeenkomt met de bij wet vastgestelde toegestane belastingvrije vergoeding voor vrijwilligerswerk.
Artikel 18 Intrekking oude regeling
Het uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2019 wordt gelijktijdig ingetrokken met het inwerking treden van het uitvoeringsbesluit zoals vermeld in artikel 18.
Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2023.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in het uitvoeringsbesluit voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rijssen-Holten 2023.
In veel gevallen zal vanaf het moment dat een statushouder zich in een gemeente vestigt een beroep worden gedaan op een bijstandsuitkering. De re-integratieverplichting vanuit de Participatiewet is in dat geval van toepassing op statushouders. Daarom is in dit artikel ook het begrip ‘statushouder’ opgenomen. Voor een goed beeld van de rechtstreekse wettelijke verantwoordelijkheden voor statushouders (nieuwkomers) en oudkomers, is het onderstaande van belang.
Voor nieuwkomers die onder de NWI vallen ligt dat anders. Gemeenten zijn verplicht nieuwkomers een passend inburgeringstraject aan te bieden (o.a. op basis van de leerbaarheidstoets).
Als dat de onderwijs- of de B-1 route is, dan gaat dat alleen om ‘taalverwerving’.
Participatie maakt geen deel uit van die trajecten en is dus ook geen verplichting vanuit de NWI. Alle inzet gericht op ‘participatie’, komt dus vanuit de Participatiewet, maar moet uiteraard wel ‘passend/ondersteunend’ zijn op de wettelijke inburgeringsverplichting vanuit de NWI.
Voor de Z-route ligt dat anders. Deelnemers waarbij de Z-route passend is, volgen een traject gericht op zelfredzaamheid. In de Z-route moeten deelnemers 800 uur participatie volgen. Dat is dus een verplichting vanuit de NWI. Deze 800 uur participatie maken geen deel uit van de inkoop Z-route bij het opleidingsinstituut. Hier zit dus nadrukkelijk samenloop tussen verplichtingen vanuit de NWI en de Participatiewet. In het Persoonlijk Plan Inburgering (PIP, verplichting vanuit de NWI) moeten de afspraken worden vastgelegd hoe de nieuwkomer gaat inburgeren en hoe hij/zij gaat participeren in de samenleving. Het PIP is voor alle nieuwkomers een verplichting. In het PIP horen dus ook afspraken over ‘participeren’.
Artikel 2 Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden
Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden zijn volgens het vastgestelde beleidsplan Participatiewet geen prioritaire doelgroep. Op grond van deze keuze biedt het college deze doelgroep een limitatief aanbod van voorzieningen aan. Bij het aanbieden van re-integratie voorzieningen voor deze doelgroep wordt een afweging gemaakt tussen de op korte termijn te verwachten baten en kosten van de in te zetten voorziening, waarbij de goedkoopste adequate voorziening het uitgangspunt is.
Het college vindt het van belang dat instroom in de uitkering van een werkzoekende afkomstig van een praktijk-, voortgezet speciaal- of entree onderwijs zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Juist voor deze groep moet worden ingezet op zo mogelijk directe doorstroom van school naar werk. Daarom is besloten dat de beperkingen als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel niet van toepassing zijn op schoolverlatende leerlingen afkomstig van het PrO, VSO of ROC-entree onderwijs.
Voor het aanvragen van een voorziening dient de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde gebruik te maken van een formulier dat door het college is vastgesteld.
Artikel 3 Eigen bijdrage kosten voorziening
In aansluiting op het percentage dat gehanteerd wordt in het minimabeleid heeft het college besloten om de aanvrager van een voorziening (als dit een voorziening betreft zoals vermeld in artikel 2 lid 3 van dit uitvoeringsbesluit) met een inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm een eigen bijdrage te laten voldoen. Het beperken van drempels zal bijdragen tot vergroting van de arbeidsparticipatie op de regionale arbeidsmarkt. Reden waarom is gekozen voor een eigen bijdrage ter hoogte van een percentage van 10% van het (gezins)inkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.
Van anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden mag verwacht worden dat zij gebruik maken van een voorziening om hiermee hun mogelijkheden tot inschakeling in de arbeidsmarkt te vergroten. Het college maakt kosten ter financiering van de voorziening. Van de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde mag dan ook een actieve houding worden verwacht. Ook mag van de anw-er of niet-uitkerings-gerechtigde verwacht worden zich te houden aan de verplichtingen. Wanneer de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde deze verplichtingen verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Geen terugvordering vindt plaats als alle verwijtbaarheid ontbreekt of als geen actie ondernomen wordt de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde te houden aan zijn trajectverplichtingen. Kosten van de voorziening voor zover het betreft de vastgestelde eigen bijdrage die door de gemeente gemaakt zijn op grond van door de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen kunnen te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Om rechtsgelijkheid te bevorderen stelt het college de hoogte van het terug te vorderen bedrag gelijk aan de hoogte van de maatregel die zou zijn opgelegd aan een uitkeringsgerechtigde in vergelijkbare situatie. Als dit bedrag hoger is dan de kosten van de voorziening voor zover het betreft de vastgestelde eigen bijdrage wordt hiervan afgeweken. Als de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde niet tijdig het terugvorderingsbedrag betaalt zal met betrekking tot de invorderingskosten worden aangesloten bij de werkwijze die wordt gehanteerd bij de terugvordering van kosten van bijstand.
Artikel 5 Arbeidsdeskundig onderzoek
Een arbeidsdeskundig onderzoek kan gestart worden op verzoek van de belanghebbende, als hij/zij zelf aangeeft beperkingen te hebben, maar ook op initiatief van het college, als er daar een vermoeden is van beperkingen voor de arbeidsinschakeling. Een arbeidsdeskundig onderzoek kan bestaan uit een medisch onderzoek en een psychodiagnostisch onderzoek. Het doel van het onderzoek is om enerzijds vast te stellen of er inderdaad sprake is van dergelijke beperkingen. Anderzijds wordt een advies gegeven op welke wijze arbeidsinschakeling misschien wel (in deeltijd) tot de mogelijkheden behoort.
Artikel 11 van de re-integratieverordening Participatiewet 2023 beschrijft het aanvraagproces van loonkostensubsidie. Als aanvulling op artikel 11 van deze verordening zijn de uitvoeringsregels in dit artikel opgesteld. Van de werkgever die een aanvraag om loonkostensubsidie doet, wordt verwacht dat de werkzoekende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden. De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op de resultaten uit een loonwaarde meting. Dit is niet het geval als het college ten behoeve van arbeidsplaatsen gedurende de eerste zes maanden gebruik maakt van de mogelijkheid om een forfaitaire loonkostensubsidie (50% bruto WML) volgens artikel 10d, vijfde lid van de wet toe te kennen. De werkgever wordt door middel van loonkostensubsidie gecompenseerd in de ontbrekende loonwaarde van de werkzoekende. De wetgever heeft bepaald dat de maximale loonkostensubsidie niet meer mag bedragen dan 70% van het bruto wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
De herbeoordelingsfrequentie van de loonwaarde wordt door middel van een loonwaardemeting afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelingsmogelijkheden. De in dit artikel genoemde loonkostensubsidie betreft een generieke regeling omdat ieder bedrijf of iedere onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een werkzoekende uit de doelgroep loonkostensubsidie uit de gemeente Rijssen-Holten in dienst neemt. De algemene rechtsgrond voor het terug- en invorderen van subsidie is geregeld in artikel 4:57 Awb. Artikel 6 lid 11 van dit uitvoeringsbesluit geeft het college de bevoegdheid voor het kunnen terug- en invorderen van onverschuldigd betaalde loonkostensubsidie aan een werkgever.
Een Jobcoach begeleidt een persoon (werknemer3 ) met een structurele functionele beperking4 of behorende tot de doelgroep loonkostensubsidie gedurende een maximale periode bij het verrichten van zijn taken op de werkplek. Verder is van belang dat de ondersteuning noodzakelijk is in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden kan verrichten. De Jobcoach begeleidt naast de werknemer ook zijn werkgever.
De voorziening persoonlijke ondersteuning (Jobcoaching) heeft ten doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Aan het einde van een geslaagde Jobcoaching kan de werknemer zelfstandig zijn werk uitvoeren en/of is de werkgever zelf in staat de werknemer te begeleiden op zijn werkplek. Jobcoaching heeft tot doel om de werknemer te ondersteunen bij het verrichten van de aan de persoon opgedragen taken. De bedoeling is om mensen met beperkingen te ondersteunen bij het behouden van werk.
Doelgroep(en) waarvoor Jobcoaching kan worden ingezet
Jobcoaching kan worden ingezet voor de volgende twee doelgroepen:
Personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, lid1, sub e van de Participatiewet5 .
Behoort een persoon tot de doelgroep, dan dient de dienstbetrekking aan de volgende voorwaarden te voldoen alvorens Jobcoaching kan worden ingezet:
de duur van de dienstbetrekking bedraagt ten minste 6 maanden. Als er aan de dienstbetrekking een werkstage of proefplaatsing voorafgaat kan Jobcoaching ook al worden ingezet op voorwaarde dat er de intentie is om na de werkstage of proefplaatsing een dienstbetrekking van ten minste 6 maanden aan te gaan met betreffende persoon; en
De Jobcoach wordt ingezet vanaf moment van plaatsing op regulier werk (vanaf de eerste dag dat het arbeidscontract inwerking treedt). Het is uiteraard toegestaan dat de Jobcoach vooraf, ter voorbereiding van de eerste werkdag, contact heeft met de werknemer om zaken af te stemmen, eventueel een begeleidingsplan op te stellen en kennis te maken.
Aanvullend op bovenstaande is het ook mogelijk, indien van toepassing, de jobcoach in te zetten bij een werkstage of proefplaatsing. Dit wordt ook aangeraden vanuit de ervaring dat hierdoor de kans op succes en daarmee doorstroming naar regulier werk toeneemt.
Intensiteit en tarieven inzet jobcoaching
Voor meer uniformiteit is voor de inzet van de Jobcoach is regionaal aangesloten bij de begeleidingsregimes licht, midden of intensief die het UWV hanteert. Het ondersteuningsregime kan bepaald worden via een loonwaarde meting (of afzonderlijke meting door een externe). Ook kan de leidraad jobcoaching Rijssen-Holten hiervoor gehanteerd worden. Voor de jobcoachtarieven hanteren we ook de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV. De bedragen zoals opgenomen in onderstaand tabel6 betreffen het maximumbedrag per regimes dat kan worden ingezet voor Jobcoaching.
De begeleidingsregimes worden toegepast ongeacht of jobcoaching geregeld wordt door de gemeente of door de werkgever.
Het instrument Jobcoaching kan voor maximaal vier keer een half jaar toegekend worden (maximaal 2 jaar). Uitgangspunt is dat de werknemer binnen maximaal 2 jaar na indiensttreding en/of na start van de Jobcoaching geacht wordt om zijn werk zelfstandig te kunnen uitvoeren. Ieder half jaar wordt geëvalueerd of Jobcoaching nog langer noodzakelijk is.
Mocht het begeleidingsniveau “intensief” niet voldoende blijken te zijn dan zijn de extra kosten voor eigen rekening van de werkgever. Ook zijn de kosten van Jobcoaching voor eigen rekening van de werkgever als Jobcoaching na 2 jaar nodig blijft.
Optioneel kan in specifieke gevallen (hierbij is dus sprake van maatwerk, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte) de mogelijkheid geboden worden de inzet van het instrument Jobcoaching met nog een twee keer een half jaar (tot maximaal 3 jaar) te verlengen. Hiermee wordt aangesloten op het aanbod Jobcoaching vanuit het UWV.
Jobcoaching kan ook worden ingezet bij de voorziening beschutte baan (artikel 11). Op basis van ervaringen zal worden bezien in hoeverre jobcoaching of interne werkbegeleiding daarbij structureel moet worden ingezet.
Artikel 8 Interne werkbegeleiding
Het college kan op basis van artikel 20 van de verordening richtlijnen vaststellen voor interne werkbegeleiding:
Onderscheid tussen jobcoaching en interne werkbegeleiding
Er bestaat onderscheid in de begeleidingsbehoefte en omstandigheden werknemer. Op basis hiervan kan besloten worden voor inzet van de voorziening jobcoaching artikel 7 van dit uitvoeringsbesluit of interne werkbegeleiding. Het onderscheid tussen beide begeleidingsvormen betreft het volgende:
Jobcoaching is gericht op baanbehoud en zelfstandig functioneren van een kandidaat. Daarnaast kan jobcoaching gericht zijn op begeleiding van de werkgever met als doel de directe collega’s van de kandidaat en zijn directe leidinggevende zodanig te coachen, dat zij na afloop zelfstandig de begeleiding kunnen verzorgen.
Interne werkbegeleiding is gericht op begeleiding op de werkplek door een collega die getraind is in het begeleiden van de werknemers met een arbeidsbeperking. De focus ligt alleen op de werkplek en niet ook op andere leefgebieden, zoals bij jobcoaching. Deze vorm wordt ingezet als er vooral behoefte is aan constante begeleiding op de werkplek en minder aan ondersteuning op de andere leefgebieden.
Kerntaken en verantwoordelijkheden van de interne werkbegeleider zijn:
Als de werknemer die behoort tot de doelgroep Participatiewet vanwege de ziekte of handicap hulpmiddelen of ondersteuning nodig heeft op de werkplek kan de werknemer voor de aanschaf daarvan aanspraak op de voorziening werkplekaanpassing. Hierbij is het belang dat de aanpassing of hulpmiddel noodzakelijk is in die zin, dat de werknemer zonder die aanpassing of hulpmiddel in redelijkheid niet zijn werkzaamheden kan verrichten.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van voorzieningen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het gaat hierbij om hulpmiddelen die niet standaard beschikbaar zijn binnen een bedrijf (de zogenoemde meeneembare voorzieningen), bijvoorbeeld orthopedische werkschoenen, specifieke bureau- en werkstoelen, of brailleapparatuur.
In dit artikel zijn de voorwaarden gesteld die verband houden met de aanspraak op de voorzieningen gericht op aanpassing van de werkplek. Deze (niet-meeneembare) voorzieningen zullen normaal gesproken door de werkgever worden aangevraagd, dan wel bij plaatsing van de werkzoekende worden ingezet.
De vergoeding voor reiskosten is bedoeld voor alle personen uit de doelgroep PW die een opleiding dan wel traject volgen. Omdat met dit artikel ook wordt aangesloten op de nieuwe Wet Inburgering 2021 is hieronder specifiek ingegaan op de voorziening voor deze doelgroep.
De gemeente Rijssen-Holten heeft een taakstelling met betrekking tot het bieden van huisvesting aan statushouders. Statushouders moeten inburgeren: Nederlands leren spreken en leren hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit.
Statushouders zijn verplicht een inburgeringstraject te volgen. Mede op basis van een leerbaarheidstoets wordt het meest geschikte traject bepaald (onderwijsroute, B-1 route of Z-route). De onderwijsroute is voor statushouders die daarna aansluitend een regulier vervolgonderwijstraject kunnen volgen (met studiefinanciering). De B-1 route is gericht op taalverwerving op B-1 niveau en wordt met officieel examens afgesloten. De Z-route is voor statushouders die onvoldoende leerbaar zijn voor B-1 niveau. Deze route is gericht op zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij en wordt niet met een examen afgesloten. Alleen deelnemers aan de Z-route zijn vanuit de NWI verplicht 800 uur ‘participatie-activiteiten’ te realiseren. Deze verplichting geldt niet voor deelnemers aan de onderwijs- en B-1 route. Participatie-activiteiten vanuit de P-wet voor deze deelnemers zijn bij voorkeur ondersteunend aan hun inburgeringstraject.
Statushouders die onder de NWI vallen, krijgen van ‘gemeentewege’ een inburgeringstraject aangeboden. De inburgeringskosten komen dus niet voor eigen rekening van statushouders. Reiskosten maken geen deel uit van de inkoop van de inburgeringstrajecten.
Normaal gesproken wordt iedere burger geacht eventuele reiskosten zelf te bekostigen uit middelen voor levensonderhoud. Reiskosten worden zogezegd gezien als algemene kosten en niet als bijzondere kosten. Statushouders hebben meestal een inkomen op bijstandsniveau. Bij een reisafstand van minder dan twee kilometer wordt belanghebbende geacht deze afstand per voet te kunnen afleggen en komt hij of zij niet in aanmerking voor een reiskostenvergoeding.
Het college kan aan personen die behoren tot de doelgroep Participatiewet die niet kunnen fietsen fietslessen aanbieden. Voor aanschaf van een fiets kan een beroep op de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen worden gedaan.
Om te voorkomen dat statushouders geen taalscholing c.q. een inburgeringscursus volgen omdat zij de reiskosten naar de onderwijsinstelling niet kunnen dragen, en dit daarmee ook een belemmering gaat vormen voor het deelnemen aan een re-integratietraject of het uitstromen naar betaalde arbeid, is in dit artikel vastgelegd dat statushouders voor deze specifieke reiskosten een vergoeding kunnen aanvragen.
De vergoeding van reiskosten wordt gebaseerd op de goedkoopste (maandelijkse) wijze van reizen. Hierbij gaat het college ervan uit dat de afstand tussen het woonadres naar het dichtstbijzijnde station en het dichtstbijzijnde station bij het adres van de onderwijsinstelling als dit niet meer dan 10 kilometer bedraagt lopend of per fiets kan worden afgelegd.
Voor een periode van twee jaar wordt op pilot basis voor de berekening van de vergoeding van de belanghebbende een aanwezigheidsbewijs van de onderwijsinstelling en ook de bewijsstukken van de gemaakte reiskosten (dus bus- en/of treintickets, uitdraai ov-chipkaart) verlangt.
Artikel 11 Beschutte baan en wachtlijstbeheer
Het werkproces voor plaatsing in een beschutte baan, is afhankelijk van wie het initiatief neemt en de doelgroep waaruit de kandidaat afkomstig is. Regionaal is een werkwijze ontwikkeld waarin beide processen in elkaar schuiven:
Voor de kosten van een beschutte baan waarbij rekening wordt gehouden met de loonwaarde van de werknemer kan de werkgever een beroep doen op de volgende re-integratie voorzieningen:
Loonkostensubsidie; de bijdrage bedraagt maximaal 70% (percentage wordt afgestemd op de loonwaarde van de geïndiceerde) van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten volgens artikel 6 lid 5 van dit uitvoeringsbesluit.
Indien een beschutte baan is georganiseerd en er nog geen loonwaarde is bepaald, bedraagt de bijdrage aan de werkgever maximaal het totaalbedrag van loonkostensubsidie en begeleidingskosten als hierboven vermeld. Dit geldt zowel voor profit als non profit organisaties.
Artikel 12 Begeleidingskosten beschut werk
Tot de doelgroep beschut werk behoren mensen met arbeidsvermogen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, ook niet met extra begeleiding en ondersteuning. Zij hebben uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV. Dit laat onverlet dat er wel werkgevers zijn die mensen in beschut werk aannemen.
Artikel 14 lid 5 van de re-integratieverordening participatiewet gemeente Rijssen-Holten zegt hierover het volgende:
Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende ondersteunende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:
Daarnaast wordt in de praktijk ervaren dat inzet voor jobcoaching volgens artikel 7 van dit uitvoeringsbesluit niet aansluit als ondersteunende voorziening bij een beschutte baan volgens artikel 10 van dit uitvoeringsbesluit. Jobcoaching wordt ingezet als tijdelijke voorziening terwijl de beschut werk geïndiceerde meer gebaat is bij inzet van een langdurige voorziening. Daarom wordt voorgesteld werkgevers die een beschut werk geïndiceerde in dienst nemen te compenseren voor de hiervoor vermelde kosten.
De kosten voor begeleiding en werkplekaanpassing worden uit het vroegere Participatiebudget (dat nu is opgenomen in de integratie-uitkering sociaal domein) betaald. Voor 2023 is door het kabinet hiervoor gerekend met een gemiddeld bedrag van € 8.600,- inclusief btw per werknemer per plek per jaar. Volgens lid 7 van dit artikel bedraagt de maximale vergoeding bij een arbeidsduur van 31 uur per week het bedrag waarmee door het Rijk is gerekend. Volgens lid 8 van dit artikel wordt de bijdrage naar evenredigheid verminderd, als de overeengekomen arbeidsduur korter is dan 31 uur per week.
Werkgevers die een beroep doen op de maximale bijdrage begeleidingskosten beschut werk moeten er rekening mee houden dat deze vermelde maximale bijdrage bedoeld is voor compensatie van alle te maken kosten. Dit geldt dus ook voor de voorziening werkplekaanpassing volgens artikel 9 van dit uitvoeringsbesluit.
Artikel 13 Ondersteuning bij leerwerktraject
Vanuit de pilot "bij jongeren eruit halen wat erin zit" is ervaren dat na het beëindigen van de studie VSO of PRO in meerdere gevallen het college een financieringsverzoek van onderwijsorganisaties tegemoet kan zien voor een georganiseerde stageplek ter ontwikkeling van de schoolverlater.
De voorziening ondersteuning bij leerwerktrajecten is inzetbaar voor jongeren van 16 of 17 jaar oud die dreigen uit te vallen uit school, maar met een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uitvallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet ter voorkoming van schooluitval bij jongeren van 18 tot 27 jaar die door een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat de schoolverlater VSO of PRO tussen wal en schip dreigt te vallen, maar ook om de schoolverlatende jongere een ontwikkelperspectief naar loonvormend werk te bieden, kan het college de door de onderwijsorganisatie ingezette ontwikkel richting overnemen. Het college beoordeeld of het ingezette traject al dan niet wordt gecontinueerd. Dit artikel geeft duidelijkheid over de duur en maximale bijdrage voor de kosten van het ingezet ontwikkeltraject. Waarbij een dagdeel ten minste 3 uren omvat.
Artikel 14 Parttime ondernemen
Dit artikel is vanuit het uitvoeringsbesluit innovatieregeling re-integratie Participatiewet overgenomen omdat voor veel bijstandsgerechtigden het nog steeds een te grote stap blijkt te zijn om vanuit de bijstand direct door te stromen naar een fulltimebaan en daarmee onafhankelijk te worden van een uitkering. Daarom stimuleert het college hen ook om parttimebanen te accepteren. Ook wordt gezocht naar andere methodes, aanpakken, werkwijzen en instrumenten die werken om bijstandsklanten te re-integreren. Nu de arbeidsmarkt verandert en vaste banen plaatsmaken voor flexibel werk, parttimebanen en combinaties van werken en ondernemen, is het goed daar ook op inspelen. Daarom biedt het college de re-integratie voorziening Parttime ondernemen aan om daarmee arbeidsinschakeling mogelijk te maken. De voorwaarden zijn hiervoor vermeld.
Artikel 15 Subsidie bedrijfsadviezen
Dit artikel is vanuit het uitvoeringsbesluit innovatieregeling re-integratie Participatiewet overgenomen om daarmee in aansluiting op het breed offensief, werkgevers te blijven stimuleren in het organiseren van Jobcreatie, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en/of PSO-certificering, om meer arbeidsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren.
Voor de daadwerkelijke verstrekking hiervan is uitwerking in de vorm van een uitvoeringsbesluit nodig. In dit artikel wordt de hoogte van de subsidie vastgesteld en wordt geregeld op welke wijze particuliere bedrijven van deze beleidsregel gebruik kunnen maken.
Voor de gemeente Rijssen-Holten staat de inhoudelijke doelstelling van dit artikel voorop, en niet de vraag welke uitvoerende partij hiervoor wordt geselecteerd. Die keuze is in principe aan de werkgever als opdrachtgever. Om die reden kunnen de aanvragen ook uitsluitend door de in de gemeente Rijssen-Holten gevestigde werkgevers worden ingediend.
De uiteindelijke doelstelling is dat daadwerkelijk extra arbeidsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking c.q. langdurig werklozen worden gerealiseerd.
Artikel 16 Inkomstenvrijlating
De inkomstenvrijlating beoogt om uitkeringsgerechtigden te stimuleren om parttime werk te aanvaarden. Met deze vrijlating zullen zij ook daadwerkelijk een financieel voordeel hebben van het feit dat ze werken, en dus minder uitkering nodig hebben.
De wet kent de volgende vrijlatingen van arbeidsinkomsten, met een maximum maandbedrag:
Per 1 januari 2023 is hier een nieuwe vrijlatingsregeling aan toegevoegd. Dit betreft de vrijlating voor de doelgroep loonkostensubsidie. De nieuwe vrijlatingsregeling in artikel 31, tweede lid, onder z (en voor een vervolg artikel 31, tweede lid, onder aa).
De mogelijkheden voor het toepassen van de vrijlatingen, zoals beschreven in artikel 31 van de wet, willen we maximaal benutten. Dat wil zeggen, dat alle mogelijke vrijlatingen ook beschikbaar zijn, en dat deze tot de maximale hoogte en duur worden verstrekt.
Alleenstaande ouders kunnen in eerste instantie gebruik maken van de “gewone” inkomstenvrijlating, bedoeld in artikel 16.1. Wanneer deze periode is benut, dan kan de alleenstaande ouder gebruik maken van een vervolg, als het ware een verlenging, voor de duur van maximaal 30 maanden.
Als er ook recht blijkt te zijn op de vrijlatingsregeling voor de doelgroep loonkostensubsidie en eventueel verlengde vrijlatingsregeling daarvan, dan zijn deze regelingen voorgaand op de tijdelijke vrijlatingsregeling alleenstaande ouder.
Ook voor de uitkeringsgerechtigde en/of jongere met een medische urenbeperking is de vrijlating beschikbaar. Het moet echter wel vast kunnen worden gesteld dat de belanghebbende een medische beperking heeft. De vaststelling hiervan wordt door het UWV uitgevoerd.
De vrijlatingsregels in de wet verschillen in percentage, maximaal bedrag van de vrij te laten inkomsten, doelgroep en de duur van de vrijlating. Deze verschillen zijn moeilijk uit te leggen aan uitkeringsgerechtigden. Ook voor de uitvoering is de veelheid aan vrijlatingen niet eenvoudig.
Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen en uitvoeringsorganisaties blijkt bovendien dat werken niet altijd loont voor mensen die gebruik maken van de vrijlatingen. Dit heeft een nadelig effect op de arbeidsparticipatie en de uitstroom uit de bijstand.
Harmoniseren vrijlatingsregels
Het kabinet wil de hiervoor gemelde vrijlatingsregels op de volgende wijze harmoniseren.
Artikel 17 Vrijlating vrijwilligersvergoeding
In de brief van 21 juni 2022 van het ministerie van SZW wordt in het kader van de Participatiewet in balans gemeenten geadviseerd om ontvangsten uit giften, incidentele hobbymatige verkoop, ondersteuning uit eigen netwerk en geldleningen niet als middelen aan merken, tenzij dit vanuit een oogpunt van bijstandsverlening onaanvaardbaar is. Hiermee wordt voorkomen dat burgers met kortingen op de bijstand worden geconfronteerd als zijzelf of vanuit hun netwerkinitiatieven ontwikkelen om incidentele tegenslagen op te vangen. Voor 2023 is het maximaal vrij te laten bedrag aan vrijwilligersvergoeding bepaalt op maximaal € 190,- per maand en maximaal € 1.900,- per jaar.
Deze vrijlating is op grond van artikel 31, vijfde lid van de Participatiewet niet van toepassing op personen onder de 27 jaar. Echter dit onderscheid is niet gewenst en achterhaald, omdat dit geen recht doet aan de jongeren (waaronder de nieuwe doelgroep met beperkingen) die via werkervaringsplaatsen voorbereid worden op plaatsing op de reguliere arbeidsmarkt. Daarom wordt vastgesteld dat de bedoelde vrijlating uniform wordt toegepast voor alle uitkeringsgerechtigden ingevolge de Participatiewet.
Artikel 18 Intrekking oude regeling
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.