Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 26 september 2023, nr UTSP-4437239-3613, tot vaststelling van het Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen in het bodem- en watersysteem GLB-NSP provincie Utrecht 2023 (Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen in het bodem- en watersysteem GLB-NSP provincie Utrecht 2023) |
Citeertitel | Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen in het bodem- en watersysteem GLB-NSP provincie Utrecht 2023 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt op 31 december 2029.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-10-2023 | nieuwe regeling | 26-09-2023 | UTSP-4437239-3613 |
Gedeputeerde staten van Utrecht;
Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 4 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht;
dat met deze subsidieregeling mede bijgedragen wordt aan het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 als uitwerking van de Omgevingsvisie voor het beleidsthema ‘klimaatbestendig en waterrobuust’, het Programma klimaatadaptatie 2020-2023, de Regionale Veenweiden Strategie Utrechtse Veenweiden (RVS) en het Uitvoeringsprogramma RVS 2023 –2024;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen in het bodem- en watersysteem GLB-NSP provincie Utrecht 2023
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 4 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht kan worden ingediend in de periode van 1 november 2023, 9.00 uur tot en met 31 januari 2024, 17.00 uur.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
In aanvulling op artikel 2.4.1, tweede lid, van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht kan subsidie worden verstrekt voor investeringen in het watersysteem die opgenomen zijn in de Kaderrichtlijn Water Stroomgebiedbeheerplannen en waterbeheerplannen, geldig binnen de provincie Utrecht.
Gedeputeerde staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2, voor de volgende beheergebieden, voor zover op Utrechts grondgebied, vast op:
Indien toepassing van artikelen 2.4.3 en 2.4.5 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 200.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
De subsidieaanvrager is verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen drie jaar na datum subsidiebeschikking of, indien dat eerder is, uiterlijk op 31 december 2028 in te dienen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 26 september 2023.
Gedeputeerde Staten van Utrecht
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen
De regeling moet in samenhang worden gelezen met de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht (hierna: Verordening), en in het bijzonder paragraaf 4 (niet productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven).
Deze regeling is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen. Daarnaast is in de aanpak Landbouwbodems afgesproken de bodemkwaliteit te verbeteren en speelt de adaptatie aan klimaatverandering een belangrijke rol. Met deze regeling wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die hieraan bijdragen.
Op grond van dit Openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt aan waterschappen voor niet-productieve investeringen in of nabij watersystemen. De investeringen moeten een bijdrage leveren aan de doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn, herstel van de natuurlijke toestand van watersystemen, het duurzaam optimaliseren van de waterhuishouding (voorkomen of beperken van watertekorten, wateroverlast, verzilting) of bodemdaling.
Voorbeelden van niet-productieve investeringen zijn: de aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan de KRW-doelen en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel van watersystemen naar hun natuurlijke toestand, herstel van migratiemogelijkheden van fauna, vernatting van gronden, aanleg van bufferzones langs watergangen (voor zover niet wettelijk verplicht), maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, de aanleg van helofytenfilters en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.
Het Openstellingsbesluit vormt samen met de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht het kader waaraan aanvragen om subsidie moeten voldoen.
Bij subsidies van € 125.000 en hoger wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording (gerealiseerde kosten). Dat is van toepassing bij deze openstelling, er wordt geen lichter verantwoordingsregime ingesteld.
Conform artikel 1.21 van de Verordening vijfde lid geschiedt de verantwoording over de prestatie (bijvoorbeeld een investering) of over een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld het stuks dat aangekocht wordt of het aantal hectares dat wordt aangelegd). Bij de verantwoording over de prestatie kunnen verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, alternatieve toetsen, deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie, entreebewijzen etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden, nemen Gedeputeerde Staten op in de verleningsbeschikking. Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter plekke te controleren of de prestatie is verricht.
Op basis van artikel 2.4.1, eerste lid van de Verordening zijn voorbeelden van investeringen die voor steun in aanmerking kunnen komen:
De investeringen kunnen ook (deels) op gronden van landbouwers worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld een investering door een landschapsorganisatie of waterschap in retentiegebieden of waterbergingen die (deels) op gronden van landbouwers zijn gelegen.
De investeringen kunnen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt.
Op basis van artikel 2.4.4 van de Verordening komen investeringen in het watersysteem alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Investeringen in het watersysteem die wel voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied (dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt) over voldoende water beschikt om daarmee jaarrond van goede waterkwaliteit blijft.
Op basis van artikel 1.10, aanhef en onder q, van de Verordening wordt subsidie niet verstrekt voor activiteiten die worden uitgevoerd om aan een wettelijke verplichting te kunnen voldoen. Dit zijn activiteiten die bijvoorbeeld in de keur van het waterschap verplicht zijn, zoals mitigerende maatregelen. Een wettelijke verplichting heeft vaak een generiek verbodskarakter, zoals de spuitvrije zone. De KRW-maatregelen zijn op verbetering gerichte ingrepen in het watersysteem. Provincie Utrecht ziet de Kaderrichtlijn water als een resultaatsverplichting vanuit de EU. Het doel van de richtlijn is een wettelijke verplichting, namelijk de waterlichamen in een goede ecologische toestand brengen. De maatregelen om het doel te bereiken zijn op zichzelf niet wettelijk verplicht, omdat deze elke zes jaar moeten worden geëvalueerd en kunnen worden herzien.
Op basis van artikel 2.4.5 van de Verordening geldt een subsidiepercentage van 100% van de subsidiabele kosten. Echter, de subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit. Voorbeelden van investeringen gericht op de waterkwantiteit zijn het verbreden van watergangen zonder dat de waterkwaliteit of biodiversiteit wordt verbeterd, de aanleg van drainagesystemen anders dan onderwaterdrainage om bodemdaling tegen te gaan en de aanleg van drainagepoelen.
Openstellingsbesluit artikelsgewijs
Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, komen kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd voor subsidie in aanmerking (ook wel kosten derden genoemd).
Subsidiabele kosten worden berekend met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten als bedoeld in artikel 1.9b van de Verordening. De loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23.
Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 6 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.
De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de urgentie, de haalbaarheid, en de mate van efficiëntie van uitvoering.
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend.
1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op het voorkomen van afspoeling van nutriënten, maar de afspoeling te hoog is voor het ecologisch KRW-doel van het waterlichaam. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zeer lokaal tot enige overlast leidt.
2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake dat de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een waterlichaam wel verbetert, maar dat het waterlichaam niet rechtstreeks in verbinding staat met een KRW-waterlichaam of nauwelijks bijdraagt aan het behalen van de doelen voor ecologische kwaliteit in de overige wateren. Van een matige bijdrage is eveneens sprake als de wateroverlast in een gebied wordt voorkomen, maar wordt afgewenteld op een ander water.
3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit effect heeft op een KRW-waterlichaam (het waterlichaam waarop de activiteit betrekking heeft, staat in verbinding met een KRW-waterlichaam). Er is ook sprake van voldoende bijdrage als de activiteit ter verbetering van de waterkwaliteit in een niet-KRW waterlichaam wordt genomen en het bijdraagt aan het bereiken van de provinciale doelen voor ecologische kwaliteit in het overige water, zoals vastgelegd in het Bodem-en waterprogramma 2022-2027 (Provincie Utrecht). Daarnaast is sprake van voldoende bijdrage indien de maatregel ter voorkoming van wateroverlast betrekking heeft op een gebied waar in de huidige situatie niet meer aan de geldende normering voor wateroverlast wordt voldaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.
4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam op cruciale onderdelen wordt verbeterd voor het gehele waterlichaam (zoals bijvoorbeeld bij aanleg van een vispassage) of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan/ voorkomen zeer frequent optreedt gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.
5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook zeer frequente wateroverlast in een groot gebied wordt tegengegaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.
Met dit criterium wordt voorrang gegeven aan activiteiten die urgentie hebben. Een activiteit kan urgentie hebben omdat bijvoorbeeld de kwaliteit van het water slecht is. Ook projecten die betrekking hebben op het behalen van de doelen van de KRW of de Nitraatrichtlijn, worden als urgent gezien.
Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien:
Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:
De mate van efficiëntie van uitvoering
Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten- feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:
Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft de hoogste wegingsfactor (4). De waterkwaliteit is veelal nog niet voldoende en er treedt steeds vaker wateroverlast op. Om het gebruik toekomstbestendig te houden gaat er veel veranderen in het landelijk gebied. Een project dat een groot deel van de knelpunten in een keer oplost heeft de voorkeur. Dit is bijvoorbeeld het geval als het de laatste (of een cruciale) KRW-maatregel is voor een waterlichaam of als (frequente) wateroverlast van een groot gebied ermee wordt aangepakt. We vragen de aanvragers met name de effectiviteit op deze onderdelen goed te motiveren.
Het criterium urgentie heeft de op een na hoogste wegingsfactor (3), dit criterium wordt namelijk als belangrijk criterium gezien vanwege de termijnen van de KRW. Hoe eerder deze maatregelen genomen worden hoe langer de ecologie tijd heeft om tot ontwikkeling te komen. We hechten er belang aan om het voorliggende subsidie instrument ter verbetering van de waterkwaliteit zo vroeg mogelijk in te zetten. Ook projecten die wateroverlastsituaties aanpakken worden als urgent gezien vanwege de toename van wateroverlast de laatste jaren.
Het criterium haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 2. Het is namelijk na effectiviteit en urgentie ook van belang dat de activiteit daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt ook het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden.
Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor 1. Het criterium is het minst belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat het meest efficiënte gebruik van de middelen voorkeur krijgt