Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) 2023
CiteertitelBeleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer Bergen (L) 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2023nieuwe regeling

10-10-2023

gmb-2023-442994

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L);

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs en gelet op het gestelde in de vigerende Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L);

 

overwegende dat:

  • In de vigerende Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) de regels staan voor bekostiging van vervoersvoorzieningen voor leerlingen naar de scholen;

  • Die regels ruimte geven voor interpretatie in de uitvoering;

  • Een beleidsregel als leidraad bijdraagt aan een goede en consequente toepassing van de formele regels bij het leerlingenvervoer;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregel bekostiging leerlingenververvoer gemeente Bergen (L) 2023.

 

Inleiding

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school. Wanneer aan bepaalde criteria wordt voldaan kunnen ouders een beroep doen op de vigerende Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L). De beleidsregels in dit document geven aan hoe de bevoegdheden van het college binnen de regels van de vigerende Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) worden uitgevoerd. Het zijn zowel handvatten voor de uitvoering als leidraad voor de eenduidige motivering van besluiten.

 

Uitgangspunten

  • Ouders zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind(eren);

  • De zelfstandigheid en mogelijkheden van de leerling en ouders worden benut en gestimuleerd;

  • De taak van de gemeente is uitsluitend een wettelijke zorgtaak om een passende regeling te verstrekken waarmee – onder bepaalde voorwaarden- aanspraak gemaakt kan worden op een voorziening leerlingenvervoer (en zo nodig inclusief begeleider).

  • Het college bepaalt het recht op een voorziening leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor een beschikking.

  • De gemeente Bergen (L) stimuleert zelfredzaamheid en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor jongeren in het leerlingenvervoer.

  • Waar mogelijk wordt het zelfstandig reizen per fiets of met het openbaar vervoer gestimuleerd. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is zelfstandig naar school te fietsen of dat dit onder begeleiding mogelijk is. Ook wordt er gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling kan worden vergroot. Doel is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist. Hetzij lopend, op de fiets, of met het openbaar vervoer.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Aanvrager: Ouder(s), verzorger(s) of voogd(en) van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor bekostiging leerlingenvervoer;

  • 2.

    BSO: Buitenschoolse opvang: Voorziening die bestemd is voor schoolgaande kinderen en die alleen geopend is voor en/of na schooltijd en eventueel tussen de middag. Vaak ook tijdens de schoolvakanties.

  • 3.

    Co-ouderschap: er is sprake van co-ouderschap als de ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben.

  • 4.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L).

  • 5.

    Ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling, waaronder pleegouders en groepsleiders in een gezinsvervangend tehuis, groepsopvoeders in een internaat en verder alle meerderjarige handelingsbevoegde personen die op hetzelfde adres verblijven als de leerling.

  • 6.

    Pleegouders: Pleegouders nemen een kind van andere ouders op in hun gezin tot ouders de zorg zelf weer aankunnen. Pleegzorg is voor kinderen van 0 tot 18 jaar die tijdelijk niet bij hun eigen ouders kunnen wonen.

  • 7.

    “Thuis”: In het kader van leerlingenvervoer is “thuis” de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

  • 8.

    Verordening: vigerende Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L);

  • 9.

    VSO: Voorgezet Speciaal Onderwijs;

  • 10.

    WEC: Wet op de expertisecentra;

  • 11.

    Woning: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft;

  • 12.

    WPO: Wet op het primair onderwijs.

  • 13.

    WVO: Wet op het voortgezet onderwijs.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de WPO, de WVO, de WEC, de Algemene Wet bestuursrecht en de Verordening.

Artikel 2. Algemeen

2.1 Aanvraag

Een aanvraag voor het bekostigen van het leerlingenvervoer geldt voor de duur van één schooljaar. Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

 

2.2 Afwijzingsgronden

Tijdens de behandeling van de aanvraag onderzoekt het college of voldaan wordt aan de criteria opgenomen in de Verordening én deze beleidsregels. Het moet gaan om schoolvervoer. Dat betekent: vervoer van thuis naar school en andersom. In de volgende situaties is er geen sprake van leerlingenvervoer:

 

  • Vervoer tijdens schoolvakanties;

  • Vervoer op afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, proefwerkweek, studiedag;

  • Vervoer voor incidentele verzoeken/wijzigingen;

  • Vervoer tussen schoolgebouwen onderling;

  • Vervoer naar deeltijd hoogbegaafdheidsondewijs, of les in een speciale klas voor hoogbegaafdheid;

  • Vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal;

  • Vervoer voor medisch of paramedische behandelingen/therapie zoals huisarts, tandarts, revalidatiecentrum, dagbehandeling, ziekenhuis e.d.;

  • Vervoer naar logeerhuizen en dagcentrum;

  • Vervoer vanwege een tijdelijke beperking (<3 maanden) zoals een gebroken been;

  • Vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, sportvereniging, e.d. Ouders zijn in dergelijke situatie zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

2.3 Toegankelijke school

In de Verordening staat het begrip ‘toegankelijke school’. Dit is de school waarop de leerling is aangewezen op basis van gewenste godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel openbare school. En de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.

 

Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk zijn, moeten ouders dit aantonen door een verklaring van die scholen, afgegeven door de directeur van de school of het samenwerkingsverband. Uit die verklaring moet blijken dat de betreffende leerling niet is toegelaten.

 

2.4 Wachtlijst

Uitgangspunt is dat bekostiging plaatsvindt naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is vanwege een wachtlijst. Daarbij geldt de verplichting om de leerling uiterlijk op de datum dagtekening beschikking in te laten schrijven voor plaatsing op de dichtstbijzijnde, toegankelijke school.

 

De toekenning vindt plaats tot het moment dat de wachtlijst is opgelost. Ouders zijn vervolgens vrij om het kind naar de school van keuze te laten gaan, maar de vervoersvergoeding wordt beperkt tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school, tenzij er sprake is van zodanige bijzondere, individuele omstandigheden dat dit niet redelijk is. Deze omstandigheden dienen ouders aan te tonen en het college zal vervolgens hierover beslissen.

Artikel 3. Vervoersvoorziening tijdelijke beperking

Het college verzorgt geen vervoer vanwege tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld een gebroken been. Het college is alleen verantwoordelijk voor vervoer van structureel gehandicapte leerlingen. Deze leerlingen hebben een blijvende lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap.

 

Echter kan het voorkomen dat een leerling een groot gedeelte van het schooljaar geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling, indien noodzakelijk, wel een beroep doen op het leerlingenvervoer.

 

Per individuele aanvraag zal het college beoordelen of de gevraagde inzet noodzakelijk is. Uitgangspunt:

  • bij een tijdelijke handicap tot drie maanden bestaat geen aanspraak op leerlingenvervoer;

  • bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden, bekijkt het college of de leerling tijdelijk in aanmerking komt voor leerlingenvervoer. Hiervoor is wel een schriftelijke verklaring nodig. Deze bewijsstukken kunnen zijn van medische specialisten, behandelend arts, en dergelijke. Het college behoudt zich te allen tijde het recht voor het advies van andere deskundigen bij de beoordeling te betrekken. Het college geeft een beschikking af voor de duur van het herstel of de revalidatie. Als tussentijds de vraag ontstaat of leerlingenvervoer nog gerechtvaardigd is, dan kan de beschikking worden geëvalueerd en eventueel herzien worden.

Artikel 4. Hoogbegaafdheid

De gemeente Bergen (L) verstrekt geen vervoersvoorziening naar een school specifiek gericht op onderwijs voor hoogbegaafde kinderen, omdat dit over het algemeen niet de dichtstbijzijnde (reguliere) school is. Een uitzondering hierop wordt gemaakt als aangetoond kan worden dat de leerling voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs nodig heeft (zie hiervoor de uitspraak van de Raad van State d.d. 7 februari 2018 NL:RVS:2018:398). Ouders dienen hun aanvraag te onderbouwen met documenten en verslagen van deskundigen. Daarnaast moet vanuit het samenwerkingsverband (ondersteuningsloket van de betreffende scholenkoepel) gemotiveerd worden dat en waarom de dichtstbijzijnde school of scholen geen passend aanbod kunnen bieden voor de betreffende leerling. Het college baseert zich voor een oordeel over de dichtstbijzijnde toegankelijke school in dit verband op de verklaring en het advies vanuit het samenwerkingsverband en zo nodig het advies van een externe deskundige.

 

Wanneer het onderzoek nog niet is afgerond en ouders maken de keuze om te starten op hoogbegaafdheidsonderwijs en er is een passend aanbod op de dichtstbijzijnde toegankelijke school, kan er geen aanspraak gedaan worden op leerlingenvervoer.

Artikel 5. Medische zorg en behandeling

Het komt regelmatig voor dat ouders verzoeken om een voorziening leerlingenvervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs.

 

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Vervoer naar zorginstellingen, medische kinderdagverblijven en andere instellingen waar geen onderwijs wordt geboden, worden hier niet toe gerekend.

 

Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kan het kind in aanmerking komen voor leerlingenvervoer, indien er voor meer dan 50% onderwijs wordt ontvangen en aan de overige eisen van de Verordening wordt voldaan.

 

Wanneer kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen krijgen, dan zijn de schooltijden uit de schoolgids van de betreffende school leidend voor het leerlingenvervoer.

Artikel 6. Co-ouderschap

Bij Co-ouderschap kan een leerling twee woningen/huisadressen hebben. De beide ouders moeten afzonderlijk, in de eigen woongemeente, een aanvraag indienen voor de dagen dat de leerling tijdens een week bij hen verblijft. Het moet wel gaan om vaste dagen in de week of per twee weken. Indien het drempelbedrag en de draagkracht afhankelijke bijdrage van toepassing zijn, zoals bedoeld in artikel 23 en 24 van de Verordening, dan wordt dit berekend naar verhouding tot het aantal dagen dat de leerling bij de betrokken co-ouder verblijft.

 

Het college toetst de aanvraag aan de eigen Verordening leerlingenvervoer, waarbij het om de feitelijke verblijfplaats van de leerling gaat en niet om de plaats van inschrijving zoals gedefinieerd in de Jeugdwet. Daarbij wordt er getoetst of de betreffende school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens.

Artikel 7. Vervoer crisissituatie/acute noodsituatie

De hoofdregel is dat in de gemeente waar de leerling feitelijk verblijft door de ouders een aanvraag moet worden ingediend. De gemeente van verblijf toetst de aanvraag aan de Verordening.

 

Het komt af en toe voor dat kinderen, die thuis in een crisissituatie verkeren, tijdelijk of voor langere duur worden opgevangen bij een pleeggezin/familie/opvang binnen een andere gemeente. Dan blijft de leerling over het algemeen zijn oude school bezoeken, omdat dit voor hem vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. In de meeste gevallen van crisisopvang gaat het om leerlingen die in de “eigen” gemeente al een vervoersvoorziening toegewezen hebben gekregen.

 

De "eigen" school van de leerling is doorgaans niet de dichtstbijzijnde van de vereiste soort. Formeel genomen hoeft de ontvangende gemeente het vervoer naar de oude school dan niet te vergoeden. Ook de gemeente waaruit de leerling afkomstig is kan formeel de vervoersvoorziening weigeren omdat de feitelijke verblijfplaats van de leerling in een andere gemeente is gelegen. Het betreft hier een leemte in de wetgeving, waardoor betrokken leerlingen buiten de vervoersregeling kunnen vallen. Dit is in alle opzichten juist voor deze crisissituaties een onwenselijke situatie. Om te voorkomen dat in een dergelijk tijdelijke situatie de kinderen direct van school moeten wisselen, vergoedt de gemeente van afkomst gedurende zes weken het vervoer naar de oude school. De verzorgers van de leerling dienen de periode van zes weken te benutten om voor het langdurige verblijf in de nieuwe gemeente een andere geschikte school in de buurt te zoeken.

 

Bij crisisopvang gelden de volgende regels:

  • Een leerling wordt met spoed uit huis geplaatst en komt in crisisopvang terecht;

  • of deze leerling gaat na zes weken weer terug naar zijn bestaande woonsituatie of hij gaat ergens anders wonen. Deze zes weken termijn is dus een soort van time out, want hij blijft ook naar "zijn eigen" school gaan;

  • In deze gevallen zijn de eerste zes weken voor rekening van de gemeente waar de leerling; vandaan komt (Deze periode wordt niet verlengd met een eventuele vakantieweek of weken);

  • Als en zodra bekend is dat de leerling op het crisisadres of elders blijft wonen (een verhuizing dus) dan moet er in die gemeente ook een aanvraag voor leerlingenvervoer worden ingediend. Dan wordt de aanvraag leerlingenvervoer behandeld als alle andere aanvragen leerlingenvervoer en geldt vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Artikel 8. Extra opstap- of opvangadres

De hoofdregel is dat een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten kan worden ingediend voor het adres waar de leerling feitelijk en structureel verblijft naar school en vice versa. De gemeente toetst deze aanvraag aan de Verordening. Het vervoer naar een ander adres valt in de basis niet onder het leerlingenvervoer.

 

Steeds meer kinderen maken gebruik van een BSO of een opvangadres (opa en oma/ gastouder). Om ouders tegemoet te komen, kunnen ouders het leerlingenvervoer inzetten voor het vervoer van en naar een extra opstap- dan wel opvangadres (ook wel BSO of opa en oma/ gastouder).

 

Bekostiging van het vervoer naar een tweede opstap- dan wel opvangadres is mogelijk als dit een structureel adres betreft, waarbij de volgende criteria gelden:

  • Er dient sprake te zijn van een vast, wekelijks terugkerend patroon;

  • Het vervoer van en naar het tweede adres ligt op de route of het tweede adres ligt in dezelfde woonplaats als de structurele verblijfplaats van het kind;

  • Het vervoer van en naar het tweede adres niet tot meerkosten leidt;

  • Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids;

  • Op de locatie is iemand aanwezig die de verantwoordelijkheid draagt voor de leerling vanaf het moment dat de leerling het vervoer verlaat;

Artikel 9. Verantwoordelijkheid ouders

Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is in de eerste plaats een primaire verantwoordelijkheid van de ouders. Deze verantwoordelijkheden kunnen de ouders niet op-of overdragen aan het college. De wettelijke regeling, noch de Verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders. Daarbij wordt wel gekeken naar de redelijkerwijs van ouders te vragen eigen inzet voor het dagelijks begeleiden van hun kind naar/van school.

 

De ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het regelen van de begeleiding, indien zij dit zelf niet kunnen. Ouders zijn verplicht aan te tonen dat begeleiding van een leerling door henzelf of iemand uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden. Per individuele aanvraag zal het college dit beoordelen.

 

Van een ernstige benadeling van het gezin is naar het oordeel van het college sprake als één van de volgende situaties aanwezig is:

  • 1.

    De reistijd om de leerling van en naar school te brengen met het openbaar vervoer is langer dan 1,5 uur (enkele reis) bepaald volgens www.9292.nl. Deze tijdsduur geldt ongeacht of er daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer.

  • 2.

    Beide ouders of de alleenstaande ouder kan de leerling niet naar school begeleiden als gevolg van een chronische ziekte of handicap in de zin van de Verordening of er zijn structurele medische redenen die ouders of alleenstaande ouder belemmeren hun kind te begeleiden. Dit moet middels een medische verklaring worden aangetoond.

  • 3.

    Vaste werktijden van de ouder(s) laten het niet toe om de leerling minimaal drie dagen per week van en naar school te begeleiden. Dit geldt ook voor ploegendienst. Hiervoor dient een verklaring te worden overlegd waaruit per werkdag blijkt, dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien. En begeleiding door anderen is niet mogelijk. Anderen dan de ouders worden niet verplicht om de begeleiding van de leerling te verzorgen.

  • 4.

    De ouder van een éénoudergezin kan aantonen dat hij niet langer zijn werk kan uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Hiervoor dient een verklaring te worden overlegd waaruit per werkdag blijkt, dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien. En begeleiding door anderen is niet mogelijk. Anderen dan de ouders worden niet verplicht om de begeleiding van de leerling te verzorgen.

  • 5.

    Er is sprake van een éénoudergezin en er is sprake van inburgeringsverplichting, scholings-of arbeidsverplichting op basis van de Participatiewet van de ouder op de vervoersmomenten van de leerling. Dit gaat altijd in samenspraak met de betrokken werkcoach.

  • 6.

    Er naast de leerling nog één of meerdere kinderen uit het gezin naar school moeten en deze niet zelfstandig naar school kunnen gaan (of nog niet naar school gaan) en begeleiding door andere niet mogelijk is.

Er kunnen andere omstandigheden zijn waardoor binnen een gezinssituatie dermate problemen ontstaan door het moeten brengen van een kind naar school, dat aangepast vervoer een oplossing biedt. De gezinssituatie moet hierbij altijd goed worden onderzocht en getoetst aan het criterium van “ernstige benadeling van het gezin”.

Artikel 10. Afstands- en reistijdbepaling

10.1 Afstand woning – school

Bij de beoordeling van de aanvragen dienen een aantal afstanden te worden berekend. De afstand wordt berekend:

  • 1.

    om vast te stellen of aan het afstandscriterium wordt voldaan. In artikel 9 van de Verordening wordt uitgegaan van 6 km;

  • 2.

    om te bepalen welke school dichterbij de woning staat;

  • 3.

    om de hoogte van de vergoeding voor de auto/fiets vast te stellen.

Ad 1 en 2. Voor de berekening van de afstand tussen de woning van de leerling en de school en het bepalen of het de dichtstbijzijnde school betreft, wordt de ANWB routeplanner op www.anwb.nl gebruikt, instelling ‘kortste route’ met de auto, zonder gebruik van veerboot.

 

Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg en de terugweg. Afronding op 1 decimaal.

 

Ad 3. Als uit bovenstaande berekening blijkt, dat er recht is op een vergoeding leerlingenvervoer en dit resulteert in een vergoeding voor het eigen vervoer (fiets of eigen auto) zal het aantal te vergoeden kilometers worden afgestemd op de afstand, die aan de hand van dat vervoermiddel is berekend.

 

10.2 Reistijd woning- school

Om de reistijd tussen de woning en de school per openbaar vervoer te bepalen wordt de beschikbaar gestelde informatie van de Reisinformatiegroep B.V gebruikt, zoals vermeld via de reisplanner 9292 (www.9292.nl).

De maximale reistijd met het openbaar vervoer is 1,5 uur. Dit is inclusief het lopen of fietsen van en naar de opstapplaats. In het primair onderwijs (PO), speciaal basisonderwijs (SBO) en voortgezet onderwijs (VO) worden kinderen geacht minimaal nul tot twee keer te kunnen overstappen. Voor kinderen in het speciaal onderwijs (SO) is dit minimaal nul tot één keer.

 

10.3 Loopafstand woning – opstapplaats

Voor de beoordeling van de vraag of een leerling lopend een afstand kan afleggen naar een opstapplaats gelden de volgende uitgangspunten:

  • onder de 10 jaar: een kilometer enkele reis;

  • 10 jaar en ouder: twee kilometer enkele reis.

Artikel 11. Bekostiging met de fiets

Als een leerling per fiets naar school kan, dan wordt een fietsvergoeding toegekend. Als een begeleider mee moet fietsen (bij kinderen onder de 10 jaar) dan krijgt die ook een fietsvergoeding.

Voor de beoordeling van de vraag of een leerling of een ouder zich per fiets naar school kan vervoeren gelden de volgende uitgangspunten:

  • Kinderen tot 10 jaar worden geacht minimaal nul tot zes kilometer enkele reis (eventueel de ouder met leerling achterop) te kunnen fietsen;

  • Kinderen vanaf 10 jaar worden geacht minimaal nul tot twaalf kilometer enkele reis te kunnen fietsen.

De totale bekostiging wordt berekend door € 0,09 te vermenigvuldigen met het (resterende) aantal schooldagen per jaar en het aantal kilometers, berekend met anwb.nl, kortste route fiets. Hierbij wordt uitgegaan van 200 lesdagen per schooljaar.

Artikel 12. Bekostiging openbaar vervoer (met eventuele begeleiding)

De bekostiging voor openbaar vervoer wordt in principe uitgekeerd op basis van het goedkoopste openbaar vervoersabonnement voor de leerling voor de heen- en terugreis naar school. Of op de laagste reële kosten per periode als het vervoer bijvoorbeeld korter dan één schooljaar nodig is. Dit gebeurt middels het aanschaffen van een Voor Elkaar Pas. De gemeente bekostigt de aanschaf van de Voor Elkaar Pas en het abonnement. De kosten van een duplicaat (diefstal of verlies) zijn voor rekening van ouder(s)/leerling zelf.

 

Als begeleiding noodzakelijk is, kan een begeleiderspas worden aangevraagd. Hiermee reist de begeleider gratis op het betreffende traject (verblijfplaats – school en terug). De kosten voor de aanschaf van de begeleiderspas zijn voor de gemeente. De kosten van een duplicaat (diefstal of verlies) zijn voor de ouder(s) zelf. De kosten van de begeleider (salaris) horen niet bij het leerlingenvervoer.

 

12.1 Combinaties van soorten vervoer

Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), bepaalt het college de wijze van bekostiging.

Artikel 13. Bekostiging eigen vervoer

Als ouders de leerling zelf vervoeren met de auto dan mogen de ouders de gereden kilometers declareren. De kilometervergoeding is het belastingvrije kilometer tarief per kilometer voor de eigen auto gebaseerd op de kortste route die de ANWB routeplanner aangeeft. Er wordt door ouders aangegeven middels een rittenoverzicht op welke dagen er gereden is. De heen- en terugreis wordt maximaal tweemaal vergoed. Eventuele kilometers die ouders toch al moeten reizen voor woon-werkverkeer vallen buiten de declarabele kilometers. Er wordt geen vergoeding verstrekt wanneer de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

 

Ouders nemen alleen een leerling uit een ander gezin mee in de eigen auto als de ouder(s) van de betreffende leerling hiervoor toestemming heeft gegeven.

 

Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, wordt uitgegaan van de rijafstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont. Uitgangspunt is dat de leerlingen naar dezelfde school gaan.

Artikel 14. Bekostiging andere passende vervoersvoorziening

Het kan voorkomen, dat een leerling of een ouder op een andere manier kan of wenst te reizen, dan de reeds beschreven vervoerswijzen, als hij daarvoor een geschikt vervoermiddel heeft. Artikel 21 van de Verordening maakt het mogelijk dit maatwerk toe te passen en de vergoeding zodoende te laten aansluiten bij de vermogens van de leerling en/of de ouder. Het kan er tevens toe bijdragen, dat het zelfstandig reizen wordt gestimuleerd.

 

Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een handbike, elektrische fiets, bakfiets (exclusief onderhoud, reparatie, verzekering en diefstal). Het college kan besluiten ouders hierin tegemoet te komen, mits de kosten van dit vervoermiddel (inclusief reiskostenvergoeding) niet uitstijgen boven de kosten van het openbaar vervoer naar de school. Als de leerling de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, wordt een elektrische fiets als algemeen gebruikelijk vervoermiddel gezien en vindt geen bekostiging hiervan plaats.

Artikel 15. Bekostiging aangepast vervoer

15.1 Uitgangspunt

Het vervoer vindt alleen plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. De leerling heeft recht op twee vervoersbewegingen per dag. Extra ritten buiten het vaste patroon vinden alleen plaats in opdracht van het college.

 

15.2 Woning en school

Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen in de basis aan de woning op. Aan de woning ophalen betekent dat de vervoerder de leerling ophaalt aan straat bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de straat bij de centrale ingang als ophaalplaats of daar waar de eerste parkeermogelijkheid is voor de taxibus, taxi of rolstoelbus. Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet, bijvoorbeeld bij de toegang van het schoolterrein.

 

15.3 Opstap- en overstapplaatsen

Het college kan beslissen dat bij de uitvoering van het georganiseerd aangepast vervoer gebruik gemaakt wordt van opstap- en overstapplaatsen. Of en waar opstapplaatsen gerealiseerd worden bij het aangepast vervoer is een afweging van het de gemeente op basis van aspecten als reistijd, kosten en praktische mogelijkheden.

 

Indien er gebruik wordt gemaakt van opstapplaatsen worden leerlingen ’s morgens vanaf de aangewezen opstapplaats opgehaald en ’s middags daar ook weer afgezet.

 

Opstapplaatsen liggen op een redelijke loopafstand van de woning en zijn bij voorkeur gelegen bij bestaande haltes of locaties die als halte kunnen worden aangemerkt. Ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van en naar de opstapplaats en dienen toezicht te houden op het in- en uitstappen van de leerling.

 

Overstapplaatsen kunnen gebruikt worden om taxiritten te combineren.

 

15.4 Individuele begeleiding leerling in het aangepast vervoer

Het is mogelijk dat een individuele leerling tijdens het aangepast vervoer (medische) begeleiding nodig heeft. Het college bepaalt of begeleiding ingezet mag worden. Er zal een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de (medische) begeleiding.

 

Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. Na de ochtendrit en voor de middagrit wordt de begeleider niet thuisgebracht / opgehaald.

 

15.5 Individueel vervoer

Met individueel vervoer is bedoeld dat een leerling om medische en/of psychosociale reden niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. In beginsel worden de kosten van individueel vervoer niet vergoed. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden individueel vervoerd moet worden. Als dit type vervoer noodzakelijk is, wordt dit in de aanvraag vermeld en gemotiveerd onder overlegging van een deskundigen advies waarin die noodzaak wordt gemotiveerd.

 

15.6 Aanvang- en eindtijden

Het college gaat voor het (aangepast) vervoer uit van de vaste aanvang- en eindtijden zoals aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om het vaste rooster van het schooltype dat de leerling bezoekt. Vervoer op afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, proefwerkweek valt niet binnen het vervoer. De leerlingen worden alleen op de normale vastgestelde begin- en eindtijd gebracht dan wel opgehaald. Uitzonderingen worden gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele beperking geen hele schooldag kunnen volbrengen, of voor wie de algemene schoolgids is aangepast in een individueel schoolplan.

 

15.7 Examenjaar

Tijdens het examenjaar kan het voorkomen dat de lestijden afwijken. Hier wordt indien mogelijk (wèl) rekening mee gehouden.

 

Indien er sprake is van een eindexamen beoordeelt het college of de rit van school op de afwijkende tijd uitgevoerd kan worden. Indien niet mogelijk zal de leerling op de reguliere tijden vervoerd worden.

 

15.8 Aanmeldingen, afmeldingen en mutaties

Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet hij/zij dit tijdig melden bij de vervoerder, telefonisch of met de ouderlogin op de website/app van de vervoerder. Betermelding (na ziekte) moet op dezelfde manier aan de vervoerder worden doorgegeven. Zonder tijdige betermelding is er geen vervoer beschikbaar. Een mutatie/afmelding geldt tot wederbericht.

 

15.9 Loosmeldingen

Een leerling, waarbij de chauffeur bij de heenrit voor niets aan de deur heeft gestaan, wordt in overleg met de vervoerder voor de terugrit afgemeld.

 

Bij een loosmelding betaalt de gemeente Bergen (L) wel de kosten aan de vervoerder, omdat de kosten door de vervoerder al gemaakt zijn. Als een leerling binnen één maand drie loosmeldingen heeft, wordt vanaf de vierde keer in die maand de ritprijs van het ophaaladres naar het afzetadres aan de ouders doorberekend.

 

15.11 Thuis afzetten van de leerling

De chauffeur moet de leerling bij de terugrit aan de ouder of aan iemand anders die namens de ouder aanwezig is op het vaste afzetadres overdragen. De ouder moet er voor zorgen dat hij/zij thuis is of dat de ouder iemand in huis heeft die namens de ouder de deur opendoet en de leerling ophaalt bij de taxibus, taxi of rolstoelbus.

Artikel 16. Drempelbedrag

Voor ouders van leerlingen in het basisonderwijs en speciaal basisonderwijs geldt boven een vastgestelde inkomensgrens een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage is het drempelbedrag (zie artikel 23 in de Verordening). Bij de bepaling van het drempelbedrag wordt uitgegaan van de kosten van openbaar vervoer voor de eerst 6 km, zoals bepaald door de (streek)bus vervoerder in de regio (ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan).

 

De eigen bijdrage wordt gebaseerd op de periode waarop de vergoeding betrekking heeft, ongeacht het daadwerkelijk gebruik van de vergoeding (bijv. als gevolg van ziekte). Het te betalen drempelbedrag mag in ieder geval nooit de feitelijke vervoerskosten overstijgen.

 

De eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag wordt in drie termijnen betaald (middels door de gemeente te sturen acceptgiro’s). De bijdrage kan worden verrekend met de eventuele bekostiging.

Artikel 17. Draagkracht afhankelijke bijdrage

Voor ouders van leerlingen in het reguliere basisonderwijs waarbij de dichtstbijzijnde toegankelijke school op meer dan 20 kilometer gelegen is, geldt boven een vastgestelde inkomensgrens een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage is de draagkrachtafhankelijke bijdrage (zie artikel 24 in de Verordening) en komt bovenop het drempelbedrag uit het vorige artikel.

 

De draagkracht afhankelijke bijdrage wordt gebaseerd op de periode waarop de vergoeding betrekking heeft, ongeacht het daadwerkelijk gebruik van de vergoeding (bijv. als gevolg van ziekte). De draagkracht afhankelijke bijdrage mag de feitelijke vervoerskosten niet overstijgen.

 

De draagkracht afhankelijke bijdrage wordt in drie termijnen betaald (middels door de gemeente te sturen acceptgiro’s). De bijdrage kan verrekend worden met de eventuele bekostiging.

 

Deze draagkrachtafhankelijke bijdrage geldt niet als de leerling vanwege het speciale aanbod binnen de reguliere basisschool op die school is aangewezen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan voltijd hoogbegaafdheid onderwijs dat op meer dan 20 kilometer is gelegen en waar de leerling op aangewezen is.

Artikel 18. Pleegouders

Aan pleegouders wordt geen drempelbedrag of draagkracht afhankelijke bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 19. Wijzigingen

Artikel 7, eerste lid, van de Verordening regelt dat ouders verplicht zijn die wijzigingen door te geven aan het college, die van directe invloed zijn op de verstrekte voorziening leerlingenvervoer.

 

Ouders moeten in ieder geval de volgende wijzigingen doorgeven:

  • wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

  • verandering van school (bijvoorbeeld van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs);

  • wijziging in gezinssituatie die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

  • wijziging van het adres van de school;

  • wijziging van de schooltijden van de school;

  • wijziging rondom de mogelijkheden van de leerling.

Artikel 20. Onacceptabel gedrag tijdens het aangepast vervoer en ontzegging aangepast vervoer

Uitgangspunt van het leerlingenvervoer is dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun kinderen. In een folder die ouders krijgen bij de toekenning van een vervoersvoorziening wordt dit toegelicht.

 

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot het vervoer ontzeggen, indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins (niet opvolgen gedragsregels leerling en/of ouders) de orde in de taxi verstoort of de veiligheid van de inzittenden in de taxi in gevaar brengt.

 

Voordat tot ontzegging wordt overgegaan, worden de volgende stappen ondernomen:

  • 1.

    Wanneer er sprake is van meerdere of aanhoudende klachten maakt de vervoerder melding van de klachten bij de gemeente Bergen (L);

  • 2.

    Tevens stuurt de vervoerder een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders;

  • 3.

    Wanneer verwijtbaar gedrag aanhoudt, volgt er een tweede waarschuwingsbrief. Het college kan in deze fase een extra zitplaats beschikbaar stellen ten behoeve van een ouder/begeleider. De kosten van een begeleider zijn voor rekening van de ouders;

  • 4.

    Wanneer de klachten en het verwijtbaar gedrag na ontvangst van de tweede waarschuwingsbrief alsnog aanhouden, kan per direct een schorsing volgen voor een periode van een volle schoolweek; Ouders blijven verantwoordelijk dat het kind wel naar school gaat.

  • 5.

    Wanneer na hervatting van het aangepast vervoer de klachten en verwijtbaar gedrag aanhouden kan de leerling worden uitgesloten van het vervoer tot het einde van het schooljaar. De vervoersvoorziening wordt dan ingetrokken. In dat geval blijft de ouder verantwoordelijk voor het naar school brengen en laten gaan van hun kind.

  • 6.

    Wanneer ouders na de intrekking opnieuw gebruik willen maken van een vervoersvoorziening zal er een nieuwe aanvraag moeten worden ingediend.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Bedoeld om in bijzondere gevallen waarbij toepassing van de regels tot kennelijk onbillijke situaties zou leiden toch van de regels af te wijken. Dan kan het college op basis van deze bepaling alsnog voorzien in een voorziening leerlingenvervoer. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de Verordening is geregeld. Ook van de beleidsregels kan op grond van deze bepaling worden afgeweken. Eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot een kennelijke onbillijke uitkomst zou leiden. De ouders moeten aantonen dat er sprake is van een bijzondere situatie.

 

Ter voorkoming van – ongewenste – precedentwerking wordt bij de toepassing van de hardheidsclausule door het college duidelijk aangegeven en met argumenten onderbouwd waarom er sprake is van een bijzondere situatie (bijzondere specifieke, concrete situatie van de leerling of ouders van de leerling).

Artikel 22. Intrekking oude beleidsregel

De beleidsregel “Beleidsregels leerlingenvervoer Bergen (L) 2019” wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel.

 

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 november 2023 en heeft betrekking op aanvragen van het schooljaar 2023/2024 en volgende schooljaren.

Artikel 24. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) 2023”.

Aldus besloten in de collegevergadering van 10 oktober 2023

De burgemeester,

M.H.E. Pelzer

de secretaris,

B. Timmermans