Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerlen

Gemeenschappelijke regeling Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerlen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke regeling Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpZorg- en veiligheidshuis Parkstad

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Nieuwe regeling

10-10-2023

gmb-2023-439726

OBM-23000228

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad

Burgemeester en wethouders van Heerlen

en

de Burgemeester van Heerlen

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

overwegende dat samenwerking op het gebied van specifieke ondersteunende, uitvoerende en beleidsprocessen ten aanzien van zorg en veiligheid binnen een Zorg- en Veiligheidshuis meerwaarde oplevert en dat het daarom wenselijk is om daartoe een gemeenschappelijke regeling te treffen;

overwegende dat de raad op 27 september 2023 toestemming heeft verleend tot het treffen van de gemeenschappelijke regeling Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n :

tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling tot vorming van een openbaar lichaam genaamd: Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad;

    • b.

      deelnemer(s): een (de) aan deze regeling deelnemend(e) college(s) van burgemeester en wethouders en de burgemeester(s) van de gemeente(n) Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld en Voerendaal;

    • c.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • d.

      het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad: het rechtspersoonlijkheid bezittende openbaar lichaam zoals bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • e.

      het Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de regeling;

    • f.

      het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de regeling;

    • g.

      college(s):het (de) college(s) van burgemeester en wethouders van de gemeente(n) Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld en Voerendaal;

    • h.

      burgemeester(s): de burgemeester(s) van de gemeente(n) Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld en Voerendaal.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de gemeente, de raad en burgemeester en wethouders respectievelijk burgemeester gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur en dagelijks bestuur.

 

HOOFDSTUK 2 HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

 

 

Artikel 2 Instelling en doel

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad.

  • 2.

    Het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad is gevestigd te Heerlen.

  • 3.

    Het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad is ingesteld ter uitvoering van specifieke ondersteunende, uitvoerende en beleidsprocessen en -taken op het gebied van zorg en veiligheid voor de deelnemers als vermeld in artikel 3 van de regeling. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 kan het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad dit ook leveren aan niet deelnemende overheidsorganisaties, primair binnen de regio Zuid-Limburg.

  • 4.

    Het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad voert deze regeling uitsluitend in mandaat uit.

  • 5.

    Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 3 Taken

  • 1.

    Ondersteunende, uitvoerende en beleidsprocessen als bedoeld in artikel 2, derde lid, hebben betrekking op tenminste een van de volgende taken:

    • a.

      Bevorderen van de samenwerking tussen de gemeenten en partners in het justitiële, bestuurlijke en zorgdomein om te komen tot een integrale aanpak van (potentieel) criminele of ernstige overlast veroorzakende personen of systemen, mits daarbij sprake is van complexe casuïstiek. De aanpak staat in functie van het streven de sociale veiligheid te vergroten en daarmee de leefbaarheid binnen de samenleving te verbeteren.

    • b.

      Bijdragen aan de veiligheid(sbeleving) als onderdeel van het integrale veiligheidsbeleid. Hierbij gaat het om het voorkomen en verminderen van recidive, (ernstige) overlast, criminaliteit en maatschappelijke uitval bij complexe problemen, door een combinatie van repressie, bestuurlijke interventie en zorg.

    • c.

      Het vervullen van (specialistische) uitvoerings- en ondersteuningstaken die verband houden met de taken genoemd onder a en b.

    • d.

      Het inbrengen en delen van de kennis en expertise bij de beleidsvoorbereiding en uitvoering ten aanzien van de taken of afgeleiden daarvan genoemd onder a en b.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks een overzicht op van de ondersteunende, uitvoerende en beleidsprocessen die betrekking hebben op de in het eerste lid genoemde taken.

 

Artikel 4 Dienstverlening

  • 1.

    De deelnemers nemen het volledige pakket aan taken, zoals genoemd in artikel 3, af. De bijdrage zoals bedoeld in artikel 23, aanhef en onder a, wordt berekend op basis van dit gezamenlijke afnamepakket. In de begroting worden de werkzaamheden benoemd die behoren tot het gezamenlijke afnamepakket.

  • 2.

    Voor zover het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad voor een deelnemer werkzaamheden verricht die het in het vorige lid genoemde gezamenlijke afnamepakket te boven gaan, wordt een dienstverleningsovereenkomst afgesloten tussen het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad als dienstverlenende instantie (opdrachtnemer) en de deelnemer als afnemende instantie (opdrachtgever).

 

Artikel 5 Werkzaamheden voor derden

Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in artikel 3 vermelde taken, is het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad bevoegd tot het verrichten van diensten voor andere gemeenten dan de deelnemers en/of voor derden met een publiekrechtelijke status, na instemming door het Algemeen Bestuur en passend binnen geldende wettelijke kaders. Met deze organisaties worden eveneens dienstverlenings-overeenkomsten afgesloten en kostendekkende prijsafspraken gemaakt.

 

Artikel 6 Deelname aan samenwerkingsvormen

  • 1.

    Het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 93 tot en met 95 van de wet en aan een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS), overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 [Publicatieblad L 210 van 31.7.2006].

  • 2.

    Het besluit daartoe wordt door een gekwalificeerde meerderheid van het Algemeen Bestuur genomen. Van een gekwalificeerde meerderheid is sprake bij 2/3 van het totaal aantal stemmen als bedoeld in artikel 9. Alvorens het Algemeen Bestuur een besluit neemt, worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen.

 

Artikel 7 Bestuursorganen

Het bestuur van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter.

 

Artikel 8 Het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wordt gevormd door de burgemeesters en één wethouder per deelnemende gemeente.

  • 2.

    Met betrekking tot de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad berust bij het Algemeen Bestuur alle bevoegdheid, die niet bij wet, dan wel bij of krachtens deze regeling aan het Dagelijks Bestuur of aan de voorzitter is geattribueerd, opgedragen of gedelegeerd.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 4.

    Het besluit bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen.

 

Artikel 9 De werkwijze van het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Besluitvorming vindt plaats op basis van consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, vindt besluitvorming plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen.

  • 2.

    Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken besluit aangehouden tot de eerstvolgende vergadering. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter.

  • 3.

    Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste drie keer en voorts zo vaak als de Voorzitter of het Algemeen Bestuur dit nodig acht, of ten minste een vijfde van de leden daarom verzoeken.

  • 5.

    De vergaderingen zijn openbaar. Datum, tijdstip en plaats van de vergadering worden door de Voorzitter bekend gemaakt.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten dat een vergadering besloten is, indien tenminste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de Voorzitter dat nodig acht.

  • 7.

    Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

 

Artikel 10 Het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 11 Taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    1. De taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur volgen uit de wet, deze regeling of zijn door de colleges of burgemeesters opgedragen. Het Dagelijks Bestuur heeft de navolgende taken:

    • a.

      de uitvoering van specifieke ondersteunende, uitvoerende en beleidsprocessen met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken.

    • b.

      de besturing en de verantwoording van de gemeenschappelijke regeling.

    • c.

      het bevorderen en invullen van de samenwerking binnen Parkstad.

    • d.

      het leggen van dwarsverbanden en initiëren/uitvoeren van overkoepelende activiteiten.

    • e.

      het vervullen van de werkgeversrol voor de Zorg- en Veiligheidshuis Parkstadorganisatie.

    • f.

      de communicatie naar de stakeholders, zoals gemeenteraden, colleges, provincie, maatschappelijke organisaties en ketenpartners.

  • 3.

    Aan het Dagelijks Bestuur worden bij deze regeling alle bevoegdheden opgedragen, die nodig zijn voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taken.

 

Artikel 12 Besluitvorming door het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Besluitvorming vindt plaats op basis van consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, vindt besluitvorming plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen.

  • 2.

    Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken besluit aangehouden tot de eerstvolgende vergadering. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter.

  • 3.

    Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling.

  • 1.

    4. Aan het bepaalde in het tweede lid wordt geen toepassing gegeven als naar het oordeel van de Voorzitter het onderwerp waarover dient te worden besloten uit zijn aard geen uitstel duldt. In dat geval vindt onmiddellijk stemming plaats.

  • 4.

    Indien er sprake is van verdaging, stelt de Voorzitter na heropening van de beraadslagingen vast of consensus bestaat of dat stemming nodig is.

  • 5.

    Er vindt stemming/besluitvorming plaats indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is vertegenwoordigd.

  • 2.

    7. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo vaak als de Voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 8.

    Datum, tijdstip en plaats van een vergadering van het Dagelijks Bestuur worden door de Voorzitter aan de leden meegedeeld. De vergaderingen zijn besloten.

  • 9.

    Het Dagelijks Bestuur kan besluiten dat een vergadering openbaar is.

  • 10.

    Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

 

Artikel 13 De Voorzitter

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan, tevens zijnde voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Zorg- en Veiligheidshuis in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

 

HOOFDSTUK 3 DE DIRECTEUR/SECRETARIS EN HET PERSONEEL

Artikel 14 De directeur/secretaris

  • 1.

    Het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd de directeur/secretaris.

  • 2.

    De directeur/secretaris wordt benoemd en ontslagen door het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur wijst een plaatsvervanger voor de directeur/secretaris aan, die de directeur/secretaris in geval van verhindering of ontstentenis vervangt.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de bezoldiging van de directeur/secretaris vast.

  • 5.

    Het Dagelijks bestuur stelt een instructie voor de directeur/secretaris vast.

 

Artikel 15 Taken en bevoegdheden van de directeur/secretaris

  • 1.

    De directeur/secretaris staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter terzijde.

  • 2.

    De directeur/secretaris is aanwezig tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en draagt zorg voor de notulering daarvan.

  • 3.

    Door de directeur/secretaris worden alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan (mee-) ondertekend.

  • 4.

    De directeur/secretaris is belast met de algemene bedrijfsvoering en de leiding van de ambtelijke organisatie.

 

Artikel 16 Rechtspositie

  • 1.

    Op het personeel van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad is de CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties van toepassing alsmede de door het bestuur vastgestelde personele regelingen. Het openbaar lichaam neemt hiertoe als lid deel aan de Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO).

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de arbeidsvoorwaarden en de personele regelingen en kan daartoe volmacht/machtiging verlenen aan de directeur/secretaris.

 

Artikel 17 Personeel

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de formatieomvang vast.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met het aangaan van arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur/secretaris van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad, tenzij het medewerkers betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard die rechtstreeks onder de directeur/secretaris ressorteren, of de directeur/secretaris zelf.

 

HOOFDSTUK 4 FINANCIËN

Artikel 18 Organisatie van beheer en administratie

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad.

  • 1.

    2. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur gaan geen geldleningen aan, tenzij het voornemen daartoe aan de deelnemers is gemeld onder het stellen van een termijn van ten minste vier weken om blijk te geven van hun zienswijze.

 

Artikel 19 Middelen

  • 1.

    De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

 

Artikel 20 Ontwerpbegroting, algemene financiële/beleidsmatige kaders en voorlopige jaarrekening

Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de ontwerpbegroting -inclusief de algemene financiële en beleidsmatige kaders - en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten. Een en ander overeenkomstig artikel 34b en 35 van de wet.

 

Artikel 21 De begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en bijbehorende stukken ten minste twaalf weken voordat deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden toe aan de colleges en raden.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, ook algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 6.

    Binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, tweede lid, van de wet genoemde datum, zendt het dagelijks bestuur de begroting aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het bepaalde in het eerste, derde, vierde, zesde en zevende lid van dit artikel is, met uitzondering van de in het derde en het zesde lid genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 9.

    Het achtste lid is niet van toepassing op wijzigingen van de begroting, die niet leiden tot een overschrijding van de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers.

 

Artikel 22 De jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Van de baten en lasten van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening, het jaarverslag met daarbij behorende bescheiden, zoals vermeld in artikel 213 van de Gemeentewet. Na de eigen oordeelsvorming zendt het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening jaarlijks vóór de in artikel 34b van de wet genoemde datum toe aan de raden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, vierde lid, van de wet genoemde datum het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten en voorts aan de raden.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 van deze regeling, de door iedere deelnemende gemeente over het desbetreffende jaar verschuldigde bijdrage opgenomen.

 

Artikel 23 Inkomstenbronnen

De begroting van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad wordt gevoed uit:

  • a.

    de bijdragen van de gemeenten, tot het bedrag dat jaarlijks bij de vaststelling van de begroting wordt aangegeven naar rato van het inwoneraantal.

  • b.

    de bijdragen van de gemeenten voor de taken die op hun verzoek worden uitgevoerd.

  • c.

    subsidies;

  • d.

    overige inkomsten.

 

Artikel 24 Betaling van bijdragen

De gemeenten betalen voor de vijftiende dag van de maanden januari, april, juli en oktober telkens een vierde deel van de voor het begrotingsjaar geraamde bijdrage.

 

HOOFDSTUK 5 ARCHIEF

Artikel 25 Archivering

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

  • 2.

    De directeur/ secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4.

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats Historisch Centrum Limburg.

  • 5.

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Historisch Centrum Limburg.

  • 6.

    De archivaris van Historisch Centrum Limburg brengt tweejaarlijks aan het Dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Het Dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het Algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

  • 8.

    De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de opgedragen taken.

  • 9.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  • 10.

    In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

 

HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 26 Inlichtingenplicht voor de gemeenten

De besturen van de gemeenten verstrekken op verzoek van het Algemeen Bestuur en/of het Dagelijks Bestuur de benodigde inlichtingen en geven de medewerking, die voor de vervulling van de taken van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad nodig is.

 

Artikel 27 Inlichtingen en verantwoording aan het Algemeen Bestuur

  • 1.

    1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven (on)gevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is. Deze informatie wordt verstrekt tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur, wanneer één of meer leden daarom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden, in een vergadering van het Algemeen Bestuur verstrekt.

 

Artikel 28 Inlichtingen door de leden van het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Een lid van het Algemeen bestuur verschaft de raad, het college en de burgemeester van zijn gemeente op de voor die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen, die door deze raad, college of burgemeester worden verlangd.

  • 2.

    Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden verstrekt.

  • 3.

    De raad, het college of burgemeester kan een lid van het Algemeen Bestuur, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    De raad ontvangt twee maal per jaar een voortgangsrapportage.

 

Artikel 29 Inlichtingen door de bestuursorganen

  • 1.

    1. De bestuursorganen genoemd in artikel 7 verstrekken aan de raden en de colleges van de gemeenten de door één of meer leden van die raden of door de colleges gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het algemeen belang.

  • 2.

    De bestuursorganen genoemd in artikel 7 geven de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

 

HOOFDSTUK 7 TOETREDING, UITTREDING, OPHEFFING EN WIJZIGING VAN DE REGELING

Artikel 30 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot deze regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers alsmede van de potentiële deelnemer na verkregen toestemming van de gemeenteraden. Voorafgaande aan de besluitvorming omtrent toestemming worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 2.

    Het bestuur doet een voorstel omtrent de toetreding en geeft daarin aan of, en zo ja, welke voorwaarden aan de toetreding zijn verbonden.

  • 3.

    Het bestuur stelt een toetredingssom vast voor de toetreding tot deze regeling.

  • 4.

    De toetreding gaat in op een in overleg tussen het bestuur en de toetredende deelnemer te bepalen tijdstip, dat niet ligt vóór het tijdstip dat de in het eerste lid genoemde besluiten zijn genomen.

 

Artikel 31 Uittreding

  • 1.

    Een college van burgemeester en wethouders van een van de deelnemende gemeenten kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 2.

    Een college zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van 2 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

 

Artikel 32 Procedure en inhoud van het uittredingsplan

  • 1.

    Het in artikel 31, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2.

    Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het algemeen bestuur concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de directeur/voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel en in artikel 31 in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5-10% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 5.

    Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

 

Artikel 33 Opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven met instemming van alle deelnemers minus één. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de deelnemers gedurende 12 weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college te brengen.

  • 2.

    In geval van opheffing van de Regeling en daardoor uiteindelijk de ontbinding van het Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad stelt het Algemeen Bestuur een liquidatieplan vast, waarin in elk geval een sociaal plan ten aanzien van het personeel is opgenomen. Voordat het algemeen bestuur het liquidatieplan vaststelt worden de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    In het liquidatieplan kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Zo nodig blijven de bestuursorganen van de Regeling ook na de ingangsdatum van de opheffingsbesluiten in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

 

Artikel 34 Wijziging

De regeling kan worden gewijzigd indien tenminste drie/vierde van de deelnemers daartoe besluiten, nadat de gemeenteraden in de gelegenheid zijn gesteld om een zienswijze in te dienen en nadat de gemeenteraden toestemming hebben verleend.

 

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het Algemeen Bestuur, zoveel mogelijk analoog aan of in de geest van de bepalingen van de Gemeentewet, de wet en de regeling.

 

Artikel 36 Evaluatie, burgerparticipatie en zienswijzen

  • 1.

    De werking van de regeling zal geëvalueerd worden indien het Algemeen bestuur daartoe besluit. Het Dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de deelnemers voorleggen.

  • 2.

    Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemers betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 3.

    Deze regeling voorziet ten aanzien van de volgende besluiten van het Algemeen Bestuur in de mogelijkheid voor raden om voorafgaande aan besluitvorming door het Algemeen Bestuur een zienswijze naar voren te brengen:

    • a.

      het besluit tot deelname aan een andere gemeenschappelijke regeling (artikel 6, eerste lid)

    • b.

      het besluit tot deelname aan een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (artikel 6, eerste lid);

    • c.

      het vaststellen van een liquidatieplan (artikel 33, tweede lid).

 

Artikel 37 Rechtskracht eerder genomen besluiten

Vóór de inwerkingtreding van deze regeling door de deelnemers genomen besluiten op grond van de Samenwerkingsovereenkomst Veiligheidshuis Parkstad, behouden hun rechtskracht totdat door de bevoegde organen in deze nieuwe besluiten zijn genomen dan wel deze besluiten van rechtswege zijn vervallen.

 

Artikel 38 Bekendmaking en inwerkingtreden

  • 1.

    De regeling treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Het college van de gemeente Heerlen maakt deze regeling, alsmede besluiten tot wijziging, tot uittreding van, tot toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door Heerlen uitgegeven Gemeenteblad.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

 

Artikel 39 Naam

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Zorg- en Veiligheidshuis Parkstad“.

 

 

 

Heerlen, 10 oktober 2023

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de burgemeester,

drs. R. Wever

de secretaris,

drs. V.N. Gosselink-Van Dijk

De burgemeester voornoemd,

drs. R. Wever