Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023
CiteertitelSubsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpSubsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-10-2023nieuwe regeling

10-10-2023

gmb-2023-437593

RIS316717 OCW/10607119

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023

Toelichting

Op 7 september 2023 heeft de gemeenteraad het Beleidskader Kunst en Cultuur 2025-2028 - Ruimte voor ontwikkeling (hierna: beleidskader) (RIS315711) vastgesteld. Het beleidskader bevat de doelen van het Haagse kunst- en cultuurbeleid voor de periode van 2025 tot en met 2028, het bijbehorende subsidiestelsel en de beschikbare budgetten.

 

Het subsidiestelsel bestaat uit een aantal begrotingssubsidies en drie verschillende subsidieregelingen: een subsidieregeling per categorie A, B en C zoals genoemd in het beleidskader. Elke subsidieregeling heeft eigen subsidieplafonds en afgestemde voorwaarden en criteria. Dit is de subsidieregeling voor categorie C.

 

De Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023 is een regeling voor vierjarige subsidies op functie. Om meer oog te hebben voor het verschil in omvang van instellingen en daar in de beoordeling rekening mee te houden, heeft de gemeente Den Haag besloten om zes functies voor grote essentiële instellingen in het Haagse bestel te verankeren in deze aparte subsidieregeling. Deze zes functies zijn: een symfonieorkest, een multidisciplinair productie-ontwikkelhuis, een dansgezelschap, een grootstedelijk poppodium, een nationaal theatergezelschap en een filmhuis voor niet-commerciële films. De subsidieaanvragen worden op kwaliteit beoordeeld volgens de in de subsidieregeling opgenomen beoordelingscriteria.

 

Voor de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen vraagt het college advies aan de onafhankelijke Adviescommissie Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2025-2028 (RIS314386). Deze adviescommissie bestaat uit dertien kernleden (inclusief de voorzitter) en twintig disciplineleden. De commissieleden beschikken over expertise op één of meer van de volgende disciplines en/of gebieden: muziek (oud, klassiek, nieuw, muziektheater, pop, jazz, urban, elektronisch), theater, dans, letteren, film, beeldende kunst, musea en collectiebeheer, festivals, jongerencultuur, cultuureducatie en cultuurparticipatie.

 

Categorie A uit het beleidskader wordt verder uitgewerkt in de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2026 categorie A en categorie B uit het beleidskader in de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

  • -

    het Beleidskader Kunst en Cultuur 2025-2028;

 

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- adviescommissie:

door het college ingestelde Adviescommissie Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2025-2028 Den Haag (RIS314386);

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- Code Diversiteit & Inclusie:

gedragscode van, voor en door de Nederlandse culturele en creatieve sector met als doel dat de culturele en creatieve sector de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving representeert;

- college:

college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

- culturele instelling:

instelling die gericht is op beeldende kunst, muziek, theater, mode, letteren, spoken word, film, dans, design, games, urban, cultuureducatie en -participatie of een andere vorm van kunst of cultuur;

- cultuureducatie:

het ontwikkelen en aanbieden van cultuureducatie-aanbod ten behoeve van het onderwijs;

- Fair Practice Code:

gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie inhoudende regelingen en richtlijnen ter verbetering van het verdienvermogen en ontwikkelingsperspectieven voor werkenden op basis van de kernwaarden solidariteit, diversiteit, vertrouwen, duurzaamheid en transparantie;

- gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van de gemeente Den Haag;

- Governance Code Cultuur:

gedragscode die een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties biedt;

- maker:

individuele professionele cultuurbeoefenaar, die werkzaam is in de culturele sector, met of zonder vooropleiding, waarbij in ieder geval het creatieve maakproces de kern van diens werkzaamheden omvat;

- makersklimaat:

omstandigheden, middelen en ondersteuning die beschikbaar zijn voor maker om hun werk te creëren, ontwikkelen en presenteren;

- overschot:

resultaat in een kalenderjaar dat volgt uit de jaarlijkse resultaatsverdeling en dat naar evenredigheid van de inkomstenverdeling is toe te schrijven aan de gemeentelijke subsidie op grond van deze regeling;

- Richtlijnen verantwoording subsidies:

Richtlijnen verantwoording subsidies Den Haag 2020;

- talentontwikkeling:

proces van het identificeren, ondersteunen en bevorderen van individuen met uitzonderlijke vaardigheden en potentieel binnen de kunst- en cultuursector, buiten de context van formeel onderwijs.

 

Artikel 1:2 Toepeassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 genoemde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van deze regeling is om in en ten behoeve van de stad Den Haag te zorgen voor:

    a. een breed toegankelijk, veelzijdig en kwalitatief hoogwaardig aanbod van kunst en cultuur;

    b. een vitale, weerbare en duurzame kunst- en cultuursector;

    c. het bevorderen van diversiteit en inclusie in de kunst- en cultuursector;

    d. een leven lang kunst- en cultuureducatie;

    e. een levendig makersklimaat.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van deze regeling is een volwaardige culturele Haagse infrastructuur met lokale, regionale, nationale en internationale betekenis.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de volgende activiteiten die worden uitgevoerd in de periode van 2025 tot en met 2028:

  • a. het exploiteren van een symfonieorkest als bedoeld in artikel 7:1;

    b. het exploiteren van een multidisciplinair productie-ontwikkelhuis als bedoeld in artikel 8:1;

    c. het exploiteren van een dansgezelschap als bedoeld in artikel 9:1;

    d. het exploiteren van een grootstedelijk poppodium als bedoeld in artikel 10:1;

    e. het exploiteren van een nationaal theatergezelschap als bedoeld in artikel 11:1; of

    f. het exploiteren van een filmhuis voor niet-commerciële films als bedoeld in artikel 12:1.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan culturele instellingen die rechtspersoon zijn met volledige rechtsbevoegdheid, minimaal vijf jaar gevestigd zijn in de stad Den Haag en zich minimaal vijf jaar professioneel, beroepsmatig en in hoofdzaak, bezig houden met kunst en cultuur in Den Haag.

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als genoemd in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komt de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

 

Artikel 1:7 Indexatie

  • 1.

    Het college indexeert de verleende subsidie voor de kalenderjaren 2025, 2026, 2027 en 2028 ongeacht het geldend subsidieplafond en de in de artikelen 7:2, 8:2, 9:2, 10:2, 11:2 en 12:2 genoemde maximale subsidiebedragen op basis van de door de Rijksoverheid gepubliceerde meicirculaire gemeentefonds voor het betreffende kalenderjaar, met de volgende indicatoren en wegingsfactoren:

    a. loonvoet sector overheid voor 70%;

    b. prijs bruto overheidsinvesteringen voor 15%; en

    c. prijs materiële overheidsconsumptie voor 15%.

  • 2.

    Het college kan de wijze van indexering aanpassen indien er wijzigingen optreden in de manier waarop de Rijksoverheid gemeenten compenseert voor inflatie.

 

Artikel 1:8 Adviescommissie

  • 1.

    Het college legt de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie voor advies voor aan de adviescommissie.

  • 2.

    De adviescommissie geeft voor elk van de activiteiten als genoemd in artikel 1:4 een advies over:

    a. het aantal toe te kennen punten; en

    b. de hoogte van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt per activiteit als genoemd in artikel 1:4 een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie. Bij de rangschikking kent het college op grond van artikel 1:10 punten toe aan de hand van de volgende criteria met het volgende maximum aantal punten:

    a. artistiek-inhoudelijk beleid, maximaal 25 punten;

    b. zakelijk beleid, maximaal 25 punten;

    c. diversiteit en inclusie, maximaal 20 punten;

    d. cultuureducatie, maximaal 10 punten;

    e. talentontwikkeling en makersklimaat, maximaal 10 punten.

  • 2.

    Aanvragen komen alleen voor subsidie in aanmerking als:

    a. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium artistiek-inhoudelijk beleid; en

    b. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium zakelijk beleid.

  • 3.

    Het college verleent de subsidie per activiteit alleen op basis van de aanvraag met het hoogste aantal punten.

  • 4.

    Als voor een activiteit twee of meer aanvragen bij de beoordeling de meeste punten hebben behaald, vindt loting door een notaris plaats.

 

Artikel 1:10 Deelcriteria

  • 1.

    De criteria als genoemd in artikel 1:9, eerste lid, bestaan uit de deelcriteria als bedoeld in de volgende leden. Per deelcriterium wordt minimaal één punt en maximaal vijf punten toegekend.

  • 2.

    Het criterium artistiek-inhoudelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. samenhang binnen het artistieke profiel: de mate waarin de programmering niet het vertrekpunt, maar een integraal onderdeel is van de artistieke en zakelijke ambities en het diversiteit- en inclusiebeleid van de aanvrager;

    b. vakdeskundigheid: de vaardigheid en vakbekwaamheid van de bij de instelling betrokken professionals of, voor ondersteunende partijen, de wijze waarop zij zich ten dienste stellen van de relevante sectoren;

    c. zeggingskracht: de mate waarin het werk van de aanvrager het publiek aanspreekt. De aanvrager is in staat haar publiek te raken, ontroeren, vermaken, prikkelen, inspireren of aan het denken te zetten;

    d. oorspronkelijkheid: de mate waarin de aanvraag een herkenbare artistieke signatuur heeft, onlosmakelijk verbonden met de aanvrager. Deze levert hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de Haagse culturele sector; en

    e. vernieuwing of experiment: de mate waarin de aanvrager een bijdrage levert aan de artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de culturele sector waarin ze opereert, bijvoorbeeld door middel van vernieuwing, experiment, nieuwe kunstvormen of het aangaan van een voor de aanvrager niet eerder bestaande samenwerking. De initiatieven passen bij deze tijd of anticiperen op de toekomst, en er is daarbij aandacht voor nieuwe generaties van zowel publiek als makers, en nieuwe kunstvormen.

  • 3.

    Het criterium zakelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. gezonde bedrijfsvoering: de mate waarin de aanvrager een duidelijke visie op bedrijfsvoering heeft die integraal onderdeel uitmaakt van de algemene missie en visie van de aanvrager, en die blijkt uit:

    1º een realistische en sluitende meerjarenbegroting en activiteitenplan die passend zijn bij de slagkracht van de aanvrager en het aangevraagde subsidiebedrag;

    2º een evenwichtige financieringsmix;

    3º een beleid waarin bewuste keuzes zijn gemaakt met betrekking tot duurzaamheid en daarmee het verkleinen van de ecologische voetafdruk; en

    4º financiële reserves die in verhouding staan tot de financiële risicoanalyse van de aanvrager; goed werkgeverschap: de aanvrager past de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code toe en voert een duurzaam personeelsbeleid, inclusief het principe van fair pay;

    b. relatie publiek: de mate waarin de aanvrager in staat is om het beoogde publiek te bereiken door ontwikkelingen in publiekssamenstelling en -gedrag te monitoren en daarop te acteren;

    c. positionering en samenwerking: de mate waarin de aanvrager zich bewust is van de eigen positionering en aantoonbaar opereert in samenhang met andere organisaties binnen en buiten de cultuursector en logische en gelijkwaardige samenwerkingspartners heeft in de hele stad, in zowel het centrum als de overige stadsdelen, passend bij de omvang en ambities van de aanvrager, blijkend uit: een heldere reflectie op de eigen positionering in de lokale, stedelijke, regionale, nationale of internationale context; en

    d. belang voor Den Haag: de mate waarin de aanvrager duidelijk maakt welke maatschappelijke rol zij inneemt, of wil innemen, in Den Haag en daarmee het belang van de stad Den Haag dient.

  • 4.

    Het criterium diversiteit en inclusie bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. reflectie: de mate waarin de aanvrager in de aanvraag reflecteert op diversiteit en inclusie -pas toe of leg uit- en aan de hand daarvan een duidelijke visie op dit onderwerp heeft, onder meer blijkend uit SMART geformuleerde doelstellingen;

    b. ambitieniveau: het ambitieniveau van de aanvraag op het gebied van diversiteit en inclusie, passend bij de omvang en aard van de aanvrager, onder meer blijkend uit een nulmeting conform de scan uit de code diversiteit en inclusie, passende ambities of streefcijfers;

    c. toegankelijkheid: de mate waarin de aanvrager initiatieven onderneemt om de financiële, sociale, fysieke en digitale drempels weg te nemen om meer nieuwe publiekgroepen of een bredere mix van doelgroepen te bereiken; en

    d. inclusief klimaat: de mate waarin de aanvrager zorgt voor een inclusief klimaat voor personeel, publiek en partners en waarin diversiteit en inclusie belangrijk zijn bij de samenstelling van producties en programma’s.

  • 5.

    Het criterium cultuureducatie bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. de mate waarin de aanvrager een duidelijke visie op cultuureducatie formuleert en hierbij aantoont op welke praktische of theoretische onderbouwing de voorgestelde aanpak van de educatieprogramma’s is gebaseerd en hoe de kwaliteit van de educatieprogramma’s wordt geborgd en geëvalueerd; en

    b. de mate waarin de aanvrager een inclusief, betekenisvol en toegankelijk cultuureducatieaanbod ontwikkelt en ervoor zorgt dat de belevingswereld van het kind en de jongere hierin wordt meegenomen.

  • 6.

    Het criterium talentontwikkeling en makersklimaat bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. de mate waarin de aanvrager inzichtelijk maken op welke wijze zij makers begeleidt en vanuit welke visie op talentontwikkeling zij makers coacht; en

    b. de mate waarin er aandacht is voor makers die zich op andere wijze dan via de traditionele kunstvakopleidingen ontwikkeld hebben en voor het stimuleren van makers om over grenzen heen te kijken.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een uittreksel van de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met de huidige bestuurssamenstelling, niet ouder dan één jaar;

    b. een kopie van een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon met de geldende statuten;

    c. de jaarrekening over 2022 inclusief balans en de winst- en verliesrekening;

    d. het jaarverslag over 2022;

    e. de current ratio en solvabiliteitsratio op 31 december 2022; en

    f. een actueel meerjarenonderhoudsplan indien de aanvrager kosten voor onderhoud heeft opgenomen in de begroting.

  • 2.

    Als de aanvrager BTW-plichtig is legt hij, in aanvulling op artikel 8, tweede lid, van de ASV, tevens de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW; en

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken.

  • 3.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde aanvraagformulier en de bijhorende formats.

  • 4.

    Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier tijdig is ingediend conform artikel 2:2 en alle op het formulier vermelde bijlagen zijn bijgevoegd.

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie uitsluitend ingediend per e-mail via kunstenplan@denhaag.nl en subsidies@denhaag.nl in de periode van 22 januari 2024 om 00:00 uur tot en met 1 februari 2024 om 23:59 uur.

  • 2.

    Een aanvrager kan op basis van deze regeling slechts één aanvraag indienen, voor één van de in artikel 1:4 genoemde activiteiten.

  • 3.

    Als een aanvrager twee of meer aanvragen indient op basis van deze regeling vindt loting door het college plaats waarbij alleen de eerst getrokken aanvraag in behandeling wordt genomen.

 

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV, beslist het college uiterlijk op 30 september 2024 op de aanvraag subsidie.

  • 2.

    Het college kan de beslistermijn uit het vorige lid eenmaal verlengen met maximaal 6 weken.

 

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tot en met vierde lid, van de ASV kan het college een subsidie weigeren als uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager naar gangbare bedrijfseconomische principes financieel ongezond is.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste tot en met vierde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

    a. de te subsidiëren activiteiten niet zullen worden uitgevoerd in de periode van 2025 tot en met 2028; of

    b. aan de aanvrager over het kalenderjaar 2025 een begrotingssubsidie is of zal worden verleend door het college.

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en bevoorschotting

 

Artikel 4:1 Verplichingen

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 12 en 13 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de controle door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt en of de subsidie rechtmatig, doelmatig en doeltreffend wordt besteed;

    b. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoeken die tot doel hebben de samenstelling van het publiek van Haagse culturele instellingen in kaart te brengen, waaronder het publieksonderzoek dat in opdracht van de gemeente wordt uitgevoerd; en

    c. de subsidieontvanger is verplicht in ieder geval en zo spoedig mogelijk afwijkingen te melden van 20% of hoger van de inhoudelijke resultaten of de besteding van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    a. indien de subsidieontvanger voor het uitoefenen van zijn activiteiten huisvesting behoeft en de huisvestingslasten onderdeel uit maken van de te verstrekken subsidie, om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is;

    b. indien het college toepassing geeft aan onderdeel a, tevens om het betreffende gemeentelijk vastgoed meervoudig of gezamenlijk te (laten) gebruiken;

    c. indien de uitoefening van de activiteiten van de subsidieontvanger niet plaatsvindt in of op gemeentelijk vastgoed om de huisvesting waarin de activiteiten plaatsvinden in medegebruik te geven of te verhuren aan andere subsidieontvangers van de gemeente teneinde meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende vastgoed te realiseren.

 

Artikel 4:2 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats volgens het ritme van uitbetaling gemeentefonds:

    - Januari 15%

    - Februari 7%

    - Maart 7%

    - April 7%

    - Mei 15%

    - Juni 7%

    - Juli 7%

    - Augustus 7%

    - September 3%

    - Oktober 11%

    - November 14%

  • 2.

    Het college kan de bevoorschotting op verzoek van de subsidieontvanger aanpassen als dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is gelet op de doelmatigheid of doeltreffendheid van de subsidie.

 

Hoofdstuk 5 Tussentijdse verantwoording en vorming bestemmingsfonds

 

Artikel 5:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

De subsidieontvanger dient uiterlijk op 30 april 2026, 2027 en 2028 een tussentijdse verantwoording in over respectievelijk het kalenderjaar 2025, 2026 en 2027.

 

Artikel 5:2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    De tussentijdse verantwoording bestaat uit:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies;

    c. een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat conform artikel 6 van de Richtlijnen verantwoording subsidies; en

    d. een verklaring dat de verantwoording over het betreffende kalenderjaar juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat in ieder geval:

    a. een toelichting op de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de subsidieaanvraag;

    b. een toelichting op en beschrijving van de activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering, publieksbereik en duurzaamheid, en de mate van naleving van de Fair Practice Code alsmede de eisen van goed werkgeverschap en fair pay;

    c. een toelichting op de positionering van de instelling en het belang dat het voor de stad dient;

    d. de actuele bestuurssamenstelling, met vermelding van eventuele bestuursmutaties, inclusief het geldende rooster van aftreden en een korte passage over de wijze waarop naleving van de principes van de Governance Code Cultuur in de organisatie zijn geborgd;

    e. een toelichting op de behaalde resultaten van de in de aanvraag gestelde doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie, op de wijze waarop mogelijke barrières worden weggenomen en hoe er gestreefd wordt naar een inclusief klimaat binnen de instelling;

    f. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor scholen, een evaluatie op de gestelde educatieaanpak en op het bereik van de programma’s;

    en

    g. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van talentontwikkelingsprogramma’s voor makers, een evaluatie van de aanpak en de invulling van de trajecten van de makers.

  • 3.

    Voor zover van toepassing, bevat het financieel verslag in ieder geval een expliciete vermelding met toelichting van het overschot in het betreffende kalenderjaar en van het bestemmingsfonds als bedoeld in artikel 5:3.

  • 4.

    Bij de subsidieverlening kan worden afgeweken van de vorige leden.

 

Artikel 5:3 Vorming bestemmingsfonds

  • 1.

    Een overschot in het kalenderjaar 2025, 2026 of 2027 mag worden toegevoegd aan een bestemmingsfonds meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur Den Haag 2025-2028. Het bestemmingsfonds mag in totaal niet meer bevatten dan 10% van de voor het betreffende kalenderjaar verleende subsidie.

  • 2.

    Het college kan toestemming verlenen voor een hoger percentage dan 10% als bedoeld in het vorige lid als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is gelet op de doelmatigheid of doeltreffendheid van de verleende subsidie. Het college kan aan de toestemming nadere eisen verbinden.

  • 3.

    Het bestemmingsfonds mag uitsluitend worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

 

Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling

 

Artikel 6:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 30 april 2029.

 

Artikel 6:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over de periode van 2025 tot en met 2028 conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende inhoudelijke verslagen over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2028;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over de periode 2025 tot en met 2028 conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende financiële verslagen over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2028;

    c. een controleverklaring over het financieel eindverslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk eindverslag met het financieel eindverslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat conform artikel 6 van de Richtlijnen verantwoording subsidies;

    d. een verklaring dat de verantwoording over de kalenderjaren 2025 tot en met 2028 juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model; en

    e. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingsstukken en de eindverantwoording.

  • 2.

    Het inhoudelijk eindverslag bevat in ieder geval:

    a. een toelichting op de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de subsidieaanvraag;

    b. een toelichting op en beschrijving van de activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering, publieksbereik en duurzaamheid, en de mate van naleving van de Fair Practice Code alsmede de eisen van goed werkgeverschap en fair pay;

    c. een toelichting op de positionering van de instelling en het belang dat het voor de stad dient;

    d. de actuele bestuurssamenstelling, met vermelding van eventuele bestuursmutaties, inclusief het geldende rooster van aftreden en een korte passage over de wijze waarop naleving van de principes van de Governance Code Cultuur in de organisatie zijn geborgd;

    e. een toelichting op de behaalde resultaten van de in de aanvraag gestelde doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie, op de wijze waarop mogelijke barrières worden weggenomen en hoe er gestreefd wordt naar een inclusief klimaat binnen de instelling;

    f. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor scholen, een evaluatie op de gestelde educatieaanpak en op het bereik van de programma’s;

    en

    g. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van talentontwikkelingsprogramma’s voor makers, een evaluatie van de aanpak en de invulling van de trajecten van de makers.

  • 3.

    Bij de subsidieverlening kan worden afgeweken van de vorige leden.

 

Artikel 6:3 Termijn vaststelling subsidie

In afwijking van artikel 20, eerste lid, van de ASV stelt het college de subsidie vast binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling.

 

Hoofdstuk 7 Subsidie symfonieorkest

 

Artikel 7:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een symfonieorkest dat:

  • a. in hoge mate bijdraagt aan het muzikale klimaat in Den Haag;

    b. naast de reguliere programmering binnen de daarvoor bestemde locaties, ook alternatieve concertformules en programma’s ontwikkelt;

    c. een breder publiek met het orkest en met oude, klassieke en nieuwe muziek kan laten kennismaken;

    d. verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van talentontwikkeling en voor cultuureducatie en cultuurparticipatieprogramma’s in Den Haag; en

    e. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.

 

Artikel 7:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 1.125.001 en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 7:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 5.597.000 per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28 Awb, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Hoofdstuk 8 Subsidie multidisciplinair productie-ontwikkelhuis

 

Artikel 8:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een multidisciplinair productie-ontwikkelhuis dat:

  • a. als kernactiviteit heeft het faciliteren, begeleiden en stimuleren van talentvolle of innovatieve makers binnen de podiumkunsten en met name binnen de hedendaagse Haagse danscultuur;

    b. de activiteiten van de makers gedurende het jaar voor het publiek vertoont zowel in Den Haag, op het eigen podium, als ook elders in het land;

    c. binnen de programmering ruimte biedt aan nationale en internationale makers;

    d. actief en aantoonbaar culturele activiteiten voornamelijk ontplooit in dan wel ten behoeve van Den Haag;

    e. beschikt over de benodigde kennis, faciliteiten en netwerken van professionele partners die van belang zijn voor makers en hun ontwikkeling; en

    f. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.

 

Artikel 8:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 1.125.001 en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 8:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 2.110.000 per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28 Awb, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Hoofdstuk 9 Subsidie dansgezelschap

 

Artikel 9:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een dansgezelschap dat:

  • a. het hele jaar door voorziet in de verzorging van grootschalig, onderscheidend hedendaags dansaanbod in een internationale context;

    b. een belangrijke bijdrage levert aan het Haagse, nationale en internationale danserfgoed;

    c. oog heeft voor excellentie en talentontwikkeling;

    d. vernieuwing en pluriformiteit, alsmede educatie- en participatie-activiteiten voor jong en oud heeft opgenomen in het eigen beleid;

    e. actief inzet op het aantrekken van doelgroepen uit Den Haag die om uiteenlopende redenen minder snel een dansvoorstelling bezoeken; en

    f. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.

 

Artikel 9:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 1.125.001 en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 9:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 3.192.000 per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28 Awb, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Hoofdstuk 10 Subsidie grootstedelijk poppodium

 

Artikel 10:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een grootstedelijk poppodium dat:

  • a. een uitgebreid, breed, veelzijdig en doorlopend popprogramma heeft zowel voor het eigen podia als voor diverse andere poppodia in Den Haag;

    b. diverse podia heeft, waaronder één met een schaalgrootte van minimaal 1000 bezoekers;

    c. evenementen en initiatieven ontwikkelt waarmee nieuwe doelgroepen vanuit Den Haag, maar ook van daarbuiten, kunnen worden aangetrokken;

    d. medeverantwoordelijkheid draagt voor de Haagse keten van poppodia en -initiatieven in de stad op het gebied van talentontwikkeling;

    e. een belangrijke speler is in het Haagse uitgaansleven en als zodanig een bijdrage levert aan een bloeiende nachtcultuur;

    f. mede-aanjager is van pluriformiteit binnen huidige en nieuwe muziekstromingen; en

    g. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.

 

Artikel 10:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 1.125.001 en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 10:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 1.741.000 per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28 Awb, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Hoofdstuk 11 Subsidie nationaal theatergezelschap

 

Artikel 11:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een nationaal theatergezelschap, dat:

  • a. hoogwaardig theateraanbod voor de grote zalen in Den Haag waarborgt;

    b. een stad overstijgende uitstraling heeft, een jeugdgezelschap heeft en een ontwikkelplek is voor regietalenten en jonge theatermakers;

    c. verantwoordelijkheid draagt voor talentontwikkeling;

    d. programma’s opzet ten behoeve van cultuureducatie en -participatie voor jong en oud;

    e. publieksgroepen uit Den Haag actief betrekt bij programma’s die om uiteenlopende redenen minder snel theaterproducties bezoeken; en

    f. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.

 

Artikel 11:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 1.125.001 en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 11:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 11.237.000 per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28 Awb, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Hoofdstuk 12 Subsidie filmhuis voor niet-commerciële films

 

Artikel 12:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een filmhuis voor niet-commerciële films, dat:

  • a. het hele jaar door in Den Haag films uit verschillende landen vertoont, van internationale klassiekers tot hedendaagse kwaliteitsfilms;

    b. met haar programmering en randprogrammering wereldwijde onderwerpen agendeert en op die gebieden de samenwerking aangaat met relevante partners;

    c. educatieprogramma’s ontwikkelt en door het bieden van een podium aan jonge, bij voorkeur Haagse, filmmakers verantwoordelijkheid draagt voor talentontwikkeling en vernieuwing binnen de filmsector;

    d. kennis op het gebied van filmfestivals, filmeducatie, digitalisering en mediawijsheid deelt en in samenwerking met regionale, nationale en internationale organisaties ontwikkelt; en

    e. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.

 

Artikel 12:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 1.125.001 en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 12:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het totaal subsidieplafond €1.162.000 per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28 Awb, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Hoofdstuk 13 Overige bepalingen

 

Artikel 13:1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 13:2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 - categorie C Den Haag 2023.

 

Den Haag, 10 oktober 2023

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen