Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023 |
Citeertitel | Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023 |
Geen
Algemene subsidieverordening Den Haag 2020
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-10-2023 | nieuwe regeling | 10-10-2023 | RIS316717 OCW/10607119 |
Op 7 september 2023 heeft de gemeenteraad het Beleidskader Kunst en Cultuur 2025-2028 - Ruimte voor ontwikkeling (hierna: beleidskader) (RIS315711) vastgesteld. Het beleidskader bevat de doelen van het Haagse kunst- en cultuurbeleid voor de periode van 2025 tot en met 2028, het bijbehorende subsidiestelsel en de beschikbare budgetten.
Het subsidiestelsel bestaat uit een aantal begrotingssubsidies en drie verschillende subsidieregelingen: een subsidieregeling per categorie A, B en C zoals genoemd in het beleidskader. Elke subsidieregeling heeft eigen subsidieplafonds en afgestemde voorwaarden en criteria. Dit is de subsidieregeling voor categorie C.
De Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023 is een regeling voor vierjarige subsidies op functie. Om meer oog te hebben voor het verschil in omvang van instellingen en daar in de beoordeling rekening mee te houden, heeft de gemeente Den Haag besloten om zes functies voor grote essentiële instellingen in het Haagse bestel te verankeren in deze aparte subsidieregeling. Deze zes functies zijn: een symfonieorkest, een multidisciplinair productie-ontwikkelhuis, een dansgezelschap, een grootstedelijk poppodium, een nationaal theatergezelschap en een filmhuis voor niet-commerciële films. De subsidieaanvragen worden op kwaliteit beoordeeld volgens de in de subsidieregeling opgenomen beoordelingscriteria.
Voor de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen vraagt het college advies aan de onafhankelijke Adviescommissie Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2025-2028 (RIS314386). Deze adviescommissie bestaat uit dertien kernleden (inclusief de voorzitter) en twintig disciplineleden. De commissieleden beschikken over expertise op één of meer van de volgende disciplines en/of gebieden: muziek (oud, klassiek, nieuw, muziektheater, pop, jazz, urban, elektronisch), theater, dans, letteren, film, beeldende kunst, musea en collectiebeheer, festivals, jongerencultuur, cultuureducatie en cultuurparticipatie.
Categorie A uit het beleidskader wordt verder uitgewerkt in de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2026 categorie A en categorie B uit het beleidskader in de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,
besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C Den Haag 2023:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 1:2 Toepeassingsbereik
Deze regeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 genoemde activiteiten.
Artikel 1:3 Doel van de subsidie
Het doel van deze regeling is om in en ten behoeve van de stad Den Haag te zorgen voor:
a. een breed toegankelijk, veelzijdig en kwalitatief hoogwaardig aanbod van kunst en cultuur;
b. een vitale, weerbare en duurzame kunst- en cultuursector;
c. het bevorderen van diversiteit en inclusie in de kunst- en cultuursector;
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de volgende activiteiten die worden uitgevoerd in de periode van 2025 tot en met 2028:
a. het exploiteren van een symfonieorkest als bedoeld in artikel 7:1;
b. het exploiteren van een multidisciplinair productie-ontwikkelhuis als bedoeld in artikel 8:1;
c. het exploiteren van een dansgezelschap als bedoeld in artikel 9:1;
d. het exploiteren van een grootstedelijk poppodium als bedoeld in artikel 10:1;
e. het exploiteren van een nationaal theatergezelschap als bedoeld in artikel 11:1; of
f. het exploiteren van een filmhuis voor niet-commerciële films als bedoeld in artikel 12:1.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan culturele instellingen die rechtspersoon zijn met volledige rechtsbevoegdheid, minimaal vijf jaar gevestigd zijn in de stad Den Haag en zich minimaal vijf jaar professioneel, beroepsmatig en in hoofdzaak, bezig houden met kunst en cultuur in Den Haag.
Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Het college indexeert de verleende subsidie voor de kalenderjaren 2025, 2026, 2027 en 2028 ongeacht het geldend subsidieplafond en de in de artikelen 7:2, 8:2, 9:2, 10:2, 11:2 en 12:2 genoemde maximale subsidiebedragen op basis van de door de Rijksoverheid gepubliceerde meicirculaire gemeentefonds voor het betreffende kalenderjaar, met de volgende indicatoren en wegingsfactoren:
a. loonvoet sector overheid voor 70%;
Artikel 1:9 Wijze van verdeling
Het college brengt per activiteit als genoemd in artikel 1:4 een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie. Bij de rangschikking kent het college op grond van artikel 1:10 punten toe aan de hand van de volgende criteria met het volgende maximum aantal punten:
a. artistiek-inhoudelijk beleid, maximaal 25 punten;
b. zakelijk beleid, maximaal 25 punten;
c. diversiteit en inclusie, maximaal 20 punten;
Het criterium artistiek-inhoudelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:
a. samenhang binnen het artistieke profiel: de mate waarin de programmering niet het vertrekpunt, maar een integraal onderdeel is van de artistieke en zakelijke ambities en het diversiteit- en inclusiebeleid van de aanvrager;
b. vakdeskundigheid: de vaardigheid en vakbekwaamheid van de bij de instelling betrokken professionals of, voor ondersteunende partijen, de wijze waarop zij zich ten dienste stellen van de relevante sectoren;
c. zeggingskracht: de mate waarin het werk van de aanvrager het publiek aanspreekt. De aanvrager is in staat haar publiek te raken, ontroeren, vermaken, prikkelen, inspireren of aan het denken te zetten;
d. oorspronkelijkheid: de mate waarin de aanvraag een herkenbare artistieke signatuur heeft, onlosmakelijk verbonden met de aanvrager. Deze levert hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de Haagse culturele sector; en
e. vernieuwing of experiment: de mate waarin de aanvrager een bijdrage levert aan de artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de culturele sector waarin ze opereert, bijvoorbeeld door middel van vernieuwing, experiment, nieuwe kunstvormen of het aangaan van een voor de aanvrager niet eerder bestaande samenwerking. De initiatieven passen bij deze tijd of anticiperen op de toekomst, en er is daarbij aandacht voor nieuwe generaties van zowel publiek als makers, en nieuwe kunstvormen.
Het criterium zakelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:
a. gezonde bedrijfsvoering: de mate waarin de aanvrager een duidelijke visie op bedrijfsvoering heeft die integraal onderdeel uitmaakt van de algemene missie en visie van de aanvrager, en die blijkt uit:
1º een realistische en sluitende meerjarenbegroting en activiteitenplan die passend zijn bij de slagkracht van de aanvrager en het aangevraagde subsidiebedrag;
2º een evenwichtige financieringsmix;
3º een beleid waarin bewuste keuzes zijn gemaakt met betrekking tot duurzaamheid en daarmee het verkleinen van de ecologische voetafdruk; en
4º financiële reserves die in verhouding staan tot de financiële risicoanalyse van de aanvrager; goed werkgeverschap: de aanvrager past de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code toe en voert een duurzaam personeelsbeleid, inclusief het principe van fair pay;
b. relatie publiek: de mate waarin de aanvrager in staat is om het beoogde publiek te bereiken door ontwikkelingen in publiekssamenstelling en -gedrag te monitoren en daarop te acteren;
c. positionering en samenwerking: de mate waarin de aanvrager zich bewust is van de eigen positionering en aantoonbaar opereert in samenhang met andere organisaties binnen en buiten de cultuursector en logische en gelijkwaardige samenwerkingspartners heeft in de hele stad, in zowel het centrum als de overige stadsdelen, passend bij de omvang en ambities van de aanvrager, blijkend uit: een heldere reflectie op de eigen positionering in de lokale, stedelijke, regionale, nationale of internationale context; en
d. belang voor Den Haag: de mate waarin de aanvrager duidelijk maakt welke maatschappelijke rol zij inneemt, of wil innemen, in Den Haag en daarmee het belang van de stad Den Haag dient.
Het criterium diversiteit en inclusie bestaat uit de volgende deelcriteria:
a. reflectie: de mate waarin de aanvrager in de aanvraag reflecteert op diversiteit en inclusie -pas toe of leg uit- en aan de hand daarvan een duidelijke visie op dit onderwerp heeft, onder meer blijkend uit SMART geformuleerde doelstellingen;
b. ambitieniveau: het ambitieniveau van de aanvraag op het gebied van diversiteit en inclusie, passend bij de omvang en aard van de aanvrager, onder meer blijkend uit een nulmeting conform de scan uit de code diversiteit en inclusie, passende ambities of streefcijfers;
c. toegankelijkheid: de mate waarin de aanvrager initiatieven onderneemt om de financiële, sociale, fysieke en digitale drempels weg te nemen om meer nieuwe publiekgroepen of een bredere mix van doelgroepen te bereiken; en
d. inclusief klimaat: de mate waarin de aanvrager zorgt voor een inclusief klimaat voor personeel, publiek en partners en waarin diversiteit en inclusie belangrijk zijn bij de samenstelling van producties en programma’s.
Het criterium cultuureducatie bestaat uit de volgende deelcriteria:
a. de mate waarin de aanvrager een duidelijke visie op cultuureducatie formuleert en hierbij aantoont op welke praktische of theoretische onderbouwing de voorgestelde aanpak van de educatieprogramma’s is gebaseerd en hoe de kwaliteit van de educatieprogramma’s wordt geborgd en geëvalueerd; en
b. de mate waarin de aanvrager een inclusief, betekenisvol en toegankelijk cultuureducatieaanbod ontwikkelt en ervoor zorgt dat de belevingswereld van het kind en de jongere hierin wordt meegenomen.
Het criterium talentontwikkeling en makersklimaat bestaat uit de volgende deelcriteria:
a. de mate waarin de aanvrager inzichtelijk maken op welke wijze zij makers begeleidt en vanuit welke visie op talentontwikkeling zij makers coacht; en
b. de mate waarin er aandacht is voor makers die zich op andere wijze dan via de traditionele kunstvakopleidingen ontwikkeld hebben en voor het stimuleren van makers om over grenzen heen te kijken.
Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen
In afwijking van artikel 8, derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:
a. een uittreksel van de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met de huidige bestuurssamenstelling, niet ouder dan één jaar;
b. een kopie van een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon met de geldende statuten;
c. de jaarrekening over 2022 inclusief balans en de winst- en verliesrekening;
e. de current ratio en solvabiliteitsratio op 31 december 2022; en
f. een actueel meerjarenonderhoudsplan indien de aanvrager kosten voor onderhoud heeft opgenomen in de begroting.
Als de aanvrager BTW-plichtig is legt hij, in aanvulling op artikel 8, tweede lid, van de ASV, tevens de volgende gegevens over:
a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;
b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW; en
c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken.
In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie uitsluitend ingediend per e-mail via kunstenplan@denhaag.nl en subsidies@denhaag.nl in de periode van 22 januari 2024 om 00:00 uur tot en met 1 februari 2024 om 23:59 uur.
In aanvulling op de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste tot en met vierde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:
a. de te subsidiëren activiteiten niet zullen worden uitgevoerd in de periode van 2025 tot en met 2028; of
b. aan de aanvrager over het kalenderjaar 2025 een begrotingssubsidie is of zal worden verleend door het college.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen en bevoorschotting
In aanvulling op de artikelen 12 en 13 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:
a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de controle door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt en of de subsidie rechtmatig, doelmatig en doeltreffend wordt besteed;
b. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoeken die tot doel hebben de samenstelling van het publiek van Haagse culturele instellingen in kaart te brengen, waaronder het publieksonderzoek dat in opdracht van de gemeente wordt uitgevoerd; en
c. de subsidieontvanger is verplicht in ieder geval en zo spoedig mogelijk afwijkingen te melden van 20% of hoger van de inhoudelijke resultaten of de besteding van de subsidie.
Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:
a. indien de subsidieontvanger voor het uitoefenen van zijn activiteiten huisvesting behoeft en de huisvestingslasten onderdeel uit maken van de te verstrekken subsidie, om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is;
b. indien het college toepassing geeft aan onderdeel a, tevens om het betreffende gemeentelijk vastgoed meervoudig of gezamenlijk te (laten) gebruiken;
c. indien de uitoefening van de activiteiten van de subsidieontvanger niet plaatsvindt in of op gemeentelijk vastgoed om de huisvesting waarin de activiteiten plaatsvinden in medegebruik te geven of te verhuren aan andere subsidieontvangers van de gemeente teneinde meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende vastgoed te realiseren.
Hoofdstuk 5 Tussentijdse verantwoording en vorming bestemmingsfonds
Artikel 5:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording
De subsidieontvanger dient uiterlijk op 30 april 2026, 2027 en 2028 een tussentijdse verantwoording in over respectievelijk het kalenderjaar 2025, 2026 en 2027.
Artikel 5:2 Wijze van tussentijdse verantwoording
De tussentijdse verantwoording bestaat uit:
a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies;
b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies;
c. een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat conform artikel 6 van de Richtlijnen verantwoording subsidies; en
d. een verklaring dat de verantwoording over het betreffende kalenderjaar juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.
Het inhoudelijk verslag bevat in ieder geval:
a. een toelichting op de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de subsidieaanvraag;
b. een toelichting op en beschrijving van de activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering, publieksbereik en duurzaamheid, en de mate van naleving van de Fair Practice Code alsmede de eisen van goed werkgeverschap en fair pay;
c. een toelichting op de positionering van de instelling en het belang dat het voor de stad dient;
d. de actuele bestuurssamenstelling, met vermelding van eventuele bestuursmutaties, inclusief het geldende rooster van aftreden en een korte passage over de wijze waarop naleving van de principes van de Governance Code Cultuur in de organisatie zijn geborgd;
e. een toelichting op de behaalde resultaten van de in de aanvraag gestelde doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie, op de wijze waarop mogelijke barrières worden weggenomen en hoe er gestreefd wordt naar een inclusief klimaat binnen de instelling;
f. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor scholen, een evaluatie op de gestelde educatieaanpak en op het bereik van de programma’s;
g. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van talentontwikkelingsprogramma’s voor makers, een evaluatie van de aanpak en de invulling van de trajecten van de makers.
Artikel 5:3 Vorming bestemmingsfonds
Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling
Artikel 6:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling
In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 30 april 2029.
Artikel 6:2 Wijze van verantwoorden
De aanvraag tot vaststelling bevat:
a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over de periode van 2025 tot en met 2028 conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende inhoudelijke verslagen over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2028;
b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over de periode 2025 tot en met 2028 conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende financiële verslagen over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2028;
c. een controleverklaring over het financieel eindverslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk eindverslag met het financieel eindverslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat conform artikel 6 van de Richtlijnen verantwoording subsidies;
d. een verklaring dat de verantwoording over de kalenderjaren 2025 tot en met 2028 juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model; en
e. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingsstukken en de eindverantwoording.
Het inhoudelijk eindverslag bevat in ieder geval:
a. een toelichting op de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de subsidieaanvraag;
b. een toelichting op en beschrijving van de activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering, publieksbereik en duurzaamheid, en de mate van naleving van de Fair Practice Code alsmede de eisen van goed werkgeverschap en fair pay;
c. een toelichting op de positionering van de instelling en het belang dat het voor de stad dient;
d. de actuele bestuurssamenstelling, met vermelding van eventuele bestuursmutaties, inclusief het geldende rooster van aftreden en een korte passage over de wijze waarop naleving van de principes van de Governance Code Cultuur in de organisatie zijn geborgd;
e. een toelichting op de behaalde resultaten van de in de aanvraag gestelde doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie, op de wijze waarop mogelijke barrières worden weggenomen en hoe er gestreefd wordt naar een inclusief klimaat binnen de instelling;
f. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor scholen, een evaluatie op de gestelde educatieaanpak en op het bereik van de programma’s;
g. een beschrijving van de activiteiten op het gebied van talentontwikkelingsprogramma’s voor makers, een evaluatie van de aanpak en de invulling van de trajecten van de makers.
Artikel 6:3 Termijn vaststelling subsidie
In afwijking van artikel 20, eerste lid, van de ASV stelt het college de subsidie vast binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling.
Hoofdstuk 7 Subsidie symfonieorkest
Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een symfonieorkest dat:
a. in hoge mate bijdraagt aan het muzikale klimaat in Den Haag;
b. naast de reguliere programmering binnen de daarvoor bestemde locaties, ook alternatieve concertformules en programma’s ontwikkelt;
c. een breder publiek met het orkest en met oude, klassieke en nieuwe muziek kan laten kennismaken;
d. verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van talentontwikkeling en voor cultuureducatie en cultuurparticipatieprogramma’s in Den Haag; en
e. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.
Artikel 7:2 Hoogte van de subsidie
Hoofdstuk 8 Subsidie multidisciplinair productie-ontwikkelhuis
Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een multidisciplinair productie-ontwikkelhuis dat:
a. als kernactiviteit heeft het faciliteren, begeleiden en stimuleren van talentvolle of innovatieve makers binnen de podiumkunsten en met name binnen de hedendaagse Haagse danscultuur;
b. de activiteiten van de makers gedurende het jaar voor het publiek vertoont zowel in Den Haag, op het eigen podium, als ook elders in het land;
c. binnen de programmering ruimte biedt aan nationale en internationale makers;
d. actief en aantoonbaar culturele activiteiten voornamelijk ontplooit in dan wel ten behoeve van Den Haag;
e. beschikt over de benodigde kennis, faciliteiten en netwerken van professionele partners die van belang zijn voor makers en hun ontwikkeling; en
f. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.
Artikel 8:2 Hoogte van de subsidie
Hoofdstuk 9 Subsidie dansgezelschap
Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een dansgezelschap dat:
a. het hele jaar door voorziet in de verzorging van grootschalig, onderscheidend hedendaags dansaanbod in een internationale context;
b. een belangrijke bijdrage levert aan het Haagse, nationale en internationale danserfgoed;
c. oog heeft voor excellentie en talentontwikkeling;
d. vernieuwing en pluriformiteit, alsmede educatie- en participatie-activiteiten voor jong en oud heeft opgenomen in het eigen beleid;
e. actief inzet op het aantrekken van doelgroepen uit Den Haag die om uiteenlopende redenen minder snel een dansvoorstelling bezoeken; en
f. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.
Artikel 9:2 Hoogte van de subsidie
Hoofdstuk 10 Subsidie grootstedelijk poppodium
Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een grootstedelijk poppodium dat:
a. een uitgebreid, breed, veelzijdig en doorlopend popprogramma heeft zowel voor het eigen podia als voor diverse andere poppodia in Den Haag;
b. diverse podia heeft, waaronder één met een schaalgrootte van minimaal 1000 bezoekers;
c. evenementen en initiatieven ontwikkelt waarmee nieuwe doelgroepen vanuit Den Haag, maar ook van daarbuiten, kunnen worden aangetrokken;
d. medeverantwoordelijkheid draagt voor de Haagse keten van poppodia en -initiatieven in de stad op het gebied van talentontwikkeling;
e. een belangrijke speler is in het Haagse uitgaansleven en als zodanig een bijdrage levert aan een bloeiende nachtcultuur;
f. mede-aanjager is van pluriformiteit binnen huidige en nieuwe muziekstromingen; en
g. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.
Artikel 10:2 Hoogte van de subsidie
Hoofdstuk 11 Subsidie nationaal theatergezelschap
Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een nationaal theatergezelschap, dat:
a. hoogwaardig theateraanbod voor de grote zalen in Den Haag waarborgt;
b. een stad overstijgende uitstraling heeft, een jeugdgezelschap heeft en een ontwikkelplek is voor regietalenten en jonge theatermakers;
c. verantwoordelijkheid draagt voor talentontwikkeling;
d. programma’s opzet ten behoeve van cultuureducatie en -participatie voor jong en oud;
e. publieksgroepen uit Den Haag actief betrekt bij programma’s die om uiteenlopende redenen minder snel theaterproducties bezoeken; en
f. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.
Artikel 11:2 Hoogte van de subsidie
Hoofdstuk 12 Subsidie filmhuis voor niet-commerciële films
Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor de exploitatie van een filmhuis voor niet-commerciële films, dat:
a. het hele jaar door in Den Haag films uit verschillende landen vertoont, van internationale klassiekers tot hedendaagse kwaliteitsfilms;
b. met haar programmering en randprogrammering wereldwijde onderwerpen agendeert en op die gebieden de samenwerking aangaat met relevante partners;
c. educatieprogramma’s ontwikkelt en door het bieden van een podium aan jonge, bij voorkeur Haagse, filmmakers verantwoordelijkheid draagt voor talentontwikkeling en vernieuwing binnen de filmsector;
d. kennis op het gebied van filmfestivals, filmeducatie, digitalisering en mediawijsheid deelt en in samenwerking met regionale, nationale en internationale organisaties ontwikkelt; en
e. samenwerking zoekt met partners uit andere kunstdisciplines.
Artikel 12:2 Hoogte van de subsidie
Hoofdstuk 13 Overige bepalingen
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 - categorie C Den Haag 2023.