Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023
CiteertitelSubsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpSubsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-10-2023nieuwe regeling

10-10-2023

gmb-2023-437297

RIS316718 OCW/10607085

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023

Toelichting

 

Op 7 september 2023 heeft de gemeenteraad het Beleidskader Kunst en Cultuur 2025-2028 - Ruimte voor ontwikkeling (hierna: beleidskader) (RIS315711) vastgesteld. Het beleidskader bevat de doelen van het Haagse kunst- en cultuurbeleid voor de periode van 2025 tot en met 2028, het bijbehorende subsidiestelsel en de beschikbare budgetten.

 

Het subsidiestelsel bestaat uit een aantal begrotingssubsidies en drie verschillende subsidieregelingen: een subsidieregeling per categorie A, B en C zoals genoemd in het beleidskader. Elke subsidieregeling heeft eigen subsidieplafonds en afgestemde voorwaarden en criteria. Dit is de subsidieregeling voor categorie B.

 

De Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023 is een regeling voor vierjarige subsidies, de hoogte van de subsidies kan variëren tussen de € 50.000,- en € 1.125.000,-. De subsidieaanvragen worden op kwaliteit beoordeeld volgens de in de subsidieregeling opgenomen beoordelingscriteria. De subsidieregeling kent een algemene tender, waarbinnen kan worden aangevraagd vanuit elke (combinatie van) kunstdiscipline(s). Vanwege het belang dat de gemeente Den Haag hecht aan de Cultuurankerfuncties, de functie van het Openluchttheater Zuiderpark en een plek voor een literatuurfestival in het subsidiebestel zijn deze geborgd in de subsidieregeling. De Cultuurankerfuncties en de functie van het Openluchttheater Zuiderpark zijn van een eigen subsidieplafond voorzien. De functie literatuurfestival is geborgd binnen de algemene tender.

 

Voor de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen vraagt het college advies aan de onafhankelijke Adviescommissie Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2025-2028 (RIS314386). Deze adviescommissie bestaat uit dertien kernleden (inclusief de voorzitter) en twintig disciplineleden. De commissieleden beschikken over expertise op één of meer van de volgende disciplines of gebieden: muziek (oud, klassiek, nieuw, muziektheater, pop, jazz, urban, elektronisch), theater, dans, letteren, film, beeldende kunst, musea en collectiebeheer, festivals, jongerencultuur, cultuureducatie en cultuurparticipatie.

 

Categorie A uit het beleidskader wordt verder uitgewerkt in de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie A en categorie C uit het beleidskader in de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie C.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

  • -

    het Beleidskader Kunst en Cultuur 2025-2028;

 

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 categorie B Den Haag 2023:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- adviescommissie:

door het college ingestelde Adviescommissie Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2025-2028 Den Haag (RIS314386);

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- Code Diversiteit & Inclusie:

gedragscode van, voor en door de Nederlandse culturele en creatieve sector met als doel dat de culturele en creatieve sector de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving representeert;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- culturele instelling:

instelling die gericht is op beeldende kunst, muziek, theater, mode, letteren, spoken word, film, dans, design, games, urban, cultuureducatie en -participatie of een andere vorm van kunst of cultuur;

- cultuureducatie:

ontwikkelen en aanbieden van cultuureducatie-aanbod ten behoeve van het onderwijs.

- Fair Practice Code:

gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie inhoudende regelingen en richtlijnen ter verbetering van het verdienvermogen en ontwikkelingsperspectieven voor werkenden op basis van de kernwaarden solidariteit, diversiteit, vertrouwen, duurzaamheid en transparantie;

- gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van de gemeente Den Haag;

- Governance Code Cultuur:

gedragscode die een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties biedt;

- maker:

individuele professionele cultuurbeoefenaar, die werkzaam is in de culturele sector, met of zonder vooropleiding, bij wie in ieder geval het creatieve maakproces de kern van de werkzaamheden omvat;

- overschot:

resultaat in een kalenderjaar dat volgt uit de jaarlijkse resultaatsverdeling en dat naar evenredigheid van de inkomstenverdeling is toe te schrijven aan de gemeentelijke subsidie op grond van deze regeling;

- Richtlijnen verantwoording subsidies:

Richtlijnen verantwoording subsidies Den Haag 2020;

- talentontwikkeling:

proces van het identificeren, ondersteunen en bevorderen van het talent van individuen met uitzonderlijke vaardigheden en potentieel binnen de kunst- en cultuursector, buiten de context van formeel onderwijs.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 genoemde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van deze regeling is om in en ten behoeve van de stad Den Haag te zorgen voor:

    a. een breed toegankelijk, veelzijdig en kwalitatief hoogwaardig aanbod van kunst en cultuur;

    b. een vitale, weerbare en duurzame kunst- en cultuursector;

    c. het bevorderen van diversiteit en inclusie in de kunst- en cultuursector;

    d. een leven lang kunst- en cultuureducatie;

    e. een levendig makersklimaat.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van deze regeling is een volwaardige culturele Haagse infrastructuur met lokale, regionale, nationale en internationale betekenis.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de volgende activiteiten die worden uitgevoerd in de periode van 2025 tot en met 2028:

  • a. de activiteiten kunst en cultuur categorie B – algemeen als bedoeld in artikel 7:1;

    b. het exploiteren van een cultuuranker in één van de stadsdelen Centrum, Escamp, Haagse Hout, Laak, Scheveningen of Segbroek als bedoeld in artikel 8:1; of

    c. het exploiteren van het Openluchttheater Zuiderpark als bedoeld in artikel 9:1.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan culturele instellingen die rechtspersoon zijn met volledige rechtsbevoegdheid en zich minimaal twee jaar professioneel en beroepsmatig bezighouden met kunst en cultuur in Den Haag.

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als genoemd in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komt de btw over de gesubsidieerde kosten voor zover die btw niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

 

Artikel 1:7 Indexatie

  • 1.

    Het college indexeert de verleende subsidie voor de kalenderjaren 2025, 2026, 2027 en 2028, ongeacht het geldend subsidieplafond en de in de artikelen 7:2, 8:2 en 9:2 genoemde maximale subsidiebedragen, op basis van de door de Rijksoverheid gepubliceerde meicirculaire gemeentefonds voor het betreffende kalenderjaar, met de volgende indicatoren en wegingsfactoren:

    a. loonvoet sector overheid voor 70%;

    b. prijs bruto overheidsinvesteringen voor 15%; en

    c. prijs materiële overheidsconsumptie voor 15%.

  • 2.

    Het college kan de wijze van indexering aanpassen indien er wijzigingen optreden in de manier waarop de Rijksoverheid gemeenten compenseert voor inflatie.

 

Artikel 1:8 Adviescommissie

  • 1.

    Het college legt de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie voor advies voor aan de adviescommissie.

  • 2.

    De adviescommissie geeft voor elk van de activiteiten als genoemd in artikel 1:4 een advies over:

    a. het aantal toe te kennen punten; en

    b. de hoogte van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    Bij de activiteiten als genoemd in artikel 1:4, onderdeel b, geeft de adviescommissie het advies per stadsdeel.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, derde lid, van de ASV legt elke aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een uittreksel van de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met de huidige bestuurssamenstelling, niet ouder dan één jaar;

    b. een kopie van een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon met de geldende statuten;

    c. de jaarrekening over 2022 inclusief de balans en de winst- en verliesrekening;

    d. het jaarverslag over 2022;

    e. de current ratio en solvabiliteitsratio op 31 december 2022; en

    f. een actueel meerjarenonderhoudsplan indien de aanvrager kosten voor onderhoud heeft opgenomen in de begroting.

  • 2.

    Als de aanvrager Btw-plichtig is legt hij, in aanvulling op artikel 8, tweede lid, van de ASV, tevens de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als btw belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare btw; en

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken.

  • 3.

    Als een subsidie wordt aangevraagd van € 100.000,- of minder per kalenderjaar is het eerste lid, onderdeel e, niet van toepassing.

  • 4.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde aanvraagformulier en de bijhorende formats.

  • 5.

    Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier tijdig is ingediend conform artikel 2:2 en alle op het formulier vermelde bijlagen zijn bijgevoegd.

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie uitsluitend ingediend per e-mail via kunstenplan@denhaag.nl en subsidies@denhaag.nl in de periode van 22 januari 2024 om 00:00 uur tot en met 1 februari 2024 om 23:59 uur.

  • 2.

    Een aanvrager kan op basis van deze regeling per aanvraagtermijn slechts één aanvraag indienen, voor één van de in het vorige lid genoemde activiteiten.

  • 3.

    Het college kan besluiten voor de activiteiten als genoemd in artikel 1:4, onderdelen b en c, een tweede aanvraagtermijn vast te stellen.

  • 4.

    Als een aanvrager binnen een aanvraagtermijn twee of meer aanvragen indient op basis van deze regeling vindt loting door het college plaats waarbij alleen de eerst getrokken aanvraag in behandeling wordt genomen.

 

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV, beslist het college uiterlijk 30 september 2024 op de aanvraag.

  • 2.

    Als het college op basis van artikel 2:2, tweede lid, een tweede aanvraagtermijn instelt, beslist het college uiterlijk 10 weken na het sluiten van de tweede aanvraagtermijn op de aanvraag om subsidie.

  • 3.

    Het college kan de beslistermijnen uit de vorige leden eenmaal verlengen met maximaal 6 weken.

 

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste tot en met vierde lid, van de ASV kan het college een subsidie weigeren als uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager naar gangbare bedrijfseconomische principes financieel ongezond is.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste tot en met vierde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

    a. de te subsidiëren activiteiten niet zullen worden uitgevoerd in de periode van 2025 tot en met 2028;

    b. aan de aanvrager subsidie is of zal worden verleend op grond van de Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2025-2028 – categorie C Den Haag 2023; of

    c. aan de aanvrager over het kalenderjaar 2025 een begrotingssubsidie is of zal worden verleend door het college.

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en bevoorschotting

 

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 12 en 13 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de controle door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt en of de subsidie rechtmatig, doelmatig en doeltreffend wordt besteed;

    b. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoeken die tot doel hebben de samenstelling van het publiek van Haagse culturele instellingen in kaart te brengen, waaronder het publieksonderzoek dat in opdracht van de gemeente wordt uitgevoerd; en

    c. de subsidieontvanger is verplicht in ieder geval en zo spoedig mogelijk afwijkingen te melden van 20% of hoger van de inhoudelijke resultaten of de besteding van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    a. indien de subsidieontvanger voor het uitoefenen van zijn activiteiten huisvesting behoeft en de huisvestingslasten onderdeel uitmaken van de te verstrekken subsidie, om de activiteiten van de subsidieontvanger te laten plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, voor zover het gemeentelijk vastgoed geschikt is om deze activiteiten uit te oefenen, of daartoe redelijkerwijs geschikt te maken is;

    b. indien het college toepassing geeft aan onderdeel a, tevens om het betreffende gemeentelijk vastgoed meervoudig of gezamenlijk te gebruiken of te laten gebruiken;

    c. indien de activiteiten niet plaatsvinden in of op gemeentelijk vastgoed, om de huisvesting waarin de activiteiten plaatsvinden in medegebruik te geven of te verhuren aan andere subsidieontvangers van de gemeente teneinde meervoudig of gezamenlijk gebruik van het betreffende vastgoed te realiseren.

 

Artikel 4:2 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats volgens het ritme van uitbetaling gemeentefonds:

    - Januari 15%

    - Februari 7%

    - Maart 7%

    - April 7%

    - Mei 15%

    - Juni 7%

    - Juli 7%

    - Augustus 7%

    - September 3%

    - Oktober 11%

    - November 14%

  • 2.

    Het college kan de bevoorschotting op verzoek van de subsidieontvanger aanpassen als dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is gelet op de doelmatigheid of doeltreffendheid van de subsidie.

 

Hoofdstuk 5 Tussentijdse verantwoording en vorming bestemmingsfonds

 

Artikel 5:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

De subsidieontvanger dient uiterlijk op 30 april 2026, 30 april 2027 en 30 april 2028 een tussentijdse verantwoording in over respectievelijk het kalenderjaar 2025, 2026 en 2027.

 

Artikel 5:2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    De tussentijdse verantwoording bestaat uit:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en conform de Richtlijnen verantwoording subsidies; en

    c. een verklaring dat de verantwoording over het betreffende kalenderjaar juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend conform het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat in ieder geval:

    a. een toelichting op de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de subsidieaanvraag;

    b. een toelichting op en beschrijving van de activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering, publieksbereik en duurzaamheid, en de mate van naleving van de Fair Practice Code alsmede de eisen van goed werkgeverschap en fair pay;

    c. een toelichting op de positionering van de instelling en het belang dat het voor de stad dient;

    d. de actuele bestuurssamenstelling, met vermelding van eventuele bestuursmutaties, inclusief het geldende rooster van aftreden en een korte passage over de wijze waarop naleving van de principes van de Governance Code Cultuur in de organisatie zijn geborgd;

    e. een toelichting op de behaalde resultaten van de in de aanvraag gestelde doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie, op de wijze waarop mogelijke barrières worden weggenomen en hoe er gestreefd wordt naar een inclusief klimaat binnen de instelling;

    f. voor organisaties met als hoofdtaak cultuureducatie: een beschrijving van de activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor scholen, een evaluatie op de gestelde educatieaanpak en op het bereik van de programma’s;

    g. voor organisaties met als hoofdtaak talentontwikkeling: een beschrijving van de activiteiten op het gebied van talentontwikkelingsprogramma’s voor makers, een evaluatie van de aanpak en de invulling van de trajecten van de makers.

  • 3.

    Voor zover van toepassing, bevat het financieel verslag in ieder geval een expliciete vermelding met toelichting van het overschot in het betreffende kalenderjaar en van het bestemmingsfonds als bedoeld in artikel 5:4.

  • 4.

    Bij de subsidieverlening kan worden afgeweken van de vorige leden.

 

Artikel 5:3 Aanvullende tussentijdse verantwoording subsidies van meer dan € 100.00,-

Als een verleende subsidie zonder de indexaties als bedoeld in artikel 1:7 meer bedraagt dan € 100.000,- per kalenderjaar, bevat de tussentijdse verantwoording in aanvulling op artikel 5:2 tevens een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat, conform artikel 6 van de Richtlijnen verantwoording subsidies.

 

Artikel 5:4 Vorming bestemmingsfonds

  • 1.

    Een overschot in het kalenderjaar 2025, 2026 of 2027 mag worden toegevoegd aan een bestemmingsfonds meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur Den Haag 2025-2028. Het bestemmingsfonds mag in totaal niet meer bevatten dan 10% van de voor het betreffende kalenderjaar verleende subsidie.

  • 2.

    Het college kan toestemming verlenen voor een hoger percentage dan 10% als bedoeld in het vorige lid als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is gelet op de doelmatigheid of doeltreffendheid van de verleende subsidie. Het college kan aan de toestemming nadere eisen verbinden.

  • 3.

    Het bestemmingsfonds mag uitsluitend worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

 

Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling

 

Artikel 6:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 30 april 2029.

 

Artikel 6:2 Wijze van verantwoorden

De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over de periode van 2025 tot en met 2028 conform artikel 17, vierde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende inhoudelijke verslagen over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2028;

b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over de periode 2025 tot en met 2028 conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV en de Richtlijnen verantwoording subsidies. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende financiële verslagen over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2028;

c. een verklaring dat de verantwoording over de kalenderjaren 2025 tot en met 2028 juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model; en

d. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingsstukken en de eindverantwoording.

  • 2.

    Het inhoudelijk eindverslag bevat in ieder geval:

    a. een toelichting op de gerealiseerde activiteiten ten opzichte van de subsidieaanvraag;

    b. een toelichting op en beschrijving van de activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering, publieksbereik en duurzaamheid, en de mate van naleving van de Fair Practice Code alsmede de eisen van goed werkgeverschap en fair pay;

    c. een toelichting op de positionering van de instelling en het belang dat het voor de stad dient;

    d. de actuele bestuurssamenstelling, met vermelding van eventuele bestuursmutaties, inclusief het geldende rooster van aftreden en een korte passage over de wijze waarop naleving van de principes van de Governance Code Cultuur in de organisatie zijn geborgd;

    e. een toelichting op de behaalde resultaten van de in de aanvraag gestelde doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie, op de wijze waarop mogelijke barrières worden weggenomen en hoe er gestreefd wordt naar een inclusief klimaat binnen de instelling;

    f. voor organisaties met als hoofdtaak cultuureducatie: een beschrijving van de activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor scholen, een evaluatie op de gestelde educatieaanpak en op het bereik van de programma’s;

    g. voor organisaties met als hooftaak talentontwikkeling: een beschrijving van de activiteiten op het gebied van talentontwikkelingsprogramma’s voor makers, een evaluatie van de aanpak en de invulling van de trajecten van de makers.

  • 3.

    Bij de subsidieverlening kan worden afgeweken van de vorige leden.

 

Artikel 6:3 Aanvullende wijze van verantwoorden subsidies van meer dan € 100.00,- per kalenderjaar

Als een verleende subsidie zonder de indexaties als bedoeld in artikel 1:7 meer bedraagt dan € 100.000,- per kalenderjaar, bevat de aanvraag tot vaststelling in aanvulling op artikel 6:2 tevens een controleverklaring over het financieel eindverslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk eindverslag met het financieel eindverslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat, conform artikel 6 van de Richtlijnen verantwoording subsidies.

 

Artikel 6:4 Termijn vaststelling subsidie

In afwijking van artikel 20, eerste lid, van de ASV stelt het college de subsidie vast binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling.

 

Hoofdstuk 7 Specifieke bepalingen subsidie categorie B - algemene tender

 

Artikel 7:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die:

  • a. bijdragen aan het doel van deze regeling als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid; en

    b. niet bestaan uit de activiteiten als bedoeld in artikel 1:4, onderdelen b en c.

 

Artikel 7:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 50.000,- en maximaal €1.125.000,- per kalenderjaar.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 7:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 10.194.000,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Artikel 7:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk. Bij de rangschikking kent het college op grond van de artikelen 7:5, 7:6 en 7:7 punten toe aan de hand van de volgende criteria met het volgende maximum aantal punten:

    a. artistiek-inhoudelijk beleid, maximaal 25 punten;

    b. zakelijk beleid, maximaal 25 punten;

    c. diversiteit en inclusie, maximaal 20 punten.

  • 2.

    Aanvragen komen alleen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking als:

    a. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium artistiek-inhoudelijk beleid; en

    b. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium zakelijk beleid.

  • 3.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde subsidieplafond verdeelt het college de subsidie op de volgende wijze:

    a. de aanvraag voor een literatuurfestival dat het hoogste aantal punten toegewezen heeft gekregen van alle aanvragen voor een literatuurfestival krijgt nummer 1 in de rangorde;

    b. alle overige aanvragen worden gerangschikt vanaf nummer 2, op basis van het toegewezen aantal punten;

    c. het college verleent de subsidie in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor dit hoofdstuk vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Als meerdere aanvragen voor een literatuurfestival hetzelfde hoogste aantal punten toegewezen hebben gekregen, vindt loting door een notaris plaats, tenzij al deze aanvragen kunnen worden gehonoreerd op basis van onderdeel c in het vorige lid.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, vindt loting door een notaris plaats. Een aanvraag die op zichzelf gezien bij toewijzing ervan zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, blijft hierbij buiten beschouwing.

 

Artikel 7:5 Deelcriteria

  • 1.

    Voor aanvragers die niet als hoofdtaak cultuureducatie of talentontwikkeling hebben, bestaan de criteria als genoemd in artikel 7:4, eerste lid, uit de deelcriteria als bedoeld in de volgende leden. Per deelcriterium wordt minimaal één punt en maximaal vijf punten toegekend.

  • 2.

    Het criterium artistiek-inhoudelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. samenhang binnen het artistieke profiel: de mate waarin de programmering niet het vertrekpunt, maar een integraal onderdeel is van de artistieke en zakelijke ambities en het diversiteit- en inclusiebeleid van de aanvrager;

    b. vakdeskundigheid: de vaardigheid en vakbekwaamheid van de bij de instelling betrokken professionals of, voor ondersteunende partijen, de wijze waarop zij zich ten dienste stellen van de relevante sectoren;

    c. zeggingskracht: de mate waarin het werk van de aanvrager het publiek aanspreekt. De aanvrager is in staat haar publiek te raken, ontroeren, vermaken, prikkelen, inspireren of aan het denken te zetten;

    d. oorspronkelijkheid: de mate waarin de aanvraag een herkenbare artistieke signatuur heeft, onlosmakelijk verbonden met de aanvrager. Deze levert hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de Haagse culturele sector; en

    e. vernieuwing of experiment: de mate waarin de aanvrager een bijdrage levert aan de artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de culturele sector waarin ze opereert, bijvoorbeeld door middel van vernieuwing, experiment, nieuwe kunstvormen of het aangaan van een voor de aanvrager niet eerder bestaande samenwerking. De initiatieven passen bij deze tijd of anticiperen op de toekomst, en er is daarbij aandacht voor nieuwe generaties van zowel publiek als makers, en nieuwe kunstvormen.

  • 3.

    Het criterium zakelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. gezonde bedrijfsvoering: de mate waarin de aanvrager een duidelijke visie op bedrijfsvoering heeft die integraal onderdeel uitmaakt van de algemene missie en visie van de aanvrager, en die blijkt uit:

    1º een realistische en sluitende meerjarenbegroting en activiteitenplan die passend zijn bij de slagkracht van de aanvrager en het aangevraagde subsidiebedrag;

    2º een evenwichtige financieringsmix;

    3º een beleid waarin bewuste keuzes zijn gemaakt met betrekking tot duurzaamheid en daarmee het verkleinen van de ecologische voetafdruk; en

    4º financiële reserves die in verhouding staan tot de financiële risicoanalyse van de aanvrager;

    b. goed werkgeverschap: de mate waarin de aanvrager de Governance Code Cultuur toepast en een duurzaam personeelsbeleid voert en de mate waarin de aanvrager de Fair Practice Code nastreeft –pas toe of leg uit-, waarbij het principe van fair pay een belangrijk instrument is;

    c. relatie publiek: de mate waarin de aanvrager in staat is om het beoogde publiek te bereiken door ontwikkelingen in publiekssamenstelling en -gedrag te monitoren en daarop te acteren;

    d. positionering en samenwerking: de mate waarin de aanvrager zich bewust is van de eigen positionering en aantoonbaar opereert in samenhang met andere organisaties binnen en buiten de cultuursector en logische en gelijkwaardige samenwerkingspartners heeft in de hele stad, in zowel het centrum als de overige stadsdelen, passend bij de omvang en ambities van de aanvrager, blijkend uit: een heldere reflectie op de eigen positionering in de lokale, stedelijke, regionale, nationale of internationale context; en

    e. belang voor Den Haag: de mate waarin de aanvrager duidelijk maakt welke maatschappelijke rol zij inneemt, of wil innemen, in Den Haag en daarmee het belang van de stad Den Haag dient.

  • 4.

    Het criterium diversiteit en inclusie bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. reflectie: de mate waarin de aanvrager in de aanvraag reflecteert op diversiteit en inclusie -pas toe of leg uit- en aan de hand daarvan een duidelijke visie op dit onderwerp heeft, onder meer blijkend uit SMART geformuleerde doelstellingen;

    b. ambitieniveau: het ambitieniveau van de aanvraag op het gebied van diversiteit en inclusie, passend bij de omvang en aard van de aanvrager, onder meer blijkend uit een nulmeting conform de scan uit de code diversiteit en inclusie, passende ambities of streefcijfers;

    c. toegankelijkheid: de mate waarin de aanvrager initiatieven onderneemt om de financiële, sociale, fysieke en digitale drempels weg te nemen om meer nieuwe publiekgroepen of een bredere mix van doelgroepen te bereiken; en

    d. inclusief klimaat: de mate waarin de aanvrager zorgt voor een inclusief klimaat voor personeel, publiek en partners en waarin diversiteit en inclusie belangrijk zijn bij de samenstelling van producties en programma’s.

 

Artikel 7:6 Deelcriteria instellingen met hoofdtaak cultuureducatie

  • 1.

    Voor aanvragers met als hoofdtaak cultuureducatie bestaan de criteria als genoemd in artikel 7:4, eerste lid, uit de in de volgende leden bedoelde deelcriteria. Per deelcriterium wordt minimaal één punt en maximaal vijf punten toegekend.

  • 2.

    Het criterium artistiek-inhoudelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. samenhang binnen het artistieke profiel: de mate waarin de programmering niet het vertrekpunt, maar een integraal onderdeel is van de artistieke en zakelijke ambities en het diversiteit- en inclusiebeleid van de aanvrager;

    b. vakdeskundigheid: de mate van vakbekwaamheid van de bij de aanvraag betrokken professionals, onder meer blijkend uit de pedagogisch-didactische vaardigheid van de aanvrager in combinatie met de praktische of theoretische onderbouwing van de voorgestelde educatieaanpak en de wijze waarop de kwaliteit van de educatieprogramma’s wordt geborgd en geëvalueerd;

    c. zeggingskracht: de mate waarin het werk van de aanvrager de doelgroep aanspreekt. De aanvrager heeft een inclusief, betekenisvol en toegankelijk cultuureducatieaanbod en zorgt ervoor dat de belevingswereld van het kind en de jongere wordt meegenomen;

    d. oorspronkelijkheid: de mate waarin de aanvraag een herkenbare artistieke signatuur heeft, onlosmakelijk verbonden met de aanvrager. Deze levert hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de Haagse culturele sector; en

    e. vernieuwing of experiment: de mate waarin de aanvrager een bijdrage levert aan de artistiek-inhoudelijke en pedagogisch-didactische ontwikkeling van de culturele sector waarin ze opereert, bijvoorbeeld door middel van vernieuwing, experiment of het aangaan van een voor de aanvrager niet eerder bestaande samenwerking. De initiatieven passen bij deze tijd of anticiperen op de toekomst, en er is daarbij aandacht voor nieuwe generaties van zowel publiek als makers, en nieuwe kunstvormen.

  • 3.

    Op het criterium zakelijk beleid is artikel 7:5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Op het criterium diversiteit en inclusie is artikel 7:5, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 7:7 Deelcriteria instellingen met hoofdtaak talentontwikkeling

  • 1.

    Voor aanvragers met als hoofdtaak talentontwikkeling bestaan de criteria als genoemd in artikel 7:4, eerste lid, uit de in de volgende leden bedoelde deelcriteria. Per deelcriterium wordt minimaal één punt en maximaal vijf punten toegekend.

  • 2.

    Het criterium artistiek-inhoudelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. samenhang binnen het artistieke profiel: de mate waarin de activiteiten niet het vertrekpunt, maar een integraal onderdeel zijn van de artistieke en zakelijke ambities en het diversiteit- en inclusiebeleid van de aanvrager;

    b. vakdeskundigheid: de mate van vakinhoudelijke vaardigheid van de bij de aanvraag betrokken professionals en de mate waarin zij beschikken over de noodzakelijke specifieke deskundigheid en een relevant netwerk;

    c. zeggingskracht: de mate waarin het werk van de aanvrager de doelgroep aanspreekt. De aanvrager begeleidt makers vanuit een kwalitatieve visie op de coaching, ontwikkeling en het stimuleren talent, en zij is in staat om makers uit te dagen om over grenzen heen te kijken;

    d. oorspronkelijkheid: de mate waarin de aanvraag een herkenbare artistieke signatuur heeft, onlosmakelijk verbonden met de aanvrager. Deze levert hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan de Haagse culturele sector; en

    e. vernieuwing of experiment: de mate waarin de aanvrager een brede blik op het makerschap en een open houding ten aanzien van nieuwe kunstvormen en disciplinegrenzen heeft, en daarbij ook oog heeft voor makers die zich op andere wijze dan via een traditionele kunstvakopleiding ontwikkeld hebben.

  • 3.

    Op het criterium zakelijk beleid is artikel 7:5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Op het criterium diversiteit en inclusie is artikel 7:5, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 8 Specifieke bepalingen subsidie cultuurankers

 

Artikel 8:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor het exploiteren van een cultuuranker in één van de stadsdelen Centrum, Escamp, Haagse Hout, Laak, Scheveningen of Segbroek door middel van het ontplooien van culturele activiteiten die:

  • a. kwalitatief goede en toegankelijke kunst en cultuur dichtbij de bewoners van het betreffende stadsdeel brengen door middel van co-creatie of vraaggericht werken;

    b. laagdrempelig zijn; en

    c. voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028 een jaarrond cultureel programma vormen.

 

Artikel 8:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 50.000,- en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt voor het stadsdeel waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 8:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk geldt een subsidieplafond van € 4.286.000,- per kalenderjaar met de volgende deelplafonds:

    a. € 911.000,- per kalenderjaar voor stadsdeel Centrum;

    b. € 1.125.000,- per kalenderjaar voor stadsdeel Escamp;

    c. € 214.000,- per kalenderjaar voor stadsdeel Haagse Hout;

    d. € 750.000,- per kalenderjaar voor stadsdeel Laak;

    e. € 643.000,- per kalenderjaar voor stadsdeel Scheveningen;

    f. € 643.000,- per kalenderjaar voor stadsdeel Segbroek.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Artikel 8:4 Wijze van verdeling: één subsidieontvanger per stadsdeel

  • 1.

    Het college brengt per stadsdeel een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk. Bij de rangschikking kent het college op grond van artikel 8:5 punten toe aan de hand van de volgende criteria met het volgende maximum aantal punten:

    a. artistiek-inhoudelijk beleid, maximaal 25 punten;

    b. zakelijk beleid, maximaal 25 punten;

    c. diversiteit en inclusie, maximaal 20 punten.

  • 2.

    Aanvragen komen alleen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking als:

    a. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium artistiek-inhoudelijk beleid; en

    b. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium zakelijk beleid.

  • 3.

    Het college verleent de subsidie per stadsdeel op basis van de aanvraag met het hoogste aantal punten.

  • 4.

    Als voor een stadsdeel twee of meer aanvragen het hoogste aantal punten hebben behaald, vindt loting door een notaris plaats.

 

Artikel 8:5 Deelcriteria

  • 1.

    De criteria als genoemd in artikel 8:4, eerste lid, bestaan uit de deelcriteria als bedoeld in de volgende leden. Per deelcriterium wordt minimaal één punt en maximaal vijf punten toegekend.

  • 2.

    Het criterium artistiek-inhoudelijk beleid bestaat uit de volgende deelcriteria:

    a. samenhang binnen het artistieke profiel: de mate waarin de programmering niet het vertrekpunt, maar een integraal onderdeel is van de artistieke en zakelijke ambities en het diversiteit- en inclusiebeleid van de aanvrager;

    b. vakdeskundigheid: de mate van vakinhoudelijke vaardigheid van de bij de aanvraag betrokken professionals en de mate waarin zij beschikken over de noodzakelijke specifieke deskundigheid en een relevant netwerk;

    c. zeggingskracht: de mate waarin de activiteiten van de aanvrager aan de volgende randvoorwaarden van cultuurparticipatie voldoen: toegankelijk, vraaggestuurd en co-creatief. In de beoordeling wordt gekeken naar de wijze waarop de niet-professionele deelnemers bij het maakproces betrokken worden en waarop het eindproduct aansluit bij de behoeften van de beoogde publieksdoelgroepen;

    d. oorspronkelijkheid: de mate waarin de aanvraag een herkenbare artistieke signatuur heeft, onlosmakelijk verbonden met de aanvrager. Deze levert hierdoor een bijzondere of zelfs unieke bijdrage aan het stadsdeel of aan de Haagse culturele sector; en

    e. vernieuwing of experiment: de mate waarin de aanvrager een bijdrage levert aan de artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de culturele sector waarin ze opereert, bijvoorbeeld door middel van vernieuwing, experiment, nieuwe kunstvormen of het aangaan van een voor de aanvrager niet eerder bestaande samenwerking. De initiatieven passen bij deze tijd of anticiperen op de toekomst, en er is daarbij aandacht voor nieuwe generaties van zowel publiek als makers, en nieuwe kunstvormen.

  • 3.

    Op het criterium zakelijk beleid is artikel 7:5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Op het criterium diversiteit en inclusie is artikel 7:5, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 9 Specifieke bepalingen subsidie Openluchttheater Zuiderpark

 

Artikel 9:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor het exploiteren van het Openluchttheater Zuiderpark door middel van het ontplooien van culturele activiteiten:

  • a. met aandacht voor de sociale functie van het buitentheater voor de omliggende wijken en de stad; en

    b. die voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028 een seizoensgebonden cultureel programma vormen.

 

Artikel 9:2 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvraag minimaal € 50.000,- en maximaal de hoogte van het subsidieplafond dat geldt.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is gelijk voor elk kalenderjaar in de periode van 2025 tot en met 2028.

 

Artikel 9:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk bedraagt het subsidieplafond € 188.000,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 4:28, onder c, van de Awb.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

 

Artikel 9:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk. Bij de rangschikking kent het college op grond van artikel 9:5 punten toe aan de hand van de volgende criteria met het volgende maximum aantal punten:

    a. artistiek-inhoudelijk beleid, maximaal 25 punten;

    b. zakelijk beleid, maximaal 25 punten;

    c. diversiteit en inclusie, maximaal 20 punten.

  • 2.

    Aanvragen komen alleen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking als:

    a. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium artistiek-inhoudelijk beleid; en

    b. 14 of meer punten zijn toegekend op grond van het criterium zakelijk beleid.

  • 3.

    Het college verleent de subsidie alleen op basis van de aanvraag met het hoogste aantal punten.

  • 4.

    Als twee of meer aanvragen bij de beoordeling de meeste punten hebben behaald, vindt loting door een notaris plaats.

 

Artikel 9:5 Deelcriteria

  • 1.

    De criteria als genoemd in artikel 9:4, eerste lid, bestaan uit de deelcriteria als bedoeld in de volgende leden. Per deelcriterium wordt minimaal één punt en maximaal vijf punten toegekend.

  • 2.

    Op het criterium artistiek-inhoudelijk beleid is artikel 7:5, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op het criterium zakelijk beleid is artikel 7:5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Op het criterium diversiteit en inclusie is artikel 7:5, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 10 Overige bepalingen

 

Artikel 10:1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 10:2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling meerjarenbeleidsplan kunst en cultuur 2025-2028 - categorie B Den Haag 2023.

 

Den Haag, 10 oktober 2023

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen